T01996

Toezegging Privacy impact assessments sociaal domein (33.841)



De minister van BZK zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Scholten, toe in het kader van de privacy impact assessments ook te laten onderzoeken welk risico de zorgvrager loopt als zijn omgeving niet wil meewerken. 


Kerngegevens

Nummer T01996
Status voldaan
Datum toezegging 8 juli 2014
Deadline 1 juli 2015
Verantwoordelijke(n) Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Kamerleden Mr. M.C. Scholten (D66)
Commissie commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie overig
Onderwerpen bescherming van persoonsgegevens
persoonsgegevens
Privacy Impact Assessment
Kamerstukken Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (33.841)


Uit de stukken

Handelingen 8 juli 2014: 38-8-10 en 11

Minister Plasterk:

Dan ga ik door naar de privacy. Daar is door de heer Flierman, mevrouw Scholten, de heer Kuiper en mevrouw Slagter naar gevraagd. Ik heb op 24 mei een brief gestuurd met mijn beleidsvisie daarop, maar die zou verkeerd verstaan kunnen zijn. Ik ben dankbaar voor de gelegenheid om deze nog even toe te lichten. Ik heb mij samen met de departementen van VWS, V en J, SZW en OCW, maar ook met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en met het College bescherming persoonsgegevens gebogen over de vraag of die taken in het sociale domein integraal kunnen worden uitgevoerd binnen het kader van de Wet bescherming persoonsgegevens. Anders zouden we een groot probleem hebben, want die wet geldt. Geen enkel misverstand, iedereen moet zich aan de wet houden. Dat geldt niet alleen voor de Wet bescherming persoonsgegevens, maar ook voor de materiewetten die wij op het terrein van de Wmo en de andere decentralisaties hier hebben vastgesteld.

Wat mij betreft is de brief die ik heb gestuurd, goed nieuws, omdat de conclusie is dat er geen verandering van die wet nodig is om de gegevens te kunnen delen die nodig zijn om het integrale beleid te kunnen uitvoeren. Als we die nodig zouden hebben, hadden we een probleem, want dan is de vervolgvraag of we wel bereid zijn om de wet op dat punt te veranderen. Maar het kan binnen de kaders van de huidige wet. 

Ik ben bijna wekelijks op werkbezoek bij gemeenten waar die grote decentralisaties het hoofdonderwerp zijn. Ik ga mee met keukentafelteams en wijkteams. Ik zie dat allemaal gebeuren en ik spreek de professionals die daarmee bezig zijn, dagelijks of in ieder geval wekelijks. Mij valt ook weleens op dat men redelijk onbezorgd over de privacy heen lijkt te stappen. Dat is natuurlijk niet goed. Dat is goed bedoeld, want men denkt zo veel mogelijk mensen te helpen door zo veel mogelijk informatie op tafel te gooien. Mensen werken daar vrijwillig aan mee. Maar daarmee is natuurlijk niet alles gezegd. Ik zie dat de rechter in de zaal, mevrouw Quik-Schuijt, knikt. Die gegevens zijn verstrekt met een bepaald doel. Je mag ze niet zomaar om andere redenen aan iemand geven. Het moet proportioneel zijn. Het moet nuttig zijn voor datgene waar je het voor nodig hebt. En het moet vrijwillig zijn verstrekt, en niet in die zin vrijwillig dat je anders geen uitkering krijgt, want dan is er geen sprake van vrijwilligheid.

We kunnen het volgende doen. Er worden nu privacy impact assessments uitgevoerd, om op basis van de modellen voor dienstverlening die door VNG/KING zijn opgesteld, die praktijken in het sociale domein in beeld te krijgen. Dan ontwikkelen we voorbeeldmodellen en delen we die, zodat gemeenten die ook in de praktijk kunnen toepassen. Er komt een ondersteuningsprogramma voor de gemeenten. Dat doen we samen met de VNG. Er wordt een helpdesk ontwikkeld in samenwerking met de departementen van VWS, SZW en VenJ en met de VNG. Dat is de helpdesk "Privacy in het sociaal domein", waar alle vragen op dit terrein kunnen worden beantwoord. Er komt een versterking van de positie van de burger. Als mensen menen dat er niet zorgvuldig met hun gegevens wordt omgegaan, wordt er gekeken of de bestaande lokale ombudsfunctie kan worden versterkt met een apart loket op dat gebied. Op die manier denken we dat we dit traject aan kunnen gaan. [...]

De heer Kuiper (ChristenUnie):

 Begrijp ik goed dat de minister vindt dat er geen nieuw wettelijk kader nodig is, omdat het wettelijke kader er al is? De minister geeft nu echter zelf al aan dat er tegelijkertijd wel risico's zijn. Anders zou dat monitoren en rapporteren en dergelijke niet nodig zijn. Waar het om gaat, is dat gevoelige informatie over burgers niet via ambtelijke burelen van de gemeenten op allerlei plekken terecht moet kunnen komen. We willen zeker weten dat dat echt niet gebeurt. Dan is achteraf monitoren een zwak instrument, want je moet het vóór zijn. Hoe kijkt de minister daartegen aan?

Minister Plasterk:

Daar ben ik het mee eens. Ik heb met alle partijen gesproken waarvan ik dacht dat die er iets nuttigs over konden zeggen. Mijn inventarisatie tot dusver heeft opgeleverd dat het in mijn optiek mogelijk zou moeten zijn om dat integrale beleid waar we op uit zijn, uit te voeren binnen de kaders van de bestaande wet, inclusief de Wet bescherming persoonsgegevens. Maar dan moet men dat wel op de goede manier doen. Inderdaad heb ik soms de indruk dat men in het enthousiasme weleens denkt dat de gegevens van bijvoorbeeld de ggz en de politie gewoon te combineren zijn om een compleet beeld te krijgen van wat er in een huishouden speelt en dat je dan alles in een keer weet. Maar dat kan niet. Je kunt niet zomaar een uitdraai maken per huisnummer, met daarop alles wat daar speelt voor ieder van de gezinsleden. De mensen in de gemeenten zijn over het algemeen niet zo naïef, maar mocht men dat denken, dan zeg ik hierbij dat dat zeker niet kan. We zullen ervoor moeten zorgen dat die praktijk goed wordt ingevuld. Ik ben het ermee eens dat je niet kunt zeggen dat we het maar zullen afwachten en dat we wel zien wat er gaat gebeuren. Vandaar dat ik in de brief van 24 mei vijf actiepunten heb genoemd om er samen met de VNG en de departementen voor te zorgen dat, wat dit punt betreft, alle informatie bij de gemeenten ligt en dat uiteindelijk het College bescherming persoonsgegevens erop kan toezien dat men zich aan de wet houdt.

Mevrouw Scholten (D66):

Hier wil ik een vervolgvraag op stellen. Ik ben heel blij met het antwoord van de minister. Ik denk ook dat het van belang is dat er modellen worden ontwikkeld en er aansturing komt op dit onderwerp, want het is belangrijk genoeg. Dan blijf ik toch zitten met het concrete probleem in de praktijk dat er vrij veel informatie wordt gevraagd aan de personen in de omgeving van de zorgvrager. Die omgevingspersonen moeten ook toestemming geven. Toestemming is het kernpunt in de wet. Het kan altijd zijn dat mensen weigeren toestemming te geven. Welk risico loopt de zorgvrager als zijn omgeving niet wil meewerken aan die privacy-onderzoeken?

Minister Plasterk:

Het beeld tot dusver is dat dit geen risico oplevert voor de zorgvrager, maar voor we in casuïstiek vervallen, zou ik die privacy impact assessments willen afwachten. Dan wil ik in detail kijken of de conclusie daarvan ook is dat je geen gevoelige informatie hoeft te vragen die niet verstrekt zou hoeven worden door andere, nabije personen zonder dat de zorgvrager daardoor risico loopt.

Mevrouw Scholten (D66):

Ik wil graag van alles afwachten, maar kan dan bij het onderzoek ook de vraag worden betrokken wat het risico voor de zorgvrager is als de casus die ik net noemde, zich voordoet?

Minister Plasterk:

Ja, dat is dan een logisch onderdeel van die vraag. Dat moet er zeker bij worden betrokken. Dat zeg ik toe.

Mevrouw Scholten (D66):

Dank u wel.


Brondocumenten


Historie