Behandeling Begroting Justitie en Veiligheid 2019



Verslag van de vergadering van 18 december 2018 (2018/2019 nr. 13)

Aanvang: 11.20 uur

Status: gecorrigeerd


Aan de orde is de behandeling van:

het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Justitie en Veiligheid (VI) voor het jaar 2019 (35000-VI).


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De voorzitter:

Aan de orde is de behandeling van wetsvoorstel 35000-VI, Vaststelling van de begrotingsstaten van het ministerie van Justitie en Veiligheid voor het jaar 2019, en wel het onderdeel Immigratie en Asiel. Ik heet de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid van harte welkom in de Eerste Kamer.

De beraadslaging wordt geopend.

De voorzitter:

Ik geef het woord aan de heer Van Hattem.


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Van Hattem i (PVV):

Voorzitter. Bij de beleidsprioriteiten spreekt deze begroting over migratie die, ik citeer, "goed aansluit op de draagkracht en behoefte van de Nederlandse samenleving". Als we dat als uitgangspunt nemen, zijn er heel wat vragen en opmerkingen te maken bij het migratie- en asielbeleid dat dit kabinet-Rutte III uitvoert. Want wat is de draagkracht van de Nederlandse samenleving? Waar kijkt de staatssecretaris dan naar? Hoe stelt hij deze vast? Wordt onze burgers iets gevraagd? Is dat de financiële draagkracht, oftewel de miljarden aan belastinggeld die de Nederlandse belastingbetaler voor het in stand houden van de massa-immigratie en haar effecten jaarlijks mag ophoesten? Zijn dat de Nederlandse woningzoekenden, die jarenlang op wachtlijsten moeten staan omdat statushouders in veel gemeenten nog steeds voorrang krijgen voor sociale huurwoningen, terwijl dat niet meer wettelijk verplicht is, en sowieso een zware wissel trekken op het woningaanbod?

Is die draagkracht ook voor de sociale veiligheid, de overlast, criminaliteit en intimidatie in en rond azc's, zoals onlangs nog de massale vechtpartij in het Azc Overloon, met messen en knuppels, waar ook onze politiemensen werden aangevallen? Of de massale overlast voor winkeliers en omwonenden rond de azc's in Ter Apel en Budel? Bij dat azc in Budel wordt nu de Azc-school ondergebracht bij een reguliere basisschool in het dorpje Maarheeze, waardoor minder lokalen en voorzieningen beschikbaar zijn voor de eigen leerlingen uit het dorp en een op de drie leerlingen van de school van het azc afkomstig zal zijn. Veel ouders zijn hier op zijn zachtst gezegd absoluut niet blij mee. Is dat ook de draagkracht die de staatssecretaris zich voorstelt? Graag een reactie daarop.

En natuurlijk nog de islamisering die de massa-immigratie met zich meebrengt, niet alleen in de grote steden maar ook in de kernen op het platteland. In dorpen en stadjes als Eersel, Heesch of Zaltbommel wordt bijvoorbeeld het straatbeeld in steeds grotere mate bepaald door hoofddoeken en lange islamitische gewaden. Veel Somaliërs en Syriërs die zich niet aan ons land aanpassen maar de islam opdringen aan ons land. Hoort die islamisering ook bij de draagkracht van de staatssecretaris?

De islamisering die via de asielinstroom Nederland bereikt, is een acuut gevaar voor ons land. Vorig jaar werd een Syrische IS-strijder herkend bij een debat in het Amsterdamse debatcentrum De Balie. Hij was in 2014 met een gestolen en door de Islamitische Staat verstrekt blanco paspoort naar Nederland gekomen. Hier in Nederland kreeg hij als asielzoeker een verblijfsvergunning. Ondanks dat hij in Syrië actief was bij de islamitische terreurgroep Jabhat al-Nusra werd hij in Nederland niet opgepakt. Pas ruim een jaar later, eind oktober jongstleden, is hij aangehouden op verdenking van terrorisme. Twee weken geleden werd in het Brabantse dorp Bergeijk ook zijn broer aangehouden vanwege verdenking van deelname aan terroristische activiteiten bij Jabhat al-Nusra, verder van witwassen en van ondergronds bankieren. Deze Syriër beschikte over een sociale huurwoning in dit dorp en had een eigen broodjeszaak in Eindhoven, die waarschijnlijk een dekmantel was voor zijn witwaspraktijken.

Ook werd afgelopen week bekend dat twee Syrische asielzoekers uit Oosterhout en Bergen op Zoom zijn veroordeeld voor terreuractiviteiten bij eveneens Jabhat al-Nusra. Deze terroristische neven kwamen in 2015 Nederland binnen en kregen hier een verblijfsvergunning en een woning. Daarnaast smokkelden ze nog een vriend vanuit Griekenland naar Nederland en werd in hun Oosterhoutse woning een hennepplantage aangetroffen.

Wat wordt hier met het asielbeleid van het kabinet-Rutte allemaal binnengehaald? Is het draagkracht om islamitische terroristen van verblijfsvergunningen en onze sociale voorzieningen en huurwoningen te voorzien, terwijl ze zich hier ondertussen bezighouden met mensensmokkel en criminaliteit? Kan de staatssecretaris uitleggen hoe zulke criminele islamitische terroristen zó comfortabel konden worden opgevangen? Hoeveel van zulke gevallen zitten er mogelijk nog meer in onze steden en dorpjes, en wat gaat het kabinet daaraan doen? Graag een reactie van de staatssecretaris.

En wat doen al die Syriërs hier überhaupt nog? Zoals in eerdere debatten aangegeven, keren reeds vele gevluchte Syriërs vanuit andere landen terug naar hun eigen land en haalt Nederland ze ondertussen nog steeds binnen en voorziet deze groep straks, na een periode van vijf jaar, van een permanente verblijfsvergunning. Dan gaan ze dus nooit meer weg. De ambtsberichten over de veiligheidssituatie in Syrië waar deze staatssecretaris zijn terugkeerbeleid op baseert, zijn politiek gekleurd.

Zo gebruikt het laatste ambtsbericht van afgelopen juni onder andere het Middle East Eye als bron, op pagina 50 van het ambtsbericht. Dit is een organisatie die gefinancierd wordt door Qatar en banden heeft met de Moslimbroederschap en Hamas. Moet op basis van zulke islamitisch-activistische bronnen de draagkracht worden gevraagd aan Nederland om de grote groepen Syriërs niet terug te sturen? Graag een reactie van de staatssecretaris op alle genoemde punten over draagkracht.

Mevrouw Strik i (GroenLinks):

De heer Van Hattem baseert zich kennelijk op één bron uit de ambtsberichten. Ik heb dat niet gecheckt. Ik weet alleen dat ambtsberichten gebaseerd zijn op tal van rapporten van gezaghebbende instituties, dus nooit op basis van één rapport van één specifieke belangenorganisatie. Dus ik wacht inderdaad graag het antwoord af van de staatssecretaris. Maar ik vraag me af waar de heer Van Hattem zich dan op baseert als hij zegt dat Syrië weer een veilig land is voor Syriërs. We weten nog steeds dat de oorlogssituatie niet voorbij is, dat alles kapot is in het land en dat eigenlijk alle Europese landen nog steeds mensen bescherming geven. Daar is Nederland helemaal niet alleen in. Dus ik vraag me af op welke objectieve informatie de heer Van Hattem zich dan baseert.

De heer Van Hattem (PVV):

Allereerst over die bron, dat überhaupt zo'n bron wordt gebruikt hier in een ambtsbericht is eigenlijk al te schandelijk voor woorden. Dat een ministerie zich daarop durft te baseren, is de wereld op zijn kop.

Dan over de grote groepen Syriërs, ja, vanuit Libanon en andere omliggende landen zijn er al hele grote groepen van duizenden Syriërs die gewoon terug kunnen keren naar het eigen land. Waarom dan niet de Syriërs die hier in Nederland zitten, straks hier meer dan vijf jaar zitten en een permanente verblijfsvergunning krijgen? Die stap moeten we gewoon kunnen zetten, als al blijkt dat terugkeer daar mogelijk is.

Mevrouw Strik (GroenLinks):

Enerzijds is het natuurlijk zo dat Syriërs niet meer terecht kunnen in Libanon of Jordanië, omdat die landen over- en overvol zitten, dus zij hebben juist hun grenzen ook gesloten. En inderdaad, als daar mensen weer terug de grens overgaan, dan is dat omdat daar geen enkele mogelijkheid meer is van opvang. Dat zegt nog niet dat ze daadwerkelijk duurzaam terug kunnen keren naar Syrië en zeker niet als dat met miljoenen zou gaan, als heel Europa óók mensen zou terugsturen naar Syrië. Dus daarom vraag ik nogmaals naar de objectieve informatie die de heer Van Hattem dan zou hebben, waaruit blijkt dat alle Syriërs op dit moment duurzaam terug kunnen keren en daar ook daadwerkelijk de zorg en de mogelijkheid hebben die ze nodig hebben om daar een bestaan op te bouwen.

De heer Van Hattem (PVV):

In datzelfde ambtsbericht wordt ook melding gemaakt dat die terugkeer plaatsvindt. Als dat voor een deel plaatsvindt, maak ik die inschatting op een andere manier. GroenLinks wil blijkbaar ál het mogelijke doen om die Syriërs hier te houden, om nog meer asielzoekers binnen te laten. Dat begrijp ik vanuit het standpunt van GroenLinks, maar wij als PVV zeggen gewoon duidelijk: als er duizenden Syriërs vanuit Libanon en andere landen, Turkije onder andere, terug kunnen keren naar Syrië, dan moet Nederland ook die stap zetten en hier geen Syriërs meer binnenlaten, en de Syriërs die hier zitten terug laten keren.

De voorzitter:

Tot slot, mevrouw Strik.

Mevrouw Strik (GroenLinks):

Ik constateer dat de PVV-fractie zich kennelijk alleen baseert op berichten over een aantal mensen die zijn teruggekeerd vanuit Libanon en Jordanië, maar ik hoor dat er helemaal geen objectieve informatie onder ligt op basis waarvan blijkt dat wij mensen kunnen gaan terugsturen naar Syrië en dat ze daarbij verder geen gevaar lopen en de kans krijgen om een bestaan op te bouwen.

De heer Van Hattem (PVV):

Grote delen van Syrië zijn overduidelijk veilig genoeg. Daarom keren ze ook terug. Dat wordt gemeld in rapporten van de UNHCR, van de IOM et cetera, dus daar is wel degelijk sprake van. Zodra dat gebeurt, moeten wij ook de stap durven zetten om die Syriërs terug te laten keren naar hun land om ze dat land zelf weer te laten opbouwen. Anders wordt het daar nooit goed genoeg. Zoals ik al aangaf: wat doen die Syriërs hier dan nog?

Voorzitter. Het andere punt dat deze begroting noemt over migratie, is "de behoefte van de Nederlandse samenleving". Ook hierover de vraag hoe de staatssecretaris deze behoefte vaststelt. Op basis waarvan? En wordt onze burgers iets gevraagd? Van dat laatste is duidelijk geen sprake. Dit kabinet bekrachtigde immers, ondanks de grote maatschappelijke weerstand, in Marrakesh het VN-migratiepact, om daarmee nog meer massa-immigratie te faciliteren. De Nederlandse burgers hebben duidelijk geen behoefte aan dit zelfvernietigingspact, maar dit kabinet drukt het middels een betekenisloos inlegvelletje toch door.

Dit kabinet vraagt ook niet of de Nederlandse samenleving behoefte heeft om onze grenzen te sluiten voor nog meer massa-immigratie, maar reguleert de massa-immigratie en de asielinstroom als een constante bron van omvolking. De kengetallen in deze begroting zijn duidelijk. Op de langere termijn vertoont de asielinstroom geen dalende lijn, maar een constante van ruim 21.000 per jaar. Uiteindelijk zullen de realisatiecijfers weer fors hoger liggen, zoals ook afgelopen jaar bleek. En dankzij het met deze begroting uitgebreide bed-bad-broodarrangement zullen asieleisers niet of nauwelijks nog ons land verlaten.

Gisteren maakte het ministerie nog bekend, 21,5 miljoen extra in de asielreserve te storten als dekking voor een hogere asielinstroom in de komende jaren. Met de bepalingen uit het Marrakesh-pact op zak kan de gesubsidieerde asieladvocatuur ook verblijfs- en sociale rechten nog sterker afdwingen, en dat zullen zij ook doen. Ook de kengetallen voor de naturalisatieverzoeken blijven constant op 23.000 per jaar. Elk jaar qua inwoneraantal een provinciestad erbij. Een gereguleerde, stelselmatige vervanging van de Nederlandse bevolking door migranten uit met name islamitische landen in het Midden-Oosten en Afrika. Is dat "de behoefte van de Nederlandse samenleving", vraag ik onze staatssecretaris.

Verder stelt de begroting dat dit kabinet het VN-Vluchtelingenverdrag bij de tijd wil brengen, zodat het verdrag een — ik citeer — "duurzaam juridisch kader biedt voor het internationaal asielbeleid van de toekomst". De vraag aan de staatssecretaris is hoe deze passage moet worden uitgelegd. Allereerst het "internationaal asielbeleid van de toekomst". Betekent dit dat het zwaartepunt van beleid niet langer bij ons nationale beleid zal liggen, maar dat een internationaal asielbeleid leidend zal zijn? Is dat waar de Global Compacts de basis voor moeten leggen? En hoe verhoudt dat "duurzaam juridisch kader" zich dan met het door dit kabinet veronderstelde niet-bindende juridische karakter van die Global Compact? Wordt dit middels het toekomstige internationale asielbeleid alsnog met juridische gevolgen aan ons land opgedrongen? Kan de staatssecretaris aangeven wie dat internationale asielbeleid concreet zou moeten gaan bepalen, uitvoeren en controleren in zijn toekomstbeeld? Graag een reactie.

Hoe verhoudt dat "bij de tijd brengen" van het VN-Vluchtelingenverdrag zich met het Global Compact on Refugees, het GCR, wat juist stelselmatig bouwt op het huidige verdrag? Is het niet heel tegenstrijdig om dan toch dat GCR te steunen, terwijl het onderliggende verdrag niet meer bij de tijd is? Hoe kan de tekst van het GCR in lijn zijn met de doelstellingen van het regeerakkoord, zoals wordt aangegeven in de kabinetsbrief hierover, als dit verdrag niet meer bij de tijd is? Daarnaast stelt deze brief dat het juridische kader van het GCR gevormd wordt door het in het EU-acquis verankerde VN-Vluchtelingenverdrag. Betekent dat niet gewoon dat uiteindelijk via de EU alle bepalingen uit het GCR toch aan Nederland zullen worden opgelegd, omdat het GCR wordt doorvertaald in het EU-acquis? Kan de staatssecretaris aangeven wat de juridische gevolgen kunnen zijn voor Nederland?

Deze begroting stelt dat het kabinet wetgeving zo wil aanpassen dat deze meer in lijn komt met Europese wetgeving. Hetzelfde geldt daarmee ook voor het Global Compact for Migration, het GCM. Bij het besluit van de Europese Raad van 21 maart 2018 onder nummer COM(2018) 168 is een machtiging verstrekt aan de Europese Commissie om het GCM op het gebied van het immigratiebeleid goed te keuren namens de Unie. Via de Unie wordt Nederland er als lidstaat dus ook aan verbonden. Daaraan hebben in ieder geval 27 lidstaten zich verbonden. Kan de staatssecretaris gelet hierop aangeven op welke wijze via het EU-acquis juridische gevolgen kunnen ontstaan voor Nederland voortkomend uit de EU-bekrachtiging van het GCM? Volgens de brief van het kabinet aan de Tweede Kamer over het GCM zijn de in het GCM genoemde beleidsopties facultatief, maar kan de EU overgaan op het invoeren van deze beleidsopties en Nederland daar via het EU-acquis alsnog aan verbinden? Kan de staatssecretaris hier uitsluitsel over geven?

Ook via het GCM zelf lijken deze beleidsopties minder facultatief dan dit kabinet doet voortkomen. De paragraaf over implementation is immers zeer uitgesproken. Zo stelt artikel 41 letterlijk, en ik citeer: "We commit to fulfil the objectives and commitments outlined in the Global Compact", om vervolgens te spreken over "taking effective steps" om dit te bewerkstelligen. Kan de staatssecretaris aangeven hoe dit zich verhoudt met het door hem veronderstelde facultatieve karakter? En hoe denkt hij dat deze passage zal worden uitgelegd door rechters, die zich, in de woorden van dit kabinet, "kunnen laten inspireren door het pact"? Graag een reactie.

Kan de staatssecretaris tevens uitleggen hoe het zit met de implementatie zoals bedoeld in datzelfde artikel 41? Ik citeer nogmaals: "We will implement the Global Compact". Dat klinkt niet erg facultatief, evenmin als de bepaling "the Global Compact is to be implemented in a matter that is consistent with all rights and obligations under international law". Is dat zonder enig juridisch gevolg? En kan de staatssecretaris dan ook verklaren wat de overige bepalingen over implementatie in deze paragraaf voor ons land zullen betekenen, direct of via het EU-acquis? Zowel in artikel 44 als in artikel 46 wordt zelfs gesproken over een tweejaarlijkse controle op de implementatie. Graag een reactie.

In dat kader ook de vraag hoe de staatssecretaris de beantwoording van de Duitse kanselier Merkel in de Bondsdag interpreteert. Zij stelt dat als de VN-resolutie met twee derde van alle landen wordt aangenomen, deze geldig is voor álle lidstaten. Kan de staatssecretaris aangeven in hoeverre dit klopt en wat daar de gevolgen van kunnen zijn?

Naar aanleiding van de gisteravond binnengekomen antwoordbrief van de staatssecretaris hebben wij nog een aantal vragen en opmerkingen. De staatssecretaris beweert dat er geen concrete rechten uit het GCM kunnen worden gedistilleerd en geen bestaande rechten of verplichtingen verdiept. Tegelijkertijd erkent de staatssecretaris dat rechters zich kunnen laten inspireren door het GCM. Dat is tegenstrijdig. Kan de staatssecretaris nader duiden waar die inspiratie van rechters betrekking op kán hebben, als hij zo overtuigd is dat er geen rechten of verplichtingen uit het GCM voortvloeien? Graag een reactie.

Ook stelt de staatssecretaris dat de resolutie bij de VN niet juridisch bindend is. Kan de staatssecretaris aangeven wat de standpuntverklaring dan nog inhoudelijk toevoegt? Of is de staatssecretaris soms niet volledig overtuigt dat de resolutie niet juridisch bindend kán zijn? Hij stelt immers ook dat een potentiële juridische doorwerking wellicht wel mogelijk zou kunnen zijn bij een unaniem aangenomen resolutie. Kan de staatssecretaris uitleggen waar dat verschil in zit? Waarop baseert de staatssecretaris dat een rechter toetst of een resolutie al dan niet unaniem is aangenomen? Nederland verbindt zich immers aan de resolutie door een eventuele instemming. Is de resolutie daarmee niet zelf bindend voor de landen die haar wel steunen? Kan de staatssecretaris concreet aangeven welke vorm van potentiële juridische doorwerking dat kan zijn?

Kan de staatssecretaris ook uitsluitsel geven of de uitvoering van de resolutie volstrekt, maar dan ook echt volstrekt vrijblijvend is? Kan de staatssecretaris uitsluiten dat er gevolgen kunnen zitten aan het niet-uitvoeren van de Global Compact? Kan de staatssecretaris bevestigen dat hij geen enkele beleidsoptie uit het GCM actief gaat uitvoeren omdat dit volgens zijn redenering al onderdeel zou zijn van het Nederlandse beleid? Graag een reactie op al deze punten.

Over het voorstel van de Europese Commissie van 21 maart 2018 geeft de staatssecretaris aan dat 27 lidstaten wel een gedeeld standpunt hebben ingenomen. Kan de staatssecretaris nader duiden welke gevolgen hieraan verbonden zijn? Kan de staatssecretaris exact aangeven wat de rol en betrokkenheid is van de EU bij de totstandkoming, implementatie en uitvoering van de Global Compact en hoe dit zich verhoudt tot het EU-acquis? Graag een reactie. Kan de staatssecretaris een volledig overzicht geven van alle internationale netwerken van maatschappelijke organisaties en het bedrijfsleven en andere niet-statelijke actoren en wat concreet hun input is geweest bij het GCM-proces? Dit mag ook schriftelijk.

Volgens een brief van de VN aan Zwitserland en Finland zoals beschreven in De Standaard van 8 december jongstleden creëert aanwezigheid in Marrakesh nog geen verplichtingen ten aanzien van het pact. Kan de staatssecretaris dat bevestigen? Het pact moet immers nog per resolutie bekrachtigd worden door de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties op 19 december, morgen. Er is dus nog een weg terug. Daarom dient de PVV-fractie twee moties in om de regering op te roepen de Nederlandse vertegenwoordiging bij de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties op te dragen het GCM en het GCR niet te steunen.

Verder heeft Brazilië al aangegeven na 1 januari, als hun nieuwe regering is aangetreden, alsnog uit het pact te stappen. Ook in België wordt de discussie gevoerd om na de verkiezingen alsnog uit het pact te stappen en dit onderdeel te laten zijn van de regeringsonderhandelingen. Kan de staatssecretaris aangeven in hoeverre dit voor Nederland mogelijk is en of daarmee ook deelname aan het pact via het EU-acquis kan worden opgezegd? Is de staatssecretaris bereid ook alsnog uit het pact te stappen als bijvoorbeeld blijkt dat er wel juridische gevolgen ontstaan. Graag een reactie.

Voorzitter. Laat één ding duidelijk zijn. We moeten absoluut niet deelnemen aan dit Marrakesh-zelfvernietigingspact. Tot zover mijn eerste termijn. Ik dien nu de moties in.

De voorzitter:

Door de leden Van Hattem, Aardema, Peter van Dijk, Faber-van de Klashorst, Ton van Kesteren, Kok, Van der Sluijs en Van Strien wordt de volgende motie voorgesteld:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat op 19 december 2018 in de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties (AVVN) te New York een resolutie voorligt ter bekrachtiging van het Global Compact on Migration;

roept de regering op de Nederlandse vertegenwoordiging bij de AVVN op te dragen niet in te stemmen met deze resolutie,

en gaat over tot de orde van de dag.

Zij krijgt letter G (35000-VI).

De voorzitter:

Door de leden Van Hattem, Aardema, Peter van Dijk, Faber-van de Klashorst, Niek Jan van Kesteren, Van der Sluijs en Van Strien wordt de volgende motie voorgesteld:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat op 19 december 2018 in de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties (AVVN) te New York een resolutie voorligt ter bekrachtiging van het Global Compact on Refugees,

roept de regering op de Nederlandse vertegenwoordiging bij de AVVN op te dragen niet in te stemmen met deze resolutie,

en gaat over tot de orde van de dag.

Zij krijgt letter H (35000-VI).

Dank u wel meneer Van Hattem. Ik geef het woord aan de heer Overbeek.


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Overbeek i (SP):

Voorzitter. In de jaren negentig steeg de migratie, wereldwijd en naar Europa, naar grote hoogte. Het einde van de Koude Oorlog, het uiteenvallen van de Sovjet-Unie, de voortdurende oorlog in de Hoorn van Afrika, het taliban-regime in Afghanistan, de oorlogen in Joegoslavië, de crisis van vele staten in sub-Sahara Afrika, het Midden-Oosten en Zuid- en Midden-Amerika: al deze crises leidden tot grote stromen vluchtelingen en arbeidsmigranten, ook richting West-Europa.

Voor vluchtelingen bestond en bestaat een redelijk robuust internationaal juridisch regime, de Vluchtelingenconventie van Genève. Daarnaast was in de jaren negentig de reactie van de westerse landen er vooral een van bestrijding van illegale migratie door geheime internationale afspraken te maken: het zogenaamde Boedapest-proces in Europa en het vergelijkbare Puebla-proces in Amerika. Voor reguliere arbeidsmigratie was de neiging, geheel conform de neoliberale tijdgeest van de jaren negentig om de regulering daarvan vooral aan de markt over te laten, onder de hoede van de Wereldhandelsorganisatie GATS, het General Agreement on Trade in Services.

Rond het jaar 2000 schreef ik een aantal artikelen over de internationale migratie- en vluchtelingencrisis, waarin ik mij tegen deze beide trends keerde: tegen het ondemocratische karakter van de geheime intergouvernementele deals en tegen het neoliberale marktdenken over arbeidsmigratie. Ik constateerde dat mondiale migratie het best zou kunnen worden gereguleerd door dit op het niveau van de Verenigde Naties te brengen via een algemene raamovereenkomst waarin fundamentele principes zouden worden vastgelegd, die vervolgens in regionale verdragen tot concrete invulling zouden kunnen komen. Want migratie vindt toch in overwegende mate in regionale contexten plaats. Het VN-kader zou het voordeel bieden dat alle landen daarin op basis van gelijkwaardigheid vertegenwoordigd zijn.

Het een week geleden gesloten pact van Marrakesh heeft veel trekken van de raamovereenkomst zoals ik die indertijd voor ogen had. Dat is dus goed nieuws. Veel zal echter afhangen van de vraag hoe de concrete invulling wordt vormgegeven. Zet de regering primair in op bilaterale afspraken of ziet de regering ook mogelijkheden om bij voorbeeld afspraken tussen de Europese Unie en andere regionale organisaties zoals de Afrikaanse Unie te maken, zo vraag ik de staatssecretaris?

In de Tweede Kamer heeft de regering betoogd dat Nederland eigenlijk al voldoet aan alle doelstellingen in het pact en dat het pact vooral dienstig zal zijn om herkomstlanden van irreguliere migranten te kunnen aanspreken op hun verantwoordelijkheid. Als dat de insteek van de regering zal zijn, dan voorspel ik weinig resultaat. Dergelijke onderhandelingen zullen alleen een resultaat opleveren als er voor beide partijen serieus iets te halen is. En aan Nederlandse kant is echt nog wel het een en ander te verbeteren.

Ik neem een voorbeeld bij de kop. In de Tweede Kamer is de staatssecretaris bijvoorbeeld gevraagd naar de vijfde doelstelling van het compact, waarin wordt gesproken over "enhancing legal pathways for migration". De vertaling hiervan is een probleem. Ik maak ervan "verbetering van de wettelijke mogelijkheden voor migratie"; iets dat ook in de eerder door de regering gepresenteerde integrale migratieagenda wordt aangestipt. De staatssecretaris stelde toen dat Nederland al een goed systeem van tewerkstellingsvergunningen heeft voor werknemers van buiten de EU.

Wel, op die uitspraak valt naar de mening van onze fractie het nodige af te dingen. Het belangrijkste bezwaar is dat zo'n tewerkstellingsvergunning door de werkgever wordt aangevraagd en jaarlijks moet worden vernieuwd. Pas na vijf jaar kan de werknemer een werkvergunning voor onbepaalde tijd krijgen en is hij of zij vrij om van werkgever te veranderen. De werknemer is daarom gedurende vijf jaar volledig afhankelijk van zijn of haar werkgever. Dat gaat vaak goed, er zijn gelukkig ontzettend veel fatsoenlijke en goedwillende werkgevers. Maar het gaat in een aantal gevallen ook fout. Werknemers worden gedwongen om zelf de kosten van een verlengingsprocedure te betalen. Ze krijgen gedurende de looptijd van hun traject geen tijdige verlenging waardoor ze gedwongen worden enige tijd illegaal door te werken. Werknemers die nominaal het betreffende cao-loon ontvangen worden gedwongen een deel daarvan aan de werkgever af te staan, zogenaamd om een lening af te lossen die ze nooit hebben afgesloten. En ze worden in hun laatste jaar ontslagen en vervangen door een volgend slachtoffer. Graag vernemen wij de visie van de staatssecretaris hierop. Herkent hij deze problemen?

De desbetreffende werknemers beheersen de Nederlandse taal vaak onvoldoende om de documenten die ze krijgen voorgelegd of de correspondentie die ze van het UWV ontvangen goed te begrijpen. Vaak hebben ze ook geen idee hoe ze zich tegen het misbruik door de werkgever zouden kunnen verweren, bang als ze zijn dan hun werk te verliezen en het land te moeten verlaten. Kan de staatssecretaris de Kamer informeren over de maatregelen die de regering heeft genomen om dit misbruik tegen te gaan? Welke opties zijn er om het bestaande systeem zo te hervormen dat werknemers niet langer aan de luimen van kwaadwillende werkgevers zijn overgeleverd? Waar kunnen werknemers terecht als ze met dit soort misbruik te maken hebben?

Wij realiseren ons dat dit een zaak is die vooral ook het ministerie van Sociale Zaken aangaat en dat een omvattend antwoord nu wellicht niet mogelijk is. Daarom vraagt de SP-fractie via de staatssecretaris aan het kabinet om over de onderhavige problematiek voor 1 maart 2019 een brief aan de Kamer te doen toekomen, die in dit huis in een gecombineerde vergadering van de commissies Sociale Zaken en Werkgelegenheid en Immigratie en Asiel / JBZ-Raad besproken kan worden.

Een volgend punt van zorg betreft het door de staatssecretaris gevoerde beleid ten aanzien van minderjarigen die betrokken zijn bij asielverlenings- en uitzettingsprocedures. Onlangs publiceerde een aantal onderzoekers van de Universiteit Groningen en de Vrije Universiteit Amsterdam een nota over de schade voor de fysieke, emotionele en sociale ontwikkeling van kinderen die wordt veroorzaakt door de dreiging van uitzetting na een langdurig verblijf in Nederland. Heeft de staatsecretaris kennisgenomen van deze nota? Is de staatssecretaris met ons van mening dat de bevindingen in deze nota reden tot zorg zijn?

Deze nota roept bij ons de gedachte op dat de behandeling van deze minderjarigen op gespannen voet staat met de Nederlandse verplichtingen onder het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind. Artikel 3, lid 1, van dat verdrag luidt als volgt: "Bij alle maatregelen betreffende kinderen, ongeacht of deze worden genomen door openbare of particuliere instellingen voor maatschappelijk welzijn of door rechterlijke instanties, bestuurlijke autoriteiten of wetgevende lichamen, vormen de belangen van het kind de eerste overweging." In het Global Compact on Migration, het Marrakesh-pact, wordt dit principe overgenomen onder verwijzing naar het internationaal gangbare begrip "best interests of the child"; wellicht te vertalen als "het meest in het belang van het kind".

Voor de leden van de SP-fractie leidt dit alles tot de volgende vragen aan de staatssecretaris. Hoe worden door het ministerie en de IND in deze zaken de belangen van die kinderen gedefinieerd, met andere woorden wat is in dit geval "het meest in het belang van het kind"? Hoe wordt in deze zaken dit uitgangspunt veiliggesteld? Deels heeft de staatssecretaris deze vragen beantwoord in de brief die wij gisteravond ontvingen, maar als gevolg van de tijdsdruk bleven ook vele vragen onbeantwoord. Kan de staatssecretaris toezeggen dat deze Kamer die antwoorden alsnog krijgt, als het even kan rond de tijd dat de Kamer terugkeert van reces? Is het asielrecht, zo vraag ik vervolgens, niet een te beperkt kader om de belangen van het kind volledig tot hun recht te kunnen laten komen? Klopt onze indruk dat de kwestie van de kinderrechten ook op andere beleidsterreinen een rol speelt? In welke mate vindt er binnen de regering afstemming plaats tussen de departementen die op enigerlei manier te maken hebben met de naleving van het IVRK? Ik denk daarbij naast het ministerie van Justitie en Veiligheid op de terreinen van familierecht en asielrecht, met name ook aan het ministerie van VWS wat betreft de jeugdzorg. Hoe wordt door de regering de onzes inziens noodzakelijke regiefunctie met betrekking tot naleving van het IVRK ingevuld?

Voorzitter, mijn fractie is benieuwd naar de antwoorden en overweegt om na het kerstreces de vaste commissies voor VWS en voor I&A voor te stellen om over deze problematiek een aantal deskundigen te horen.

Dan wil ik nog een heel concreet en urgent punt aan de orde stellen. Meer dan 16.000 vluchtelingen gaan op het ogenblik op de Griekse eilanden hun vierde winter tegemoet. Zij bevinden zich in een uitzichtloze situatie. De EU-lidstaten zijn al hun beloften nog steeds niet nagekomen. In een petitie —gisteren was de stand 44.000 handtekeningen — wordt de Nederlandse regering opgeroepen om het voorbeeld van Portugal te volgen en in afwachting van een meer definitieve oplossing 1.000 vluchtelingen naar Nederland te halen om hier hun asielverzoek te behandelen.

Twee vragen aan de staatssecretaris: wil de staatssecretaris toezeggen om in navolging van Portugal 1.000 vluchtelingen van de Griekse eilanden naar Nederland te halen en wil de staatssecretaris toezeggen om in Europees verband een nieuw initiatief te nemen ter oplossing van dit heel specifieke en voor heel Europa beschamende probleem, en daarover binnen twee maanden aan de Kamer verslag uit te brengen?

De heer Van Hattem i (PVV):

Hoor ik de SP nu pleiten om nog meer asielzoekers, gelukszoekers naar Nederland te halen — terwijl Nederlandse gezinnen al ongelofelijk moeilijk kunnen rondkomen en al met heel veel kosten en lasten worden geconfronteerd — en de wachtlijsten voor huurwoningen nog langer te maken? Pleit de SP daar nu weer voor?

De heer Overbeek (SP):

De SP constateert dat de Nederlandse regering in Europees verband verplichtingen is aangegaan om een bestaande noodsituatie op de Griekse eilanden op te lossen. Die beloften met betrekking tot het oplossen van de noodsituatie worden tot nu toe niet nagekomen. Het enige waar de SP voor pleit is: eer maakt schuld, we moeten alsnog die belofte nakomen. Die 16.000 mensen die op de Griekse eilanden onder mensonterende omstandigheden hun vierde winter ingaan, hebben het recht om op een fatsoenlijke manier uit die ellende gehaald te worden. Dat is het standpunt van de SP.

De heer Van Hattem (PVV):

Dus ik kan concluderen dat de SP zegt: we willen zeker 1.000 extra asieleisers naar Nederland halen ...

De heer Overbeek (SP):

Hij noemt het asieleisers en u noemt het gelukszoekers, ik noem het vluchtelingen. Ze zitten al vier jaar lang te wachten totdat de Europese Unie haar woorden waarmaakt en de mensen aan een serieuze asielprocedure onderwerpt om te kijken of ze inderdaad voor een status in aanmerking komen. Dat is waar ik voor pleit. En u kunt daar ...

De voorzitter:

Meneer Overbeek, graag via de voorzitter. En ik wou de heer Van Hattem graag ook uit laten spreken. Maar maakt u uw zin maar even af.

De heer Overbeek (SP):

Dan wacht ik even tot de heer Van Hattem klaar is met spreken, want anders ben ik de draad van mijn betoog kwijt.

De voorzitter:

Hij was nog niet klaar met spreken.

De heer Van Hattem (PVV):

Ik moet toch concluderen dat personen die illegaal vanuit Turkije naar Griekenland zijn overgestoken om asiel af te dwingen, te eisen in de Europese Unie, terwijl ze in Turkije al in een veilig land waren, van de SP, van de Socialistische Partij, naar Nederland moeten worden gehaald, terwijl genoeg Nederlandse gezinnen al in grote ellende zitten en jarenlang op wachtlijsten moeten staan. En dan moeten er dus nog aan 1.000 van zulke asieleisers extra sociale huurwoningen worden toegewezen! Dat is waar de SP voor pleit. U laat uw eigen Nederlandse mensen, eigen mensen die op wachtlijsten staan voor sociale huurwoningen, letterlijk in de kou staan. Dat is wat de SP hier doet.

De heer Overbeek (SP):

Ik constateer dat de heer Van Hattem een debat dat we hier de afgelopen tijd al een paar keer gevoerd hebben, probeert te herhalen. Ik stel een heel beperkt maar schrijnend punt aan de orde. Verplichtingen die wij als Nederland en als Europese Unie zijn aangegaan, worden niet nagekomen. Mensen zitten in de modder op de Griekse eilanden. Ze zijn niet illegaal overgestoken, ze zijn overgestoken op zoek naar bescherming. Op die bescherming hebben ze ook recht van de Europese Unie. Over de kwestie van het tekort aan sociale huurwoningen hebben we vaak genoeg gedebatteerd. Als u zegt "wij vinden dat alle maatregelen moeten worden getroffen om de voorraad sociale huurwoningen te vergroten in dit land", vindt u ons aan uw zijde. Maar waar we niet aan mee willen doen is de ene groep huurwoningzoekers opzetten tegen de andere groep woningzoekers. Dat is een lijn die de SP niet wil volgen.

Voorzitter, ik zet mijn betoog voort. Het mondiale probleem van de irreguliere en reguliere migratie is complex, ook in de context van de relatie tussen Europa en Afrika. In het licht van de enorme inkomenskloof — nu is dat één op elf en die kloof groeit nog steeds — en in het licht van de enorme demografische kloof met bevolkingskrimp of stagnatie in Europa en zeer snelle bevolkingsgroei in Afrika zal de migratiedruk de komende decennia zeer hoog blijven. Of wij dat nou leuk vinden of niet, of wij daarvoor onze ogen willen sluiten of niet, de realiteit gebiedt ons in te zien dat dit grote maatschappelijke probleem bestaat en voorlopig zal blijven bestaan. Serieus en effectief aanpakken van de grondoorzaken — armoede, maatschappelijke ontwrichting, gewapende conflicten — is noodzakelijk, maar is tegelijk een zaak van lange adem. De migratiedruk zal aanvankelijk alleen maar verder toenemen. Alle onderzoek over ontwikkelingsprocessen laat zien dat in eerste instantie een succesvolle ontwikkeling tot grotere mobiliteit en grotere migratiebeweging leidt.

Ondertussen heeft Europa de mogelijkheden voor legale migratie anders dan via asiel vrijwel geheel afgesloten. Dit heeft allerlei consequenties. Aspirant-migranten melden zich aan als asielzoeker — we hebben de heer Van Hattem hierover gehoord — ook als ze volgens de normen van het VN-Vluchtelingenverdrag geen recht hebben op asiel, waardoor het asielsysteem hopeloos verstopt raakt. Na afwijzing blijven de meeste van deze mensen in Europa achter, waar ze als illegale arbeidsmigrant aan de slag gaan. Uiteraard zijn schattingen van deze aantallen buitengewoon onbetrouwbaar en moeilijk te maken, maar een ruwe schatting laat zien dat er ten minste 2 tot 4 miljoen mensen in Europa verkeren die in deze categorie vallen. De mensensmokkelaars profiteren hier enorm van, en elk nieuw obstakel zal vooral de prijs omhoogstuwen en migranten nog meer blootstellen aan diverse vormen van moderne schuldslavernij. Autoriteiten in Noord-Afrika en de Sahel zijn veelal zelf betrokken bij deze smokkelindustrie of doen tegen betaling een oogje dicht. Regeringen in sub-Sahara Afrika hebben ook belang bij het voortbestaan van de illegale migratie. Het zorgt voor deviezeninkomsten dankzij het geld dat migranten naar hun familie sturen, en een sociale veiligheidsklep, omdat de sterkste en meest initiatiefrijke jonge mannen vertrekken. Daarom werken de regeringen veelal ook niet mee aan terugkeer van illegale migranten, afgewezen asielzoekers en anderen die geen geldige verblijfsstatus hebben.

Het Marrakeshpact biedt wellicht mogelijkheden om met regeringen in sub-Sahara Afrika afspraken te maken die deze vicieuze cirkel kunnen doorbreken. Zoals ik eerder zei geloof ik niet dat dit zal lukken als het overleg eenrichtingsverkeer is. Die lijn proef ik toch in alle beantwoording van de staatssecretaris, ook in de brief die we gisteravond kregen. De betreffende regeringen zullen geen reden hebben om de bestaande situatie wezenlijk te veranderen tenzij Europa ook echt wat te bieden heeft dat verder gaat dan het huidige beleid, dat toch vooral neerkomt op het tegengaan van niet-reguliere migratie. Kan de staatssecretaris ons meenemen in zijn gedachten hierover? Welke kant moet het volgens hem op hiermee?

Voorzitter, ik rond af. Migratie is van alle tijden. Als dat niet zo was zaten we met z'n allen nog altijd op een kluitje ergens in Oost-Afrika. Maar we leven tegenwoordig in een wereld van natiestaten, die gekenmerkt worden door enorme verschillen in termen van welvaart en bevolkingsdynamiek. De migratieprocessen die zich ongetwijfeld ook in de toekomst zullen voordoen zullen dus vaak pijn doen. Het is hoopgevend dat het in VN-verband is gelukt om vrijwel alle landen op één lijn te brengen bij het tekenen van het Marrakeshpact, maar de praktijk zal moeten uitwijzen of die belofte waargemaakt wordt. Welke invulling gaan regeringen hieraan geven?

Voorzitter, de leden van de SP-fractie kijken met gepaste spanning uit naar de beantwoording door de staatssecretaris.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Overbeek. Ik geef het woord aan mevrouw Strik.


Bekijk de video van deze spreekbeurt

Mevrouw Strik i (GroenLinks):

Dank u wel, voorzitter. Ik voer hier ook mede het woord namens de PvdA-fractie.

Voorzitter. De donkere dagen voor kerst vormen een goede achtergrond voor een bespreking van het Nederlandse asielbeleid ten aanzien van mensen die op zoek zijn naar bescherming. Maar er zijn ook meer concrete aanleidingen om de begroting aan te grijpen voor een discussie met de staatssecretaris. Ik ga in mijn betoog met name in op twee onderwerpen: de aangekondigde inperking van de rechtsbijstand in de algemene asielprocedure en de Venezolaanse burgers die een veilig heenkomen zoeken in de landen van ons Koninkrijk.

Op 16 november stuurde de staatssecretaris de Tweede Kamer een brief over de stand van zaken in het kader van het Programma Flexibilisering Asielketen. Hoewel deze brief ten aanzien van het voornemen om de rechtsbijstand aan asielzoekers in te perken verwijst naar een wetswijziging, heeft mijn fractie vernomen dat dit uitsluitend via een AMvB zal worden geregeld. Mijn eerste vraag is ook of dat juist is. Voor ons vormt het gebruik van de snelle en lichte procedure voor zo'n ingrijpende maatregel aanleiding om op dit moment met de staatssecretaris van gedachten te wisselen over de redenen en mogelijke effecten van dit voorstel. De basis van de voorgenomen maatregel om de rechtsbijstand voor een deel af te schaffen vinden we in het coalitieakkoord. Ik citeer: "Rechtsbijstand wordt in lijn met de EU-regelgeving na een voornemen tot afwijzing van een asielaanvraag verstrekt, mede ter ontlasting van de justitiële keten. Hierdoor komt capaciteit bij de IND vrij die elders wordt ingezet."

Voorzitter. Nederland kent een in Europees verband ongekend korte asielprocedure, die in beginsel in acht werkdagen tot een beslissing over een asielverzoek leidt. Dat is ultrakort voor juridisch complexe zaken — ook een term die de staatssecretaris gebruikt voor asielverzoeken — waarin een asielzoeker centraal staat die net is gearriveerd in Nederland, hier geen netwerk heeft, de taal en cultuur niet kent en vaak vanuit de ervaringen in eigen land een zeker wantrouwen jegens de overheid en trauma's met zich meedraagt. Al met al niet een ideale communicatiebasis voor een procedure van ruim een week. Misschien nog belangrijker is dat de asielzoeker niet weet welke informatie voor de IND het meest relevant is voor het nemen van een beslissing.

Om al deze redenen slaagde de IND er tot 2010 bij slechts een klein percentage in om een beslissing te nemen in de aanmeldcentrumprocedure, die destijds bestond uit vier werkdagen. In dat jaar besloot de regering om de tijdsduur van de AC-procedure te verdubbelen, met als uitgangspunt dat een eerste beslissing in de regel voortaan binnen acht dagen zou worden genomen. Om zo'n snelle procedure haalbaar en bovendien zorgvuldiger te maken, werd besloten om de advocatuur ruimer in te zetten, ook voorafgaand aan de procedure. Daarom verleent de advocatuur op dit moment in drie fases rechtsbijstand. De eerste fase bestaat uit de voorbereiding op de procedure, waarbij de advocaat ook al identificeert of de asielzoeker wel geschikt is voor de AA en of nadere documentatie of onderzoek nodig is. De tweede fase vormt de nabespreking van de verslagen van de gehoren, waarbij een advocaat eraan bijdraagt dat belangrijke leemten worden opgevuld en mogelijke inconsistenties worden opgehelderd. Op basis daarvan neemt de IND een conceptbeslissing in de vorm van een zogeheten voornemen. De derde fase voor de advocatuur bestaat uit het opstellen van een zienswijze, waarin men met argumenten reageert op dat voornemen. Deze fase is cruciaal, omdat ze de bezwaarfase vervangt die in het overige bestuursrecht wel wordt toegepast.

Volgens het coalitieakkoord gaat de regering ervan uit dat het afschaffen van de eerste twee fasen de justitiële keten zal ontlasten en dat het ten goede komt aan de IND-capaciteit. Deze summiere motivatie vraagt om een uitleg. Wordt hiermee op de ontlasting van de advocatuur gedoeld, of ook op die van de IND? En waarop baseert de coalitie deze aanname? De advocatuur zal minder kunnen bijdragen aan het benodigde kwaliteitsniveau van de beslissing over het verzoek, en de inzet, die pas begint bij het voornemen, kan niet de voorgaande fases compenseren, want de basis waarop de beslissing genomen is, valt hier niet meer aan te vullen of te corrigeren. Dat stadium is dan voorbij. Bovendien krijgt een advocaat in de derde fase zeer waarschijnlijk niet méér tijd tot zijn beschikking. Anders wordt de achtdagenprocedure immers niet meer gehaald. Een relevante zienswijze vergt een uitgebreid gesprek met de asielzoeker en het doornemen van de verslagen van de gehoren. De advocatuur zou in de derde fase dus veel meer tijd moeten investeren zonder dat daar een vergoeding tegenover staat. Dat zou ik geen ontlasting willen noemen.

Het is niet ondenkbaar dat ook de IND zelf veel meer tijd kwijt zal zijn aan nadere uitleg aan de asielzoeker, of dat hij te veel kennis veronderstelt bij de asielzoeker en daardoor fouten maakt. Ook gaat het coalitieakkoord er kennelijk van uit dat de afschaffing geen enkele negatieve consequentie heeft voor het vervolgtraject, en die heeft het wel, niet alleen naar mijn verwachting, maar naar die van veel actoren in de keten. De inzet van de rechtsbijstand was immers terecht gebaseerd op het inzicht dat deze leidt tot een betere kwaliteit van de beslissing, wat het aantal beroepsprocedures kan beperken. Als dat voordeel wegvalt, zullen IND en rechterlijke macht veel meer capaciteit kwijt zijn aan de beroepsprocedures, en ook aan rechtsbijstand en tolken. Ook zal een asielprocedure die gebaseerd is op onvolledige informatie vaker gevolgd worden door een herhaald asielverzoek. Kan de staatssecretaris daarom nader toelichten op basis van welke aannames wordt uitgegaan van meer IND-capaciteit die vrijkomt als op de rechtsbijstand in de asielprocedure wordt bezuinigd? Is het hiervoor niet van groot belang dat hij daartoe eerst een x-aantal uitvoeringstoetsen uitvoert voordat een dergelijke ingrijpende maatregel wordt ingevoerd? Is het juist dat deze behoefte aan nader onderzoek vooraf ook leeft binnen de IND-keten zelf? Is het juist dat geen enkele ketenpartner voorstander is van deze afspraak in het coalitieakkoord?

In de evaluatie van de nieuwe AA-procedure die het WODC in 2014 heeft uitgevoerd — voor de transparantie: ik heb daar destijds aan meegewerkt — bevestigen veel ketenpartners in interviews dat die eerste twee fasen van de rechtsbijstand de procedure daadwerkelijk zorgvuldiger hebben gemaakt. Hoe gaat de staatssecretaris waarborgen dat de zorgvuldigheid niet wordt aangetast bij het afschaffen ervan?

Voorzitter. Het coalitieakkoord verwijst ook naar de Europese wetgeving. Het kabinet wil daarmee in de pas lopen, maar is dat een doel op zichzelf? Feit is dat de Nederlandse procedure nog steeds sneller is dan elders. Hoe sneller een beslissing wordt genomen die standhoudt voor de rechter, hoe minder opvangkosten er hoeven te worden gemaakt. Wil het kabinet echt deze win-winsituatie voor zowel de asielzoeker als de capaciteit van de regering, opgeven ten faveure van Europese harmonisatie? Tot nu toe heeft Nederland zijn rechtsbijstandsmodel actief gepromoot binnen de EU als onlosmakelijk onderdeel van de snelle asielprocedure. Dat is succesvol gebleken in Zwitserland. Dat is weliswaar geen EU-lidstaat, maar toch een land in Europa. Daar is het model een-op-een overgenomen. De rechtsbijstand was voor hen geen vanzelfsprekendheid, maar de onmisbaarheid ervan werd onderkend en het is dus ook overgenomen. Groot was dan ook de verbazing toen ik het afgelopen jaar aan Zwitserse experts vertelde over het politieke besluit om nu juist dit onderdeel in Nederland te gaan afschaffen. Zij voelden zich een beetje bekocht.

Het Nederlandse AA-model vormt dus een geliefd exportproduct en voor veel meer lidstaten geldt inmiddels dat zij in een vroegtijdig stadium rechtshulp inschakelen om een snelle en zorgvuldige procedure te bewerkstelligen. Het klopt dat de richtlijn er niet toe verplicht, maar in het voorstel van de Commissie voor de procedureverordening gaf zij daartoe wel een aanzet. Nederland heeft de Commissie hierbij echter niet ondersteund. Het is nogal makkelijk om je dan vervolgens te verschuilen achter EU-wetgeving alsof je er zelf helemaal buiten staat. Feit blijft dat lidstaten ook na de aanneming van de procedureverordening de mogelijkheid behouden om rechtsbijstand in een vroeg stadium van de asielprocedure in te zetten. Met zo'n ultrakorte procedure als wij hebben, is daar ook alle reden toe.

Voorzitter. Dan nog maar eens een keer: waarom niet eerst een ex-ante-uitvoeringstoets ter voorkoming van onnodige schade en wellicht juist ter voorkoming van meer verlies aan capaciteit en snelheid? De IND worstelt nu al hevig met tekorten. De wachttijd voordat asielaanvragen in behandeling worden genomen, bedraagt nu al 43 weken en het afgelopen jaar is al meer dan 1 miljoen euro aan dwangsommen uitbetaald vanwege niet-tijdig beslissen. Duizenden claims moeten nog worden behandeld, dus dat bedrag gaat nog verder oplopen. Als de staatssecretaris de doorlooptijden serieus wil verkorten, is het dan niet spelen met vuur om een politieke afspraak onverwijld te gaan uitvoeren terwijl de ketenpartners wijzen op de mogelijke averechtse effecten?

De staatssecretaris heeft de commissie-Van Zwol ingesteld om aanbevelingen te doen over de inrichting en duur van verblijfsrechtelijke procedures, ook herhaalde procedures. Moeten wij haar conclusies niet afwachten voordat wij rigoureus gaan snijden in de rechtsbijstand? De commissie zou ook een onderzoek naar de effecten van dit kabinetsvoornemen kunnen verrichten binnen dat bredere kader van die doorlooptijden. Het zou dus kunnen worden meegegeven aan de commissie-Van Zwol. Daarmee verkrijgen wij tenminste een onderbouwde en integrale benadering en het debat over het asielbeleid heeft juist zo'n behoefte aan die rationele benadering en minder aan een politiek gemotiveerde dadendrang. Dus graag een reactie. Is de staatssecretaris bereid tot zo'n integrale aanpak?

Voorzitter. Dan de Venezolaanse vluchtelingen. Onze fracties, de fracties van GroenLinks en de PvdA, vragen graag aandacht voor de Venezolaanse burgers die bescherming zoeken in het Koninkrijk. Al ruim drie miljoen mensen hebben Venezuela verlaten omdat er nauwelijks meer aan voedsel en medische zorg is te komen in dat land. UNHCR verzoekt daarom ontvangstlanden om op dit moment niemand meer terug te sturen naar dat land. Een land als Colombia vangt al een derde van hen genereus op en een klein aantal van die drie miljoen bereikt ook Aruba en Curaçao.

De rapporten van mensenrechtenorganisaties zijn alarmerend over de behandeling die zij daar krijgen. Vaak is er geen toegang tot een asielprocedure alleen al bijvoorbeeld doordat ze dit niet meteen bij aankomst hebben gemeld. Ze worden wel automatisch in detentie genomen in mensonwaardige omstandigheden. Dit geldt ook voor kwetsbare asielzoekers en ook voor minderjarige asielzoekers, ook als ze onbegeleid zijn. Weet de staatssecretaris dit en erkent hij dit? Ook het Committee against Torture veroordeelt in zijn concluding observations over Nederland van deze maand deze praktijken scherp. Het noemt het "appaling living conditions", de mensen zijn "subjected to ill treatment" en geven aan dat zij geen zorgvuldige procedure krijgen. Een scherpe veroordeling dus met tal van concrete aanbevelingen om de situatie substantieel te verbeteren. Het comité richt zich tot de state party en dat betekent dat, doordat de Koninkrijksregering wordt aangesproken, ook Nederland hierbij wordt aangesproken.

Het is duidelijk dat Curaçao en Aruba de nodige voorzieningen en procedures niet aanbieden. Waarschijnlijk ontbreekt hen daartoe ook de benodigde capaciteit en kennis. Uiteraard wordt dan ook naar het grootste land van het Koninkrijk gekeken en dan valt op dat Nederland tot nu toe alleen heeft bemiddeld bij de terugkeer naar Venezuela en geld beschikbaar stelt voor nog meer detentiecapaciteit. Dat is niet bepaald het eerste waar mijn fractie aan denkt als het gaat om die bevindingen in die rapportages en de aanbevelingen van het Committee against Torture; daar gaat het juist om migranten ondersteuning, een fatsoenlijke opvang en een zorgvuldige asielprocedure te bieden. Automatische detentie van asielzoekers is in strijd met artikel 5 EVRM, laat staan in deze gebrekkige omstandigheden.

Waarom biedt Nederland nu niet meer ondersteuning voor opvangcentra en voor statusdeterminatie? Dat zou kunnen door het beschikbaar stellen van een combinatie van budget en inhoudelijke kennis. Erkent de staatssecretaris dat artikel 43 van het Statuut een waarborgfunctie bevat voor de naleving van mensenrechtenverdragen? Erkent hij dat hier in elk geval het EVRM, maar ook het antifolterverdrag in het geding zijn? Leeft er wel een gevoel van urgentie bij de regering als het gaat om deze nood overzee en de verantwoordelijkheid die Nederland hierbij heeft? Zou de regering kunnen ingaan op de aanbeveling van het CAT? Gaat zij daar op korte termijn uitvoering aan geven? Zou de staatssecretaris daarbij ook kunnen ingaan op de herhaalde aanbeveling van het CAT om het optioneel protocol van het CAT ook geldigheid te laten hebben op het grondgebied van het hele Koninkrijk zodat de omstandigheden overzee kunnen worden onderworpen aan onafhankelijk toezicht? Graag een reactie.

Tot slot, voorzitter. Mijn fractie sluit zich graag aan bij het pleidooi van de heer Overbeek om de situatie van de vluchtelingen op de Griekse eilanden aanzienlijk te verbeteren en dan echt op korte termijn. De situatie waarin de vluchtelingen zich bevinden en waarin zij compleet vastzitten, is natuurlijk het gevolg van de EU-Turkijedeal. Een aantal van de vluchtelingen heeft tevergeefs aangeklopt bij het Hof van Justitie, omdat het Hof zei dat dit een aangelegenheid van de regeringsleiders en Turkije is. Dat roept bij mijn fractie wel de vraag op hoe het dan zit met de verantwoordelijkheid van onder andere Nederland dat deze verklaring ook heeft medeondertekend. Vanuit die zorg wacht ik met veel belangstelling op het antwoord van de staatssecretaris.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Strik. Ik geef het woord aan de heer Diederik van Dijk.


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Diederik van Dijk i (SGP):

Voorzitter. Ik heb een overzichtelijke bijdrage. Ik wil me graag focussen op het traject, het bestuurlijke en politieke proces, rond het pact van Marrakesh. Het pact van Marrakesh is een zompig verdrag. Je loopt er zomaar in vast en je kunt er moeilijk mee uit de voeten voor een evenwichtig en rechtvaardig migratiebeleid. Heel kort: de schaduwzijden van migratie worden onvoldoende belicht, het pact is overmatig gericht op het onderstrepen van de rechten van migranten, en de inzet om ervoor te zorgen dat staten de verplichting nakomen om hun onderdanen daadwerkelijk terug te nemen, is te mager. Ik verwijs voor het overige naar de inbreng van mijn SGP-collega’s in de Tweede Kamer voor een nadere uitleg van onze politieke opvattingen over dit pact.

Gedane zaken nemen geen keer. De regering heeft het pact inmiddels onderschreven, al leek het er even op dat de PVV nog een geitenpaadje had ontdekt. Wij horen straks wel de reactie van de staatssecretaris daarop.

Ik denk wel dat er een aantal lessen zijn te trekken uit het gelopen traject en dat juist de Eerste Kamer daar ook de vinger bij zou moeten leggen. Het zal onbetwist zijn dat aan internationale verklaringen en afspraken hoge eisen mogen worden gesteld wat betreft rechten en verplichtingen van deelnemende landen.

Over die rechten en verplichtingen mag geen ruis kunnen ontstaan, zeker niet op precaire terreinen zoals asiel en migratie, temeer omdat van internationale verklaringen onmiskenbaar een normerende werking uitgaat in het internationale recht. Deze ruis is echter in royale en in ergerlijke mate ontstaan. Elk land lijkt inmiddels zijn eigen interpretatie aan het pact te geven. Ik refereer ook even aan de recente woorden van mevrouw Merkel. Hoe waardeert de staatssecretaris die uitlatingen?

Bovendien bevordert deze ontstane ruis de verkoop van gele hesjes.

Voorzitter. Het publieke en politieke debat inzake het migratiepact van Marrakesh heeft een dieperliggende discussie blootgelegd over de doorwerking van verscheidene soorten internationaalrechtelijke rechtsbronnen en internationale afspraken, waaronder verdragen, pacten, gewoonterecht en besluiten van internationale organisaties, binnen onze nationale rechtsorde.

Deze discussie moet beslecht worden en dat vergt ook enig leiderschap van ons kabinet. De doorwerking van internationale afspraken in onze rechtsorde is immers geen bijzaak, maar uiterst wezenlijk! Hoe gaat het kabinet dit aanpakken en ook helderheid scheppen voor de toekomst?

Daarnaast zijn ook over de informatie-uitwisseling en afstemming tussen de betrokken departementen onderling, en tussen de betrokken departementen en ons parlement, de nodige vragen gerezen. Bijvoorbeeld in het licht van de aanvankelijke betrokkenheid van de ministers van Buitenlandse Zaken en voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking en de uiteindelijke betrokkenheid en verantwoordelijkheid van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die we nu in ons midden mogen hebben. Dit moet anders en beter. Ik vraag de staatssecretaris hoe hij dat wil bevorderen.

En is het niet denkbaar dat een denktank — we hebben er nogal wat — ons daarbij zou kunnen helpen? Zou het niet wijs zijn om bijvoorbeeld de Adviesraad Internationale Vraagstukken (AIV) te vragen om een advies waarin deze aangeeft hoe die verschillende internationaalrechtelijke rechtsbronnen en internationale afspraken hun doorwerking hebben in de nationale rechtsorde, en hoe de afstemming tussen betrokken departementen en het parlement inzake de totstandkoming, ratificatie en implementatie van internationaalrechtelijke rechtsbronnen en internationale afspraken optimaal kan worden vormgegeven? Is de staatssecretaris bereid om dit mee te nemen naar het kabinet?

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Van Dijk. Wenst een van de leden in eerste termijn nog het woord? Dat is niet het geval. Dan schors ik de beraadslaging en schors ik de vergadering voor enkele ogenblikken in afwachting van de minister van Economische Zaken en Klimaat.

De beraadslaging wordt geschorst.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.