Senaat: België heeft geen recht op modernisering IJzeren Rijn



België heeft eigenlijk helemaal geen recht meer op een spoorlijn tussen de Antwerpse haven en het Duitse achterland over Nederlands grondgebied. Deze opvatting van de Eerste Kamer werd dinsdag 26 april 2005 in een juridisch betoog verwoord door CDA-woordvoerder Hans Franken namens alle fracties die zijn vertegenwoordigd in de vaste commissie van Verkeer en Waterstaat van de senaat. Louter vanwege een toezegging van de toenmalige minister-president Kok in 1998 waardoor bij de Belgen verwachtingen zijn gewekt wil de Eerste Kamer reactivering van de zogenoemde IJzeren Rijn niet zonder meer afwijzen. De IJzeren Rijn kwam in de senaat uitvoerig aan de orde, omdat de regering toestemming vraagt een meningsverschil met de zuiderburen over de kosten van met name milieumaatregelen voor te leggen aan het Hof van Arbitrage in Den Haag. Op 10 mei beslist de Eerste Kamer over instemming met de arbitrage. CDA en VVD lieten aan het einde van de vergadering weten akkoord te zullen gaan. De grootste oppositiepartij, de PvdA, aarzelt nog. GroenLinks en SP en ook de kleine christelijke fracties van ChristenUnie en Staatkundig Gereformeerde Partij hadden veel bezwaren.

Minister Bot (CDA, buitenlandse zaken) haalde het CDA over de streep met de toezegging dat Nederland nadat het Hof van Arbitrage heeft gesproken opnieuw met België gaat overleggen over de juridische complicaties rond de IJzeren Rijn. De VVD werd tevreden gesteld met de toezegging dat burgers alle rechten behouden op inspraak als het tot een reactivering van de spoorweg van Antwerpen naar het Duitse achterland zou komen.

Minister Peijs (CDA, verkeer en waterstaat) zei dat na een uitspraak van het Hof van Arbitrage de eerder stopgezette milieu-effectrapportage en de toetsing van het project aan de Vogel- en Habitatrichtlijn worden hervat.

Aan drie Verdragen uit de 19e eeuw kan België niet meer het recht ontlenen op het gebruik, het herstel, de aanpassing en de modernisering van het Nederlandse gedeelte van het historische tracé van de IJzeren Rijn, betoogde CDA-senator Franken namens vrijwel de gehele Eerste Kamer in de eerste ronde van het debat. De meeste fracties stelden zich ook op het standpunt dat natuurgebieden en steden in Limburg die op het tracé liggen, ontzien dienen te worden. Het gaat onder meer om het Meinweggebied en de steden Weert en Roermond.

Van verschillende kant werd gepleit voor een alternatief tracé via de rijksweg A67 bij Venlo.

België meent recht te hebben op reactivering van de IJzeren Rijn op grond van het verdrag dat in 1839 werd gesloten toen België zich afscheidde van Nederland. De Nederlandse regering betwist dit recht niet, maar meent dat de kosten van het transformeren van het enkelvoudige spoor tot een volwaardige goederenspoorlijn geheel voor rekening van de zuiderburen moeten komen. Deze kosten worden op 550 miljoen euro geschat.

Volgens minister Bot is het recht op doortocht door Limburg aan de Belgen verleend toen bij de scheiding van de Noordelijke en Zuidelijke Nederlanden een deel van Limburg aan Nederland toeviel. Franken onderstreepte namens de meeste senaatsfracties dat instemming met het voeren van een procedure voor het Hof van Arbitrage niet betekent dat de Eerste Kamer erkent dat de Belgen recht hebben op een aangepaste IJzeren Rijn via het historische tracé. "Integendeel", zei Franken, "de Eerste Kamer behoudt zich ten aanzien van de juridische verplichtingen alle rechten voor". De CDA-senator wees erop dat in vergelijking met ruim honderd jaar geleden het niet meer gaat om een zaak van twee nationale staten, maar om twee regio's in Europa. Nederland en België zouden los van verdragsteksten die zijn belast met emoties uit de historie opnieuw met elkaar moeten overleggen over het best denkbare tracé voor een spoorweg die volgens nadere plannen op den duur ook deel moet gaan uitmaken van de Trans-Europese Netwerken.

Minister Bot, die zich erop beriep dat hij op het volkenrecht is gepromoveerd, bestreed de opvatting van Franken en het overgrote deel van de senaat dat Nederland al aan de verplichtingen uit het scheidingsverdrag van destijds heeft voldaan door een concessie voor een spoorweg te verlenen aan een particuliere maatschappij in 1873. Nederland heeft later deze concessie afgekocht. In de jaren negentig is de IJzeren Rijn op Nederlands grondgebied buiten bedrijf gesteld. De Belgen eisen reactivering op grond van het verdrag uit 1839. In een brief aan zijn collega Dehaene van België in juli 1998 heeft de Nederlandse premier Kok het recht op doortocht via het historische tracé erkend. Volgens minister Bot heeft Kok niet anders gedaan dan een bestaand recht bevestigen.

Minister Peijs deelde aan de Eerste Kamer mee dat Nederland zeven alternatieve routes heeft laten onderzoeken, maar dat uit milieu-oogpunt het historische tracé het beste is gebleken. De minister van Verkeer en Waterstaat zei ook dat het transport van gevaarlijke stoffen (o.a. LPG) sterk beperkt zal worden.

Na senator Franken belichtten woordvoerders van andere fracties verschillende andere aspecten van het verdrag inzake arbitrage over de spoorlijn IJzeren Rijn. Van Raak van de SP haakte in op een uitlating van staatssecretaris Van Geel die in het Eindhovens Dagblad heeft gezegd dat in 2010 een einde moet komen aan de LPG-transporten per trein door de grote Brabantse steden. Hij vroeg de regering een soortgelijke toezegging voor de Limburgse steden die aan de IJzeren Rijn liggen. Volgens minister Peijs kan Van Geel dit niet zo bedoeld hebben, want officieel streeft Nederland alleen naar beperking van deze transporten over het spoor.

SGP-senator Van den Berg die ook sprak namens de ChristenUnie vroeg de regering of de IJzeren Rijn concurrerend dan wel aanvullend is op de Betuweroute die per spoor de Rotterdamse haven verbindt met het Duitse achterland. Hij was bevreesd dat de IJzeren Rijn alleen maar een concurrent zal worden van de Betuweroute, die in 2007 in gebruik wordt genomen. Van den Berg vroeg om een samenhangende aanpak. Minister Peijs betoogde dat voor zo'n aanpak ook België mee moet doen en dat is vooralsnog niet het geval.

GroenLinks-senator Van der Lans wees erop dat Nederland er op 3 juni 1879 toen de IJzeren Rijn in gebruik werd genomen heel anders uitzag dan nu. Hij prees de CDA-fractie in de Tweede Kamer die heeft weten te voorkomen dat de modernisering van de IJzeren Rijn als hamerstuk is afgedaan. "Het actief verantwoording afleggen aan het parlement, en op een helder manier het parlement politieke keuzen voorleggen, heeft in dit dossier totaal ontbroken", betoogde Van der Lans. Minister Bot zei in dit verband dat ook afspraken in verdragen die nog gelden niet 'eeuwigdurend' zijn. Ook daarom wil hij het overleg met de Belgen heropenen.

PvdA-senator Eigeman pleitte voor een Europese aanpak. Hij verwees naar de afspraken tussen Nederland en België over het uitdiepen van de Westerschelde, waarbij de primaire nationale orientatie is losgelaten en de kansen van Rotterdam en Antwerpen in samenhang zijn bezien. Overigens vond Eigeman dat burgers in Brabant en Limburg het recht moeten houden om modernisering van de spoorweg naar Nederlands recht te laten toetsen "tot en met de consequentie dat het allemaal niet doorgaat zoals afgesproken". De ministers Bot en Peijs gaven toe dat in beginsel een rechter tot een verbod op reactiveren van de IJzeren Rijn kan komen, maar dat ook een Nederlandse rechter heeft te maken met een uitspraak van het Hof van Arbitrage en deze in zijn overwegingen zal betrekken..

Eigeman vond overigens in lijn met wat ex-premier Kok heeft beloofd, dat de Belgen een recht van doortocht in Nederland hebben, maar hij zei ook dat in de huidige tijd wel van het historische tracé afgeweken zou mogen worden.

Ook VVD-senator Hoekzema eiste dat de bezwaar- en beroepsmogelijkheden van de belanghebbenden in stand blijven. Zo wil de VVD, net als de overige fracties, dat de milieu-effect-rapportage in haar geheel wordt doorlopen en ook toetsing zal geschieden aan de Vogel- en Habitat-richtlijnen.

Senator Walsma van het CDA wees er nog op het Nederlandse beleid om transport van gevaarlijke stoffen door stedelijke gebieden te vermijden helaas nog geen Europees beleid is. Daarom zou transport van LPG over de IJzeren Rijn door stedelijke kernen als Weert, Roermond, Krefeld en Mönchen Gladbach mogelijk blijven. Hij zei dat de desbetreffende gemeenten over dit punt erg laat aan de bel hebben getrokken.


Deel dit item: