T01829

Toezegging Instellen multidisciplinaire staatscommissie modernisering familierecht (33.032 / 33.514 (R1998))



De staatssecretaris van Veiligheid en Justitie zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen en opmerkingen van het lid Beuving (PvdA), het lid Duthler (VVD), het lid Franken (CDA), het lid Quik-Schuijt en het lid Scholten (D66), toe een multidisciplinaire staatscommissie in te stellen. De opdracht aan de staatscommissie zal worden gedeeld met de Kamer, waarin ook het draagmoederschap, het meervoudig ouderschap en de rol van het internationaal privaatrecht worden betrokken. Vervolgens zal worden bezien of de resultaten moeten leiden tot aanpassing van de relevante wettelijke bepalingen.  


Kerngegevens


Uit de stukken

Handelingen I 2013-2014, nr. 11, item 7- blz. 30-42  

Blz. 31

De heer Franken (CDA):

Ik vraag mij dan ook af of het niet de voorkeur verdient om op dit moment niet op de weg van dit wetsvoorstel verder te gaan, maar eerst eens de titels 11 en 14 van Boek 1 BW, die een uiterst rommelige en onoverzichtelijke indruk maken met vele soorten vaders en moeders, door een staatscommissie te laten bezien of misschien zelfs te laten herzien, zoals mevrouw Quik dat al enige keren heeft uitgesproken en u, voorzitter, dat aan het slot van de deskundigenbijeenkomst van 18 juni van dit jaar naar voren hebt gebracht. Mevrouw Quik zal daarop nader ingaan en ik steun haar van harte. We zouden door middel van zo'n commissie een voorstel kunnen krijgen voor een heldere en overtuigende regeling voor het sociale ouderschap. Dat zou een heel belangrijke stap vooruit zijn.

(...)

Blz. 33

Mevrouw Scholten (D66):

Omdat het twee-oudersysteem aan verdere ontwikkeling van het biologische afstammingsrecht in de weg staat, zou mijn fractie graag zien dat hierover verder wordt nagedacht. In de hoorzitting is al gevraagd naar en gesproken over de wenselijkheid van een brede staatscommissie die de regering zou moeten adviseren over de herziening van het familierecht. Mijn fractie zou een voorstander zijn van de benoeming van een dergelijke commissie. Mevrouw Vonk, een van de sprekers bij de hoorzitting van 18 juni, heeft in het Nederlands Juristenblad van vorige week een belangrijke voorzet gegeven voor dit plan, zelfs met inbegrip van de vragen die door de staatscommissie onderzocht zouden kunnen worden. Ik neem aan dat de staatssecretaris dat artikel ter voorbereiding van dit debat heeft gelezen, maar ik ben graag bereid hem een kopie te verstrekken. Omwille van de tijd zal ik de vragen uit dat artikel nu niet voorlezen. Zij zullen misschien nog aan de orde komen. Ik ben in ieder geval benieuwd naar het antwoord van de staatssecretaris op dit punt.

(...)

Blz. 34

Mevrouw Beuving (PvdA):

De PvdA-fractie is van mening dat de lappendeken, het bouwpakket of welke andere metaforen er inmiddels gebezigd zijn voor de staat van het familierecht, niet als argument of zelfs als excuus mag worden gebruikt om de voorliggende wetsvoorstellen niet of nog niet aan te nemen. Dit neemt niet weg dat ook mijn fractie aanleiding ziet voor een staatscommissie die gaat bezien hoe het familierecht bij de tijd kan worden gebracht. Graag vernemen wij van de staatssecretaris hoe hij hier tegenaan kijkt. Ik wacht het antwoord van de staatssecretaris met belangstelling af.

(...)

Blz. 37

Mevrouw Quik-Schuijt (SP):

Ons familierecht is niet meer van deze tijd. Het fundament staat op instorten. Met dit wetsvoorstel, alle goede intenties ten spijt, wordt dat niet beter. Dat stelt mijn fractie voor een dilemma. Wij zijn immers voor een goede regeling van het lesbisch ouderschap en wij zien ook de noodzaak om een dergelijke regeling niet al te lang uit te stellen. De regeling die nu wordt voorgesteld, is echter op zijn best een haperend noodverband dat de pijn op termijn niet lenigt en in de toekomst extra onduidelijkheid zal scheppen. Derhalve acht mijn fractie het dringend noodzakelijk dat we vandaag ook een begin maken met een integrale visie op het familierecht.

De staatssecretaris weet net zo goed als ik hoe moeilijk dat is. Daarom lijkt het ons wijs, een brede, multidisciplinaire staatscommissie in te stellen die een visie ontwikkelt op en adviseert over een samenhangende wettelijke regeling van de verhouding tussen juridische, sociale en biologische ouders en de kinderen die door hen worden verzorgd en opgevoed. Daarmee zouden we een belangrijke stap in de goede richting kunnen zetten en krijgen we in de toekomst niet telkens te maken met partiële en dus onvolledige en onsamenhangende wetgeving. Als we deze weg opgaan, zou het huidige voorstel ondanks al onze bezwaren op onze steun kunnen rekenen. Ik dien hierover de volgende motie in.

(...)

Blz. 38

Mevrouw Duthler (VVD):

Vanmiddag is al een paar keer het woord "staatscommissie" gevallen. Een dergelijk pleidooi onderschrijft mijn fractie van harte. Is de regering bereid het familierecht door te lichten? Zo ja, is de regering dan ook bereid om de voorwaarden en de omschrijving van de onderzoeksopdracht aan een in te stellen commissie met deze Kamer te delen? Mijn fractie zou in de onderzoeksopdracht graag de mogelijkheid van meervoudige afstamming – dus niet meervoudig gezag – betrekken, alsook de sociaalpsychologische functies van het afstammingsrecht. Deze laatste functies hebben weinig aandacht gekregen in de onderbouwing van het wetsvoorstel door de regering.

(...)

Blz. 41

Mevrouw De Boer (GroenLinks):

Voorts is de vraag vaker aan de orde geweest hoe meervoudig ouderschap een oplossing kan bieden voor situaties waarin een kind ofwel door meer dan twee personen wordt opgevoed, ofwel de wens bestaat om naast degenen die het kind opvoeden ook de biologische ouder een juridische positie te geven. Het lijkt ons ook daarom een goede zaak om deze discussie op te pakken, wat ons betreft nadat dit wetsvoorstel is aangenomen. Of dat door middel van een staatscommissie gebeurt of via een andere belangwekkende commissie is ons eigenlijk om het even. Wij zullen dan de motie hiertoe wel steunen.

Handelingen I 2013-2014, nr. 14, item 7- blz. 56-67

Blz. 57  

Staatssecretaris Teeven:

Verschillende partijen hebben in de voorbereiding van dit wetsvoorstel de vraag aan de orde gesteld of het zinvol is om een staatscommissie voor het familierecht in te stellen. Dat is al tijdens de behandeling in de aanloop tot dit wetsvoorstel aan de orde geweest, maar mevrouw Quik-Schuijt heeft dit heel zichtbaar gemaakt door het indienen van een motie in haar eerste termijn. Daarvoor heeft niet alleen zij, maar hebben ook andere fracties vandaag weer nadrukkelijk aandacht gevraagd. Ik heb lang nagedacht over de vraag wat een staatscommissie zou moeten onderzoeken en waarom. Het familierecht beslaat vele vraagstukken. Het kan over huwelijk gaan, over echtscheiding, kinderbescherming, ouderschap en curatele. Zo zijn er tal van onderwerpen. Het familierecht is ook nog jong. In 1992 is het namelijk herzien bij de invoering van het nieuwe Burgerlijk Wetboek, waarover mevrouw Quik en ik al eens van gedachten hebben gewisseld, geloof ik. Het afstammingsrecht is kort daarna, in 1998, aangepast aan de ontwikkelingen in artikel 8 EVRM betreffende de bescherming van het feitelijke familieleven.

Het wetsvoorstel dat wij vandaag bespreken vormt voor mij mede daarom geen aanleiding tot het instellen van een staatscommissie familierecht. Daarbij komt dat in 2007 van de commissie-Kalsbeek advies over dit wetsvoorstel is verkregen en in 2009 van professor Forder. Het kabinet is hiermee uitvoerig voorgelicht. Nog niet zo lang geleden is het draagmoederschap wel aan de orde geweest. Dat haalde enkele weken geleden nog de voorpagina's van enkele media. Verder keert een aantal andere onderwerpen telkens terug in de maatschappelijke en politieke discussie. Die hangen nauw samen met technologische en maatschappelijke ontwikkelingen die leiden tot nieuwe mogelijkheden en veranderde gezinssamenstellingen. Deze ontwikkelingen leiden vervolgens tot nieuwe vragen omtrent de rol van de ouders en de band tussen het kind en die ouders.

Het onderwerp draagmoederschap springt primair in het oog, maar ook de vraag of een kind meer dan twee juridische ouders moet kunnen hebben of dat meer dan twee ouders het gezag over een kind moeten kunnen uitoefenen. Daarover hadden wij het net al. Dergelijke onderwerpen verdienen bespreking. Zij zijn actueel en verdienen nadere overweging, zo nodig door een staatscommissie. Aanstaande vrijdag zal ik het kabinet dus informeren over de motie in uw Kamer, waarna ik voornemens ben om een staatscommissie in te stellen op het terrein van draagmoederschap en meeroudergezinnen. Daarbij zal ook het meerhoofdig gezag aan de orde komen. Ik wil hierover wel opmerken dat juridische vragen hoofdzakelijk voorafgegaan worden door maatschappelijke vragen. Als in kaart gebracht is hoe nieuwe ontwikkelingen maatschappelijk worden gewaardeerd, kan tot een gewogen oordeel worden gekomen over bestaande en tot stand te brengen juridische regelingen.

Gelet op de ethische, de maatschappelijke en de juridische vragen die bij die onderwerpen aan de orde zijn, zal die staatscommissie naar mijn oordeel breed samengesteld moeten zijn. Naast juristen denk ik dus ook aan een ethicus, een gezondheidswetenschapper, een kinderpsycholoog en politici. Mijn verwachting is dat de staatscommissie minstens anderhalf jaar nodig heeft om tot een advies te komen. Dat is ook een beetje de strekking van de motie. Gelet op het dictum van de motie lijkt het mij realistisch om de opdracht van het kabinet aan de staatscommissie aan uw Kamer mee te delen, zodat u precies weet of die in lijn is met de motie. Ik weet alleen niet of uw Kamer dan ook de mogelijkheid heeft om zich over die opdracht uit te laten.

Mevrouw Duthler (VVD):

Voor mijn fractie is nog iets onduidelijk. De staatssecretaris had het net over draagmoederschap en meervoudig gezag.

Staatssecretaris Teeven:

Nee, ouderschap.

Mevrouw Duthler (VVD):

Ja, maar gekoppeld aan het draagmoederschap. Is de staatssecretaris ook bereid om in plaats van het meervoudig gezag ook te kijken naar het meervoudig ouderschap?

Blz. 57-58

Staatssecretaris Teeven:

Nee, dan ben ik niet helder genoeg geweest. Ik heb gezegd dat de staatscommissie naar mijn oordeel moet kijken naar alle complexiteit rondom het draagmoederschap, bijvoorbeeld in gezinnen die naar India reizen om daar te kijken of er een kind geboren kan worden, om het zo maar te zeggen. Ik vind dat de commissie in de volle breedte naar draagmoederschap en meerouderschap moet kijken, dus naar de mogelijkheid van meer dan twee juridische ouders. Daarover zou de staatscommissie zich heel nadrukkelijk moeten uitlaten, maar ook over meer gezaghebbenden dan twee. Dat hoeft niet noodzakelijkerwijze in combinatie met elkaar verbonden te zijn. Dat begrijp ik heel goed. Het kunnen verschillende observaties zijn.

Ik heb erover gedacht om er een ander onderwerp in op te nemen, maar heb ervoor gekozen om het aantal onderwerpen hiertoe te beperken. Wel zou mede in het licht van de vragen van mevrouw Quik-Schuijt ook nog moeten worden gekeken naar aangelegenheden van internationaal privaatrecht, dus naar de vraag welke landen akkoord zullen gaan met wat wij hier voorstellen. Een aantal van u heeft dit aan de orde gesteld. Ik kom daarop terug. Ook discussies rondom internationaal privaatrecht zullen hiervan dus nadrukkelijk deel uitmaken.

Mevrouw Duthler (VVD):

Is de staatssecretaris ook bereid om in plaats van het meervoudig gezag ook te kijken naar het meervoudig ouderschap?

Blz. 58

De heer Franken (CDA):

Mag ik het antwoord dat mevrouw Duthler kreeg, ter verduidelijking zo formuleren dat de staatssecretaris de titels 11 en 14 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek wil herzien, dus de titels over afstamming en gezag? De staatssecretaris zegt dat hij het gezag er ook bij wil betrekken.

Staatssecretaris Teeven:

Als je het beperkt tot die titels is het nog te weinig, want over draagmoederschap is natuurlijk nog helemaal weinig geregeld, terwijl er in de wereld rondom draagmoederschap feitelijk wel heel veel gebeurt. Dat kun je wenselijk vinden of niet, maar het is een gegeven dat dit op dit moment wel gebeurt in de samenleving. Het beperkt zich niet enkel en alleen tot het ouderschap en het gezag. Het zal ook een aantal andere onderwerpen van het familierecht betreffen, ook in feitelijke zin, waaraan we wellicht ook juridische duiding zullen moeten geven.

Mevrouw Quik-Schuijt (SP):

Hoe wordt de afstamming daarin geplaatst? U noemt dat namelijk niet.

Staatssecretaris Teeven:

Als je hiernaar gaat kijken, moet je uiteraard ook kijken naar de positie van het afstammingsrecht. Je moet dat ook meenemen.

Mevrouw Quik-Schuijt (SP):

Ook bij twee mannen?

Staatssecretaris Teeven:

Zeker. Als het over twee mannen gaat, gaat het namelijk ook over de vraag of er meer dan twee juridische ouders komen. Dan hebben we die vraag in zijn volle omvang aan de orde. Als je het niet via adoptie doet, maar op een andere wijze, dan kom je op de vraag of er meer dan twee juridische ouders kunnen zijn.

Mevrouw Duther (VVD):

Ik heb nog een vraag over de staatscommissie. Die heeft volgens de staatssecretaris zo'n anderhalf jaar de tijd om de opdracht uit te voeren. Hij is bereid om die opdracht vooraf met de Kamer te delen. Ik ben heel benieuwd naar wat er gedaan wordt met de resultaten van de staatscommissie. Het is natuurlijk mooi als er straks een prachtig en doortimmerd rapport ligt, maar is de staatssecretaris ook bereid iets te doen met de resultaten van die onderzoeksopdracht? Is hij bereid om eventueel de wetgeving die we waarschijnlijk volgende week aannemen, te herzien op de punten waarvan de staatscommissie eventueel zegt dat die aangepast of herzien moeten worden?

Staatssecretaris Teeven:

Natuurlijk, als je een staatscommissie instelt en om advies vraagt over een aantal onderwerpen, dan zul je ook bereid moeten zijn om, als er een evaluatie plaatsvindt, open te staan voor de adviezen die daar uitkomen. Ik zei dat dit minimaal anderhalf jaar zal duren, dus het kan ook wel langer zijn. Ik wil nadrukkelijk opmerken dat dit niet het geval is omdat het familierecht naar het oordeel van sommigen een bouwpakket of een rommeltje is. Dat is niet het standpunt van de regering. Wij vinden dat nadrukkelijk niet. Wel moeten we openstaan voor goede adviezen over het afstammingsrecht.

Mevrouw Duthler (VVD):

Het is dus geen vrijblijvende exercitie? Ik zeg het nu misschien wat cru, maar die staatscommissie is dus niet iets vrijblijvends?

Staatssecretaris Teeven:

Nee. Ik ben blij dat mevrouw Duthler hier flink over doorvraagt. Het is geen vrijblijvende exercitie. Het gaat er, zoals ik eerder al zei, niet om dat we de onduidelijkheid die al een aantal jaren bestaat voor lesbische ouderstellen nog eens met twee jaar oprekken.

(...)

Mevrouw Quik-Schuijt (SP):

Aanvankelijk dachten wij ook aan medici voor die staatscommissie. Dat komt omdat ik vanuit de commissie VWS hoor dat diegenen die bezig zijn met die donortoestanden daarbij betrokken willen worden. Overweegt de staatssecretaris om een medicus in de staatscommissie te zetten?

Staatssecretaris Teeven:

Ja, dat zou heel goed kunnen. Het is echter nadrukkelijk niet de bedoeling van de regering – ik heb mijn collega van VWS daar ook over gesproken – om de discussie rondom donorschap, die afgelopen december na twaalf jaar is afgerond, weer volledig open te breken. Dat is niet de bedoeling; dat zeg ik in alle openheid.

Blz. 66

Mevrouw Scholten (D66):

Ik wil nog even het volgende markeren. Mevrouw Quik heeft over het onderwerp meeroudergezinnen al sinds enige jaren gepubliceerd in het Nederlands Juristenblad en andere juridische tijdschriften. Van het begin af aan heeft zij eigenlijk altijd gevraagd om hervorming van het familierecht. Ik wilde vanavond wel even markeren dat de toezegging van de staatssecretaris een belangrijk resultaat is, dat echt op het conto van mevrouw Quik geschreven kan worden.

(geroffel op de bankjes)

Mevrouw Quik-Schuijt (SP):

Ik ga maar gauw weg, want anders schiet ik vol ...


Brondocumenten


Historie