T02063

Toezegging Omvang profileringsfonds (34.035)



De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Ganzevoort (GroenLinks), toe bij de uitvoering van de motie-Mohandis c.s. uit de Tweede Kamer te bezien of de aard en de omvang van het profileringsfonds van de instellingen voldoende zijn en de studenten daarbij te betrekken. Resultaten van de monitoring worden ook naar de Eerste Kamer gestuurd.


Kerngegevens

Nummer T02063
Status voldaan
Datum toezegging 20 januari 2015
Deadline 1 januari 2016
Verantwoordelijke(n) Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Kamerleden Prof.dr. R.R. Ganzevoort (GroenLinks)
Commissie commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie evaluatie
Onderwerpen profileringsfonds
studievoorschot
Kamerstukken Wet studievoorschot hoger onderwijs (34.035)


Uit de stukken

Handelingen I 2014-2015, nr. 17, item 8 - blz. 4

De heer Ganzevoort (GroenLinks): Allereerst zijn er de studenten met een functiebeperking. Weliswaar krijgen zij naast een aantal maatregelen die blijven bestaan ook een aanvulling van €1.200 in de vorm van een kwijtschelding, maar dat is minder dan voorheen. Op de vraag of dat voldoende is om hen tegemoet te komen, antwoordt de minister dat er ook nog het profileringsfonds is. Datzelfde zegt zij eigenlijk over de vraag naar de situatie van studenten die een bestuursjaar doen: bestaande maatregelen en het profileringsfonds. In de Tweede Kamer leidde dat tot een vraag naar de hoogte van het profileringsfonds en tot een aangenomen motie van de heer Mohandis waarin de minister werd gevraagd om in gesprek met de instellingen en studenten te komen tot een richtlijn voor de hoogte van uitkeringen.

Dat is waardevol, maar mijn vraag zou iets principiëler zijn. Wanneer de overheid, aangestuurd door het politieke debat zoals wij dat voeren, studenten verwijst naar het profileringsfonds om in deze situaties een oplossing te bieden, dan schept dat een verantwoordelijkheid voor de instelling. Dan zou er ook een recht voor de student moeten worden gedefinieerd. Het kan niet zo zijn dat wij hier afspreken dat het profileringsfonds het vangnet moet zijn en dat dan de universiteit of hogeschool tegen een student zegt: sorry, wij hadden andere plannen met dat profileringsfonds. Natuurlijk, het gaat daarbij ook om de mogelijkheid om je als instelling te profileren, maar wij hebben met elkaar van dat profileringsfonds tegelijk een vangnet gemaakt. Met dit wetsvoorstel wordt dat vangnet nog net iets belangrijker.

Dat betekent dat wij niet om de vraag heen kunnen of de richtlijnen voor het profileringsfonds wel scherp genoeg zijn en of ze zo dwingend zijn dat een student daaraan een recht kan ontlenen. Ik begin graag met de vraag of de minister bereid is om met de instellingen en de studenten te bespreken aan welke minimumcriteria het instellingsbeleid rond het profileringsfonds zou moeten voldoen. Ik noem maar wat. Is het zinnig en mogelijk om een minimumomvang af te spreken, uiteraard in relatie tot de grootte van de instelling? Is er bij het toekennen van een uitkering uit het profileringsfonds voldoende rechtszekerheid en rechtsgelijkheid of is het een tombola? Krijgen bijvoorbeeld studenten met een functiebeperking adequate steun uit het profileringsfonds? Is de regeling voor collegegeldvrij besturen nog steeds adequaat of zouden studentbestuurders onder het nieuwe regime in de gelegenheid moeten worden gesteld om ook gebruik te maken van het studievoorschot?

Mijn vraag is dus heel concreet deze. Als het profileringsfonds het vangnet is voor bijzonder situaties, wil de minister dan met de instellingen en studentenbonden in gesprek gaan om te bezien of dat vangnet naar aard en omvang adequaat is, of er geen te grote mazen in zitten waar mensen doorheen vallen en of de instellingen de vangnetten goed inzetten? En als dat gesprek daar aanleiding toe geeft, wil de minister dan overwegen om meer richting te geven aan de profileringsfondsen?

(...)

Handelingen I 2014-2015, nr. 17, item 8 - blz. 38-39

Minister Bussemaker: Wat er nu niet is en wel komt, is de kwijtschelding van €1.200 bij de verlenging van de prestatiebeurs bij medische omstandigheden. Die komt er omdat we de basisbeurs afschaffen en in ruil daarvoor als tegemoetkoming die eenmalige kwijtschelding van €1.200 organiseren. Daarnaast blijft ook de aanspraak op de huidige voorziening en het profileringsfonds van een instelling bestaan. Dat fonds is nadrukkelijk bedoeld voor juist deze groep. De regeling ten aanzien van het profileringsfonds wijzigt niet. Alle doelgroepen die studievertraging oplopen — ik zeg het nog maar een keer, ook tegen de heer Ganzevoort — als gevolg van bijzondere omstandigheden hebben nog steeds recht op een tegemoetkoming uit het profileringsfonds. Dit kunnen bijvoorbeeld studenten met een chronische ziekte of handicap zijn, bestuurders, leden van een medezeggenschapsraad of ingeval van zwangerschap.

In dit verband vroeg de heer Ganzevoort of de omvang wel adequaat is en of we niet beter moeten kijken naar de aard en de omvang. Ik zeg toe dat ik dat meeneem bij mijn reactie op de motie-Mohandis c.s. uit de Tweede Kamer. Ik zal bekijken of er meer nodig is dan we nu hebben. Ik zeg er wel bij dat het aan de instelling is om te bepalen hoe hoog en voor welke duur de ondersteuning uit het profileringsfonds voor een student uiteindelijk is. Maar zoals gezegd, de heer Mohandis heeft in zijn motie gevraagd om te bekijken of we nieuwe kaders moeten stellen en of we een reëel beeld hebben van de vergoedingen die individuele instellingen uitkeren uit het profileringsfonds. Ik zal die motie uitvoeren.

De heer Ganzevoort (GroenLinks): Worden de studenten volop betrokken bij dat gezamenlijke gesprek over hoe dat dan zou moeten?

Minister Bussemaker: Zij worden daar zeer nadrukkelijk bij betrokken. Ik zeg toe dat ik kritisch zal bekijken of de voorgestelde voorzieningen toereikend zijn. Ik zal dan ook meteen nagaan of het profileringsfonds naar aard en omvang een adequaat vangnet is voor bijzondere situaties en of de instellingen de vangnetten goed inzetten. Mocht duidelijk worden dat dit niet het geval is, dan gaan we op zoek naar een structurele oplossing. Ik wil de problemen niet zo makkelijk doorschuiven naar de instellingen. Zij moeten niet alleen studenten in bijzondere situaties tegemoetkomen, maar ze moeten vooral ook gaan investeren in de kwaliteit van het onderwijs. Als er geen wijziging nodig is, dan maken we goede bestuurlijke afspraken met de instellingen over de inzet van het fonds. Mocht daar echter wel aanleiding toe zijn, dan zal ik meer maatregelen nemen.

(...)

Minister Bussemaker: Verder zal ik voor zowel de kwijtschelding als de andere voorzieningen en het profileringsfonds monitoren hoeveel studenten gebruikmaken van deze voorzieningen en voor hoe lang. In het geval van het profileringsfonds zal ik ook monitoren hoe hoog de vergoeding is en mijn onderzoek in het bijzonder toespitsen op studenten met een functiebeperking of chronische ziekte. Ik zal in het gesprek met de instellingen bekijken hoe wij gezamenlijk de benodigde informatie over het profileringsfonds op tafel kunnen krijgen. Ik wil de instellingen namelijk het liefst niet met extra administratieve lasten opzadelen door extra eisen in de richtlijnen voor de jaarverslaggeving op te nemen. Ik ga ervan uit dat zij intern bijhouden aan welke groepen en voor welke hoogte zij een vergoeding geven. Ook hiervoor geldt dat ik uit die monitoring zo nodig conclusies zal trekken en dat ik die behalve met de Tweede Kamer ook graag met uw Kamer deel.


Brondocumenten


Historie