Plenair Lintmeijer bij behandeling Initiatief-Lodders Wet verbeterde premieregeling



Verslag van de vergadering van 24 mei 2016 (2015/2016 nr. 31)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 14.10 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Lintmeijer i (GroenLinks):

Voorzitter. Laat ik er gewoon mee beginnen: ook van mijn kant geef ik mevrouw Lodders veel complimenten voor de enorme inzet en inspanning die zij heeft gepleegd om tot dit initiatiefwetsvoorstel te komen. Ik dank haar en het kabinet voor de uitvoerige beantwoording van de schriftelijke vragen van de verschillende fracties. Die maakt het mogelijk in dit debat focus aan te brengen op een aantal voor ons belangrijke zorgpunten.

Het wetsvoorstel Wet verbeterde premieregeling biedt pensioengerechtigden de kans om op het moment dat zij met pensioen gaan een deel van hun kapitaal te laten doorbeleggen voor een toekomstig hogere pensioenuitkering. Mensen die geen overeengekomen vaste uitkering hebben, maar een kapitaal hebben opgebouwd, zijn daarmee voor de hoogte van hun levenslange uitkering minder afhankelijk van de toevallige rentestand op de dag dat zij met pensioen gaan. Op zich vindt mijn fractie dat een goede zaak. Zeker in de huidige situatie met historisch lage rentes die reëel nul of minder zijn, is het wel heel zuur dat je opgebouwde pensioenkapitaal vanaf dag één na je pensioendatum verdampt en geen enkel rendement meer oplevert. Toch kleven er nog veel vragen en lastigheden aan dit wetsvoorstel. Die gaan niet zozeer over het uitgangspunt, maar over de complexiteit van de uitvoering: voor pensioenfondsen, verzekeraars en vooral ook voor de pensioengerechtigden. In deze bijdrage wil onze fractie vooral hiervoor aandacht vragen.

Keuzes maken is het voorrecht en tegelijkertijd het dilemma van de consument. Tot enkele decennia terug kregen we gas, licht en water, Nederland 1 en 2, de PTT en het ziekenfonds zo goed als vanzelf over de vloer. Het pensioen was iets dat voor het overgrote deel door de werkgever in overleg met de bonden werd geregeld. Ik pleit niet voor de terugkeer naar die tijd, maar ik ben ook niet blind voor de zogenoemde keuzestress van nu. We mogen, of moeten, tegenwoordig kiezen voor de energieleverancier die de schoonste of de goedkoopste stroom levert. Uit onbegrijpelijke bel- en datapakketten selecteren we de ogenschijnlijk beste telecomleverancier die er ook nog, of juist niet, 72 televisiekanalen bij levert. De laatste twee maanden van het jaar staan in het teken van de discussie over Zwarte Piet en welke zorgverzekeraar met welk aanvullend pakket we nu weer moeten nemen. Hoe ingewikkeld voor veel mensen die laatste keuze is, blijkt uit het feit dat tien jaar na de invoering van het zorgstelsel het overgrote deel van de verzekerden elk jaar blijft zitten waar hij zit. In die tien jaar marktwerking is de zorgpremie overigens voor de gemiddelde verzekerde met 60% gestegen, maar dat is een ander debat.

De keuze die voorligt voor de deelnemer die met pensioen gaat, is nog vele malen ingewikkelder en het belang is onevenredig veel groter. Aan de pensioenkeuze die je maakt, zit je immers zo goed als de rest van je leven vast. En de afwegingen beginnen niet een paar weken voor je met pensioen gaat, maar al veel eerder. De inschatting van het risicoprofiel en het daarbij behorende beleggersprofiel dat je tien jaar eerder maakte, bepalen immers mede jouw mogelijkheden op de pensioendatum.

De ongeveer 1 miljoen deelnemers die het aangaat, kunnen na aanvaarding van deze wet ervoor kiezen hun pensioenkapitaal om te zetten in een vaste of een variabele uitkering, of in een combinatie van vast en variabel. Bij die twee laatste opties zijn er, als wij het goed hebben begrepen, verschillende varianten van een hoog/laag of laag/hoog uitkeringspatroon mogelijk en kunnen de pensioenaanbieders met eigen producten komen. Om een afgewogen keuze te kunnen maken, moet de deelnemer een scherp inzicht hebben in zijn huidige en toekomstige beleggingsprofiel, alsmede in de mogelijkheden van de beleggingsmix en moet hij een meerjarige inschatting kunnen maken van de ontwikkeling van zijn inkomenspositie. Al ver voor de pensioendatum zal hij of zij te maken krijgen met het lifecyclebeginsel op grond van de prudent-personregel. Hij of zij zal geconfronteerd worden met begrippen als standaard module pensioeneenheden, universele rekenmethodieken, projectierente, projectierendement en risicovrije rente. Ook moet hij weten wat de default-positie is als hij helemaal niet aan kiezen toekomt. Dat is nog eens andere koek dan de vraag of we dit jaar wel of niet de fysiotherapeut in de aanvullende verzekering willen. En dan heb ik het nog niet gehad over de opgave die het zal zijn om te doorgronden dat het inbouwen van een vaste daling van je pensioen leidt tot een stabiel of zelfs stijgend uitkeringspatroon.

Deze wet regelt een belangrijk goed: de keuze om je pensioenkapitaal zodanig te besteden dat optimaal tegemoet wordt gekomen aan je eigen behoefte. Hij kan bovendien voorkomen dat grote groepen deelnemers er te bekaaid vanaf komen als op de datum dat hun pensioen ingaat de rente toevallig erg laag staat. Maar deze wet kan alleen gaan werken als er onder pensioenaanbieders een gelijkwaardig en transparant speelveld ontstaat, dat de deelnemers inzicht geeft in de keuzemogelijkheden en de effecten van zijn keuzes. Wie een auto koopt – wat mij betreft natuurlijk het liefst een elektrische — hoeft niet te weten wat er allemaal onder de motorkap zit. De bestuurder moet echter wel weten hoe de auto rijdt, stuurt, accelereert en remt om een veilige weggebruiker te worden. Ook moet hij inzicht hebben in de gebruikskosten. Naar het inzicht van mijn fractie kan deze wet vanuit het perspectief van de deelnemer alleen slagen als strenge eisen worden gesteld aan de informatieplicht en de zorgplicht van de pensioenfondsen en de verzekeraars. De door het kabinet voorgestelde aanpassingen van de artikelen 44 en 63 respectievelijk 55 en 75 van de huidige Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling regelen naar ons inziens een te weinig uitgewerkt kader daarvoor. Ook de proeve van voorlichting uit de memorie van antwoord van 2 mei 2016 van de initiatiefneemster overtuigt ons nog niet. Wij horen graag van het kabinet en de initiatiefneemster hoe zij voor zich zien dat deelnemers en potentiële deelnemers bij de hand worden genomen in het keuzeproces. Dat dient op een manier te gebeuren die transparant is en helder inzicht geeft in de consequenties voor de inkomenspositie die de keuze van de deelnemer heeft. Het hanteren van uniforme begrippen en eenduidige modellen door alle aanbieders en absolute transparantie over de kosten van uitvoering is onontbeerlijk. Dat moet de wetgever regelen en kan niet aan de markt worden overgelaten.

Uit berichten uit het veld maken wij op dat de nieuwe wet ook voor de pensioenaanbieders leidt tot een grotere complexiteit in de uitvoering en daarmee gepaard gaande hogere uitvoeringskosten. Wij snappen dat. Maar wat ons betreft mag die complexiteit niet afgewenteld worden op de potentiële deelnemer. Dat legt een grote verantwoordelijkheid bij de wetgever, maar ook bij de pensioenuitvoerders. Kan de initiatiefneemster aangeven in hoeverre zij denkt dat de markt in staat is om de verbeterde premieregeling transparant uit te voeren? Heeft zij inzicht in waar de hogere uitvoeringskosten uiteindelijk terecht zullen komen? Anders gezegd: wie betaalt straks de rekening: degenen die kiezen voor een al dan niet deels variabel pensioen of ook degenen die de keuze maken voor een vast pensioen?

Mevrouw Oomen-Ruijten i (CDA):

De heer Lintmeijer wil niet dat de hogere kosten afgewenteld worden op de deelnemer. Wie moet ze dan betalen?

De heer Lintmeijer (GroenLinks):

Ik wil vooral inzicht hebben in de plek waar de kosten terechtkomen. Ik wil weten of het een opslag wordt voor alle deelnemers of alleen voor degenen die voor een variabel pensioen kiezen. Ik kan me voorstellen dat de kosten een factor zijn die meeweegt voor de keuze die wordt gemaakt. Daar wil ik dus inzicht in hebben.

Mevrouw Oomen-Ruijten (CDA):

Voor iedereen zijn er twee lifecycles, ook voor de mensen die voor een vast pensioen kiezen. Dat wordt voorgeschreven en dat moet berekend worden. Daar zijn adviezen voor nodig. Er moet gekeken worden naar de omstandigheden. Wie betaalt dat, als de deelnemer het niet betaalt?

De heer Lintmeijer (GroenLinks):

Uiteindelijk wordt alles betaald uit de premies die wij samen ingelegd hebben. Laat dat helder zijn. Wij kijken echter ook met enige zorg naar het decennium dat wij achter de rug hebben en waarin verborgen kosten nogal eens tot teleurstellingen leidden bij deelnemers van welke soort verzekeringsacties dan ook. Aangezien het nu om regelgeving gaat die mensen voor hun leven lang vastlegt aan een uitkering, willen wij absolute transparantie hebben over de vraag waar de kosten zitten en hoe hoog ze zijn. Natuurlijk komt dat uit het geheel, maar het moet niet leiden tot overwinsten bij verzekeraars of anderszins. Dat is wat ik beoogde te zeggen.

Een specifiek punt is daarbij dat deelnemers aan een pensioenfonds hun belangen vaak behartigd weten in het overleg tussen de sociale partners. Dat zet een rem op te gemakkelijk omgaan met de kosten. Deelnemers met een persoonlijk contract bij een verzekeraar hebben gedurende de looptijd weinig in te brengen en kunnen feitelijk alleen met de voeten stemmen. Zou er geen wettelijke mogelijkheid moeten zijn om na verloop van tijd te kiezen voor een goedkopere uitvoerder?

Bescherming van de deelnemer bij de op zich gewenste verruiming van de mogelijkheden je pensioenkapitaal in te zetten, is het cruciale punt voor mijn fractie bij deze wet. Het gaat om bescherming in een complex veld, dat weinig mensen kunnen doorgronden. Als deze wet wordt aangenomen, dan willen wij graag van meet af aan een stevige monitoring en evaluatie van de effecten. Voorop staat daarbij de vraag of deelnemers op basis van heldere informatie en doordachte inschattingen hun keuze kunnen maken voor een vaste of een variabele uitkering, of voor een combinatie van vast en variabel. Wij zijn ook benieuwd of uit het feitelijk gedrag van deelnemers blijkt dat de verruimde premieregeling in een ruime behoefte voorziet. Daarnaast willen wij op de langere termijn kunnen volgen of de keuze voor een al dan niet deels variabel pensioen daadwerkelijk bijdraagt aan een netto betere inkomenspositie van ouderen. Tot slot zouden we in de evaluatie graag meenemen of de default-optie vast in de praktijk voor de deelnemer ook de beste keuze blijkt.

We zien uit naar de antwoorden van de initiatiefnemer en het kabinet.