Plenair Otten bij behandeling voorstel tot herziening van het Reglement van Orde van de Eerste Kamer



Verslag van de vergadering van 8 mei 2023 (2022/2023 nr. 28)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 21.02 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Otten i (Fractie-Otten):

Voorzitter. Laat ik beginnen met de allerlaatste bepaling van het nieuwe voorgestelde Reglement van Orde: de in de vorige artikelen genoemde wijzigingen treden in werking op 13 juni 2023. Zo luidt artikel VI van de slotbepalingen van het voorgestelde nieuwe Reglement van Orde, zoals dat is bedacht door de Tijdelijke commissie actualisering Reglement van Orde, ook wel met een vreselijk acroniem aangeduid als de commissie CARO. Je zou bijna denken dat degene die de naam van deze commissie CARO heeft bedacht, de voornaam van de politiek leider van de grootste fractie in de nieuwe Eerste Kamer in gedachten had.

Bij de uitgebreide bestudering van het bestaande Reglement van Orde en het nieuwe voorgestelde Reglement van Orde van de commissie CARO kwam ik overigens tot de conclusie dat het tonen van voorwerpen onder het thans vigerende Reglement van Orde gewoon is toegestaan, ook al heb ik daar de afgelopen jaren regelmatig opmerkingen van de voorzitter over gekregen. We hebben het in dit geval dus over het verslag van de commissie CARO dat ik hier laat zien. Wat onze fractie betreft zou het toegestaan moeten blijven om cijfers, illustraties, grafieken of iets dergelijks te tonen en dat ook te faciliteren, omdat dat het debat ten goede kan komen.

In de toelichting op artikel 59 nieuw geeft de commissie CARO dit overigens zelf ook aan en wordt nu de al bestaande, door de voorzitter gehanteerde praktijk gecodificeerd dat het tonen van voorwerpen niet is toegestaan zonder toestemming, terwijl dat nu niet is opgenomen. Dit als een klein voorbeeld ter illustratie van wat er gaande is met deze herziening op de valreep voor de Kamerwisseling. Want wat hier gebeurt, en wat ook al door vorige sprekers is gememoreerd, is de codificering van praktijken die in de afgelopen jaren in de Eerste Kamer zijn gegroeid. Die worden nu nog even snel geformaliseerd in dit nieuwe Reglement van Orde en als voldongen feit gepresenteerd aan de nieuwe Eerste Kamer, met veel nieuwe leden en nieuwe fracties. Dit alles onder het voorwendsel, zoals iemand van D66 onlangs tegen mij zei, dat het gaat om het verlenen van een service aan de nieuwe Eerste Kamer. Het betreft de heer Dittrich, zoals we inmiddels weten. Het zou pas echt service aan de nieuwe Eerste Kamer zijn als de nieuwe Eerste Kamer hierover zelf zou kunnen beslissen en zij niet op de eerste vergaderdag met deze erfenis van de oude Eerste Kamer wordt geconfronteerd, die nog graag even over haar graf heen wil regeren. Overigens heb ik hierover ook al meteen bij de aanbieding van het CARO-rapport een punt van orde gemaakt.

Voorzitter. Vanaf het moment dat ik vier jaar geleden in deze Eerste Kamer kwam, en zeker vanaf 2020, heb ik met enige regelmaat in het College van Senioren gevraagd: hoe zit het nou met de herziening van het Reglement van Orde? Een bijkomend voordeel van de onlangs via de Wet open overheid openbaar gemaakte notulen van het College van Senioren is dat je daar nu heel makkelijk in kunt zoeken, met Command-F. Je zoekt gewoon op een woord en dan vind je meteen waar dat woord overal voorkomt. Daar heb ik dus veel gebruik van gemaakt. Ik zag dat ik onder andere op 9 november 2021 maar weer eens had gevraagd: hoe zit het nou toch met de herziening van het Reglement van Orde? De heer Rosenmöller van GroenLinks vroeg daar toen overigens ook naar. Dat was zeker niet de eerste keer dat ik die vraag stelde.

Uiteindelijk werd pas op 19 april 2022 de CARO ingesteld. Nooit heb ik in de vier jaar dat ik in deze Eerste Kamer zit, gesolliciteerd naar een lidmaatschap van een commissie, op één bewuste en weloverwogen uitzondering na. Dat was mijn poging om deel uit te maken van deze commissie, de commissie voor de herziening van het Reglement van Orde. Dat was omdat ik het van groot belang vond en vind dat het Reglement van Orde gemoderniseerd wordt en dat er meer transparantie komt in de wijze waarop de Eerste Kamer opereert. Ik heb dat destijds ook duidelijk gemaakt in het College van Senioren en bij de Voorzitter, maar helaas, ondanks mijn verwoede pogingen werd anders besloten.

Wat we nu zien in dit voorgestelde Reglement van Orde, is exact waar ik al bang voor was en waarom ik mij destijds ook openlijk kandideerde voor deze commissie. Dat was om te proberen de Eerste Kamer te behoeden voor de richting die een aantal grote partijen nu op willen gaan. Dat is geen modernisering, maar centralisering. De trend naar centralisatie van de besluitvorming in de Eerste Kamer, via de Huishoudelijke Commissie en de Voorzitter, die vooral sinds corona heeft plaatsgevonden, wordt nu min of meer permanent gemaakt en gecodificeerd in dit voorgestelde Reglement van Orde. De Eerste Kamer neemt hiermee de verkeerde afslag. Dit is nou precies wat je als Eerste Kamer níét moet doen als je het vertrouwen in de politiek wil vergroten. In plaats van de transparantie te vergroten, wordt de transparantie verkleind, door een Kamerbestuur in te voeren van drie Kamerleden dat in beslotenheid vergadert en dat verregaande mandaten kan verstrekken aan de Voorzitter.

Ook op andere plekken wordt de rol van de voorzitter verder verstevigd, bijvoorbeeld bij het bepalen van het moment van stemmen over ordevoorstellen en, waaraan ook al veel gememoreerd is, het bepalen van maximale spreektijden, of, sterker nog, door sprekers het woord geheel te ontnemen als dat naar het oordeel van de voorzitter nodig is. Daarbij komt dan een nieuw artikel 75, als sluitstuk, dat zegt: tegen de beslissingen van de Voorzitter ingevolge de artikelen 70 tot en met 72 staat geen beroep op de Kamer open. De Kamer kan dus hoog of laag springen, als de voorzitter "ik ontneem u het woord" zegt, is dat een voldongen feit.

Als je bijvoorbeeld de naam van de voormalige CEO van de staatsdeelneming Schiphol uitspreekt in aanwezigheid van de minister van Financiën, die daarvoor verantwoordelijk is, of als je minister Hugo de Jonge "een mislukte coronaminister" noemt, een politiek oordeel pur sang, dan kan de voorzitter je het woord ontnemen en kan de Kamer daar niks tegen ondernemen. Ik noem deze twee voorbeelden omdat de voorzitter mij hierop aansprak en dit als "beledigend" kwalificeerde. Werkelijk iedereen die ik daarna sprak, vond dit zeer bevreemdend omdat er in de Nederlandse maatschappij toch vrij brede consensus over deze kwalificatie van de betreffende minister bestond. Dat was mijn indruk.

Afgelopen donderdag, op 4 mei, was president Zelensky hier te gast. Hij sprak zeer terecht over de wenselijkheid van een tribunaal in Den Haag in verband met de oorlogsmisdaden van de Russische president Poetin. Toen ik eens een keer iemand van een andere fractie wilde aanspreken op het dreigen met tribunalen, kreeg ik een hele preek van de voorzitter dat ik dat woord hier niet mocht gebruiken, terwijl ik juist degenen die daarover begonnen en die daarmee begonnen te dreigen, wilde aanspreken. Dit ook als illustratie van hoe ten onrechte kan worden ingegrepen, zeker met het nieuwe Reglement van Orde, omdat dat nog veel meer ruimte biedt aan de voorzitter om mensen naar believen het woord te ontnemen en de microfoon dicht te draaien. Zoals een collega-Kamerlid al zei: met dit Reglement van Orde wordt het wel heel erg afhankelijk van wie de voorzitter is. En dat oordeel ben ik ook toegedaan.

De heer Schalk i (SGP):

Is de heer Otten het wel met mijn fractie eens dat datgene waar het vorige week in verband met president Zelensky over ging, van een totaal andere orde is dan wanneer wij gewoon het politieke en democratische proces met elkaar doornemen, zoals dat in deze Kamer aan de orde is?

De heer Otten (Fractie-Otten):

Ja, helemaal, helemaal. Ik heb ook getwijfeld of ik dat voorbeeld zou noemen, maar het woord is vorige week zo vaak langsgekomen. Het ging mij er juist om om de mensen aan te spreken die daarmee begonnen te dreigen. En toen kreeg ík te horen dat ik dat woord niet mocht gebruiken. Nou, dat vond ik de omgekeerde wereld en daarom geef ik dit ook als voorbeeld van hoe dat ten onrechte toen ... Blijkbaar had de voorzitter al een heel idee over hoe hij dat wilde gaan behandelen. Ik zei dat woord toen als eerste en ik kreeg daarom die hele donderpreek. Dat vond ik heel erg ten onrechte en ik heb ook van heel veel mensen gehoord: waarom word jij daar nou zo over uitgefoeterd, terwijl je dat juist bespreekbaar wilde maken bij de fractie die daarover begon. Dit voorbeeld kwam bij mij op naar aanleiding van het bezoek van vorige week. Maar dat is natuurlijk van een geheel andere orde en dat ben ik dan ook helemaal met de heer Schalk eens.

De heer Schalk (SGP):

Dat laatste hoopte ik inderdaad nog een keer te horen. Maar ik vind het wel winst dat de heer Otten overwogen heeft of het wel zo'n goed voorbeeld was. Bij twijfel moet je niet inhalen en ik zou dus heel voorzichtig zijn om die voorbeelden met elkaar te combineren. Ik denk dat iedereen zich realiseert dat het spreken over tribunalen een zodanige lading heeft dat je ook de voorzitter de ruimte moet bieden om daar zorgvuldig en meteen op te reageren. Ik heb de indruk — ik was ook bij dat debat aanwezig — dat u in ieder geval nog wel de gelegenheid kreeg om te reageren op de voorzitter, maar dat hij aangaf op welke wijze hij het niet wilde. En dat moet ook de taak van de voorzitter blijven.

De heer Otten (Fractie-Otten):

Uw indruk klopt niet, want mijn microfoon werd toen dichtgedraaid. Dus dat is niet het geval. Ik zei ook al dat ik al eens in het College van Senioren aandacht heb gevraagd voor mensen die opriepen om het parlement te bezetten. Toen heb ik een fractievoorzitter aangesproken met de opmerking: moeten we ons zorgen maken dat de hordes ons komen bestormen binnenkort? Dat werd toen buiten de orde verklaard. U zat daar volgens mij zelf ook bij, want we zitten in het CvS volgens mij vlak naast elkaar. Dat vond ik ook vreemd, want dat is toch wel iets waar ik mij zorgen over maak. Er werd ook door anderen gezegd dat je elkaar vooral ook moet kunnen aanspreken. Nou, daar was ik toen mee bezig, maar dat werd niet door de meerderheid zo gevoeld, denk ik.

De heer Schalk (SGP):

Dat klopt. Daar was ik bij. Ik herinner me dat ook en ik moet eerlijk zeggen dat ik het niet meest sterke moment van de heer Otten vond, want hij haalde niet de woorden aan van de persoon die hij toen aansprak. Overigens is die hier vandaag niet aanwezig. Hij haalde namelijk de woorden aan van iemand uit de Tweede Kamer die wel gelieerd is aan de partij die de betreffende senator toen nog aanhing.

De heer Otten (Fractie-Otten):

Dat klopt. Maar goed, we kunnen dat allemaal gaan reconstrueren, maar volgens mij hangt die die nog steeds aan. Maar goed, dat terzijde.

Mevrouw Mei Li Vos i (PvdA):

Ik ben het ermee eens dat je voorzichtig moet omgaan met het woord "tribunaal". Ik heb een vraag aan de heer Otten en wel om in de huid van de voorzitter te kruipen. Stel dat de heer Otten de Voorzitter was van dit geachte gremium. Het gaat me er een beetje om ... Ik probeer een beetje ... Daar is dit gesprek en dit debat ook voor bedoeld. Ik probeer om met elkaar te voelen wanneer een voorzitter nu wel of niet moet ingrijpen. In de Tweede Kamer werd het woord "tribunalen" gebruikt in een bedreigende zin. Ik weet ook dat u dat woord wilde gebruiken zoals dat woord gewoon in het oorlogsrecht bestaat. U haalde het aan, maar had u het in het geval van de Tweede Kamer — u hebt dat volgens mij ook goed gevolgd — ook bedreigend gevonden en had u dan ook ingegrepen? Had u er in die context ook iets van gezegd?

De heer Otten (Fractie-Otten):

De context van toen, waarin in de Tweede Kamer een Kamerlid tegen een ander Kamerlid zei "ik sleep u voor het tribunaal", of woorden van die strekking, vind ik nou een voorbeeld waarin ik als voorzitter zou hebben gezegd: ik stuur je een dag het gebouw uit. Daar wilde ik dus ook de betreffende partijgenoot van de man die die uitspraak gedaan had, op aanspreken, maar toen kreeg ik te horen dat ik dat niet mocht doen. Nou, dat vond ik dus de omgekeerde wereld. Daarom haal ik dit voorbeeld nu ook aan. Maar ik ben het helemaal met mevrouw Vos eens. Als je dergelijke dreigementen uit aan collega-Kamerleden, dan moet de voorzitter absoluut ingrijpen. Alleen kreeg ik toen het idee dat het een beetje een overreactie was op hetgeen in de Tweede Kamer was gebeurd, als u dan toch mijn eerlijke mening wil.

Mevrouw Mei Li Vos (PvdA):

Het gaat me niet zozeer om de reactie van de voorzitter hier, maar ik probeer een beetje te abstraheren om te zien of we met elkaar misschien een regel of een theorie, iets hoger, kunnen bepalen wanneer iets nou wel of niet bedreigend is. Misschien heeft u daar ook over nagedacht, want ik denk dat het hier helpt, ook voor de Voorzitter of de volgende Voorzitter, als we met elkaar eens zijn: in dat geval is het echt wel bedreigend en vinden we het terecht dat de voorzitter ingrijpt.

De heer Otten (Fractie-Otten):

Ik heb in het College van Senioren — volgens mij zat u daar ook bij — voorgesteld om net als in de Tweede Kamer een open debat te voeren over wat wel en niet toelaatbaar is en om grenzen te stellen. Maar daar was de meerderheid niet voor. Dat debat is er niet gekomen. Maar in de Tweede Kamer is er een hele notitie gemaakt over wat we wel en niet kunnen accepteren. Daar stonden best heel veel zinnige dingen in. Die heb ik met veel interesse gelezen. Toen heb ik gezegd: kunnen we niet beter ook in de Eerste Kamer publiekelijk met elkaar bespreken wat wij wel en niet acceptabel vinden? Dat is niet gebeurd. Dat had natuurlijk wel moeten gebeuren. Dat laten we allemaal bij de voorzitter. Nou, prima, maar dat wordt nu dus nog verder gecodificeerd in het nieuwe Reglement van Orde.

Mevrouw Mei Li Vos (PvdA):

We hebben het er hier over. Het wordt gecodificeerd, maar u vindt dus eigenlijk dat de manier waarop de Tweede Kamer … Ik probeer gewoon een beetje wat meer voeling te krijgen: wanneer is iets nou echt bedreigend voor een ander? U zegt: datgene wat de Tweede Kamer heeft besproken, zijn heldere richtlijnen; we kunnen het allemaal met elkaar eens zijn over wat bedreigend en niet bedreigend is.

De heer Otten (Fractie-Otten):

In de Tweede Kamer heb ik wel dingen gezien waarvan ik dacht: dat is bedreigend. Ik kan me herinneren dat mevrouw Gündoğan bijvoorbeeld zei: ik word bedreigd met allemaal mailtjes van een bepaalde fractie. Toen zei een partijgenoot van die fractie: hartstikke goed dat onze achterban u zo lekker bedreigt. Nou, dan had ik gezegd: ga jij maar even het gebouw uit. Maar dat werd toen niet gedaan. Dat zijn voorbeelden waar ik als voorzitter zeker zou hebben ingegrepen.

We kunnen hier wel allemaal zaken uit de Tweede Kamer gaan evalueren, maar ik denk dat het debat beter gevoerd kan worden over onze eigen manier van debatteren. Bij mijn weten heb ik hier nooit iemand bedreigd; daar ben ik me in ieder geval absoluut niet van bewust. Ik heb ook niet ervaren dat dat in de afgelopen vier jaar ooit is voorgekomen, dus wat dat betreft is dat hier niet het geval. Maar toen ik dus een keer iemand erop aangesproken heb, kreeg ik te horen dat ik dat niet mocht doen. Nou, dat vond ik dus niet goed. Er moet ook ruimte zijn om elkaar daarop aan te spreken, zoals u, mevrouw Vos, dat nu doet met mij. Ik vind het ook heel goed dat u dat doet.

Mevrouw Mei Li Vos (PvdA):

Daarom ben ik ook blij dat wij nu in deze samenstelling het debat over het nieuwe Reglement van Orde hebben, omdat ik graag uw mening daarover hoor, maar dat geheel terzijde.

De heer Otten (Fractie-Otten):

Nou, dan zult u helaas nog maar een paar weken mijn mening kunnen horen. Daarna zal het via andere kanalen moeten gebeuren, maar niet hier. Maar u bent natuurlijk altijd van harte welkom om bij mij op de koffie te komen om mijn mening over een bepaald onderwerp te horen, zeg ik tegen mevrouw Vos.

Voorzitter. Waar was ik gebleven? De huidige voorgestelde herziening van het Reglement van Orde gaat dus helemaal niet de goede richting op. Veel wijzigingen zijn in feite finetuning van het centraliseren van de macht van de HC en de Voorzitter. Dit gaat gepaard met afnemende transparantie en een gebrek aan checks-and-balances bij bijvoorbeeld het nieuw voorgestelde Kamerbestuur. In feite is dit dus de codificatie van de politiek zoals die hier de laatste jaren is gegroeid, zeker sinds corona, waarbij het debat met het elektronisch vergaderen natuurlijk toch een heel ander karakter krijgt en de voorzitter een veel grotere en sturende invloed heeft op het debat. We weten allemaal nog hoe het was in die tijd: je moest je handje opsteken en dan kreeg je het woord. "Ik zie geen handjes. Is er nog een handje?" Ik ben blij dat dat allemaal voorbij is. Maar ik kan me herinneren dat er in de precoronatijd toch een meer open cultuur was, bijvoorbeeld in het College van Senioren. De laatste jaren heeft zich de trend voorgedaan dat steeds meer zaken worden geregeld via de Huishoudelijke Commissie, de HC, in het nieuwe Reglement van Orde het Kamerbestuur geheten. De duur van de CvS-vergaderingen werd ook ingekort. Die begonnen eerst om 12.30 uur en later om 12.45 uur, zodat er steeds meer tijdsdruk ontstond en er minder ruimte was om zaken goed door te spreken. Op een gegeven moment kreeg ik weleens het gevoel dat de CvS-vergaderingen vooral nog draaiden om de mededelingen van de besluiten van de HC. De beantwoording met betrekking tot veel dingen werd dan ook vaak: "we nemen het mee in de HC". In feite is die HC ... Ja, hoe zou je dat nou moeten zeggen? In feite is die steeds meer een soort politbureau van de Eerste Kamer geworden. Toen ik eens voorstelde dat we standaard de notulen van de HC zouden moeten ontvangen in het CvS, werd daar niet bepaald enthousiast op gereageerd. Dat vond ik vreemd. Waarom zouden we die niet mogen zien? Dat was voor mij een reden om via een verzoek op basis van de Wet open overheid alle HC-notulen van de afgelopen vijf jaar op te vragen. Die zijn onlangs aan mij verstrekt en ook gepubliceerd op de website van de Eerste Kamer onder "publieksinformatie", al moet je wel vijf keer doorklikken naar andere pagina's om ze te kunnen vinden.

Deze Huishoudelijke Commissie wordt nu het Kamerbestuur, met nog meer bevoegdheden dan de huidige HC, waarbij het Kamerbestuur in beslotenheid beraadslaagt en er, zoals ik al zei, onvoldoende checks-and-balances zijn. Dat is een kant die we echt niet op moeten. Ik wijs hierbij onder andere op de nieuwe artikelen 12 en 13 over de instelling en de bevoegdheden van het Kamerbestuur, dat de Voorzitter ook nog weer een mandaat kan geven met allerlei bevoegdheden. Dat zijn allemaal bepalingen die niet in het huidige Reglement van Orde staan.

Daarnaast wordt in het nieuwe artikel 66, lid 4 voorgesteld om te verbieden om moties in de eerste termijn in te dienen. Dat is om een veelheid van redenen een slecht idee. Het staat ook op gespannen voet met de grondwettelijke vrijheden van Kamerleden. Het komt bijvoorbeeld regelmatig voor dat sprekers maar één termijn gebruiken. Ikzelf doe dat ook weleens als ik niks nuttigs meer toe te voegen heb aan alles wat al is gezegd. En stel dat iemand in eerste termijn een motie van wantrouwen wil indienen tegen het kabinet. Dan moet dat toch gewoon kunnen, lijkt me.

Voorzitter. Mede om deze reden dien ik in mijn eerste termijn alvast de volgende motie in.

De voorzitter:

Door het lid Otten wordt de volgende motie voorgesteld:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de Tijdelijke commissie actualisering Reglement van Orde (CARO) voorstelt om met ingang van 13 juni 2023 substantiële wijzigingen aan te brengen in het Reglement van Orde van de Eerste Kamer en hierover nog voor de installatie van de nieuwe Eerste Kamer te stemmen;

constaterende dat de samenstelling van de Eerste Kamer met ingang van 13 juni 2023 sterk gewijzigd zal zijn in vergelijking met de huidige samenstelling en dat het wenselijk is dat de Eerste Kamer in nieuwe samenstelling over haar eigen Reglement van Orde beslist;

verzoekt de Kamer om de stemming over de herziening van het Reglement van Orde tot nader order uit te stellen zodat de nieuwe Eerste Kamer zelf kan beslissen over haar eigen Reglement van Orde,

en gaat over tot de orde van de dag.

Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt letter E (CLVI).

De heer Otten (Fractie-Otten):

Voorzitter, tot slot. Nog een belangrijk punt is het nieuwe artikel 77 over vergaande beperking van spreektijden — dat is ook al door andere sprekers aangekaart — met name bij beraadslaging over wetsvoorstellen. Dat is iets nieuws; dat stond niet in het oude Reglement van Orde. Dan wil men de spreektijd ook nog koppelen aan de grootte van fracties. Wat ik de afgelopen jaren toch wel vele malen gemerkt heb hier in de Eerste Kamer, is dat de kwaliteit van de bijdragen helaas lang niet altijd een lineaire relatie vertoont met de grootte van de fracties. Wij zullen in tweede termijn dan ook komen met een aantal amendementen op het nieuwe Reglement van Orde, waaronder een amendement op artikel 77, mede namens een aantal andere fracties. Zoals u weet, voorziet het Reglement van Orde in de mogelijkheid van amendementen op het Reglement van Orde. In dit geval kunnen wij bij wijze van hoge uitzondering dus iets doen wat we bij wetsvoorstellen normaal niet kunnen. Bij ons eigen Reglement van Orde kunnen we amendementen indienen. Dit zeg ik ook tegen de heer Dittrich, die mij hierover enigszins bevragend aankeek.

Dan nog een aantal punten, in willekeurige volgorde. De voorzitter kan nu met artikel 80, lid 5 bepalen wanneer er over ordevoorstellen wordt gestemd. Dat lijkt ons niet verstandig; dat is ook al door anderen genoemd. Over ordevoorstellen moet meteen gestemd worden, niet volgende week dinsdag of iets dergelijks. Dat zouden wij dus graag eruit willen hebben.

Een ander punt dat ik mis in de CARO-rapportage, is het feit dat artikel 78 van het huidige Reglement van Orde de facto al buiten werking is. Dat is het verbod op het maken van video- en filmopnamen vanuit de bankjes. Zoals u in de Woo-stukken heel goed kunt terugvinden, is daar op 23 februari 2021 op mijn voorstel over gestemd in het College van Senioren. De meerderheid heeft toen besloten dat er gefilmd en gefotografeerd kan worden vanuit de bankjes, mits dat niet hinderlijk is. Dat kunt u allemaal nalezen in de notulen van 23 februari 2021 van het College van Senioren, inclusief wie daarvoor hebben gestemd en wie daartegen. De facto is artikel 78 van het Reglement van Orde daar dus al mee vervallen. In feite is dat een aanpassing geweest van het bestaande Reglement van Orde. Het zou ons dan ook verstandig lijken, zeker in deze tijd van social media en noem maar op — ik denk dat de nieuwkomers die ook in belangrijke mate gebruiken — om in het nieuwe Reglement van Orde expliciet op te nemen dat het toegestaan is om vanuit de bankjes foto's en video's te maken, mits dat niet hinderlijk is, mensen niet in vervelende situaties worden gefilmd et cetera. We hebben de condities toen uitgebreid besproken. Ik zou de commissie er dus op willen wijzen dat dat er eigenlijk wel in moet.

Dat waren wat ons betreft voor dit moment de belangrijkste punten. O ja, een belangrijk punt dat we ook missen, is dat het nu wel veel gaat over hoe de voorzitter moet optreden ten opzichte van de leden, als zij allerlei dingen niet goed doen, maar dat wij ook veel hebben gezien — dat hoor ik ook van anderen — dat sommige bewindslieden eindeloos blijven praten maar nooit een antwoord op een vraag geven. We kennen allemaal de voorbeelden van bewindslieden; ik zal geen namen noemen, want dan wordt er een artikel op mij toegepast of zo. Sommige bewindslieden zijn heel to the point. Ik noem maar wat: we hebben gezien dat minister Kuipers, Marnix van Rij en noem maar op gewoon antwoorden geven. Ik kan me ook herinneren dat staatssecretaris Vijlbrief allemaal complimenten kreeg omdat hij zo goed antwoordde. Maar sommige bewindslieden zijn eindeloos — hoe zeg je dat netjes? — aan het kletsen. Dan mag er misschien toch ook weleens door de voorzitter opgetreden worden en gezegd worden: minister, zou u de vraag eens willen beantwoorden? Want dat is niet altijd productief. Ik begrijp dat dit niet eenvoudig is, maar de vraag aan de commissie is of daarover is nagedacht en of er een mogelijkheid is dat de voorzitter ook kan optreden met verzoeken aan bewindslieden om wat meer to the point antwoord te geven, want dat heb ik vaak gemist.

Dat waren voor dit moment onze punten, voorzitter. Ik zie dat ik nog tien seconden overheb. Ik denk dus dat ik de tijd deze keer heel goed heb ingeschat. Ik zie uit naar de beantwoording door de commissie.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Otten. Dan is het woord aan mevrouw Huizinga-Heringa namens de ChristenUnie.