Plenair Sent bij voortzetting behandeling Pakket Belastingplan 2017



Verslag van de vergadering van 13 december 2016 (2016/2017 nr. 11)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 15.24 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

Mevrouw Sent i (PvdA):

Voorzitter. Een goed belastingstelsel is belangrijk voor welvaart en welzijn. Zo zijn belastinginkomsten nodig om onze collectieve voorzieningen te bekostigen. Tevens heeft een intelligent en sociaal belastingstelsel ook een sturende functie om schrijnende ongelijkheid te corrigeren, schadelijk gedrag, zoals vervuiling, te ontmoedigen en om groei en werkgelegenheid te bevorderen. Ons land heeft gelukkig een goed ontwikkeld belastingstelsel. Inkomens worden belast naar draagkracht en in vergelijking met het buitenland hebben we veel milieubelastingen. Daarbij is er de laatste jaren veel verbeterd. Eindelijk is stevig ingegrepen in de hypotheekrenteaftrek. Belastingontwijking is aangepakt en ook de vermogensbelasting wordt vanaf 2017 eerlijker: kleine spaarders worden ontzien en mensen met grote vermogens gaan meer betalen. De belastingverlaging met 5 miljard in 2016 is voor het overgrote deel ten goede gekomen aan lage- en middeninkomens en aan betaalbare kinderopvang. Voor werkgevers is het via het lage-inkomensvoordeel aantrekkelijker geworden om mensen met een bescheiden inkomen aan te nemen. De verlaging van de belasting op werken zorgt ervoor dat meer mensen een baan kunnen vinden.

Toch valt er nog veel te verbeteren, getuige het Pakket Belastingplan 2017 dat wij vandaag bespreken. Het lijkt een dikker pak wetgeving en beleidsbrieven dan ooit tevoren. Bij elkaar gaat het om vele tientallen maatregelen en wetswijzigingen. Het geheel kent drie hoofdthema's, te weten koopkracht, vereenvoudiging en de aanpak van belastingontwijking, waarbij er dit jaar zelfs een separaat wetsvoorstel is dat zich richt op vereenvoudiging. Wij danken de staatssecretaris en zijn ambtenaren voor de snelle, en zeer uitvoerige antwoorden in de memorie van antwoord en nota naar aanleiding van het verslag, maar maken graag gebruik van de gelegenheid om plenair een aantal punten aan de orde te stellen.

Aangaande koopkracht stuurt het kabinet aan op een plus voor alle inkomensgroepen. Vooral naar het dreigende koopkrachtverlies voor ouderen gaat aandacht uit. Fiscaal wordt dit bereikt door onder andere een verlaging van de arbeidskorting. Het Centraal Planbureau heeft echter in het rapport Kansrijk Arbeidsmarktbeleid berekend dat een hogere arbeidskorting het grootste effect heeft op de werkgelegenheid, vooral als die gericht is op de lagere inkomens. Een nog groter effect heeft deze fiscale prikkel op vrouwen en op alleenstaande ouders. Waarom heeft het kabinet er dan toch voor gekozen de arbeidskorting te verlagen, zo vragen wij aan de staatssecretaris. Hoe beoordeelt hij het bijbehorende effect op de werkgelegenheid?

De heer Van Rooijen i (50PLUS):

Collega Sent heeft het over een verlaging van de arbeidskorting, maar ze bedoelt het minder verhogen van de arbeidskorting, nadat deze al vele jaren exponentieel verhoogd is. Je kunt toch niet spreken van een verlaging als ze iets minder wordt verhoogd?

Mevrouw Sent (PvdA):

Ik spreek over het Belastingplan 2017.

De heer Van Rooijen (50PLUS):

Ik ook. Maar in 2016 is besloten, de oorspronkelijke verhoging van de arbeidskorting van 2015 in dit plan voor 2017 te verlagen. Daar doelde ik op.

Mevrouw Sent (PvdA):

Volgens mij zei ik dat ook.

Met betrekking tot vereenvoudiging, kan de fiscale vereenvoudigingswet op de warme steun van mijn fractie rekenen. Met name de stroomlijning van de invordering van belastingschulden en toeslagschulden is in onze ogen een belangrijke maatregel voor de burger. Momenteel is er sprake van een bureaucratisch moeras. Voor toeslagen en belastingen gelden aparte regimes met aparte regels. Dat leidt tot een enorme stroom berichten naar de burger, waarbij de Belastingdienst en Dienst toeslagen regelmatig langs elkaar heen werken.

De heer Schalk i (SGP):

Mevrouw Sent ging al over naar het volgende kopje, dus ik dacht: als ik niet oppas, is ze al voorbij de koopkracht. Ze knikt, dus dat is waar. Ik ben het zeer met haar eens dat het kabinet heeft ingezet op koopkrachtverbetering voor iedereen, wat ook is gelukt. Zoals bekend heb ik tijdens de APB een motie ingediend, omdat sommigen wel ongelooflijk weinig extra koopkracht krijgen. Wil mevrouw Sent daarop ingaan, waarbij ik dezelfde vraag stel als aan de heer Backer, die destijds de motie niet ondersteunde: hoe apprecieert ze het onderzoek dat er komt naar de positie van mensen met een minimuminkomen?

Mevrouw Sent (PvdA):

Wij kijken uiteraard zeer uit naar de uitkomsten van dat onderzoek. Ik denk dat het belangrijk is om te kijken naar de diverse mogelijk onbedoelde effecten die het gevolg kunnen zijn van een combinatie van belastingmaatregelen. Wij vinden het belangrijk dat het belastingstelsel het voor vrouwen aantrekkelijk maakt om te werken. Vandaag is de Emancipatiemonitor gepubliceerd, waaruit blijkt dat nog maar een heel kleine meerderheid van vrouwen economisch zelfstandig is. Daarom vinden wij dat een belangrijk aandachtspunt. Wij zullen dat zeker, met andere overwegingen, meenemen zodra de berekeningen van het ministerie van SZW bekend worden.

De heer Schalk (SGP):

Het bijzondere van die motie is, dat de bedragen die daarin aan de orde komen niet alleen gelden voor eenverdienende mannen of vrouwen, maar ook voor alleenstaanden en tweeverdieners. Uw antwoord is heel adequaat als het gaat om emancipatie, maar u gaat niet in op de motie. Kunt u dat alsnog doen?

Mevrouw Sent (PvdA):

Ik kan niet vooruitlopen op de uitkomsten van het onderzoek, waarvan we de uitslagen graag tegemoet zien. Dan zullen we de verschillende belangen afwegen en kijken met welke voorstellen het kabinet komt. Die zullen we niet alleen beoordelen, kijkend naar de positie van kostwinners, maar ook kijkend naar de emancipatie.

Met de voorliggende vereenvoudiging komt er één invorderingsregime en één betalingsregeling voor toeslag- en belastingschulden. Wij zijn alleen teleurgesteld dat het nieuwe regime pas in 2019 ingaat en hadden graag een eerdere invoering gezien.

Graag dankt mijn fractie de staatssecretaris dat hij in de Fiscale vereenvoudigingswet 2017 zijn toezegging aan ons inlost aangaande het afschaffen van de fictieve dienstbetrekking voor commissarissen. Immers, deze leken in een bijzondere positie te komen als gevolg van de afschaffing van de VAR. Het afschaffen van de fictieve dienstbetrekking betekent een vereenvoudiging en administratieve lastenverlichting voor alle bedrijven met een raad van commissarissen. Daarbij acht mijn fractie een fictieve dienstbetrekking vanuit het perspectief van governance onwenselijk.

Ogenschijnlijk is er een contrast tussen de Fiscale vereenvoudigingswet 2017 aan de ene kant en de Wet tijdelijk verlaagd tarief laadpalen met een zelfstandige aansluiting aan de andere kant. De hoop is dat een verlaging van de energiebelasting op elektriciteit voor laadpalen met een zelfstandige aansluiting een bijdrage kan leveren aan het verbeteren van de business case voor elektrisch rijden. Maar hoe past dit wetsvoorstel binnen het voornemen om fiscaal instrumentalisme te verminderen? Mijn fractie steunt het doel van het wetsvoorstel, laat daar geen misverstand over bestaan. Wel horen we graag van de staatssecretaris waarom hij er niet voor heeft gekozen dit te bereiken middels een niet-fiscale uitgavenregeling.

Aangaande de aanpak van fiscale constructies en belastingontwijking kunnen de bijbehorende maatregelen ook op de steun van de PvdA rekenen. Met onze collega's in de Tweede Kamer achten wij het onwenselijk dat er routes bestaan waarmee box 2- en box 3-heffingen kunnen worden uitgesteld of ontlopen. Ook neemt de regering op aandringen van de Tweede Kamer maatregelen betreffende de reikwijdte van de bestaande renteaftrekbeperking in situaties van bovenmatige schuldfinanciering bij overnames. Maar waarom zijn die maatregelen niet eerder genomen en moest er door onze collega's in de Tweede Kamer eerst een motie worden aangenomen en een initiatiefnota worden voorgelegd?

Ook de G20 en de OESO hebben de strijd aangebonden met wereldwijde belastingontwijking. Hierdoor is ook de innovatiebox onder vuur komen te liggen. Immers, de regeling zou het voor bedrijven aantrekkelijk maken om winst uit innovatie richting Nederland te sturen, terwijl het daadwerkelijke R&D-werk vooral in het buitenland plaatsvindt. Dit zou belastingontwijking in de hand werken. Met de voorliggende regeling richt de overheid zich weer uitsluitend op R&D-werk dat in Nederland plaatsvindt. En dat is nou nét waarvoor de innovatiebox bedoeld is: het bevorderen van innovatie in Nederland. Maar waarom is de beperking van de toegang tot de innovatiebox dan niet eerder geregeld en werd het initiatief van de OESO afgewacht? Kan de staatssecretaris verder bevestigen dat Nederland onderdeel van de oplossing van belastingontwijking wil zijn, in plaats van onderdeel van het probleem? Waaruit kunnen en zullen we dit opmerken?

De Hoge Raad oordeelde op 22 april 2016 dat de bedrijfsopvolgingsregeling in de Successiewet 1956 ook van toepassing kan zijn op aandelen die een holding houdt in een lichaam waarin de erflater geen indirect aanmerkelijk belang heeft. In het pakket Belastingplan 2017 voorziet de regering erin de wet op basis van dit arrest te repareren. Ook de Raad van State merkt op dat de BOR, wat de schenk- en erfbelasting betreft, bepaald onevenwichtig is te noemen. Fiscaal juriste Mascha Hoogeveen heeft al in haar proefschrift van 2011 geconcludeerd dat de huidige fiscale bedrijfsopvolgingsregelingen hun doel voorbijschieten. Mijn fractie vraagt de staatssecretaris een nieuwe evaluatie van de doelmatigheid van de BOR toe te zeggen. Wij horen graag van hem op welke termijn we die evaluatie mogen verwachten.

De aanpak van fiscale constructies en belastingontwijking roept ook een aantal bredere vragen op. De eerste vraag betreft de rol van belastingadviseurs. Professor Boer van de Universiteit Leiden trekt in het Onafhankelijk Maandblad voor Belastingrecht & Belastingpraktijk van oktober 2016 een parallel tussen bankiers en belastingadviseurs, zoals al eerder werd aangehaald door de heer Backer. Beide groepen leven in een wereld die gedomineerd wordt door het neoliberale gedachtegoed en voegen zich naar de spelregels die eigen zijn aan die cultuur. Ook de overheid is jarenlang in deze cultuur meegegaan. Volgens professor Boer is er een cultuurverandering nodig, waarbij weer een balans gevonden moet worden tussen individuele belangen en maatschappelijke belangen. Hoe meent de staatssecretaris een bijdrage te kunnen leveren aan het fiscaal-ethisch reveil van het beroep van belastingadviseur, waartoe professor Boer oproept?

De tweede vraag betreft de rol van transparantie. Voor het bestrijden van met name belastingfraude is inlichtingenuitwisseling een bittere noodzaak. De crisis heeft een enorme versnelling teweeggebracht in de internationale inlichtingenuitwisseling. In de toekomst zal de effectiviteit van deze inlichtingenuitwisseling nog moeten blijken. Zo vraagt professor De Bont van de Erasmus Universiteit Rotterdam in het voornoemde maandblad zich af of de belastingdiensten van landen met behulp van automatisering in staat zijn om die enorme stroom van gegevens op een zodanige manier te verwerken dat belastingfraude afneemt en er daardoor ook een eerlijkere verdeling van de fiscale last mogelijk is. Hoe kijkt de staatssecretaris hiertegen aan? Volgens professor Gribnau van Tilburg University en de Universiteit Leiden dreigt een dolgedraaide behoefte aan transparantie. Informatie-uitwisseling dient naar zijn mening gebonden te worden aan duidelijke doelstellingen. Hoe kijkt de staatssecretaris hiertegen aan?

De Wet uitfasering pensioen in eigen beheer en overige fiscale pensioenmaatregelen mag niet onbesproken blijven bij de plenaire behandeling van het pakket Belastingplan 2017. Zoals bekend, zijn de financiële voordelen van het pensioen in eigen beheer in de loop van de tijd steeds kleiner geworden of zelfs verdwenen. Bovendien wegen de financiële voordelen in verreweg de meeste gevallen niet meer op tegen de nadelen, te weten het gebrek aan flexibiliteit en de hoge administratieve lasten. Met het voorliggende wetsvoorstel mogen dga's hun pensioenverplichtingen afstempelen zonder boeterente. Vervolgens mogen ze tegen een fikse korting ineens fiscaal afrekenen.

Mijn fractie vraagt in het bijzonder aandacht voor de toestemming van de partner omtrent de wijziging van pensioen in eigen beheer. Een potentiële zorg — die vandaag al eerder is geuit — is dat de verplichting jegens de partner voor bv's die onder water staan, niet na te komen is en zeker niet direct uit te betalen is. De vrees is dat dga's onder deze omstandigheden niet tot uitfasering zullen overgaan. Een mogelijke oplossing is om wettelijk vast te leggen dat het verlenen van medewerking door de partner zonder (afdoende) compensatie gedurende de periode 2017 tot en met 2019 geen schenking aan de dga oplevert. Wij horen graag van de staatssecretaris hoe hij het probleem beoordeelt en welke mogelijke oplossingen hij voor ogen heeft.

Ik heb nog een aantal opmerkingen over onderwerpen die niet in het voorliggende pakket aan de orde komen, maar daaraan wel gerelateerd zijn. Mijn fractie is en blijft een warm voorstander van de afschaffing van de VAR. De VAR resulteerde immers in een weeffout in de risicodeling tussen opdrachtnemers en opdrachtgevers. De VAR gaf wel enige zekerheid, maar niet op de juiste manier. Voor de werkverschaffer kwam de zekerheid voort uit vrijwaring, ook in situaties die de wetgever niet had bedoeld, terwijl voor de zelfstandige het risico bleef bestaan op pijnlijke correcties, ook in situaties waarin hij zich van geen kwaad bewust was. En niet in de laatste plaats: voor de overheid was de VAR-wuo een belemmering voor ordentelijke handhaving. De fel bediscussieerde Wet deregulering beoordeling arbeidsrelaties beoogt de handhaving door de Belastingdienst te verbeteren door opdrachtgevers niet langer te vrijwaren en dit te combineren met de mogelijkheid tot zekerheid middels modelovereenkomsten. Daarmee wordt terecht een weeffout gecorrigeerd in de huidige wetgeving en in de eerdere wetgeving van de VAR. Tegelijkertijd roept de nieuwe wet evenwel nieuwe vragen op over de verhouding tussen fiscaal en civiel recht. De staatssecretaris is daarover in gesprek met onze collega's in de Tweede Kamer. Wij wachten graag onze beurt af teneinde duidelijkheid te bewerkstelligen over de wijze waarop de onzekerheid kan worden weggenomen.

Mijn fractie meent dat de onderliggende fiscale prikkels die leiden tot de sterke stijging van schijnzelfstandigheid, aangepakt dienen te worden. Ik doel daarmee op de scheefgroei die in de laatste jaren is ontstaan in de belastingheffing op werknemers ten opzichte van zelfstandigen. Vanuit het perspectief van werkgevers leidt het grote verschil in belasting- en premiedruk ertoe dat steeds meer bedrijven werknemers in loondienst ontslaan en vervolgens zelfstandigen tegen bodemtarieven inhuren. Het gevolg is een negatieve spiraal waarin een krimpend aantal mensen in loondienst een steeds groter deel van de belastingen moet opbrengen, waardoor werknemers in loondienst nog duurder worden vergeleken met zelfstandigen. Werknemers financieren zo niet alleen de uitholling van hun eigen positie, maar ook de uitholling van het draagvlak onder de sociale verzekeringen.

Steeds weer blijkt echter dat het politiek lastig is om te snijden in belastinguitgaven. Professor Van Arendonk van de Erasmus Universiteit Rotterdam noemt de zelfstandigenaftrek hier een typerend voorbeeld van. Hij betoogt derhalve dat elke belastinguitgave niet alleen een horizonbepaling zou moeten hebben van vijf jaar, maar ook een nulmeting en een duidelijke doelstelling, zodat de regeling effectief geëvalueerd kan worden. Mijn fractie hoort graag de reactie van de staatssecretaris op deze suggestie.

De heer Van Rooijen (50PLUS):

Mevrouw Sent wijst terecht op de spanning in de belastingheffing tussen werknemers en zelfstandigen. Zij noemde als voorbeeld hiervan de zelfstandigenaftrek. In het verkiezingsprogramma van de Partij van de Arbeid — maar ook in enkele andere programma's — lees ik dat zij de gap wil verkleinen door eventueel de zelfstandigenaftrek te verlagen en een werknemersaftrek in te voeren. Ik wees daar in mijn betoog al op. De arbeidskorting is al tot astronomische hoogte gestegen, namelijk tot €3.300 netto belastingvrij. Wil de Partij van de Arbeid daar nog een grote werknemersaftrek van €1.000 of €2.000 bijvoegen, waardoor werknemers geen of veel minder belasting betalen, hetgeen weer door anderen moet worden opgebracht? Wat vindt mevrouw Sent daarvan? Wil zij naast de arbeidskorting nog een werknemersaftrek invoeren? Of is zij daar niet voor?

Mevrouw Sent (PvdA):

Er zijn twee manieren om het verschil tussen werknemers in loondienst en zelfstandigen weg te nemen. De ene is de zelfstandigenaftrek afschaffen en de andere is een werknemersaftrek invoeren. Ik heb al aangegeven dat het politiek erg lastig blijkt te zijn om te snijden in belastinguitgaven. Als ik het goed heb begrepen, is dat ook een van de belemmeringen geweest bij de hervorming die het kabinet wilde doorvoeren, maar die er niet is gekomen.

De heer Van Rooijen (50PLUS):

Mijn vraag luidde anders. Als de zelfstandigenaftrek niet wordt verlaagd, kiest de Partij van de Arbeid dan voor een verhoging van de werknemersaftrek en een verlaging van de belasting, waardoor zij het probleem budgettair alleen maar groter maakt, voor welk kabinet dan ook? Maar los daarvan, ik zie niet in waarom je naast een arbeidskorting van €3.300 nog een werknemersaftrek zou willen invoeren, die toch vooral voor dezelfde groep inkomens zal gelden. Dat lijkt mij een brug te ver. Wat vindt mevrouw Sent daarvan?

Mevrouw Sent (PvdA):

De prikkels zijn nu zodanig dat het fiscaal aantrekkelijker is om werknemers te ontslaan en vervolgens zelfstandigen tegen bodemtarieven in te huren. Die prikkels moeten op de een of andere manier worden weggenomen. Een werknemerskorting en een afschaffing van de zelfstandigenaftrek zijn daarvoor mogelijkheden.

De heer Van Rooijen (50PLUS):

Een werknemersaftrek loopt in de miljarden, als die substantieel is. Hoe denkt u daarvoor een dekking te vinden?

Mevrouw Sent (PvdA):

Volgens mij staat hier een dekking voor in ons verkiezingsprogramma. Dat wordt ongetwijfeld heel adequaat nagerekend door het Centraal Planbureau.

Voorzitter. De PvdA meent dat de lasten van onze verzorgingsstaat onevenredig zwaar drukken op mensen in loondienst. We willen dat ook bedrijven en vermogenden hun fair share bijdragen. Dat vereist niet alleen een harde aanpak van belastingontwijking, maar ook hervorming van het belastingstelsel zelf. Verdere vergroening van het stelsel is dringend gewenst. Ten slotte moet het stelsel eenvoudiger en dienstbaarder worden. Dat betekent snoeien in aftrekposten en een menselijke benadering van degenen die in een uitzichtloze schuldsituatie terecht zijn gekomen. Daarover komen we in deze Kamer ongetwijfeld te spreken.

Voor nu kijk ik uit naar de antwoorden van de staatssecretaris op de vragen die we vandaag aan hem hebben voorgelegd.