T01944

Toezegging Publieksvoorlichting door de overheid over de EU (33.877)



De Minister van Buitenlandse Zaken zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen van het lid De Vries (PvdA), toe goed te zullen kijken naar de publieksvoorlichting door de overheid over de EU. Hij zal daarbij kijken naar de leemten in deze communicatie, naar de vraag hoe deze de burger beter kan bereiken en naar het rechtzetten van onjuiste informatie over Europa als mogelijke overheidstaak.

Zie ook:

T01392 (Toezegging Visie op Europa-communicatie (32.502, E)): De Staatssecretaris van Buitenlandse Zaken zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid De Vries (PvdA), toe om aan de hand van een verdere invulling van de notitie over de visie op de Europa-communicatie (32 502, D) of een nadere notitie in 2012 opnieuw met de Eerste Kamer in gesprek te gaan over de Europa-communicatie van de regering.

T01714 (Toezegging Publieksvoorlichting over EU en faciliteren kennismaken studenten aan Europese instellingen (33.551)): De Minister van Buitenlandse Zaken zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid De Vries (PvdA), toe de Kamer te informeren over hoe bestaande publieksvoorlichting over de EU de burger beter kan bereiken en hoe het kennismaken van studenten en stagiaires met Europese instellingen kan worden gefaciliteerd.


Kerngegevens

Nummer T01944
Status afgevoerd
Datum toezegging 15 april 2014
Deadline 1 januari 2015
Verantwoordelijke(n) Minister van Buitenlandse Zaken
Kamerleden prof.mr. K.G. de Vries (PvdA)
Commissie commissie voor Europese Zaken (EUZA)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen Europa-communicatie
staat van de Unie
Kamerstukken Staat van de Europese Unie 2014 (33.877)


Uit de stukken

Handelingen I 2013-2014, nr. 27, item 8 - blz. 43

De heer De Vries (PvdA):

De minister heeft niet zo verschrikkelijk veel gezegd over Europa-communicatie. Het heeft ongeveer een jaar geduurd voordat wij daarover een brief van hem hebben gekregen, nadat ik er toch een gloedvol betoog over had gehouden. Hij was het daar kennelijk niet mee eens, want hij wil helemaal geen overkoepelende visie hebben. Ik vind het ongelooflijk belangrijk dat die visie er wel is. Maar ja, als die er niet is, dan is die er niet en kan ik het ook allemaal niet helpen. Een campagne die wordt voorzien voor het Europees voorzitterschap van Nederland, kan nu ook worden gehouden. Er moet voortdurend worden gelet op de leemten in de communicatie. Alle onzin die wordt beweerd over Europa, moet rechtgezet worden. Ik heb vorig jaar het voorbeeld genoemd van gemeenten die allerlei onware beweringen over hun beleid meteen rechtzetten, ook op Twitter, Facebook enzovoorts. Ik lees natuurlijk wat de minister op Facebook zegt, maar hij kan ook niet de hele dag alle onjuiste uitlatingen van anderen corrigeren. Ik vind dat wij veel actiever moeten zijn om ervoor te zorgen dat er geen onterechte "Unfug" over Europa wordt verteld. Als er kritiek is, vind ik het allemaal prima.

Handelingen I 2013-2014, nr. 27, item 8 - blz. 48-49

Minister Timmermans:

Er is voorts gesproken over de aandacht voor Europa in het onderwijs. Ik probeer zelf zo veel mogelijk met het onderwijsveld te spreken over dit soort kwesties. Ik zie dat er goede voorbeelden zijn van scholen die het goed oppakken, bijvoorbeeld op de school in Zoetermeer waar ik laatst was. Tegelijkertijd zie ik dat de aandacht voor Europa erg afhankelijk is van individuele docenten die daar hun energie en tijd aan willen besteden. De middelen en de leermiddelenzijn er, maar wij moeten de docenten vinden die daar schik in hebben en tijd voor hebben. Ik zal daar nog eens overpraten met minister Bussemaker.

Wel vind ik dat de aandacht voor Europa in het onderwijs niet in politiek vaarwater mag terechtkomen. Het moet niet het odium krijgen van propaganda voor de Europese integratie, want daarmee halen wij het hele onderwijsdoel onderuit. De aandacht voor Europa moet een plaats krijgen in de staatsinrichting, net zo goed als onze nationale staatsinrichting daarin een plaats heeft. Op dit punt hebben wij in de afgelopen jaren vorderingen gemaakt, maar die zijn in het onderwijs nog onvoldoende geland. Voor zover mijn departement daarbij kan helpen, zal het dat zeker doen.

Ik zeg dat ook tegen de heer De Vries, die terecht kritiek had— die ik mij aantrek — over het feit dat ik er zo lang overheb gedaan om zijn verzoek van vorig jaar te beantwoorden. Ik ken hem al wat langer. Ik vond hem nog mild, want hij had daar ook veel harder over kunnen zijn. Ik dank hem daarvoor. Dit had ik beter moeten doen. Ik zal daar in de komende tijd nog eens goed naar kijken. Ik wil niet in de oude stand van: we moeten aan Nederland vertellen hoe goed Europa is. Dat werkt niet. Dat wil ik absoluut niet. De heer De Vries heeft echter gelijk dat het demythologiseren van flauwekul die verkocht wordt ook een overheidstaak kan zijn. Als je mensen permanent op het verkeerde been zet, gaan ze vervolgens namelijk aannemen dat iets waar is wat helemaal niet waar is. Ik geef ook aan de heer De Vries toe dat we nog niet goed genoeg weten hoe we daarmee moeten omgaan. Dat komt ook doordat we misschien wat terughoudend zijn geworden in het rechtzetten van zaken die niet kloppen. Dat heeft te maken met het feit dat we dat verleden, waarin we altijd aan het vertellen waren dat Europa zo goed voor de mensen was, niet meer willen. Ik moet daar inderdaad nog eens goed naar kijken.


Brondocumenten


Historie