Dinsdag 9 december 2025, commissie Binnenlandse Zaken (BIZA)




Agenda

1.Vaststellen agenda (aansluitend aan BIZA + EUZA)

2.31.731 / 29.362, AA

Brief van de staatssecretaris van J&V en de minister van SZW over verbetering van de uitvoerbaarheidstoetsen; Integraal wetgevingsbeleid

Beslispunt

  • Wenst u in nader schriftelijk overleg te treden n.a.v. de antwoordbrief van 27 november jl.?

Toelichting

Op 7 oktober jl. heeft de Kamer een brief aan de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid gestuurd met elf noodzakelijke verbeteringen aan de uitvoerbaarheidstoets. De voorbereidende werkzaamheden hiervoor hebben plaatsgevonden in de brainstormgroep Uitvoerbaarheid. De staatssecretaris van J&V en de minister van SZW hebben bij brief van 27 november 2025 gereageerd op de voorgestelde verbeterpunten.

De griffie heeft de elf verbeterpunten, de reactie van de bewindspersonen en een ambtelijke annotatie in een schema verwerkt dat als bijlage is bijgevoegd.


Bespreking

3.29362, AH

Verslag van een nader schriftelijk overleg met de minister van BZK over voortgang Uitvoerbaarheidstoets Decentrale Overheden (UDO); Modernisering van de overheid

Beslispunt

Wenst de commissie in nader schriftelijk overleg te treden of wenst zij de brief voor kennisgeving aan te nemen?

Toelichting

Bij brief van 31 maart 2025 informeerde de toenmalige minister van BZK, mede namens de minister van IenW, de Kamer over de voortgang van het instrument uitvoerbaarheidstoets decentrale overheden (UDO). Dit instrument faciliteert het vroegtijdige gesprek tussen Rijk en medeoverheden over uitvoerbaar beleid. Op 15 oktober 2025 is een brief met nadere vragen aan de minister van BZK gestuurd. Op 26 november 2025 zijn de vragen beantwoord.


Bespreking verslag van een nader schriftelijk overleg


4.Stand van de Uitvoering Gemeenten 2025

Beslispunt

Wenst de commissie in schriftelijk overleg te treden met de minister van BZK n.a.v. de Stand of wenst zij deze voor kennisgeving aan te nemen?

Toelichting

Op 20 november 2025 is de Stand van de Uitvoering Gemeenten 2025 gepresenteerd, met als titel Naar een betrouwbare overheid.


Bespreking

5.36600 B, Q

Verslag van een schriftelijk overleg met de minister van BZK en de staatssecretaris van JP&S over de uitkomsten van het overhedenoverleg op 16 april 2025; Begrotingsstaat gemeentefonds 2025

Beslispunten

  • Wenst de commissie de status van de motie-Fiers (thans: 'deels uitgevoerd') te wijzigen?
  • Hoe wenst de commissie de brieven van 26 november 2026 (36600 B, Q) en van 16 september 2025 (36600 B, N) verder te behandelen?

Toelichting

De minister van BZK heeft de Kamer op 25 april jl. een afschrift gestuurd van haar brief aan de Tweede Kamer, mede namens de staatssecretaris Fiscaliteit, Belastingdienst en Douane, met de uitkomsten van het Overhedenoverleg dat op 16 april 2025 had plaatsgevonden. Op 8 juli jl. is een brief aan de minister van BZK gestuurd met vragen over de uitkomsten. Bij brief van 26 november 2025 is geantwoord op deze vragen.

Afspraken uit het Overhedenoverleg 16 april 2025 aangaande de jeugdzorg

Bij brief van 16 september 2025 informeert de minister van BZK de Kamer over de invulling van de afspraken uit het Overhedenoverleg 16 april 2025 aangaande de jeugdzorg. Daarin wordt vermeld: 'Er is wat de gemeenten betreft op dit moment een werkbare financiële positie voor gemeenten.' en 'Ook is het kabinet van mening dat hiermee uitvoering is gegeven aan de motie van lid Fiers die de regering verzoekt het financiële advies van de commissie-Van Ark integraal en volledig over te nemen en dit bij de voorjaarsnota te regelen, vanuit de overweging dat gemeenten adequaat gefinancierd dienen te worden voor medebewindstaken.'.

In uw commissievergadering van 23 september jl. hebt u als volgt besloten over de status van de motie en de behandeling van de brief: De commissie besluit de uitvoeringsstatus van motie-Fiers als 'deels uitgevoerd' aan te merken en de behandeling van de brief van de minister (36600 B, N) aan te houden tot de antwoorden op de vragen (d.d. 8 juli 2025) over de uitkomsten van het Overhedenoverleg op 16 april 2025 zijn beantwoord.

Nu de antwoorden op de vragen van 8 juli 2025 zijn ontvangen kan de commissie beide brieven desgewenst samen behandelen.


Bespreking verslag van een schriftelijk overleg



6.36.800 B / 36800 C, B

Brief van de minister van BZK over het integraal Overzicht Financiën Gemeenten en Provincies 2025; Begrotingsstaat gemeentefonds 2026

Beslispunt

Hoe wenst de commissie de brief van 2 december 2025 te behandelen?

Toelichting

De minister van BZK biedt de Kamer op 2 december 2025 het Integraal Overzicht Financiën Gemeenten en het Integraal Overzicht Financiën Provincies aan, mede namens de medefondsbeheerder, de Staatssecretaris voor Fiscaliteit, Belastingdienst en Douane. De inhoud van de brief houdt verband met het volgende agendapunt (29362 / 36600 B, AI) over het ROB-advies 'Meters maken met medebewind' en het overzicht beleidsvoornemens Rijk met financiële impact op taken medeoverheden. Desgewenst kan de brief van 2 december 2025 betrokken worden bij de behandeling van het volgende agendapunt.


Bespreking


7.29362 / 36600 B, AI

Verslag van een schriftelijk overleg met de minister van BZK over ROB-advies 'Meters maken met medebewind'; Modernisering van de overheid

Beslispunt

Wenst de commissie in nader schriftelijk overleg te treden of wenst zij de brief voor kennisgeving aan te nemen?

Toelichting

Op 11 september 2024 heeft de Eerste Kamer, op voorstel van uw commissie, besloten advies te vragen aan de Raad voor het Openbaar Bestuur (ROB) over de opzet en werkwijze van een nieuwe monitor ten behoeve van de Kamers der Staten-Generaal inzake de verhouding tussen taken en financiën van decentrale overheden. Het door de Kamer gevraagde advies van de ROB is dinsdag 1 juli 2025 aangeboden aan de Kamervoorzitter.

In uw commissievergadering van 8 juli jl. hebt u besloten de ontvangst van de antwoorden op de vragen over het overzicht beleidsvoornemens Rijk met financiële impact op taken medeoverheden (36600 B, K) af te wachten alvorens gelegenheid te bieden tot het leveren van inbreng voor schriftelijk overleg met de minister van BZK over het ROB-advies 'Meters maken met medebewind' dat door de Eerste Kamer was gevraagd.

Na ontvangst van de voorgenoemde antwoorden is op 15 oktober jl. een brief aan de minister van BZK gestuurd met vragen over het advies van de ROB en het voornoemde overzicht. Bij brief van 2 december 2025 heeft de minister hierop geantwoord.


Bespreking verslag van een schriftelijk overleg


8.36600 B, J

Gewijzigde motie-Van der Goot (OPNL) c.s. over corrigeren van te lage inflatieramingen binnen het gemeentefonds; Begrotingsstaat gemeentefonds 2025

Toelichting

Welke leden leveren heden inbreng voor schriftelijk overleg?

Toelichting

Naar aanleiding van de behandeling van de reactie op het toezeggingen- en motierappel (36800VII/36800 IV, A), waarin de motie-Van der Goot is opgenomen, heeft uw commissie op 25 november jl. besloten vandaag gelegenheid te bieden tot het leveren van inbreng voor schriftelijk overleg over de uitvoering van genoemde motie.


Inbreng voor schriftelijk overleg

9.36521, C

Verslag van een nader schriftelijk overleg met de minister van BZK over kabinetsreactie jaarverslagen 2023 Nationale ombudsman en Kinderombudsman; Jaarverslag Nationale ombudsman, Kinderombudsman en Veteranenombudsman 2023

Beslispunt

Welke leden leveren vandaag inbreng voor nader schriftelijk overleg?

Toelichting

Op 24 juni 2025 is een brief aan de minister van BZK gestuurd met nadere vragen van de leden van de fractie van GroenLinks-PvdA over het jaarverslag van de Nationale ombudsman en de kinderombudsman 2023 en de kabinetsreactie daarop. De minister heeft, mede namens de minister voor Asiel en Migratie, op 19 november 2025 deze nadere vragen beantwoord. In uw commissievergadering van 25 november jl. hebt u besloten vandaag gelegenheid te bieden tot het leveren van inbreng voor nader schriftelijk overleg.


Inbreng voor nader schriftelijk overleg

10.35455, P

Verslag van een nader schriftelijk overleg met de minister van BZK over de evaluatie van het experiment met een nieuw stembiljet bij de Europees Parlementsverkiezing in 2024; Tijdelijke experimentenwet nieuwe stembiljetten

Beslispunt

Zijn de vragen afdoende beantwoord of wenst de commissie in nader schriftelijk overleg te treden?

Toelichting

Op 4 november 2025 is een brief met nadere vragen van de leden van de fractie van de PVV over de evaluatie van het experiment met een nieuw stembiljet aan de minister van BZK gestuurd. De minister heeft bij brief van 27 november jl. geantwoord. Het verslag van een nader schriftelijk overleg ligt heden ter bespreking voor.


Bespreking verslag van een nader schriftelijk overleg



11.CLVI, AC

Brief van het College van Voorzitter en Ondervoorzitters over een digitaal quorum voor niet-reguliere vergaderdagen (EK, AC); Verslag van de Tijdelijke commissie actualisering Reglement van Orde

Beslispunten

  • Kan de commissie ermee instemmen dat de motie-Vos c.s. als 'uitgevoerd' wordt beschouwd?
  • Wenst de commissie:
    • 1) 
      een datum te bepalen voor het leveren van inbreng voor een verslag?;
    • 2) 
      te volstaan met een blanco verslag (geen vragen of opmerkingen, afdoen als hamerstuk of stemming)?;
    • 3) 
      te volstaan met een verslag onder voorbehoud van plenaire behandeling (geen schriftelijke behandeling, wel een mondelinge behandeling plenair)?

Voorbereidend onderzoek voorstel Regeling in commissie BIZA

De wijze van totstandkoming van de Regeling wordt geregeld in artikel 140 RvO. Daarin staat dat de artikelen uit hoofdstuk XV van het RvO van overeenkomstige toepassing zijn op voorstellen tot vaststelling van de overige op grond van het RvO door de Kamer vast te stellen regelingen. De Kamer heeft op 2 december jl. op grond van artikel 133, lid 1 RvO en na bespreking in het College van fractievoorzitters de vaste commissie BIZA belast met het voorbereidend onderzoek van het voorstel.

Voor wat het voorbereidend onderzoek van het voorstel in de commissie betreft, geldt dat het voorstel op de gewone wijze, als is het een wetsvoorstel, wordt behandeld. Artikel 136, lid 1 RvO bepaalt immers dat het voorstel ‘op dezelfde wijze [wordt behandeld] als een wetsvoorstel dat aan de commissie is toevertrouwd, waarbij de voorsteller in de plaats treedt van de minister.’ Het CVO zal de vragen in het verslag/de verslagen schriftelijk beantwoorden met een nota naar aanleiding van het verslag.

Het voorbereidend onderzoek kent maximaal drie schriftelijke vraag- en antwoordenrondes (artikel 45 RvO) (artikel 46 RvO: met toestemming van de Kamer vier) en ook kan het commissie-instrumentarium worden benut (artikel 38 RvO). Anders dan bij wetsvoorstellen kunnen leden amendementen voorstellen (artikel 134 RvO) en kan CVO - waanneer bijvoorbeeld vragen/opmerkingen daartoe aanleiding geven - het voorstel wijzigen (artikel 135 RvO). Mocht een lid overwegen een amendement in te dienen, dan wordt aangeraden het concept voor indiening voor een wetstechnische toets voor te leggen aan de stafmedewerker van de commissie BIZA, dr. Sofie Wolf.

Heden bespreekt uw commissie de procedure.

Uitvoering motie-Vos c.s.

Op 16 mei 2023 heeft de vorige Eerste Kamer de motie-Vos c.s. aanvaard (Kamerstukken I 2022/23, CLVI, M), waarin twee verzoeken aan de toenmalige Huishoudelijke Commissie (thans: College van Voorzitter en Ondervoorzitters) zijn gedaan, te weten:

  • om een voorstel te doen om een digitaal quorum mogelijk te maken voor vergaderingen van de Eerste Kamer die bij uitzondering op een niet-reguliere vergaderdag worden gehouden en
  • om bij het Presidium van de Tweede Kamer na te gaan of dit eveneens van mening is dat een dergelijk digitaal quorum past binnen de interpretatie van artikel 67, eerste lid van de Grondwet.

Wat het tweede punt betreft heeft schriftelijk overleg plaatsgevonden tussen het College en het Presidium van de Tweede Kamer. Het Presidium heeft bij brief van 9 oktober 2024 onder meer het volgende geschreven (Kamerstukken I 2023/24, CLVI, AB):

"De Raad van State heeft in haar voorlichting gesteld dat het bij een dynamische interpretatie van de Grondwet van wezenlijk belang is dat er sprake is van een hoge mate van consensus tussen de betrokken staatsorganen: Tweede Kamer, Eerste Kamer en regering. Het Presidium stelt vast dat de Tweede Kamer zich over een voorstel zoals bedoeld in de motie-Vos c.s., waarbij een digitaal quorum wordt voorgesteld voor niet-reguliere vergaderdagen, niet heeft uitgesproken. Het is aan de Tweede Kamer zelf om desgewenst een oordeel te geven over de grondwettigheid van voorstellen als deze. Het Presidium kan de Kamer hierin niet vertegenwoordigen."

Het Presidium heeft op 11 september 2025 wel een voorstel aan de Tweede Kamer voorgelegd voor het in buitengewone omstandigheden tijdelijk mogelijk maken van digitaal intekenen en digitaal vergaderen en stemmen (Kamerstukken II 2024/25, 36 808, nr. 2.). Dit voorstel ziet alleen op ernstige crisissituaties (pandemie, natuurramp, kernramp, aanslag). Behandeling van het voorstel laat nog op zich wachten.

Wat het eerste punt betreft heeft het College in zijn vergadering van 25 november jl. besloten een voorstel tot vaststelling van een Regeling digitaal quorum voor niet-reguliere vergaderdagen aan de Kamer voor te leggen. De regeling is daarop dezelfde dag aan de Kamer voorgesteld.

Achtergrond

Met een digitaal quorum wordt gedoeld op de mogelijkheid voor leden om van buiten het Kamergebouw digitaal in te tekenen voor een vergadering van de Kamer, waarna zij als 'ter vergadering aanwezig' gelden als bedoeld in artikel 67, eerste lid, van de Grondwet. In de bijzondere omstandigheden van de coronacrisis, toen grote samenkomsten onwenselijk waren en reizen werd afgeraden, heeft de Eerste Kamer gedurende twee perioden gewerkt met een digitaal quorum. Dit digitale quorum was uitdrukkelijk als tijdelijk bedoeld. De Kamer had hierover ook Voorlichting gevraagd aan de Raad van State. De Tijdelijke regeling digitaal quorum is per 1 april 2022 komen te vervallen.

In haar verslag van 14 maart 2023 (Kamerstukken I 2022/23, CLVI, A) meldde de Tijdelijke Commissie Actualisering Reglement van Orde (CARO) dat binnen de commissie de meningen verschilden of een digitaal quorum buiten de bijzondere omstandigheden zoals die ten tijde van de coronacrisis golden mogelijk en wenselijk was.

De CARO volstond in haar voorstel voor een geactualiseerd Reglement van Orde met een grondslag voor een digitaal quorum in bijzondere omstandigheden zoals die zich ten tijde van de coronacrisis hadden voorgedaan. In dergelijke omstandigheden kan de Kamer bij afzonderlijke regeling bepalen dat leden die aan de vergadering wensen deel te nemen dit ook op digitale wijze kenbaar kunnen maken, zonder aanwezig te zijn in het Kamergebouw (artikel 52, tweede lid, Reglement van Orde). De Kamer heeft het door nota's van wijziging en enkele amendementen aangepaste voorstel van de CARO op 16 mei 2023 aanvaard, waarbij artikel 52, tweede lid, niet gewijzigd werd.

Bij de plenaire behandeling van het voorstel is niettemin het digitaal quorum weer uitgebreid ter sprake gekomen. De Kamer nam een motie-Vos c.s. aan, waarin werd uitgesproken "dat een dergelijk digitaal quorum past binnen de interpretatie van artikel 67, eerste lid van de Grondwet". De toenmalige Huishoudelijke Commissie (thans het College van Voorzitter en Ondervoorzitters) werd verzocht "een voorstel te doen om een digitaal quorum mogelijk te maken voor vergaderdagen van de Eerste Kamer die bij uitzondering op een niet-reguliere vergaderdag worden gehouden".


Bespreking

12.CLXX. F

Voorstel voor een Gedragscode ongewenste omgangsvormen Eerste Kamer

Beslispunt

Hoe wenst u de nadere procedure in te richten? Wenst uw commissie:

  • 1) 
    een derde en laatste verslag uit te brengen, en zo ja, wanneer wenst u gelegenheid te bieden tot het leveren van inbreng?
  • 2) 
    de voorgestelde Gedragscode aan te melden voor plenaire behandeling (hamerstuk, debat e/o stemming)?

Toelichting

Nota naar aanleiding van het tweede verslag

Op 4 december jl. heeft u de nota naar aanleiding van het tweede verslag ontvangen in antwoord op de vragen die op 11 november jl. aan het nieuw samengestelde College van Voorzitter en Ondervoorzitters (CVO) zijn gesteld over de voorgestelde Gedragscode.

Vandaag bespreekt u de nadere procedure, waarbij uw commissie de keuze heeft uit twee opties:

  • 1) 
    een derde en laatste verslag uitbrengen;
  • 2) 
    de voorgestelde Gedragscode aanmelden voor plenaire behandeling (hamerstuk, debat e/o stemming)

Hieronder treft u volledigheidshalve ter kennisneming algemene informatie over de behandeling van een dergelijk voorstel in commissieverband.

CVO-voorstel voor een Gedragscode ongewenste omgangsvormen op grond artikel 131 RvO

Het voorstel van CVO voor een Gedragscode ongewenste omgangsvormen geeft invulling aan artikel 131 Reglement van Orde (RvO): “Bij afzonderlijke regeling van de Kamer wordt een Gedragscode ongewenste omgangsvormen vastgesteld waarin voorschriften worden gegeven ter voorkoming van ongewenst gedrag door leden van de Kamer. In deze afzonderlijke regeling wordt tevens een instrumentarium vastgelegd ten behoeve van de naleving en interpretatie van deze Gedragscode.” Op dit moment heeft de Kamer nog geen code vastgesteld.

Voorbereidend onderzoek in de vaste commissie BIZA

De wijze van totstandkoming van een Gedragscode wordt geregeld in artikel 140 RvO. Daarin staat dat de artikelen uit hoofdstuk XV van het RvO van overeenkomstige toepassing zijn op voorstellen tot vaststelling van de overige op grond van het RvO door de Kamer vast te stellen regelingen. De Kamer heeft op 18 maart jl. op grond van artikel 133, lid 1 RvO en na besprekingen in het College van fractievoorzitters de vaste commissie BIZA belast met het voorbereidend onderzoek van het voorstel. De leden Van der Linden (VVD) en Van Aelst-Den Uijl (SP) wensen, op grond van artikel 37, lid 2 RvO, deel te nemen aan het voorbereidend onderzoek.

Voorbereidend onderzoek vergelijkbaar met dat van een wetsvoorstel

Voor wat het voorbereidend onderzoek van het voorstel in de commissie betreft, geldt dat het voorstel op de gewone wijze, als is het een wetsvoorstel, wordt behandeld. Artikel 136, lid 1 RvO bepaalt immers dat het voorstel ‘op dezelfde wijze [wordt behandeld] als een wetsvoorstel dat aan de commissie is toevertrouwd, waarbij de voorsteller in de plaats treedt van de minister.’ Het CVO zal de vragen in het verslag/de verslagen schriftelijk beantwoorden met een nota naar aanleiding van het verslag.

Het voorbereidend onderzoek kent maximaal drie schriftelijke vraag- en antwoordenrondes (artikel 45 RvO) (artikel 46 RvO: met toestemming van de Kamer vier) en ook kan het commissie-instrumentarium worden benut (artikel 38 RvO). Anders dan bij wetsvoorstellen kunnen leden amendementen voorstellen (artikel 134 RvO) en kan het CVO - waanneer bijvoorbeeld vragen/opmerkingen daartoe aanleiding geven - het voorstel wijzigen (artikel 135 RvO). Mocht een lid overwegen een amendement in te dienen, dan wordt aangeraden het concept voor indiening voor een wetstechnische toets voor te leggen aan de stafmedewerker van de commissie BIZA, dr. Sofie Wolf.


Nadere procedure voor het tweede verslag

13.34349, P

Toezegging Effecten van de wet (34.349)

Beslispunten

Welke leden leveren heden inbreng voor schriftelijk overleg?

Toelichting

Bij de plenaire behandeling van de Wet gedeeltelijk verbod gezichtsbedekkende kleding in juni 2018 heeft de minister van BZK op verzoek van de leden Bikker (ChristenUnie), Lintmeijer (GroenLinks) en Nooren (PvdA) toegezegd om contact te houden met de betrokken sectoren om de effecten van de wet, inclusief het effect op het aantal personen dat gezichtsbedekkende kleding draagt, in kaart te brengen. Ontwikkelingen in andere Europese landen worden hierbij betrokken. De Kamer wordt over 2-3 jaar geïnformeerd (T02615). Onder meer naar aanleiding van deze toezegging is de wet geëvalueerd. De 'Evaluatie Wet gedeeltelijk verbod gezichtsbedekkende kleding’ is in juni 2024 aan de Tweede Kamer gezonden. Bij brief van 17 oktober 2025 van de minister van BZK en de staatssecretaris Participatie en Integratie ontvingen beide Kamers de kabinetsreactie op deze evaluatie. De effecten van de wet, inclusief de impact op personen die gezichtsbedekkende kleding dragen, als ook de ontwikkelingen in andere Europese landen zijn terug te vinden in het rapport, evenals vier conclusies. De status van de toezegging is op 28 oktober jl. als voldaan aangemerkt, tevens is besloten vandaag gelegenheid te geven voor het leveren van inbreng voor schriftelijk overleg.


Inbreng voor schriftelijk overleg

14.CLXIV, M

Brief van de staatssecretaris van BZK en de minister van KGG betreffende vonnissen over voorlopige voorzieningen in twee arbitrageprocedures; Herstel Groningen

Beslispunt

Wenst de commissie de brief van 27 november voor kennisgeving aan te nemen of wenst zij in schriftelijk overleg te treden?

Toelichting

Bij brief van 27 november 2025 zenden de staatssecretaris van BZK en de minister van KGG de Kamer drie vonnissen inzake voorlopige voorzieningen in twee lopende juridische procedures tussen enerzijds de Staat en anderzijds Shell en/of ExxonMobil, de aandeelhouders van de Nederlandse Aardolie Maatschappij (NAM).


Bespreking

15.T03982

Toezegging Ministeriele verantwoordelijkheid voor nevenfuncties voor leden Koninklijk Huis (36.600 I)

Beslispunten

  • wenst de commissie de status van toezegging T03982 te wijzigen in 'voldaan'?
  • wenst de commisssie in overleg te treden met de minister-president n.a.v. zijn brief van 4 december 2025?

Toelichting

Tijdens het debat over de Begrotingsstaat Koning 2025 op 11 februari 2025 heeft de minister-president de Kamer, naar naar aanleiding van een vraag van het lid Van Rooijen (50PLUS), toegezegd een brief te sturen over ministeriële verantwoordelijkheid voor de nevenfuncties voor leden van het Koninklijk Huis (T03982). Bij brief van 4 december 2025 informeert de minister-president de Kamer over de betekenis van de ministeriële verantwoordelijkheid voor nevenfuncties van leden van het koninklijk huis en de werking hiervan. Desgewenst kan de status van toezegging T03982 hiermee als voldaan worden aangemerkt.


Bespreking

16.Mededelingen en informatie

Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement inzake de wijziging van de Europese Kiesakte

Tijdens de plenaire vergadering van het Europees Parlement van 12 en 13 december jl. werd ingestemd met een wetgevingsresolutie tot wijziging van de Europese Kiesakte om de leden van het Europees Parlement in staat te stellen tijdens een zwangerschap en in de maanden na de bevalling een ander lid bij volmacht in de plenaire vergadering te laten stemmen. Overeenkomstig protocol 2 betreffende de toepassing van de beginselen van subsidiariteit en evenredigheid zijn de nationale parlementen op 26 november 2025 ingelicht over deze aangenomen wetgevingsresolutie. De wetgevingsresolutie, notificatie en de behandelmogelijkheden in de EU stroomschema's zijn bijgevoegd.

Voorstel voor een Richtlijn inzake gelijke behandeling

Op 11 november 2025 publiceerde het Deense voorzitterschap een voortgangsrapportage betreffende de onderhandelingen over het voorstel voor een Richtlijn inzake gelijke behandeling. Omdat er nog 3 lidstaten tegen het voorstel zijn is de benodigde unanimiteit nog niet bereikt. Het voorzitterschap benadrukt in de voortgangsrapportage het belang van de richtlijn en hoopt op een akkoord in de nabije toekomst. De voortgangsrapportage staat op de agenda van de WSB Raad van 1 december jl. De geannoteerde agenda van deze Raad en de voortgangsrapportage zijn ter informatie bijgevoegd.




17.Rondvraag