T01134

Toezegging Monitoren werklast rechterlijke macht (32.127/32.254)



De minister van Justitie, de heer Hirsch Ballin, zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen en opmerkingen van de leden Van den Berg, Koffeman, Vliegenthart, Meindertsma en Schouw, toe om de aspecten van het voorrang geven van zaken die onder de Crisis- en herstelwet vallen in verband met de termijn van zes maanden voor een rechterlijke uitspraak, te monitoren en te volgen.


Kerngegevens

Nummer T01134
Status voldaan
Datum toezegging 16 maart 2010
Deadline 1 januari 2011
Voormalige Verantwoordelijke(n) Minister van Justitie
Minister van Algemene Zaken
Huidige Verantwoordelijke(n) Minister van Veiligheid en Justitie
Kamerleden G. van den Berg (SGP)
drs. N.K. Koffeman (PvdD)
M.C. Meindertsma (PvdA)
dr. A.G. Schouw (D66)
dr. A. Vliegenthart (SP)
Commissie commissie voor Veiligheid en Justitie (V&J)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie evaluatie
Onderwerpen Crisis- en herstelwet
monitoring
rechterlijke macht
Kamerstukken Novelle inwerkingtreding Crisis- en herstelwet (32.254)
Crisis- en herstelwet (32.127)


Uit de stukken

Handelingen I 2009-2010, nr. 22 – blz. 960-961

Minister Hirsch Ballin: De heer Schouw en de heer Van den Berg vroegen of de termijn waarbinnen de rechter uitspraak moet doen, haalbaar is. Voor zaken die onder de Crisis- en herstelwet vallen, geldt dat de rechter binnen zes maanden uitspraak moet doen. Ik denk dat deze termijn ook haalbaar is, natuurlijk. De organisatie van het werk bij de rechtbank moet daarop worden afgestemd. De ervaring met andere termijnen is dat het voor de rechters doenlijk is om ze in acht te nemen, zolang ze niet voor alle besluiten gelden. Dat is uiteraard

de strekking van deze regeling. Een regiezitting kan bijdragen aan een snelle behandeling van de zaak door de bestuursrechter. Ik teken daarbij aan dat het in bepaalde gevallen nodig kan zijn om zaken op grond van de Crisis- en herstelwet met voorrang te behandelen.

De heer Schouw (D66): Die termijn van zes maanden is nogal cruciaal. Toen wij spraken met de Raad voor de rechtspraak kregen wij de indruk dat het plan nog gemaakt moet worden. Minister, hebt u een spic en span plan waarin die zes maanden staan? Zo ja, wat betekent die voor de capaciteit, extra geld en dat soort zaken? Is het plan er al? Kunt u verder een 100%-garantie geven voor die zes maanden? U brengt dit heel stevig. Ik krijg echter alleen indicaties die erop wijzen dat u het risico loopt, uw hand te overspelen met die zes maanden.

Minister Hirsch Ballin: De heer Schouw vraagt allereerst of hiervoor extra geld is. Mijn collega van Financiën verzekert mij en al mijn collega’s dat dit er niet is. De begroting voor de Raad van de rechtspraak is een bijlage bij de begroting van het ministerie van Justitie die op Prinsjesdag wordt ingediend. De rechtspraak moet voortdurend het best mogelijke doen in de afhandeling van zaken met middelen die niet eindeloos zijn. Ik heb geen reden om eraan te twijfelen dat rechters – die zich over het algemeen aan de wetgeving op het gebied van procesrecht houden – zich zullen inspannen om de termijn in acht te nemen, als wij deze termijnbepaling opnemen. Dat leert de ervaring met andere termijnen, die bijvoorbeeld in het bijzondere procesrecht van de Vreemdelingenwet zijn opgenomen.

De heer Schouw (D66): De gemiddelde doorlooptijd in de praktijk is negen tot twaalf maanden. Het is nogal wat, als de minister zes maanden stelt. Ik heb gevraagd naar een plan en niet naar geld. De minister heeft niet geantwoord. Ik concludeer daarom dat hij geen plan heeft, tenzij hij dadelijk zegt dat hij wel een plan heeft. Mijn tweede vraag ging over de garantie. De minister heeft ook daarop geen hard antwoord gegeven. Mijn conclusie is dus dat de minister geen plan heeft en geen garantie voor die zes maanden. Mijn vervolgvraag is dan, waarop de minister afrekenbaar is. Hij zet die zes maanden hier immers stevig neer.

Minister Hirsch Ballin: Ik geloof dat de heer Schouw zijn criteria, zijn aangrijpingspunten niet helemaal goed legt. Wij hebben de Raad voor de rechtspraak bij wetgeving – die hier ongeveer een decennium geleden is behandeld – de taak gegeven om in eigen beheer de middelen te verdelen. Dat geschiedt op basis van begrotingsafspraken die met de minister van Justitie worden gemaakt. Die maken deel uit van de Justitiebegroting. Daarvoor geldt precies hetzelfde als voor alle andere termijnen die in de procesrechtelijke wetgeving een plaats krijgen, zoals de termijn over het moment van het doen van de uitspraak en de bijzondere termijnen – ik noemde ze net al – die in de Vreemdelingenwet 2000 zijn opgenomen. De heer Schouw impliceert dat dit onuitvoerbare termijnen zijn, maar daarvoor is echt geen reden. De heer Schouw noemde zelf de gemiddelde termijnen, die niet extreem ver daarboven liggen. Dit geeft al aan dat die termijn zeer wel haalbaar is voor de beperkte categorie zaken – namelijk de zaken van de Crisis- en herstelwet – waarvoor die zal gelden. De Raad voor de rechtspraak maakt een plan daarvoor. De Kamer kan de minister van Justitie op het ter beschikking stellen van voldoende middelen voor de rechtspraak afrekenen bij elke begroting van het ministerie van Justitie.

De heer Van den Berg (SGP): Ik hoor graag van de minister of er dan niet weer een stuwmeer aan gewone zaken blijft liggen. Mensen kunnen maar één ding tegelijk. Dit geldt helaas ook voor de rechterlijke macht. Dat is mijn zorg.

Minister Hirsch Ballin: Nee, dat is helemaal niet te verwachten. Het gaat zoals gezegd om een beperkt aantal zaken, namelijk die van de Crisis- en herstelwet. Het gaat dus niet om een algemene termijn voor de hele breedte van het bestuursprocesrecht. Wij mogen dus ervan uitgaan dat dit in redelijke balans te brengen is met de afhandeling van andere zaken.

De heer Koffeman (PvdD): De Raad voor de rechtspraak was hier afgevaardigd met twee personen. Die waren erover verbaasd dat de minister geen contact met hen heeft gezocht en geen advies heeft gevraagd. Zij waren ervan overtuigd dat er wel zo’n stuwmeer zou ontstaan, dus dat er grote capacitaire problemen zouden ontstaan. Zitten zij er helemaal naast of zit de minister ernaast? Het kan niet zo zijn dat beide partijen gelijk hebben.

Minister Hirsch Ballin: Nee, ik ga ervan uit dat ik gelijk heb. Ik stel voor dat de heer Koffeman het ter toetsing brengt als wij over de begroting van het ministerie van Justitie spreken. Ik heb onlangs volledige overeenstemming bereikt met de Raad voor de rechtspraak over de uitgangspunten van de begroting 2011. Voor zover er al een verschil van inzicht was, is dat daarmee uit de weg geruimd.

De heer Koffeman (PvdD): Wij moeten vanavond stemmen en niet bij de behandeling van een begroting. In die zin is het prettig als de minister vandaag helderheid geeft.

Minister Hirsch Ballin: Dat doe ik bij dezen. Ik heb volledige overeenstemming met de Raad voor de rechtspraak over de afspraken voor 2011.

De heer Vliegenthart (SP): Het betoog van de heer Koffeman volgend, is de vraag van de heer Schouw naar het plan van de minister toch wel erg relevant. Zou de minister hier in elk geval de contouren van de afspraak kunnen schetsen, zodat wij in elk geval zelf kunnen afwegen of dat plan klopt of dat de Raad voor de rechtspraak een verhaal heeft gehouden dat hout snijdt?

Minister Hirsch Ballin: Ja, op dat moment waren nog de gesprekken gaande over de prijsafspraken voor 2011. Daarin wordt ook een inschatting gemaakt van nieuwe wetgeving die eraan staat te komen. Daarover hebben wij volledige overeenstemming met de Raad voor de rechtspraak. Als er nieuwe ontwikkelingen zijn, kan de Kamer die ter discussie stellen bij de bespreking van de justitiebegroting.

Mevrouw Meindertsma (PvdA): Ik ben het met de minister eens als het over een beperkt aantal projecten zou gaan, bijvoorbeeld de projecten die onder hoofdstuk 1 staan. De projecten die wij zojuist uitgezonderd hebben, komen dan daarna, en die zijn in volgorde. Dan zou het in totaliteit over 70 projecten gaan. Het moet mogelijk zijn om dat op te vangen. Afdeling 6, hoofdstuk 2 gaat over projectuitvoeringsbesluiten. Dat kunnen projecten zijn van tien woningen, oplopend naar 2000 woningen. Als ik de minister-president mag geloven kan dat niet alleen, maar zal dat ook een ongelofelijke hoeveelheid projecten zijn. Als die inderdaad allemaal versneld mogen worden uitgevoerd, dan gebeurt dat ook. Ik heb de minister van VROM dat vorige week bij de behandeling van de omgevingsvergunning gevraagd. Dan zullen gemeenten ook gaan kiezen voor een projectuitvoeringsbesluit en niet voor een omgevingsvergunning, als ze denken dat er nog rechtspraak aan vast zit. Dan zou het wel eens, als de minister-president gelijk krijgt, om ongelofelijk veel meer projecten kunnen gaan.

Minister Hirsch Ballin: Wat de werklast van de rechters betreft, dat geldt over de gehele linie, zijn wij uiteraard uitgegaan van schattingen. Het is namelijk altijd de discussie welke nieuwe wetgeving eraan staat te komen. Het omgekeerde komt ook wel eens voor. Dan gaan wij uit van nieuwe wetgeving en dan blijft die langer uit dan voorzien was. Dat brengt ook verandering in de situatie waarvan moet worden uitgegaan bij de rechtspraak. Ik ben ervan uitgegaan dat wij een redelijke inschatting hebben gemaakt van de omvang van het aantal zaken dat in deze kaders bij de bestuursrechtspraak terechtkomt. Bovendien gaat het om zaken die hoe dan ook moeten worden afgehandeld. De aspecten van het voorrang geven, in verband met de termijn van zes maanden, liggen naar mijn inschatting binnen dragelijke verhoudingen. Uiteraard zullen wij dit monitoren en volgen. Ik sta te allen tijde open voor gesprekken met de Raad voor de rechtspraak en met de leden van de Eerste en de Tweede Kamer over de manier waarop dit in de praktijk werkt.


Brondocumenten


Historie

  • 8 mei 2012
    nieuwe status: voldaan
    Voortgang:
    Opmerking: De commissies besluiten om toezegging T01134 als voldaan te beschouwen en de inhoud van de rapportage te betrekken bij de mogelijke behandeling van het wetsvoorstel inzake Permanent maken Crisis- en herstelwet en aanbrengen verbeteringen inzake het omgevingsrecht (33135).
    documenten:
    • -   
      Verslag van een schriftelijk overleg inzake toezeggingen
      toezegging T01152 voor kennisgeving aangenomen door de commissie voor BZK/AZ op 3 april 2012
      toezegging T01134 voor kennisgeving aangenomen op 8 mei 2012 door de commissies voor IMRO en voor VenJ
      voor kennisgeving aangenomen door de commissie voor V&J op 15 mei 2012
      EK, E
  • 16 september 2011
    nieuwe status: openstaand
    Voortgang:
  • 7 juni 2011
    nieuwe commissie: commissie voor Veiligheid en Justitie (V&J)
  • 7 juni 2011
    commissie vervallen: commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat / Algemene Zaken en Huis van de Koningin (BZK/AZ)
  • 14 oktober 2010
    nieuwe verantwoordelijkheid: Minister van Veiligheid en Justitie
  • 14 oktober 2010
    verantwoordelijkheid verlopen: Minister van Justitie
  • 14 oktober 2010
    verantwoordelijkheid verlopen: Minister van Algemene Zaken
  • 10 september 2010
    nieuwe status: openstaand
    Voortgang:
    Opmerking: Deze toezegging wordt betrokken bij de toegezegde monitoring van de Crisis en herstelwet in 2011.
  • 16 maart 2010
    toezegging gedaan