Plenair Ganzevoort bij voortzetting behandeling Wet langdurige zorg



Verslag van de vergadering van 25 november 2014 (2014/2015 nr. 9)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 13.43 uur


De heer Ganzevoort i (GroenLinks):

Voorzitter. Het motto van mijn bijdrage vandaag is "met kunst- en vliegwerk". Volgens het Genootschap Onze Taal betekent dit "dat alles uit de kast wordt getrokken om iets voor elkaar te krijgen, vaak op het laatste nippertje en al improviserend. De uitdrukking verwijst naar de toestellen waarmee men vroeger op het toneel natuurverschijnselen nabootste en bijzondere bewegingen van de acteurs mogelijk maakte. Later kreeg deze uitdrukking de figuurlijke betekenis 'op alle mogelijke manieren', 'met allerlei foefjes' en dergelijke. Tegenwoordig wordt de uitdrukking vaak gebruikt in situaties waarin er iets mis dreigt te gaan, terwijl er ook nog sprake is van tijdnood. Wat met kunst- en vliegwerk tot stand komt, is vaak met de Franse slag gedaan." Leerzame woorden.

De Wet langdurige zorg staat niet op zichzelf en dat betekent dat we ook het debat hier niet kunnen isoleren van de bredere context van de decentralisaties in de zorg. En dus moeten we het hebben over de manier waarop die decentralisaties verlopen. Dat roept namelijk de ernstige vraag op of deze regering niet te veel wil doen in een te korte tijd en met de verkeerde prikkels. En daarmee is de vraag die we vandaag concreet te beantwoorden hebben of de Wet Langdurige Zorg met invoeringsdatum 1 januari 2015 wel uitvoerbaar is. Want dat er goede zaken in de wet staan, zoals meer keuzevrijheid, is evident. Ik zal op een aantal punten ook nog wel ingaan, maar dat is niet voldoende voor een oordeel.

Laten we beginnen bij het begin. Ambitie kan deze staatssecretaris niet ontzegd worden. Het ontwikkelen van een nieuw zorgstelsel is een huzarenstukje en dat wordt bovendien allemaal in korte tijd gerealiseerd. De Wlz is in zekere zin niet meer dan het sluitstuk van de veranderingen in de zorg na de ingrijpende veranderingen in de Jeugdwet en de Wmo 2015. De filosofie achter die wetten — en ook achter de Wlz — wordt door velen gedeeld. Mijn fractie is al lange tijd pleitbezorger van diezelfde filosofie: zorg zo dicht mogelijk bij mensen, ontschotten en decentraliseren, sterke nadruk op de eigen regie van mensen, ruimte voor informele zorg, versterking van de rechten van zorgontvangers, enzovoorts. Wij denken dan ook in de kern positief over de richting, los van kritiek op onderdelen.

Net zo positief was mijn fractie over de bedoelingen van de Jeugdwet en de Wmo 2015. Toch hebben wij in beide gevallen tegen gestemd. We hebben toen omstandig betoogd dat de goede bedoelingen nog niet betekenen dat er ook iets goeds tot stand komt. De omstandigheden en randvoorwaarden moeten er ook naar zijn. Daarom hebben we aangedrongen op steviger regie, betere vangnetten, ook financieel, directer overleg, enzovoorts. En we hebben met name bezwaar gemaakt tegen de in onze ogen funeste volgordelijke combinatie van bezuiniging, transformatie en transitie. De terughoudendheid van de regering om aan onze bezwaren tegemoet te komen, betekende dat we de op zich positieve wetsvoorstellen niet konden steunen. Dit alles is natuurlijk van belang voor ons debat vandaag.

Het is verleidelijk om te zeggen dat het afgelopen halfjaar ons gelijk heeft gegeven in onze kritiek, maar laat ik het houden bij de kwalificatie "kunst- en vliegwerk". Onder grote tijdsdruk en met allerlei middelen proberen gemeenten, zorginstellingen, patiënten- en cliëntenorganisaties, koepels en brancheverenigingen, transitieautoriteiten en -commissies de zaken zo aan elkaar te knopen dat het voor elkaar komt. Dat lijkt op hoofdlijnen te lukken, waarvoor hulde, maar er wordt een hoge prijs betaald. De discussie is breed gevoerd over bijvoorbeeld slechte afstemming en problemen bij de inkoop, waardoor zorginstellingen geen enkele duidelijkheid hadden over de toekomst en voor de zekerheid maar vast personeel gingen ontslaan. Ik ga dat niet herhalen, maar ik constateer dat de deadline alleen met kunst- en vliegwerk gehaald wordt.

Maar dat zijn alleen nog maar de systemen. Het motto van deze bewindslieden is: van systemen naar mensen. En meer dan bij welke andere wet ook, raakt de Wlz onmiddellijk aan de kwetsbaarste mensen in ons land. Dat blijkt ook uit de post die we allemaal ontvingen. Brieven van ouders over Veerle, Bram en Jens. Soms met foto’s en een uitgebreide beschrijving van hun problematiek en de moeite die ze hebben om de zorg voor hun kind georganiseerd te krijgen. Maar ook van volwassen zorgontvangers die vertellen waar ze tegenaan lopen. Van schrijnende gevallen die tussen wal en schip vallen omdat ze wel dit type langdurige zorg nodig hebben maar net niet voldoen aan de voorlopig geformuleerde criteria. Van mensen die onzeker zijn of en hoe hun zorg wordt gecontinueerd. Het persoonlijke is politiek, en dat geldt zeker hier. Het lijkt mij dat de staatssecretaris daarvoor ontvankelijk zou zijn, gezien het motto van de bewindslieden. Dat betekent echter ook dat de toets voor het beleid en ook voor dit wetsvoorstel zou moeten zijn wat dit voor de meest kwetsbare mensen betekent.

Als we iets kunnen leren van de ontwikkelingen bij de Jeugdwet en de Wmo, dan weten we nu al dat ook de Wlz voor veel mensen ingrijpende gevolgen zal hebben.

• Bijvoorbeeld dat zorgcontinuïteit op papier is gegarandeerd, maar dat dit niet betekent dat je dezelfde zorgverlener houdt, zoals blijkt bij de Jeugdwet. Voor het systeem geen probleem, maar voor de meest kwetsbare kinderen nu juist wel.

• Dan betekent het dat je voor logeeropvang in de Wlz voortaan alleen terechtkunt bij een instelling met WTZi-toegelaten instelling. Voor het systeem geen probleem, maar wel voor ouders van kinderen met een multi-complexe zorgbehoefte die net een kleinschalige logeeropvang gevonden hebben.

Mevrouw Barth i (PvdA):

De vraag over de logeeropvang is nu een paar keer langsgekomen. Wat mij een beetje verrast aan al die opmerkingen, is dat ik niemand van de collega's hoor praten over het belang van goede kwaliteit van die logeeropvang. We gaan geen eisen stellen aan logeeropvang om mensen te pesten. Dat doen we om ervoor te zorgen dat de mensen die daar gebruik van maken, ook echt een hoge kwaliteit van zorg krijgen. Dat is nu lang niet altijd het geval. Ik zou het fijn vinden als de heer Ganzevoort daarop zou willen reageren.

De heer Ganzevoort (GroenLinks):

Kwaliteit is een buitengewoon belangrijke term in dit verband en de grote vraag is hoe je kwaliteit definieert. Een van de grote risico's — vanmorgen hebben we het er even over gehad toen het ging over bureaucratisering — is dat je probeert de kwaliteit met indicatoren vanaf de buitenkant te definiëren. Dan vraag je bijvoorbeeld, zoals nu gebeurt, om een raad van toezicht, om een cliëntenraad et cetera, terwijl je soms praat over heel kleine instellingen.

De ouders zitten daarbovenop. De ouders van deze groep kinderen kijken vaak buitengewoon intensief hoe de zorg voor hun kind het best geregeld kan worden. Het zijn ouders die buitengewoon kritisch kijken naar de kwaliteit die geleverd wordt en ouders die juist omwille van de kleinschaligheid de kwaliteit zo hoog waarderen. Nu kan het zijn dat ze niet voldoen aan de protocollaire kwaliteit die wij bedacht hebben, maar dat zegt niet zo heel erg veel over de inhoudelijke kwaliteit.

Mevrouw Barth (PvdA):

Misschien begrijp ik de heer Ganzevoort verkeerd, maar dit klinkt alsof hij denkt dat de protocollaire kwaliteit, zoals hij dat noemt, alleen op formaliteiten en bureaucratie gebaseerd is. Wij hebben het hier echter ook over eisen van hygiëne, over medicatieveiligheid, over brandveiligheid, over veilige gebouwen. Dat zijn toch allemaal heel belangrijke dingen om te toetsen? We willen toch niet dat er collectieve middelen gaan naar instellingen die dat soort zaken niet goed op orde hebben?

De heer Ganzevoort (GroenLinks):

Laat ik één voorbeeld noemen uit een iets andere context, dat echter wel precies aangeeft waar het over gaat. In een verzorgingstehuis komen vrijwilligers langs om met de ouderen een cake te bakken. Omdat het leuk is om bezig te zijn, om de ouderen te activeren en al die dingen meer. Als de cakes gebakken zijn en de ouderen weer naar hun kamer zijn, worden de cakes weggegooid. De hygiëne bij het bakproces was namelijk onvoldoende gewaarborgd. Als onze notie van kwaliteit is dat alles netjes afgevinkt moet worden, terwijl de echte kwaliteit van wat er in die zorgrelatie gebeurt niet vooropstaat, waar zijn we dan mee bezig?

Mevrouw Barth (PvdA):

Opnieuw: ik begrijp dat heel goed. We moeten ook oppassen dat we de zorg niet zo steriel maken dat allerlei dingen niet meer kunnen, maar als zo'n cake niet goed gebakken is, kunnen mensen op hoge leeftijd — want daar hebben we het over in de ouderenzorg — een salmonella-infectie krijgen. Die kan op zo'n leeftijd heel snel dodelijk zijn. Als dat gebeurt, zouden wij politici de eersten zijn die de staatssecretaris voor een spoeddebat naar de Kamer halen, in elk geval aan de overkant, om moord en brand daarover te schreeuwen. Dat maakt het toch belangrijk dat wij juist als wetgever niet al te gemakkelijk roepen dat al die regels alleen maar formaliteiten zijn waarmee we leuke initiatieven in de weg zitten? Het is juist belangrijk dat we een goede balans vinden tussen strakke kwaliteitsnormen en het belang van informele zorg, een goede sfeer et cetera. Dat belang zie ik ook echt wel.

De heer Ganzevoort (GroenLinks):

Ik denk dat mevrouw Barth heel goed weet hoe dit heet: de risicoregelreflex. Ja, er zijn risico's in het leven. En nee, we kunnen niet alles met onze regels dichttimmeren. Als we dat proberen, gaan we juist bezig met het bureaucratisch protocolleren en vasttimmeren, waarmee we niet per se de kwaliteit verbeteren.

Mevrouw Barth (PvdA):

Ik vind het jammer dat de heer Ganzenvoort niet ingaat op mijn voorbeeld, want als ik het heb over een salmonella-infectie bij iemand op hoge leeftijd, dan heb ik het niet over een risicoarme samenleving. Dan heb ik het over het risico dat hoogbejaarde mensen overlijden! We moeten er toch met zijn allen ook heel strak op toezien dat dit niet nodeloos gebeurt?

De heer Ganzevoort (GroenLinks):

Zeker moet dat, maar laten we het ook niet overdrijven. Allerlei kwaliteitseisen die nu gelden, bijvoorbeeld ten aanzien van de WTZi, waar ik mee begon, zijn — en mevrouw Barth weet dat heel goed — protocollaire en procedurele kwaliteitseisen en niet inhoudelijke. Die gaan over de raad van toezicht en over de cliëntenraad, en dat is bij een aantal van deze kleine instellingen toch echt overdreven.

Ik vervolg mijn betoog. Ik was bezig met voorbeelden van wat er nu aan het gebeuren is.

• Dan blijkt dat de pgb-tarieven ontoereikend zijn voor de in te huren zorg of dagopvang, die bovendien zonder veel nadere toelichting gewoon met de kaasschaaf kunnen worden beperkt. Of dat het pgb-bedrag hetzelfde blijft, maar dat de kostprijs van de zorg omhoog gaat. Voor het systeem geen probleem, maar wel voor de mensen om wie het gaat.

• Dan raakt iedereen die nu vanuit de AWBZ instroomt in de Wlz de meerjarige indicatie kwijt die men nu heeft, om komend jaar opnieuw geïndiceerd te worden op weg naar zorgprofielen. Voor het systeem geen probleem, maar wel voor kwetsbare mensen een bron van nieuwe onzekerheid.

• Dan zit het hele pgb-systeem vol met controles en beperkingen. Voor het systeem geen probleem, maar voor de pgb-houders een voortdurende machteloos makende boodschap dat de overheid hen wantrouwt, versterkt door ervaringen met paternalisme en arrogantie bij vertegenwoordigers van dat systeem.

• Dan krijgt een ouder te horen dat er in het zorgplan voor haar niet mag staan dat de uit pgb betaalde zorgverlener het kind mee naar buiten neemt, omdat dit Wmo-zorg zou zijn en geen Wlz-zorg. Voor het systeem evident, een groot verschil, maar voor het kind een gevangenis, want het moet thuis blijven.

• Dan blijkt dat 24-uurs pgb-zorg aan kinderen volgens het CIZ niet geleverd mag worden als de ouders werken, omdat het dan oppas zou zijn. Voor het systeem helemaal kloppend. Voor de ouders een nog grotere aantasting van hun leefmogelijkheden.

• Dan blijkt dat voor het toezicht in een verpleeghuis 's nachts camera's worden ingezet om het tekort aan personeel op te vangen. Voor het systeem geen probleem. Voor de verpleegden een anonimiserende aantasting van hun privacy, met bovendien de onzekerheid of de verplegende wel achter de monitor zit op het moment dat er iets fout gaat.

Het grote verschil tussen systemen en mensen is nu juist dat systemen zich er uitstekend voor lenen om op de tekentafel van de staatssecretaris geboetseerd en gemodelleerd te worden, maar dat dit met mensen niet zo werkt. Mijn lijst met voorbeelden kan moeiteloos worden uitgebreid. En zeker, het zijn voorbeelden die vallen onder de huidige wetten, maar het zijn allemaal zaken die door de nieuwe wetten niet worden weggenomen, integendeel.

De heer De Grave i (VVD):

Dat vind ik toch wel het interessante punt. Dit soort afwegingen maken wij hier en aan de overzijde al heel lang. Ik herinner mij het debat over de decentralisatie van de bijstand. Daarover heb ik een vergelijkbaar debat gevoerd, waarbij nogal wat collega's veel rampspoed hebben geschetst, terwijl er nu vrij breed consensus over is dat dit een heel goede decentralisatie is geweest. Het is ook een kwestie van tijdelijkheid. Mijn kernvraag is deze: hoe weegt de heer Ganzevoort de huidige situatie? Er wordt al heel lang over gesproken. Anderen hebben er ook naar verwezen. Al heel lang wordt er heel veel kritiek op geleverd. Zelfs de SP heeft gezegd dat er over de doelmatigheid van de steeds stijgende AWBZ-euro's veel discussie mogelijk is. Als samenleving krijgen we niet eens waar voor ons geld. Er zijn heel veel problemen. Hoe weegt de heer Ganzevoort de risico's van iets nieuws — ik zal niet ontkennen dat er goede voorbeelden zijn; de heer Ganzevoort had ze en in brieven krijgen we ze ook — ten opzichte van wat er nu is? Hoe weegt hij de risico's ten opzichte van het kennelijke onvermogen van al die jaren om adequaat om te gaan met het systeem dat we hebben opgebouwd? Dat is toch uiteindelijk de weging die we moeten maken.

De heer Ganzevoort (GroenLinks):

Zeker. Trouwens, voorzitter, ik ben blij met alle tijd die u mij gunt, maar de klok staat stil. Toen ik net sprak zonder interrupties stond die ook stil. Van mij mag die zo meteen wel weer lopen.

De voorzitter:

Die klok staat dus de hele tijd stil?

De heer Ganzevoort (GroenLinks):

Dat klopt. Voordat ik interrupties kreeg, stond die ook al stil.

De voorzitter:

Ik ga het na.

De heer Ganzevoort (GroenLinks):

Ik ben blij met uw gulheid. De vraag van de heer De Grave is terecht. Hoe wegen we de huidige situatie? Ik heb het al eerder gezegd: mijn fractie staat achter de decentralisatie, ze staat achter de beweging die we aan het maken zijn en achter de beleidsvisie van systemen naar mensen. Dat is het probleem niet. De vraag is of dat gaat gebeuren en de vraag is ook of dat op deze manier en in dit tempo gaat gebeuren. Daar zit onze belangrijkste aarzeling.

We moeten met elkaar kijken of we, laat ik het zo zeggen, in de zorg echt alles professioneel moeten regelen. We hoeven niet alles professioneel te regelen. Sommige zaken kun je ook deprofessionaliseren, juist om tot betere zorg te komen. Soms kun je beter naar informele zorg toe, juist om die verbinding beter te leggen. Als het gaat om de eigen mogelijkheden en verantwoordelijkheden van mensen, dan is er heel veel voor te zeggen om dat te stimuleren. De vraag is echter wel of je dat doet door het af te knijpen in de hoop dat mensen het dan zelf wel gaan doen, of dat je het doet door mensen juist te empoweren om het zelf te kunnen doen. Daar zit een wezenlijk verschil in, ook in de beleidsvisie op hoe je daar moet komen. Maar de richting delen we. De analyse van een groot deel van de problemen delen we ook, denk ik. De grote vraag is of deze wet op dit moment met deze snelheid daaraan zal bijdragen. Nu mag de klok weer lopen, voorzitter.

De voorzitter:

Ik zet haar weer aan.

De heer Ganzevoort (GroenLinks):

U bent een goed mens.

Het zwaartepunt in de transitie die met de huidige wetten wordt bewerkstelligd, ligt bij de verschuiving van verantwoordelijkheid van de rijksoverheid naar gemeenten en zorgverzekeraars. Wat is het effect daarvan op mensen die zorg ontvangen? In de eerste plaats valt een grote groep gewoon buiten de boot. Mensen met een lage zorgzwaarte moeten het zelf maar oplossen. In de tweede plaats is er sprake van een verschuiving van de last naar mantelzorgers, zonder dat er al te veel oog is voor wat zij wel en niet aankunnen, terwijl wij weten dat veel mantelzorgers nu al zwaar belast zijn. In de derde plaats neemt het gevoel overgeleverd te zijn aan een systeem van wantrouwen eerder toe dan af.

Ik vraag de staatssecretaris waar precies die beweging "van systemen naar mensen" gerealiseerd wordt. Ik geloof wel in zijn goede bedoelingen, maar wij zijn dit jaar toch vooral bezig geweest met het bouwen van heel veel nieuwe systemen, ondersteund door heel veel dure consultants die al het transitiegeld hebben opgemaakt. Ik constateer dat wij ook bij de behandeling van dit wetsvoorstel omkomen in systeemdiscussies, ondertussen de mensen om wie het gaat in verwarring achterlatend. De staatssecretaris geeft in een van zijn antwoorden een intimiderend overzicht van overlegtafels, afstemmomenten, toezichtcommissies en wat al niet meer, welk overzicht nog eens aangevuld wordt met alle meldpunten van koepels, patiëntenorganisaties, politieke partijen enzovoorts. De vraag waar het echt om gaat, luidt: kunnen wij mensen het vertrouwen geven dat zij de zorg krijgen die zij nodig hebben? Dat hoor ik graag van de staatssecretaris.

De tijdsdruk waaronder een en ander moet gebeuren, is een probleem. Niet voor niets gaf de regering al voor de zomer aan dat dit een wetsvoorstel met spoed was. Inmiddels is — heel verstandig op zich — de feitelijke transformatie van het wetsvoorstel uitgesmeerd over het komende jaar, maar het feit blijft dat er nu onnodige onzekerheden zijn veroorzaakt en de termijn te kort is voor een zorgvuldige uitrol. Daarom herhaal ik maar de vraag waarop wij schriftelijk nog geen antwoord kregen: wat vindt de regering van het feit dat mensen al moeten kiezen voor de overgang naar de Wlz zonder dat zij weten wat de consequenties zijn? Dit sluit aan op de vraag van collega Scholten over het antidateren van deze procedure met het oog op CIZ-indicaties. Ouders moeten nu al kiezen wat zij met hun zorg willen, terwijl zij nog niet weten wat dit zal inhouden en wat de alternatieven zijn. Wat vindt de regering van het feit dat er nog steeds groepen opduiken voor wie de situatie onduidelijk is? Na de eerste "vergeten groep" van 14.000 lijkt er nu nog een groep van 200 "schrijnende gevallen" te zijn. Wat staat ons nog meer te wachten? Wat staat hun nog meer te wachten? Al deze vragen zouden er niet geweest zijn als er meer tijd was geweest. In dat geval hadden wij de staatssecretaris de ruimte en het vertrouwen gegund om oplossingen te vinden voor onverwachte problemen die nog opdoemen. Zulke problemen doen zich altijd voor in een dergelijk traject, maar er moet dan wel ruimte zijn om oplossingen te vinden. Die ruimte is er nu niet.

Voor ik afrond, leg ik nog een paar concrete vragen voor. Het hadden er gemakkelijk tien keer zo veel kunnen zijn, want ik kan wel een punt noemen uit elke brief van een belangenorganisatie en uit elke mail van iemand die AWBZ-zorg ontvangt. Bij wijze van voorbeeld stel ik daarom de volgende vragen. Ik hoop dat de antwoorden daarop voorbeeldig zullen zijn.

- Is de regering het met ons eens dat de toegang tot de intramurale zorg pas beperkt kan worden als de zorg thuis op orde is en dat het laatste nu nog niet het geval is?

- Is de regering het met ons eens dat bij de ambulante zorg voor ouderen geriatrische deskundigheid nodig is en is zij bereid dat te borgen, bijvoorbeeld via de Zorgverzekeringswet?

- Waarom wordt de indicatie van meerzorg bij multicomplexe zorg, het maatwerkprofiel, niet door het CIZ gegeven? Is het niet problematisch dat het zorgkantoor dit feitelijk invult? Kloppen de berichten dat het CCE minder goed toegerust is voor advisering omdat zijn deskundigheid vooral betrekking heeft op gedragsproblematiek?

- Hoe is de aansluiting van Wlz en passend onderwijs precies geregeld? Klopt het dat er niet meer geregeld is dan dat er overleg moet zijn? Wat betekent dit voor de aanspraken van mensen op continuïteit van zorg?

- Is de regering bereid om de eisen bij logeeropvang vanuit het pgb niet onnodig op te schroeven en de WTZi-criteria beter af te stemmen op de situatie van kleinschalige initiatieven? Als ik de vraag zo stel, kan volgens mij zelfs mevrouw Barth daarin meegaan.

- Wat bedoelt de regering met haar antwoord op de vragen van Tweede Kamerlid Bergkamp dat het kabinet vindt dat onderwijs voor ernstig meervoudig beperkte kinderen geen voorliggende voorziening is? Betekent dit dat het kind maar naar de dagbesteding moet en dat het recht op onderwijs vervalt? Graag ontvangen wij op dit punt een verduidelijking.

- Wat vindt de regering van instellingen die besluiten om de regeltjes aan hun laars te lappen en alle energie in de zorg zelf te steken, in plaats van in het invullen van formulieren en protocollen?

Ik lees een e-mail voor die ik deze morgen ontving.

Geachte mijnheer Ganzevoort, wilt u vandaag alstublieft Kevin niet vergeten, evenals de andere kinderen die ernstig meervoudig gehandicapt zijn en naar tyltylscholen gaan? Ik hoorde dat wel geprobeerd wordt om deze kinderen onder de Wlz te laten vallen, maar dat de ministers daarmee akkoord moeten gaan. Tot nu toe hebben wij nog steeds geen brief waarin gemeld wordt waar Kevin volgend jaar onder zal vallen. Wel een mail van het CIZ dat hij onder de gemeente komt te vallen. Dit zal gebeuren als niemand de groep kinderen van tyltylscholen zal meenemen. Het lijkt wel de laatste vergeten groep. Ik hoop dat u nog iets voor hen kunt doen vandaag. Groetjes van de moeder van Kevin.

Dit is één voorbeeld uit velen. Wij allen kennen die voorbeelden, maar het lijkt mij goed om deze verhalen ook hier te horen, niet zozeer omdat de problemen niet inhoudelijk opgelost kunnen worden — natuurlijk kan dat — maar omdat men die problemen vijf weken voor de invoerdatum kennelijk nog niet opgelost heeft, in ieder geval niet op een manier waar de betrokken ouders van weten.

Kunst- en vliegwerk. Niet voor niets is op de site "dezorgverandertmee.nl" het eerste tabblad na de homepagina getiteld "Misverstanden". Die misverstanden kan de staatssecretaris toch echt niemand anders dan zichzelf aanrekenen. In zijn dadendrang heeft hij zich laten meenemen in een systeemdenken dat op papier klopt, maar waarin hij de mensen om wie het gaat niet heeft meegenomen. Op het toneel van de staatssecretaris verschijnt een bijzonder spel, waarbij de natuurverschijnselen van zorg voor elkaar en de bijzondere bewegingen van liefdevolle aandacht voor de meest kwetsbaren worden geënsceneerd met veel technisch vernuft. Op alle mogelijke manieren, onder grote tijdsdruk en al improviserend, wordt er iets voor elkaar gebokst dat met meer rust, zorgvuldigheid en ruimte een echte verbetering van de langdurige zorg zou hebben kunnen zijn.

Na de beantwoording van onze vragen door de regering zullen wij de balans moeten opmaken en moeten oordelen of wij het verantwoord vinden om de wet op deze manier, onder deze tijdsdruk en met deze onzekerheden aan te nemen.