T01959

Toezegging Ingaan op relatie digitale economie en fiscaliteit in kabinetsreactie rapport-Van Dijkhuizen (25.087)



De staatssecretaris van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen van de leden Bröcker (VVD) en Van Boxtel (D66), toe in de kabinetsreactie op het rapport-Van Dijkhuizen in te gaan op de relatie tussen de digitale economie en de fiscaliteit.


Kerngegevens

Nummer T01959
Status voldaan
Datum toezegging 21 januari 2014
Deadline 1 juli 2014
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Financiën
Kamerleden Mr. R.H.L.M. van Boxtel (D66)
Mr. W.L.J. Bröcker (VVD)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen digitale economie
fiscaliteit
Kamerstukken Internationaal fiscaal (verdrags)beleid (25.087)


Uit de stukken

Handelingen I 2013-2014, nr. 16 - blz. 12-13

De heer Bröcker (VVD):

[...]

In belastingverdragen wordt het binnen OESO-verband ontwikkelde "at arm's length"-beginsel gehanteerd. Dat beginsel houdt in dat entiteiten binnen een multinationale onderneming op zakelijke voorwaarden transacties met elkaar dienen aan te gaan zoals onafhankelijke derden dat ook zouden doen. Ik verwees er al even naar in mijn interruptie dat dit terrein bekendstaat als "transfer pricing". Daarbij zijn functies, risico's en vermogensbestanddelen van uitermate groot belang. Deze regels zijn decennia geleden in OESO-verband ontworpen. In de huidige digitale economie zijn immateriële activa, zoals merken, van steeds grotere toegevoegde waarde. Dat heeft ervoor gezorgd dat het kapitaal relatief mobiel is geworden, waardoor in toenemende mate winst relatief eenvoudig kan worden verschoven. Ik zat even aan deze tekst te denken toen ik gisteravond in een van de dagbladen zag hoe overheden zich nu gaan richten op de vraag hoe je bitcoins en bitcointransacties zou moeten belasten en hoe je omgaat met de belasting op de toegevoegde waarde. Het punt is dat we globaliseren en digitaliseren. Dat stelt grote uitdagingen aan ons systeem van transfer pricing.

Op verzoek van verschillende overheden en de G20 heeft de OESO recent het BEPS-programma gestart. Daarbij komen onder meer de eerder geschetste kwalificatieverschillen aan de orde, maar ook transfer pricing is een wezenlijk onderdeel van dit programma. Ook de Europese Commissie is gestart met een actieplan om de bestrijding van belastingfraude en belastingontduiking te versterken.

De wereldwijde economische ontwikkelingen die ik net al even noemde, hebben het internationale fiscale systeem op onderdelen ingehaald. Het systeem is wat mijn fractie betreft toe aan een grondige herziening. De wereldwijde economie bestond lange tijd uit een goedereneconomie, waar waarde met name werd toegevoegd in een specifiek geografisch gebied, zoals de auto-industrie in Duitsland. Maar vandaag de dag zijn merken, technologie en informatie-uitwisseling – knowledge sharing – niet meer weg te denken in de wereldeconomie. Neem bijvoorbeeld software voor onze iPads in deze Kamer. Ik kan hier in Den Haag een app downloaden die in New York is ontworpen en bedacht, in Mumbai is ontwikkeld en via Duitsland wordt gedistribueerd. De vraag komt dan op waar de waarde is toegevoegd en hoe dat moet worden vastgesteld.

Dat is de uitdaging voor de toekomst van het internationale fiscale systeem. Overheden hebben hier bij de ontwikkeling van hun eigen fiscale stelsels trouwens ook op ingespeeld door voor bepaalde activiteiten aantrekkelijke fiscale regimes te ontwikkelen, waardoor bedrijven zich in hun land hebben gevestigd. Het kan ondernemingen moeilijk worden verweten dat zij gebruikmaken van deze regimes die worden gecreëerd. Belastingen zijn en blijven een kostenpost voor bedrijven en zij zullen de fiscale behandeling laten meewegen bij een locatiekeuze voor bepaalde bedrijfsactiviteiten. Het zal niet de enige overweging zijn, maar het is vaak wel een belangrijke overweging. Het OESO-modelverdrag, waarvan de kern enkele decennia geleden is ontworpen, speelt naar de mening van mijn fractie onvoldoende in op de gewijzigde omstandigheden en dynamiek in de wereldeconomie.

Handelingen I 2013-2014, nr. 16 - blz. 24

Staatssecretaris Weekers:

De heer Bröcker heeft gezegd dat de economie van vandaag er anders uitziet dan de economie van eergister. De digitale economie vereist een nieuwe kijk op de fiscaliteit. Ik ben niet in staat om daarover nu al tal van ideeën te ontvouwen, maar wees gerust, want dit onderwerp wordt in OESO-verband buitengewoon goed opgepakt. Alle landen worstelen daar immers mee, niet alleen Nederland.

De heer Van Boxtel (D66):

Ik vond de punten die de heer Bröcker opbracht, heel interessant. Hij gaf het voorbeeld van de iPad en noemde allerlei verschillende onderdelen en landen. Mag ik de suggestie doen dat de staatssecretaris hieraan apart aandacht besteedt in de kabinetsreactie naar aanleiding van het rapport-Van Dijkhuizen? Het is namelijk ook voor de Nederlandse belastingsetting echt interessant om het zo up-to-date mogelijk te maken.

Staatssecretaris Weekers:

Dat zeg ik graag toe. Ik kan niet toezeggen dat ik daarin een complete analyse schets, laat staan oplossingen, maar ik vind het wel de moeite waard om het punt in elk geval te adresseren. Als er een kabinetsreactie komt op het rapport-Van Dijkhuizen – die komt er; dat heb ik toegezegd – zie ik die niet als eindpunt, maar als beginpunt van de discussie. Daarover zullen wij nog wel een groot aantal keren met elkaar komen te spreken.


Brondocumenten


Historie