T01502

Toezegging Uitspraak HvJ C-508/10 inzake legeskosten en gevolgen voor legesheffing (31.549)



De minister voor Immigratie, Integratie en Asiel zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen van de leden Schrijver (PvdA), Vliegenthart (SP), De Graaf (D66) en Strik (GL), toe de uitspraak van het Hof van Justitie d.d. 26 april 2012 (zaak C-508/10) inzake legeskosten en de gevolgen hiervan voor aspecten van legesheffing te bestuderen.


Kerngegevens

Nummer T01502
Status voldaan
Datum toezegging 15 mei 2012
Deadline 1 januari 2013
Verantwoordelijke(n) Minister voor Immigratie, Integratie en Asiel
Kamerleden Mr. Th.C. de Graaf (D66)
Prof.mr. N.J. Schrijver (PvdA)
mr. dr. M.H.A. Strik (GroenLinks)
dr. A. Vliegenthart (SP)
Commissie commissie voor Immigratie & Asiel / JBZ-Raad (I&A/JBZ)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen leges
legesheffing
legeskosten
nationale visa
Vreemdelingenwet
Kamerstukken Invoering visumplicht voor vreemdelingen (31.549)


Opmerking

Motie-Schrijver (PvdA) c.s. inzake het vragen van geen overdreven en hoge leges voor het aanvragen van een verblijfsvergunning in Nederland (EK 31.549, E) - motie verworpen. Zie Stemmingen 22 mei 2012, Eerste Kamer, 2011-2012, 31.549, nr. 30, item 3, blz. 3.

Uit de stukken

Handelingen I 2011-2012, nr. 29, item 4 - blz. 2

De heer Schrijver (PvdA): (...) Ook zijn wij bezorgd over de exorbitant hoge legeskosten die het kabinet voornemens is te gaan heffen en die in individuele gevallen tot enkele duizenden euro's kunnen oplopen en gemakkelijk een modaal inkomen van zes maanden in het herkomstland kunnen bedragen. We zijn bezorgd over wat dit betekent voor een gezin met een asielstatus dat op rechtmatige wijze een verblijfsvergunning heeft verworven. Ook achten wij het disproportioneel en misschien zelfs onrechtmatig om een dergelijk verschil te maken tussen de leges die moeten worden betaald door enerzijds Unieburgers en Turkse burgers en anderzijds derdelanders. Wat wij al vermoedden, is nu ook op 26 april 2012 geoordeeld door het Hof van Justitie in zaak C-508/10. Het betreft de Nederlandse leges voor verblijfsvergunningen voor langdurig ingezetenen, waartegen de Europese Commissie in januari 2012 een inbreukprocedure was begonnen en die nu door het Hof onevenredig en disproportioneel worden genoemd. Ik heb het arrest bij me; in het dictum worden geen onduidelijke termen gebruikt. Het Hof van Justitie komt tot het oordeel dat de Nederlandse legesheffing overdreven en onevenredig hoog is en dat deze een belemmering kan vormen voor de uitoefening van de bij de richtlijnen toegekende rechten. Ik zou graag van de minister daarop een reactie vernemen, in het bijzonder op de vraag in hoeverre dit nieuwe arrest tot een aanpassing van zijn voorgenomen beleid inzake de legesheffing voor de machtigingen voorlopig verblijf onbepaalde tijd gaat leiden. Kan de minister ons inzicht verschaffen in de legeskosten die andere EU-landen heffen? Onze indruk is dat Nederland een buitenbeentje is, en dit keer dan niet in de beste betekenis van het woord.

Handelingen I 2011-2012, nr. 29, item 4 - blz. 8-9

Mevrouw Strik (GroenLinks): (...) Dan ga ik in op enkele punten betreffende gezinsleden van asielstatushouders. Het probleem van de hoge leges voor asielstatushouders voor een permanente vergunning is opgelost met de uitspraak van het Hof van 26 april jongstleden in de zaak van de Commissie tegen Nederland. De heer Schrijver refereerde er ook al aan. Graag verneemt mijn fractie op welke wijze daaraan uitvoering wordt gegeven en of de regering het met mijn fractie eens is dat ook de leges voor gezinshereniging ingrijpend zullen moeten dalen. De argumenten van het Hof in deze zaak zijn immers even toepasbaar op de leges voor gezinshereniging.

Handelingen I 2011-2012, nr. 29, item 4 - blz. 10-11

De heer Vliegenthart (SP): Dat brengt me bij het tweede onderwerp dat ik kort wil aanstippen, de leges die verbonden zijn met het aanvragen van een visum. Volgens de minister zijn die aan de maat als het gaat om mensen die al langere tijd in Nederland verblijven. Vanuit het veld vernemen we echter andere geluiden. Vluchtelingen verkeren in Nederland vaak op of zelfs onder het sociaal minimum. Een visumaanvraag kan dan een zeer dure aangelegenheid worden. Beide collega's die voor mij spraken, verwezen al naar de uitspraken die daar recent over zijn gedaan en die Nederland op een ander terrein dwingen tot nieuwe maatregelen.

Kan de minister, gewoon voor mijn begrip, eens voorrekenen wat een dergelijke aanvraag voor een gezin bestaande uit een vader, een moeder en drie kinderen, niet uit Turkije of de Europese Unie, nu concreet kost? En zou hij dat willen afzetten tegen het inkomen van zo'n gemiddeld vluchtelinggezin? Mijn fractie begrijpt zeer goed dat voor niets de zon opgaat. Wij hebben er ook niets tegen dat er leges worden geheven. Die moeten echter wel in relatie staan tot de financiële draagkracht van de groep mensen waar wij het vandaag over hebben. Mijn fractie ziet uit naar de antwoorden van de regering.

Handelingen I 2011-2012, nr. 29, item 4 - blz. 11

De heef Thom de Graaf (D66): Op het punt van de leges die verbonden zijn aan de aanvraag van een verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd bestaat een duidelijk verschil van inzicht tussen de minister en D66. Wij menen dat wetgeving redelijk en billijk behoort zijn, ook als het de heffing van leges voor overheidsdiensten betreft. Het is in de eerste plaats de vraag of onder de redelijkheid kan worden begrepen dat überhaupt leges worden geheven voor verblijfsvergunningen voor onbepaalde tijd op grond van bijvoorbeeld een asielaanvraag. De regering ziet hier een verantwoordelijkheid van de asielzoeker voor de kosten van de diensten die door de overheid worden geleverd. Alsof die asielzoeker hier een afgewogen keuze in heeft. Ik vind dat tamelijk ver gezocht, maar soit.

Mijn fractie is er in ieder geval niet van overtuigd dat de hoogte van de leges zich verdraagt met de beginselen van redelijkheid en proportionaliteit. In de memorie van antwoord refereert de minister aan een bepaling in het tweede lid van artikel 29 van het Vluchtelingenverdrag, op grond waarvan de verdragsstaten heffingen mogen stellen op de verstrekking van administratieve documenten zoals de asielvergunning voor onbepaalde tijd. De regering vindt het daarbij redelijk om zich wat de hoogte betreft te baseren op de daadwerkelijk gemaakte kosten. Het tarief staat daarmee in verhouding en "is daarom niet te hoog", aldus minister Leers.

Dit meningsverschil is drie weken geleden, volgens mij, alsnog beslecht middels bijval vanuit wellicht onverwachte hoek. In een door de Europese Commissie aanhangig gemaakte zaak tegen de Nederlandse Staat heeft het Europese Hof van Justitie verklaard dat dergelijke leges – ik ga ervan uit dat dit ook leges betreft zoals wij die hier bespreken – inderdaad overdreven en onevenredig hoog zijn en dat deze een belemmering vormen voor de toegekende rechten aan onderdanen van derde landen. Ik wil de minister daarom nu vragen nogmaals nadrukkelijk te verzekeren dat de hoogte van de reeds bestaande en voorgestelde leges voor dergelijke verblijfsvergunningen ongedaan worden gemaakt, respectievelijk drastisch worden verlaagd. Is het niet redelijk om bij dit soort leges uit te gaan van heffingen zoals wij die bijvoorbeeld voor de identiteitskaarten vragen aan onze eigen onderdanen of voor verblijfsdocumenten aan mensen uit Turkije op grond van het associatieverdrag? Dan spreken wij echt over aanmerkelijk lagere heffingen.

Ik nodig de minister ook uit om nog eens aan te geven hoe hij nu staat tegenover een eventuele restitutieregeling voor gedupeerden die op advies van de Raad van State sinds 2009 bezwaar hebben aangetekend tegen deze, door verschillende Nederlandse rechters al vaker kritisch bejegende, legesheffingen.

Handelingen I 2011-2012, nr. 29, item 4 - blz. 15

Minister Leers: (...) Ik kom bij een derde belangrijk punt. Dit wetsvoorstel voorziet ook in een basis voor de heffing van leges ter afdoening van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd. De afdoening van aanvragen tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd en tot verlenging van de geldigheidsduur daarvan blijft gratis. Met andere woorden, de zorg van een aantal afgevaardigden dat asielzoekers opeens worden geconfronteerd met grote lasten kan ik wegnemen, want voor een asielzoeker die zich bedient van de verblijfsvergunning bepaalde tijd en die na drie jaar verlengt, blijft die vergunning gratis. Degene die een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd wenst en daarmee een grotere mate van zekerheid voor zichzelf organiseert – de verblijfsvergunning is voor onbepaalde tijd en kan niet meer worden teruggenomen – krijgt wel legeskosten in rekening gebracht. Ik vind dat ook te billijken, los van de discussie over de hoogte van legeskosten. De Kamer heeft daar een punt van gemaakt en ik kan dat heel goed volgen, gelet op de uitspraak van het Hof. Los daarvan vind ik dat er onderscheid mag worden gemaakt tussen legeskosten voor een vergunning voor onbepaalde tijd en een vergunning voor bepaalde tijd. De laatste zal altijd gratis zijn voor de asielzoeker.

(...)

Handelingen I 2011-2012, nr. 29, item 4 - blz. 16-17

Minister Leers: (...) Voor de vreemdelingen die al tot een gezin behoorden in het buitenland is legesvrijstelling van toepassing ten aanzien van de mvv. Dat geldt ook ten aanzien van een verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd. De opmerkingen van de heer Schrijver over de internationale afspraken, zoals ze in de travaux préparatoires zijn vastgelegd, houden een verplichting in die op dit moment weinig concreet is. Het is niet duidelijk wat de "small fee" is. Het Vluchtelingenverdrag bevat zelf geen bepalingen, anders dan in de artikelen 29 en 34. De legesheffing is aan te merken als een geoorloofde heffing voor de verstrekking aan vreemdelingen van administratieve documenten, waarbij zijn inbegrepen identiteitsdocumenten, bedoeld in artikel 29, lid 2 van het Vluchtelingenverdrag. Ik kan nu nog niet zeggen hoe hoog de leges zullen worden. Ik zal de uitspraak bestuderen. Wel kan ik aangeven dat ik wil proberen om aan te sluiten bij het legestarief van een verblijfsvergunning regulier voor onbepaalde tijd.

De heer Thom de Graaf (D66): De uitspraak is alweer drie weken oud. Je zou zeggen dat de heel ijverige ambtenaren van de minister, die de laatste letters van het Vluchtelingenverdrag uit hun hoofd kennen, dit ook nog wel hadden kunnen bestuderen en de minister van een concreet antwoord hadden kunnen voorzien. De minister is in de Tweede Kamer nadrukkelijk ingegaan op de hoogte van de tarieven. Hij heeft gezegd dat deze redelijk zijn omdat ze de kosten dekken. De minister zegt nu dat hij zich niet kan uitlaten over de hoogte en dat hij eerst naar de uitspraak moet kijken. Ik zou het mij goed kunnen voorstellen dat de minister hier zegt dat hij zich in de lijn van de uitspraak van het Europese Hof gaat richten op de bijstelling naar beneden van de tarieven, ervan uitgaande dat we ongeveer hetzelfde bedrag vragen aan vreemdelingen als wij vragen aan EU-ingezetenen of aan mensen die op grond van het associatieverdrag met Turkije om verblijfsdocumenten vragen. Dat zou alleszins redelijk zijn. Ik zie niet in waarom de minister dit vandaag niet kan zeggen.

Minister Leers: We zitten niet zo ver van elkaar. Er is in ieder geval een uitspraak van het Hof. Daaruit wordt duidelijk dat de leges die wij op dit terrein hanteren, te hoog zijn. Ik heb gezegd dat ik deze uitspraak zorgvuldig wil bestuderen. Naar alle waarschijnlijkheid zal dit namelijk doorgetrokken worden op andere terreinen van de legesheffing, bij gezinshereniging, gezinsvorming en noem maar op. Ik wil nu niet volstaan met een snelle conclusie op één terrein, terwijl ik straks weer achter de feiten aanloop. Ik wil goed kijken naar het hele legesgebouw. Laten we heel eerlijk zijn: ook daarbij speelt de financiële en economische situatie op dit moment een rol. Ook deze minister ontsnapt niet aan bezuinigingen. Ik heb op dat punt wat moeten slikken in het afgelopen halfjaar. Ik werk daar niet met veel plezier aan. Ik wil naar een legesheffing die billijk is en fair. Daarbij moet een redelijke verhouding bestaan tussen de kosten en de betaling van de legeskosten. Ik heb zojuist al aangegeven dat ik hoop dat een betere werking van het hele systeem bij de IND en de toepassing van INDiGO, het computerprogramma waarmee wij straks veel meer kunnen doen, zal leiden tot een aanzienlijke verlaging van de kosten.

Handelingen I 2011-2012, nr. 29, item 4 - blz. 20

De heer Schrijver (PvdA): Wij hebben uitvoerig gesproken over de kwestie van de legesheffing. Al mijn collega's hebben daarover zeer behartigenswaardige dingen gezegd. Ik vind het jammer dat de CDA-fractie verstoppertje blijft spelen en nog niet met het kiekeboe is gekomen, door te zeggen wat men ervan vindt, maar het kan nog komen. De wonderen zijn de wereld niet uit. Wij vinden dat de kwestie van de legesheffing op gespannen voet staat met wat eigenlijk in het kader van het VN-Vluchtelingenverdrag is overeengekomen als een "small fee". Het gaat ook om wat fatsoenlijk is om aan een vreemdeling in rekening te brengen. Wat is billijk en fair? Ik stel vast dat de minister niet duidelijk heeft willen zeggen dat hij vindt dat de uitspraak van het Hof van Justitie van nu alweer drie weken geleden voor hem aanleiding is om niet verder door te gaan op de voorgenomen weg van kostendoorberekening bij het aanvragen van verblijf voor onbepaalde tijd door vreemdelingen. Om te proberen de minister een zetje in de goede richting te geven, heb ik de eer een motie in te dienen, die ik in mijn beste handschrift aan de voorzitter aanbied. Ik wens hem sterkte.

Motie

De voorzitter: Door de leden Schrijver, Vliegenthart, Thom de Graaf, Quik-Schuijt, Strik, Meurs en Sent wordt de volgende motie voorgesteld:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat in het kader van het VN-Vluchtelingenverdrag uitgegaan wordt van slechts een "small fee" als legeskosten voor het aanvragen van een verblijfsvergunning in Nederland;

kennisnemende van de uitspraak van het Hof van Justitie d.d. 26 april 2012 (zaak C-508/10) in de zaak van legeskosten, aangespannen in het kader van een inbreukprocedure door de Europese Commissie tegen Nederland;

spreekt als haar oordeel uit dat de Nederlandse regeringovereenkomstig de uitspraak van het Hof geen "overdreven en hoge leges" behoort te vragen aan vreemdelingen die een aanvraag voor een verblijf voor onbepaalde tijd in Nederland indienen;

roept de regering op, zo spoedig mogelijk dienovereenkomstig te handelen,

en gaat over tot de orde van de dag.

Zij krijgt letter E (31549).

Handelingen I 2011-2012, nr. 29, item 4 - blz. 21

Mevrouw Strik (GroenLinks): Ik constateer wel verheugd dat de minister een aantal toezeggingen heeft gedaan. Daar ben ik heel blij om. De minister gaat onderzoeken of, in samenwerking met ambassades van andere landen, de mvv dichter bij de plaats waar gezinsleden van asielstatushouders zijn kan worden geregeld. Wij krijgen een brief over de consequenties van de uitspraak van het Hof. Ik ga er zonder meer van uit dat dit in lijn zal zijn met de motie die zojuist is ingediend. Ik ben ook heel blij dat de minister in de brief ook zal ingaan op de consequenties op andere terreinen, zoals de gezinshereniging. De argumenten van de Commissie zijn voortdurend hetzelfde. Het is natuurlijk een beetje gek als wij alleen maar gaan zitten wachten op uitspraak na uitspraak, terwijl wij ook kunnen zeggen: oké, nu weten wij onderhand wel wat de lijn van het Hof is en gaan wij ons beleid in lijn brengen met de jurisprudentie van het Hof.

Handelingen I 2011-2012, nr. 29, item 4 - blz. 22

De heer Thom de Graaf (D66): Ik roep de minister overigens op om snel duidelijkheid te scheppen over de leges en over de vraag wat een redelijk en proportioneel bedrag is voor leges, gelet op de uitspraak van het Europese Hof. De motie van de heer Schrijver is daar ook duidelijk over. Ik wil de minister voorts vragen of hij, als hij tot een standpunt komt, nadrukkelijk daarbij wil betrekken de eventuele restitutie van inmiddels betaalde leges die niet kunnen beantwoorden aan het criterium van de redelijkheid.

Handelingen I 2011-2012, nr. 29, item 4 - blz. 28

Minister Leers: (...) Ik heb in de richting van de heer Schrijver alleen nog maar te zeggen dat ik de kwestie van de legeskosten goed zal bestuderen. Ik zal ook goed kijken naar de uitspraken van het Hof. De motie acht ik eigenlijk overbodig, want ik heb in feite al toegezegd dat ik hiernaar ga kijken. Vanzelfsprekend houd ik mij aan de uitspraak van het Hof, want het Hof heeft zich nu eenmaal uitgesproken over de legeskosten. Internationale wet- en regelgeving zie ik vanzelfsprekend als een basisuitgangspunt. Daar houd ik mij dus aan. Ik laat het oordeel over de motie graag aan de Kamer over.

De heer Schrijver (PvdA): Fijn dat de minister het oordeel over de motie aan de Kamer overlaat en dat hij die in feite onderschrijft. De minister zal zich namelijk goed op een en ander beraden. De regering wordt in de motie echter ook opgeroepen om zo spoedig mogelijk dienovereenkomstig te handelen. Kan ik daar nog een reactie op krijgen? Als de minister de motie namelijk zonder meer uitvoert, dan is die wellicht overbodig.

Minister Leers: Ik heb aangegeven dat ik de motie overbodig vind omdat ik er inhoudelijk geen probleem mee heb. Ik laat het aan de heer Schrijver over of hij een meerderheid voor de motie weet te vinden.


Brondocumenten


Historie