T02557

Toezegging Zorgmachtiging (32.399)



De staatssecretaris van VWS zal de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Barth, schriftelijk informeren over de vraag wat er gebeurt als de geneesheer-directeur een zorgmachtiging wil, maar er geen officier van justitie beschikbaar is.


Kerngegevens

Nummer T02557
Status voldaan
Datum toezegging 16 januari 2018
Deadline 1 januari 2020
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Kamerleden Drs. M.A.M. Barth (PvdA)
Commissie commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen gedwongen zorg
geestelijke gezondheidszorg
machtigingen
Kamerstukken Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (32.399)


Uit de stukken

Handelingen I 2017-2018, nr. 15 - item 3, blz. 11

Mevrouw Barth (PvdA):

Ik heb nog een paar praktische vragen aan de staatssecretaris. Als straks de zorgmachtiging wordt aangevraagd, wie heeft dan de doorzettingsmacht: de geneesheer-directeur of de officier van justitie? Als een geneesheer-directeur een zorgmachtiging wil en het OM is overbelast en druk en er is geen officier van justitie beschikbaar, wat gaat er dan gebeuren? Kan zo'n geneesheer-directeur dan door?

Handelingen I 2017-2018, nr. 15 - item 3, blz. 22

Mevrouw Barth (PvdA):

Mijn vraag was wat er gebeurt als er geen officier van justitie beschikbaar is. Er is een capaciteitstekort bij het OM. Er komt wel een uitbreiding van het aantal mensen vanwege de Wet verplichte ggz, maar ook hier kunnen we dat blik met professionals niet opentrekken. Als de geneesheer-directeur met een aanvraag voor een zorgmachtiging komt waar haast bij is én er is bij het OM niemand beschikbaar, wat dan?

Staatssecretaris Blokhuis:

Ik zou deze vraag haast willen adresseren aan mijn linkerbuurman, de minister voor Rechtsbescherming. Het is wel een wat-als vraag, want ik weet niet of deze situaties zich voordoen. Het kan ook een theoretische situatie zijn. Misschien moet ik de Kamer hierover nader schriftelijk informeren, want het is niet van dermate groot belang om dit antwoord te hebben voordat kan worden ingestemd met deze wetten. Ik weet niet of mijn collega hierop kan ingaan, anders moeten we de Kamer hierover schriftelijk informeren.

Mevrouw Barth (PvdA):

Voorzitter, ik hoop van harte dat dit een theoretische situatie is, maar ik zag de minister voor Rechtsbescherming knikken op een wijze dat hij zich er wel iets bij kan voorstellen. Ik vind het echter prima als deze vraag schriftelijk wordt beantwoord.


Brondocumenten


Historie