Plenair Gerkens bij behandeling Lerarenregister en registervoorportaal



Verslag van de vergadering van 14 februari 2017 (2016/2017 nr. 18)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 16.00 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

Mevrouw Gerkens i (SP):

Voorzitter. Vandaag behandelen wij, zoals gezegd, het wetvoorstel dat een lerarenregister wettelijk moet verankeren. Want het lerarenregister bestaat op dit moment al, zij het vrijwillig. Hiermee wil de regering tegemoetkomen aan de wens om te garanderen dat docenten niet alleen blijvend bevoegd, maar ook bekwaam zijn. Ik wil graag op deze doelstelling ingaan.

De premisse die hieraan voorafgaat, is dat de docent zijn bevoegdheid alleen kan bijhouden door middel van scholing. De consequentie van die premisse ligt hier voor in dit wetsvoorstel. Op de stelling dat docenten hun bevoegdheid en bekwaamheid eigenlijk alleen maar kunnen bijhouden door middel van scholing, valt best nog wel wat af te dingen. Bovendien is het voor ieder vak anders. Het lastige is dat de discussie met de staatssecretaris hierover niet heel veel zin heeft. Immers, het is niet de staatssecretaris die bepaalt wat de eisen worden voor de registratie in het register, maar het werkveld. Mijn fractie betreurt echter dat de staatssecretaris het adagium ondersteunt dat bekwaamheid bijhouden alleen kan door middel van bijscholing. Bekwaamheid valt op zoveel andere wijzen te behouden.

Ik heb een van mijn eerste stages gelopen op wat toen de 3deTS heette op het Timorplein in Amsterdam. Dat was een vrij deprimerende omgeving. Leerlingen met de meest verdrietige achtergronden, een leerling wier moeder als enige ouder haar geld verdiende in de prostitutie en aan het begin van de week haar zoon 100 gulden gaf om de week mee door te komen. Verder zag hij haar niet. Leerlingen die pas in oktober het schooljaar begonnen, leerlingen die gedurende het jaar de gevangenis in verdwenen. De meeste docenten op deze school draaiden hun lesje af, maar twee docenten maakten die school. Ze stonden altijd voor de leerlingen klaar, ook na schooltijd. Zij maakten voor vele leerlingen het verschil. Hun vaardigheden zijn in geen bijscholing te leren, geen cursus die hier soelaas kan bieden. Ik vind het jammer dat juist dit aspect van het lesgeven niet terugkomt in het register. Maar ook dat juist deze docenten, die hun vrije uren steken in die leerlingen die het het hardst nodig hebben, nu afgerekend gaan worden op 160 uur verplichte bijscholing.

De heer Bruijn i (VVD):

Mevrouw Gerkens maakt hier nu toch een karikatuur van hoe het werkelijk zit. Het is nu zo dat er geen inzicht is in hoe men zijn vak bijhoudt. In dat register gaat het zeker niet alleen om scholing, het gaat om alle manieren waarop docenten zelf vinden dat ze hun vak kunnen bijhouden, bijvoorbeeld door het geven van lesuren, door iets aan peer review te doen, door iets aan scholing te doen, door iets te publiceren of door iets te lezen. Alles wat de beroepsgroep zelf vindt bijdragen aan het bijhouden van dat vak, inclusief het geven van die lessen waarover mevrouw Gerkens het heeft, kan gevalideerd worden door die beroepsgroep, als bijdragende aan het bekwaamheidsonderhoud. Dat is de essentie van dit instrument. Ik vind dat mevrouw Gerkens daar geen recht aan doet door het zo te schetsen als ze nu doet. Ik vraag haar dan ook om daar even opnieuw haar licht over te laten schijnen.

Mevrouw Gerkens (SP):

Ik vind dat de heer Bruijn geen recht doet aan deze docenten, die op deze manier omgaan met hun leerlingen. Hij zegt dat het allemaal wel door de beroepsgroep kan worden bepaald of je een goede docent bent. Wat ik hier probeer te betogen, is dat het vak docent zijn zo veel meer behelst dan alleen nascholingscursussen. Waarvoor ik vrees, is dat we straks een register hebben waarin docenten gaan bekijken welke cursus de meeste punten in zo kort mogelijke tijd oplevert. Ze hebben namelijk geen tijd om zich te professionaliseren, aangezien de klassen te groot zijn en de werkdruk te hoog is. Dit register had een sluitstuk moeten zijn, in plaats van het zwaard van Damocles dat nu boven de markt hangt.

De heer Bruijn (VVD):

Dan hebben we nu dus het misverstand boven tafel, want mevrouw Gerkens heeft het voorstel waarschijnlijk niet goed gelezen. Er staat: alle vormen van activiteiten die bijdragen aan het onderhoud van de bekwaamheid, inclusief het lesgeven op de school en de vele activiteiten, anders dan cursussen, kunnen gevalideerd worden door de beroepsgroep. Het is de docent die bepaalt wat hij doet. Hij zet dat in zijn portfolio. Als de beroepsgroep daar nul punten aan toekent, is dat een heel ander verhaal. Gelukkig begrijp ik nu dat mevrouw Gerkens' beschrijving berust op een misverstand. Daarmee is mijn zorg weggenomen.

Mevrouw Gerkens (SP):

Ik weet dat de heer Bruijn altijd heel graag uitspraken van mij in zijn richting draait. Maar hij zal ook begrijpen dat hij zichzelf daarmee veel te snel rijk rekent. Want dit is nu juist het probleem: te zeggen dat wij als overheid hiervoor geen verantwoordelijkheid dragen, want het is toch de beroepsgroep die het allemaal zelf invult. Vervolgens kijken we naar een bepaalde beroepsgroep, waarbij we zien dat er geen draagvlak is voor dit voorstel, maar dat telt dan niet mee. Maar we leggen hier wel iets wettelijks vast wat consequenties heeft. Als we bereid zijn die consequenties te dragen, moeten we kijken naar wat die consequenties zouden kunnen zijn en hoe we die zo veel mogelijk kunnen verminderen.

De voorzitter:

Mijnheer Bruijn, tot slot op dit punt.

De heer Bruijn (VVD):

De verantwoordelijkheid van ons als collectief, geregeld via de overheid, wordt niet minder door deze wet, vertaalt zich in ons werk hier, vertaalt zich in het werk van de inspectie, vertaalt zich in de bekostigingsvoorwaarden en vertaalt zich in allerlei manieren waarop de minister kan ingrijpen. Daar wordt niet aan afgedaan, dus ik ben blij om te vernemen dat ook dit misverstand berust op het feit dat mevrouw Gerkens niet weet wat er in deze wet staat.

Mevrouw Gerkens (SP):

Sorry, dat zou ik bijna een persoonlijk feit willen noemen.

De voorzitter:

Ik denk dat u daarin gelijk hebt, als u me niet kwalijk neemt, mijnheer Bruijn. U zegt namelijk dat mevrouw Gerkens niet weet wat er in de wet staat, en dat vind ik wel heel sterk opgemerkt. Gaat u verder, mevrouw Gerkens.

Mevrouw Gerkens (SP):

We willen dit register als stuurmiddel gaan gebruiken, waar het een sluitstuk zou moeten zijn van het geheel van maatregelen. Omdat het register wordt ingevuld door de beroepsgroep, past het ons niet om in te gaan op wat er wel of niet in zou moeten staan. En toch ligt hier nu het meest prangende punt. Want wij bepalen hier wel of er een wettelijke verplichting komt. Alle consequenties hieruit, zoals de kosten, de lesbevoegdheid, de kwaliteitswinst, de werkdruk, die komen wel op ons bordje.

Ik hoor vaak zeggen dat het toch de docenten zelf zijn die vorm geven aan het register en dat ze daarom niets te vrezen hebben. Ten eerste denk ik dat de leraar wel wat beters te doen heeft dan zich ook nog hierin te verdiepen. Het gros van de leraren is al moe van alles wat er op hen af komt. Maar afgezien daarvan is het nog veel te vroeg om de eisen voor zo'n register op te stellen. Een register gaat namelijk uit van een nulmeting, een situatie waarin alles min of meer op orde is en de eisen voor een register zouden moeten aangeven wat de beroepsgroep minimaal aan inspanningen moet verrichten om dat peil te behouden. Maar we weten dat de randvoorwaarden voor dat niveau bij lange na nog niet geschapen zijn. Het is niet dat er geen problemen zijn in het onderwijs. Voortdurend wordt er aandacht gevraagd voor te volle klassen, gebrek aan docenten, onbevoegde docenten, gebrek aan tijd voor een goede lesvoorbereiding, en dat zijn er nog maar een paar. Maar ze zijn wel belangrijk. Ik begrijp de irritatie dan ook wel van de docenten die de petitie hebben getekend, irritatie die al was voorzien door de Raad van State. Het lerarenregister nu wettelijk invoeren is prematuur en stuit op te weinig draagvlak. In feite zeggen én de Raad van State én deze leerkrachten hetzelfde: geef ons eerst de tijd om zelf de kwaliteit van ons onderwijs te verbeteren voordat we weer allerlei verplichtingen opgelegd krijgen.

Ook is mijn fractie nog niet helemaal overtuigd van de uitleg die in de nadere memorie wordt gegeven aan de arbeidsrechtelijke verhoudingen en dit register. In ultimo ontneemt dit register de lesbevoegdheid van de docent. Dat is een heel zwaar middel, zo oordeelde ook de Raad van State. Maar is de kwaliteit van lesgeven van de docent niet bij uitstek iets wat beoordeeld dient te worden door de leiding van de school? Wanneer de lesbevoegdheid ontnomen wordt, blijft de docent wel in loondienst bij de school. De staatssecretaris suggereert dat er dan een andere functie binnen de school gezocht moet worden. Die functie is niet zo makkelijk te vinden. En dus hebben we straks te maken met scholen die docenten hebben, die weliswaar bevoegd waren, maar dat nu niet meer zijn. Desalniettemin moeten ook deze werknemers betaald worden. Ik deel de zorgen die de sectorraden hierover hebben geuit en vraag de staatssecretaris daar duidelijkheid over te geven. Ik sluit me kortheidshalve aan bij de vragen die D66, CDA en PvdA hierover hebben gesteld met betrekking tot het Burgerlijk Wetboek.

Daarnaast hebben we te maken met de vreemde spagaat dat er straks een wettelijk lerarenregister is wat het aan de ene kant mogelijk maakt de lesbevoegdheid te ontnemen en aan de andere kant het wettelijk recht creëert om zij-instromers, mensen zonder lesbevoegdheid, aan te nemen. Ontstaat hier geen rechtsongelijkheid? Ik kan me voorstellen dat een ervaren docent die niet meer mag lesgeven, vreemd staat te kijken naar de zij-instromer die wellicht zijn plaats inneemt.

Opmerkelijk is dat de staatssecretaris zegt dat er geen zware administratieve last voortkomt uit het register. Hij verwacht een anderhalf uur per jaar aan invulwerk, maar in één adem noemt hij de vergaderingen die je nu moet gaan bijwonen om mee te kunnen praten over de invulling van het register. En natuurlijk wordt met dit register het lerarentekort alleen maar groter. Alle spijtoptanten die besluiten terug te keren naar het onderwijs, zullen dat niet meer zo maar kunnen doen. Dat is op al een gemiste kans, want zij zijn het die de praktijk weer terug in de school brengen. Dat ben ik eens met mevrouw Sent.

Wat me nog het meest verontrust is het draagvlak. Leraren In Actie geeft aan dat zij niet tegen het lerarenregister op zich is, maar wel tegen dit, zoals zij het ervaart, van bovenaf opgelegde register. Als ik het mag vertalen, zien de leraren weer een nieuwe verplichting op zich af komen, waarvan de consequenties hevig lijken te zijn en de voorwaarden nog volop in ontwikkeling zijn. En dan begrijp ik het woord "prematuur" dat de Raad van State gebruikte. Ik vraag de staatssecretaris dan ook waarom hij ervoor kiest om met veel druk dit register tot stand te laten komen. Wat is de reden dat dit nu zo nodig op dit moment moet? Wat gaat er mis wanneer we vandaag dit voorstel niet aannemen? Ik wil dat serieus weten van de staatssecretaris. En omgekeerd: welke negatieve effecten heeft dit, gezien alle onrust die hierdoor ontstaat bij de docenten? Zouden we er niet beter aan doen eerst dit register vrijwillig uit te laten kristalliseren en er pas een wettelijke stempel op te geven als alle discussies in het werkveld zijn gevoerd? Door het register nu wettelijk verplicht te maken, dragen we medeverantwoordelijkheid voor de uitkomsten ervan. Als ik die verantwoordelijkheid draag, dan wil ik ook de consequenties daarvan kunnen overzien.

In de afgelopen maanden zijn er veel handtekeningen verzameld tegen dít register. Ik zeg met nadruk "dít" register, want ook de leraren zijn niet tegen een register op zich. Nu hebben ook de sectorraden zich achter hen geschaard. Zij zijn er ook niet gerust op dat dit register gaat brengen wat we ermee beogen. Er is dus breed draagvlak voor uitstel van het register. Op zich zou je kunnen zeggen dat dit winst is, ook voor het register zelf. De discussie is opgestart en de noodzaak is bevestigd. Is het nu dan niet weer aan het werkveld zelf om de volgende stap te zetten?

De actualiteit heeft dit debat al weer ingehaald, want ik heb vanmorgen in de krant gelezen dat er om uitstel van de invoering van de wet wordt gevraagd. Daarmee wordt ten minste tegemoetgekomen aan een van de wensen van het werkveld. Maar het werkveld vroeg ons vooral om dit wetsvoorstel niet aan te nemen. Ik wil hier een ander voorstel voorleggen: ik wil de staatssecretaris vragen om de wet aan te houden totdat er duidelijkheid is over de inhoud en de uitwerking ervan. Iedereen voelt dat de onzekerheid, onduidelijkheid en snelheid zorgen voor te weinig draagvlak. Tegelijkertijd zeggen alle partijen dat zij niet tegen het register op zich zijn. Een manier om hiermee om te gaan, kan zijn: de invoering uitstellen, maar de wet wel aannemen. Dan hebben de facto de factor snelheid geslecht, maar blijft er sprake van onduidelijkheid en onzekerheid. Ik vraag de staatssecretaris om de behandeling verder aan te houden totdat helder is hoe het lerarenregister vorm gaat krijgen.

Ik vraag het de staatssecretaris nogmaals: wat gaat er mis wanneer we deze wet niet nu invoeren? Ik ben uiterst benieuwd naar zijn antwoord.

De heer Schalk i (SGP):

Ik heb een vraag over die laatste oproep van mevrouw Gerkens. Zou alleen maar uitstel, de tijd nemen om goed te kijken naar de invoering, wel genoeg zijn of moeten er dan nog aanpassingen worden doorgevoerd? Dat laatste zou betekenen dat de staatssecretaris de wet eigenlijk zou moeten terugnemen en wellicht met een novelle zou moeten komen.

Mevrouw Gerkens (SP):

Ik heb de indruk dat de heer Schalk daar ideeën over heeft. Mocht dat zo zijn, dan zie ik die graag tegemoet.

De heer Schalk (SGP):

Ik had er eerlijk gezegd nog niet heel veel ideeën bij, maar toen mevrouw Gerkens die vraag hier neerlegde, dacht ik: je kunt natuurlijk wel zeggen "doe er wat langer over", maar helpt dat? Is dat voldoende of zijn er dan echt aanpassingen in die wet nodig die we moeten duiden zodat de staatssecretaris weet wat hij in die tijd kan of moet doen?

Mevrouw Gerkens (SP):

Dat is één manier om ernaar te kijken. Dan zou je zelf moeten duiden op welke wijze er vorm moet worden gegeven aan de discussie in het werkveld. Dat is een mogelijkheid. Als ik echter verneem dat leraren zich op dit moment nog steeds inschrijven in het register en als ik hoor hoeveel het oproept, dan denk ik: er is nu beweging; laten we bekijken welke wensen er vanuit het werkveld naar voren komen. Dan kan de staatssecretaris altijd nog beslissen dat er wellicht hier en daar nog iets gewijzigd dient te worden. Maar ik denk dat dat op dit moment aan hen en niet aan ons is.

De heer Ganzevoort i (GroenLinks):

Ik wil mevrouw Gerkens graag nog op één punt bevragen, namelijk haar vertrouwen in het veld. Heeft zij dat überhaupt wel? Zij suggereert dat zij dat wel heeft, maar als het gaat over het cursusaanbod dat gebruikt zal worden, ziet zij opeens allerlei opportunistische, gemakzuchtige leraren voor zich die er zo snel mogelijk onderuit willen komen. Zij maakt er bovendien een beetje een nummertje van dat er allerlei ridicule cursussen zouden komen waar het veld niets aan heeft. Waarom denkt zij dat leraren een nutteloze cursus zouden volgen, dat die cursus door die leraren zelf zou worden gevalideerd en dat de leidinggevenden van die leraren dat een goed plan zouden vinden?

Mevrouw Gerkens (SP):

Dat zijn heel veel vragen in één. De heer Ganzevoort suggereert eigenlijk dat ik denk dat docenten dit doen omdat ze het zo leuk vinden om makkelijke cursussen te volgen. Laat ik die suggestie wegnemen. Ik denk dat de werkdruk op dit moment zo hoog is — dat heeft ook te maken met de vraag vanuit het werkveld — dat een docent, als er nog een cursus bij moet, zegt: ik pak degene die mij op de kortste termijn het meeste oplevert. Ik kan mij dat heel goed voorstellen, want ook dat moet immers onder enorme tijdsdruk gebeuren. Dat is de reden waarom ik me afvraag of we dit register nu op deze manier invoeren. Waarom zeggen we niet gewoon: wat heeft het werkveld nodig? Dat is rust en voldoende tijd voor een goede lesvoorbereiding en rust en voldoende tijd om te bekijken welke cursussen of vormen van bijscholing daarbij horen. Zo mag de heer Ganzevoort mijn woorden duiden.

De heer Ganzevoort (GroenLinks):

Ik geef toe dat er ook andere dingen nodig zijn, maar dat zegt niet zo heel veel over de vraag wat er hier nodig is. Mijn punt is echter dat zij nogal een nummertje van die cursussen maakt. Dat heeft ze gedaan in schriftelijke vragen. Zij vroeg toen: is een cursus autisme in de klas nuttig als je geen autistische leerlingen hebt? Die cursus kan het heel goed zijn als je bijvoorbeeld verwacht dat je die volgend jaar wel in je klas hebt. Het is aan de leraar en aan de leiding om dat te doen. Zij vroeg: is een cursus meidenvenijn in de klas nuttig? Die kan buitengewoon nuttig zijn, gelet op de manier waarop meiden met elkaar omgaan. Het kan daarbij gaan om een heel subtiele manier van machtsuitoefening. Het is buitengewoon belangrijk dat docenten dat een beetje kunnen managen. Ik vind het onder de maat van het debat dat we hier zouden moeten voeren en onder de maat van het vertrouwen dat we aan de beroepsgroep zouden moeten geven om dat hier nu te gaan ridiculiseren en om te doen alsof dit allemaal nutteloze cursussen zijn die gewoon gemakzuchtig worden gevolgd.

Mevrouw Gerkens (SP):

Maar dan maakt u een nummertje van het feit dat ik die voorbeelden heb genoemd, mijnheer Ganzevoort, want u suggereert daarmee dat ik zeg dat alle cursussen zo zouden zijn. Dat zeg ik niet. Er zitten natuurlijk ook post-hbo- en masteropleidingen tussen die cursussen. Dat aanbod is heel breed. U hebt bij de petitieaanbieding vandaag echter ook de voorbeelden gehoord van cursussen die mij, en u waarschijnlijk ook, de wenkbrauwen doen fronsen. Het gaat erom dat wij hiermee wettelijk bepalen dat dat soort cursussen goed is voor de kwaliteit en de deskundigheidsbevordering van de beroepsgroep.

De voorzitter:

Ik geef de heer Ganzevoort het woord voor een heel korte, laatste interruptie op dit punt.

De heer Ganzevoort (GroenLinks):

Ik zal het zeker kort houden, voorzitter. Dit was ook mijn eerste interruptie van vandaag. Het gaat mij om het volgende: heeft mevrouw Gerkens er vertrouwen in dat de beroepsgroep zelf, dat leraren een cursus kiezen die voor hun beroepsuitoefening nodig is, dat leidinggevenden daar goedkeuring aan geven als dat nuttig is en dat gevalideerd wordt wat de moeite waard is?

Mevrouw Gerkens (SP):

Het antwoord daarop kan niet eenduidig zijn. Aan de ene kant vertrouw ik erop dat die beroepsgroep dat zeker kan, wil en ook zal doen. Een groot deel van de beroepsgroep vindt het fijn om een goede cursus te volgen. Aan de andere kant weet ik dat er ook cursussen zijn waarvan de beroepsgroep denkt: jij vertelt me hier helemaal niets nieuws, maar ik draai dit lesje af, want dan haal ik punten binnen. Het is niet zo dat ik daarmee alles over één kam scheer, zoals de heer Ganzevoort suggereert. Het is echter wel de realiteit dat dit ook gebeurt in het werkveld.

De heer Bruijn (VVD):

Ik kom even terug op mijn eerdere interruptie. Ik heb geen persoonlijk feit willen maken. Als dat zo overkomt, dan spijt mij dat en neem ik die woorden terug. Laat ik het zo herformuleren: is mevrouw Gerkens het in ieder geval met mij eens dat het vermeende adagium dat bekwaamheidsonderhoud alleen zou kunnen door scholing, niet in dit wetsvoorstel staat?

Mevrouw Gerkens (SP):

Dat staat niet zo letterlijk in het wetsvoorstel, maar daar gaat wel een premisse aan vooraf.

Mevrouw Sent i (PvdA):

Volgens mij zijn mevrouw Gerkens en ik het erover eens dat het wenselijk is om een lerarenregister te hebben. Volgens mij zijn we het er ook over eens dat de invoering van een lerarenregister op een zeer zorgvuldige wijze dient te gebeuren en dat er aan een aantal randvoorwaarden dient te worden voldaan. Er moet daarbij worden gekeken naar de situatie op de arbeidsmarkt en naar het draagvlak onder de leraren, de beroepsgroep die eigenaar is van het lerarenregister. Zou mevrouw Gerkens voor het wetsvoorstel kunnen stemmen als de Eerste Kamer de mogelijkheid wordt geboden om zich tussendoor op een aantal vastgelegde momenten uit te spreken over de routekaart en de wijze waarop is voldaan aan de randvoorwaarden voor een zorgvuldige invoering van het lerarenregister?

Mevrouw Gerkens (SP):

Dat hangt af van de gevolgtrekkingen die dan worden gemaakt. Dat uitspreken is één ding, maar als het ook zou kunnen betekenen dat we ergens op die routekaart een aantal "go/no go"-momenten neerzetten, dan zou ik dat zeer interessant vinden, ja.