Kamer steunt voortduring huisvesting Oekraïners



De Eerste Kamer stemde dinsdag 4 april in met de voortduring van de Wet verplaatsing bevolking waardoor burgemeesters vorig jaar de wettelijke taak kregen zorg te dragen voor de opvang van mensen uit Oekraïne. Het kabinet besloot na het uitbreken van de oorlog in Oekraïne tot het inzetten van zogenoemd staatsnoodrecht vanwege de buitengewone omstandigheden. Drie moties van senator Van Hattem (PVV) zijn verworpen.

Tijdens het debat een week eerder, op 28 maart, met minister Yeşilgöz van Justitie en Veiligheid (J&V) bleken de meeste fracties de ruimhartige opvang van Oekraïense vluchtelingen in Nederland van harte te steunen. De inzet van deze wet om dat te bewerkstelligen was daarentegen wel omstreden. De tegenstanders waren niet overtuigd van de noodzaak van de inzet van dit staatsnoodrecht. Volgens hen had de opvang van Oekraïners ook op een andere manier kunnen worden geregeld. Voorstanders van de verlenging van de wet wezen er wel op dat deze wet moet komen te vervallen zodra er een andere, tijdelijke, wet in werking treedt die de opvang regelt.


Verworpen moties

De motie-Van Hattem c.s. constateert dat de minister in het Tweede Kamerdebat over dit wetsvoorstel aangaf dat "het vorderen van gebouwen op zich een optie zou kunnen zijn" en over het vorderen van panden stelde: "100% uitsluiten gaat niet". Volgens de PVV is het vorderen van panden disproportioneel en onacceptabel. De motie roept het kabinet daarom op om vorderen van panden in het kader van voorliggend wetsvoorstel voor 100 procent uit te sluiten. De minister had de motie ontraden.

De motie-Van Hattem c.s. constateert dat onder de groep ontheemden uit Oekraïne ongeveer 4600 personen als derdelanders opvang en voorzieningen ontvangen in Nederland en constateert verder dat de opvangvoorziening voor deze groep derdelanders eigenlijk per 4 maart jl. beëindigd had

moeten worden, maar het kabinet besloten heeft dit met een half jaar te verlengen tot 4 september a.s.. De motie roept het kabinet daarom op alle opvang en voorzieningen voor deze derdelanders te staken, en hen zo snel mogelijk Nederland uit te zetten, zonder vertrekbonus. Ook deze motie was door de minister ontraden.

De motie-Van Hattem c.s. constateert dat het kabinet het staatsnoodrecht inzet omdat in de bestaande structuren niet in de benodigde opvang kan worden voorzien en overweegt dat de reguliere opvang met name overbelast is door de massale asielinstroom. De motie draagt het kabinet daarom op om de Nederlandse grenzen te sluiten voor de asielinstroom door een volledige asielstop in te voeren. Deze motie was ook ontraden door minister Yeşilgöz.


Over de Wet verplaatsing bevolking

De toestroom van ontheemden uit Oekraïne is zo hoog dat Nederland niet in staat is aan hen binnen de bestaande structuren (nood)opvang te bieden. Daarom heeft de regering in deze buitengewone omstandigheden bij koninklijk besluit van 31 maart 2022 artikelen 2c en 4 uit de Wet verplaatsing bevolking inwerking gesteld. Dit wetsvoorstel geeft uitvoering aan de wettelijke verplichting in de Wet verplaatsing bevolking om, na een koninklijk besluit tot inwerkingstelling van bepalingen uit die wet, direct een voorstel van wet aan de Tweede Kamer te sturen over het voortduren van de werking van de in werking gestelde bepalingen.

Met dit voorstel krijgen burgemeesters de wettelijke taak zorg te dragen voor de opvang van mensen uit Oekraïne. De regering ziet de opvang van ontheemden uit Oekraïne als een humanitaire verplichting. Mensen die het conflict in Oekraïne ontvluchten verdienen bescherming in Nederland en hebben op grond van de EU-richtlijn tijdelijke bescherming recht op onder meer fatsoenlijk onderdak, levensonderhoud en medische zorg.


Deel dit item: