T03655

Toezegging Brief analyse verplichting eIDAS-verordening (34.972 / 35.868)



De staatssecretaris Koninkrijksrelaties en Digitalisering zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen van de leden Ganzevoort (GroenLinks) en Talsma (ChristenUnie), toe dat zij een brief zal sturen waarin geanalyseerd wordt of de eIDAS-verordening de mogelijkheid dat Nederlandse burgers kunnen inloggen met een buitenlands middel bij de Nederlandse overheid verplicht.


Kerngegevens

Nummer T03655
Status voldaan
Datum toezegging 21 februari 2023
Deadline 1 juli 2023
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris Koninkrijksrelaties en Digitalisering
Kamerleden Prof.dr. R.R. Ganzevoort (GroenLinks)
mr. H.P. Talsma (VVD)
Commissie commissie voor Binnenlandse Zaken (BIZA)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen digitale overheid
inlogmiddelen
eIDAS
Kamerstukken Novelle Wet digitale overheid (35.868)
Wet digitale overheid (34.972)


Uit de stukken

Handelingen I 2022-2023, nr. 20, item 8 - blz. 6

De heer Ganzevoort (GroenLinks):

(…)

“Maar mijn vraag is een iets andere. Die is principiëler dan alleen maar over het toezicht. Mijn eerste vraag is of het klopt dat de nationale wetgever een uitzondering kan maken voor het niet-erkennen; dat wil zeggen, dat sommige inlogmiddelen toch geweigerd kunnen worden op basis van gronden als bijvoorbeeld public interest, national security, het beschermen van fundamentele rechten, enzovoorts. Anders gezegd: stel dat men in een lidstaat waar men het iets minder nauw neemt met de Europese regels een inlogmiddel goedkeurt, hebben wij dan nog enige grip op wat er in Nederland gebeurt?”

Staatssecretaris Van Huffelen:

“Mijn beeld is dat dat niet zo is. Als het ergens anders wordt goedgekeurd, dan moet het goedgekeurd worden op basis van de Europese richtlijnen. Dit soort elementen zijn daar een onderdeel van. Nogmaals, de Belgische toezichthouder moet controleren of itsme voldoet aan de Europese verordeningen en vereisten. Dat geldt voor wat specifiek hierin staat, maar bijvoorbeeld ook de Europese GDPR, dus de privacyregelgeving, en dan moeten ze gecontroleerd worden. Mijn beeld is dat als dat is gebeurd, wij ze in Nederland moeten toelaten. Als bijvoorbeeld een Belgisch staatsburger itsme gebruikt, dan moet hij dat ook in Nederland kunnen doen als hij in Nederland zaken moet doen.”

De heer Ganzevoort (GroenLinks):

“Ik ben voor België iets minder bang dan voor sommige andere landen. Ik ben ook geen jurist, maar mijn beeld is in ieder geval dat als de staatssecretaris aanwijzingen heeft dat op een van deze punten iets aan de hand is, ze wel degelijk tot niet-erkenning kan overgaan. Ik zou op dat punt graag een goede juridische toetsing willen zien voordat we hierover gaan stemmen. Laat ik nog een andere vraag stellen die hier direct aan raakt. De interpretatie van de eIDAS door de regering is volgens mij maximaler dan wat er in de eIDAS zelf staat. Het gaat namelijk heel erg over crossborder onlinediensten. Het is volgens mij niet crossborder als een Nederlandse burger bij de Nederlandse overheid aanklopt. Het is wel crossborder als bedrijven internationaal opereren en niet in ieder land een inlogmiddel moeten hebben. Dat snap ik. Maar op het moment dat een Nederlandse burger bij de Nederlandse overheid aanklopt, is volgens mij die crossborderregeling als zodanig niet van toepassing. Daar ziet deze hele verordening niet op. Vandaar toch mijn vraag aan de regering of deze interpretatie wel klopt en of zij ons juridisch kan overtuigen dat dit de juiste toepassing is of dat het een gemaximaliseerde toepassing is.”

Staatssecretaris Van Huffelen:

“Misschien even een paar dingen. Ik wil toch nog even terugkomen op uw punt over het erkennen. Het erkennen van een inlogmiddel betekent dat je een inlogmiddel in Nederland toetst. Dat inlogmiddel heeft dan vervolgens werking in het Europese domein. Als we deze wet vaststellen, kiezen we in Nederland ervoor om de Europese verordeningseisen te gebruiken en daaraan een aantal van de punten toe te voegen die in de novelle staan. Met andere woorden, of het nu een publiek of een privaat inlogmiddel is, als wij het erkennen, geldt die erkenning voor de hele Europese Unie. Als DigiD onderdeel wordt van dit stelsel — dat hoop ik van harte, want veel mensen maken er met plezier gebruik van — kun je met DigiD ook terecht in Duitsland, Polen, Spanje, nou ja, waar dan ook in de Europese Unie. Er is een verschil tussen erkennen en het feitelijk mogelijk maken om het te gebruiken. Als een middel is erkend in een andere lidstaat — we gaan ervan uit dat de Europese richtlijnen goed worden geïmplementeerd en dat de nationale toezichthouders daar goed toezicht op houden — dan is het zo dat dat middel dat in Duitsland is erkend, ook in Nederland moet worden gebruikt. Zo zit dat in elkaar en zo gaan wij dat ook toepassen.”

De heer Ganzevoort (GroenLinks):

“Tot slot. Ik wacht op de rest van het antwoord. Mijn fundamentele vraag ging over het hele crossborderprincipe waar de staatssecretaris zich op baseert. Dat geldt toch niet voor een Nederlandse burger die met de Nederlandse overheid communiceert?”

Handelingen I 2022-2023, nr. 20, item 8 - blz. 7

Staatssecretaris Van Huffelen:

“Jawel. Er is ook de mogelijkheid voor een Nederlandse burger om met een Belgisch inlogmiddel met de Nederlandse overheid zaken te doen. Dat kan.”

De heer Ganzevoort (GroenLinks):

‘Maar dat staat niet in eIDAS. Daarin staat letterlijk: "Het doel van de verordening is te waarborgen dat veilige elektronische identificatie en authenticatie voor de toegang tot grensoverschrijdende onlinediensten van de lidstaten mogelijk is." Er staat "grensoverschrijdend". Dat is een kernbegrip in deze hele verordening. Daarom vraag ik: kan de staatssecretaris een juridisch sluitende argumentatie geven? Dat hoeft niet nu; dat mag ook in een brief. Kan zij in juridische zin duidelijk maken dat de verordening inderdaad dwingend leidt tot het toelaten van private diensten voor Nederlandse burgers bij de Nederlandse overheid? Dat is mijn vraag.”

Staatssecretaris Van Huffelen:

“Het dwingt sowieso niet, want als Nederlands staatsburger mag je gewoon gebruikmaken van de door Nederland erkende inlogmiddelen. Ik denk dat dat in de meeste gevallen ook zal gebeuren. Ik kom anders graag in tweede termijn op uw vraag terug. Ik begrijp dat uw vraag is: mag een Nederlandse burger met een inlogmiddel uit Duitsland of België zakendoen met de Nederlandse overheid?”

De heer Ganzevoort (GroenLinks):

“Nee, dat is niet mijn vraag. Staatssecretaris Van Huffelen: Nee? Oké. Het antwoord op de vraag die ik net noemde, is namelijk: ja.”

De heer Ganzevoort (GroenLinks):

“Nee, mijn vraag is: dwingt deze verordening ons om toe te laten dat een Nederlandse burger met een buitenlands middel bij de Nederlandse overheid inlogt? Mijn stelling is dat de verordening ons daar niet toe dwingt, gegeven de tekst van de eIDAS. Als de verordening ons daar wel toe dwingt, dan wil ik dat graag schriftelijk onderbouwd zien.”

Staatssecretaris Van Huffelen:

“Ik kom daar in de tweede termijn graag op terug. Puur dat "grensoverschrijdend" is niet het enige criterium. Dus een Belg kan in Nederland met zijn Belgische middel inloggen. En een Nederlander kan ook met het Belgische middel in Nederland inloggen.”

Handelingen I 2022-2023, nr. 20, item 8 - blz. 11

De heer Talsma (ChristenUnie):

“Dank aan de staatssecretaris voor het antwoord op een nog niet gestelde vraag van mijn kant. We stellen samen vast dat voor alle lidstaten in ieder geval dezelfde basisnormen gelden wat betreft deze problematiek. De vraag die ik eraan koppel, betreft de erkenning. Ik hoorde de staatssecretaris net het woord "gerechtigd" gebruiken. Ik kreeg de indruk dat de staatssecretaris zei dat Nederland dan het recht heeft om wel of niet zulke inlogmiddelen te erkennen, maar zegt artikel 6, lid 1 van de verordening niet dat het gewoon een moetje is, gewoon een hele harde verplichting?”

Staatssecretaris Van Huffelen:

“Als iemand zich bij ons meldt, iemand die een inlogmiddel wil maken, dan zegt de wet dat wij de toetsing moeten doen. Als iemand voldoet aan de vereisten, en als we deze wet aannemen dus ook aan die extra Nederlandse vereisten, dan moeten we natuurlijk zo'n middel erkennen. Maar misschien vraagt u naar bijvoorbeeld een Belgisch inlogmiddel dat in België erkend is. Dat moeten wij toelaten. Zo werkt het, ja.”

Handelingen I 2022-2023, nr. 20, item 8 - blz. 24

De heer Talsma (ChristenUnie):

(…)

“Voor het eerste punt sluit ik een beetje aan bij collega Ganzevoort. Dat gaat over die wederzijdse erkenning. Daar zoek ik toch nog even naar de scherpte, kijkend naar artikel 6 lid 1 van de eIDAS-verordening. Ik zou het zeer op prijs stellen als de staatssecretaris ons daar nog eens even klip-en-klaar doorheen geleidt. Wat staat er nu eigenlijk? We zijn het er samen over eens, zo bleek uit het interpellatiedebat … Het interruptiedebatje, zo gek was het nou ook weer niet. Het was gewoon een interruptie. We zijn het erover eens dat het een verplichting is. Het moet. Er staat niet voor niets in de Nederlandse vertaling van de eIDAS-verordening het woord "moet". De spannende vraag is nog even: hoe zit het nu tot op het bot? Met name: wat is de strekking van de toevoeging van de woorden die daar staan in artikel 6 lid 1: "ten behoeve van de grensoverschrijdende onlineauthenticatie". Daar ben ik heel benieuwd naar en ik zou het zeer op prijs stellen als de staatssecretaris daarop ingaat.”

Handelingen I 2022-2023, nr. 20, item 8 - blz. 27

Staatssecretaris Van Huffelen:

(…)

“Ik begin met de vragen die gesteld zijn door de heren Ganzevoort en Talsma. Het ging over de vraag: moet Nederland nou inlogmiddelen uit andere EU-lidstaten accepteren wanneer die door Nederlandse burgers worden gebruikt? Laat ik er helder over zijn. Ik zal u daar zeker een brief over sturen, maar het antwoord is dat dat inderdaad zo is. In dit geval heeft "crossborder" niet te maken met een Nederlandse burger die in Nederland zakendoet en dan geen grenzen overschrijdt, maar gaat het over inlogmiddelen die crossborder zijn, namelijk die in meerdere lidstaten kunnen worden gebruikt. Velen van u hebben gevraagd om dat helder op te schrijven. Dat doe ik graag. Ik zal ervoor zorgen dat u die brief deze week krijgt en dat hij ook wordt voorzien van een expertoordeel, omdat een aantal van uw leden daar ook om vroeg.”

De heer Ganzevoort (GroenLinks):

“Het was inderdaad niet zozeer een verzoek aan de staatssecretaris om het op te schrijven, maar om een onafhankelijke juridische analyse.”

Staatssecretaris Van Huffelen:

“Oké. Wij zullen ervoor zorgen dat u de brief met die analyse krijgt. Ik kan inderdaad aan een onafhankelijke partij vragen om daarnaar te kijken. Het hoeft wat mij betreft niet een hele uitgebreide brief te worden, want hij gaat dus over de centrale vraag of het mogelijk is dat een Nederlandse burger met een buitenlands inlogmiddel dat niet erkend is door de Nederlandse toezichthouder — daar gaat het dan over — in Nederland zaken kan doen.

Om daar iets meer informatie over te geven: het gebeurt vandaag de dag al. Er zijn Nederlandse burgers die bijvoorbeeld met itsme inloggen bij de gemeente Rotterdam.”

De heer Ganzevoort (GroenLinks):

“De vraag was heel precies of de eIDAS-verordening ons verplicht het mogelijk te maken dat Nederlandse burgers met een buitenlands middel bij de Nederlandse overheid inloggen. Daar wil ik graag een onafhankelijke analyse op.”

Staatssecretaris Van Huffelen:

“Het antwoord daarop is dus, zoals ik u aangaf: ja. Maar ik laat dat graag verder uitzoeken en onderbouwen, en als het niet waar zou zijn, zal ik u dat uiteraard ook melden. Maar dit is wel het antwoord.”

De voorzitter:

“Hoorde ik u aankondigen, staatssecretaris, dat de brief deze week komt?”

Staatssecretaris Van Huffelen:

“Dat is wel mijn bedoeling, althans, in ieder geval voordat u gaat stemmen over de wet. Dat is … O, dat is natuurlijk niet volgende week. Voor de stemming in ieder geval.”


Brondocumenten


Historie