Plenair Bikker bij behandeling Verlaagd wettelijk collegegeld



Verslag van de vergadering van 9 juli 2018 (2017/2018 nr. 37)

Status: ongecorrigeerd

Aanvang: 20.23 uur

Een verslag met de status "ongecorrigeerd" is niet voor citaten en er kan geen recht aan ontleend worden.


Bekijk de video van deze spreekbeurt

Mevrouw Bikker i (ChristenUnie):

Dank u wel voorzitter. Ook namens de fractie van de ChristenUnie van harte welkom aan deze minister. Wij zien er zeer naar uit om samen met haar werk te maken van een sterker Nederlands hoger onderwijs en een sterkere wetenschap ook. Wat is het mooi en goed dat deze minister er dan voor kiest om vandaag te beginnen met de toegankelijkheid van het onderwijs. Want het bevorderen en bewaken van de toegankelijkheid van het onderwijs is een van de kerntaken van de overheid in relatie tot het hoger onderwijs. Met het voorliggende wetsvoorstel om het wettelijke collegegeld van het eerste twee jaar van het hoger onderwijs en van de eerste twee jaar van de academische pabo- en lerarenopleidingen te verlagen, levert de minister wat de ChristenUnie-fractie betreft een bijdrage aan deze kerntaak. Sinds de afschaffing van de basisbeurs en de invoering van het leenstelsel heeft mijn partij haar zorgen geuit over de toegankelijkheid van het hoger onderwijs in Nederland en de toename van schulden die een nieuwe generatie voor haar opleiding moet maken. Het leenstelsel heeft geleid tot een hogere financiële drempel tot het hoger onderwijs.

De ChristenUnie-fractie erkent dat sinds de invoering de instroomcijfers van het hoger onderwijs gelijk zijn gebleven, "intact zijn gebleven", staat er zelfs in mijn spreektekst. Tegelijk blijkt uit de Monitor Beleidsmaatregelen hoger onderwijs 2016-2017 en uit de beantwoording van de minister van vragen uit deze Kamer dat een aanzienlijk deel van de aankomende studenten de verschillende financiële aspecten die kleven aan de keuze om wel of niet door te gaan studeren, meeweegt in hun beslissing. Dat lijkt mij ook logisch. De fractie van de ChristenUnie volgt daarom de redenering van de regering dat de voorgenomen verlaging van het collegegeld de financiële kant van de studiekeuze minder prominent maakt en dat daarmee de inhoudelijk gedreven studiekeuze meer naar voren kan komen.

Ik vond het daarbij zeer plezierig om te lezen dat de minister het Internationaal Verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten in het vizier heeft. De minister ...

De voorzitter:

De heer Ganzevoort.

De heer Ganzevoort i (GroenLinks):

Dat laatste is inderdaad een interessant verdrag, vooral als je het combineert met de lesgeldverhoging die we ook gehad hebben. Maar ik heb een ander punt. Mevrouw Bikker begon net over de basisbeurs. Ik weet natuurlijk dat haar partij er voorstander van was om die te behouden. Mijn vraag is of dit dan de beste oplossing is om haar tegemoet te komen, zal ik maar even zeggen. Was het niet veel logischer geweest om bijvoorbeeld de aanvullende beurs te verhogen of te verlengen, zodat ook de middeninkomens er wat aan gehad zouden hebben? Zou dat niet een veel effectievere inzet van geld zijn geweest?

Mevrouw Bikker (ChristenUnie):

Er zijn allerlei andere voorstellen ook denkbaar, maar dit is wat er aan de overkant uit de boezem is gekomen en dit is het voorstel dat nu voor mij ligt. Ik vind dat absoluut een verbetering ten opzichte van het oorspronkelijke voorstel of het oorspronkelijke stelsel, waar de basisbeurs is afgeschaft met instemming van GroenLinks.

De heer Ganzevoort (GroenLinks):

Het voordeel van dat studievoorschot was inderdaad dat we het generieke geld niet meer bij iedereen terecht laten komen, ook bij mensen die het niet nodig hebben, maar het vooral inzetten bij mensen die het wel nodig hebben, namelijk bij de aanvullende beurs. Vandaar toch mijn vraag: laat mevrouw Bikker zich niet iets te makkelijk hierin meenemen? Zeker, wij mogen niet amenderen, maar zou ze niet ook liever een beursoplossing gehad hebben dan een collegegeldoplossing?

Mevrouw Bikker (ChristenUnie):

Voorzitter. Ik kan filosoferen over van alles wat ik zou willen, maar een van de belangrijke dingen voor mijn partij is de studieschuld waar wij de nieuwe generatie mee opzadelen. De invoering van dit stelsel toont aan dat dat gemiddeld zo'n €6.000 à €7.000 zal zijn. De minister haalt daar met dit voorstel namens het kabinet een hapje vanaf. Daar ben ik blij mee. Ja, er zijn partijen die zijn niet toegetreden tot de coalitie. Dan hadden ze hun briljante ideeën kunnen uitvoeren en hadden we gezien wat die waren.

De voorzitter:

De heer Ganzevoort tot slot op dit punt.

De heer Ganzevoort (GroenLinks):

Voorzitter. Jij-bakken zijn altijd heerlijk op zo'n avond, maar gaan een beetje onder het niveau van deze Kamer wat mij betreft. Ik neem aan dat de ChristenUnie, als zij die studieschuld als een zo belangrijke speerpunt ziet, zich ook zeer zal verzetten tegen het verhogen van de rente die op de studieschuld rust.

Mevrouw Bikker (ChristenUnie):

Nee, voorzitter, want die verhoging heeft de ChristenUnie zelfs in haar verkiezingsprogramma staan, zij het met een andere redenering, namelijk een die ziet op de houdbaarheid van de overheidsfinanciën. Maar dat neemt niet weg dat ik mij zeker wel inzet voor verlaging van het collegegeld, want ik citeerde dat fascinerende verdrag waaruit de heer Ganzevoort wellicht ook nog inspiratie zou kunnen opdoen.

Ik vervolg mijn betoog. De minister verwijst naar artikel 14, lid 2, sub c in dat genoemde verdrag en merkt op dat Nederland gehouden is om te zorgen voor een zo laag mogelijk collegegeld. Het betreffende artikel is echter nog iets ambitieuzer, zo zou ik de minister willen meegeven. Het spreekt namelijk over het nastreven van kosteloos onderwijs. Graag verneem ik de gedachte van de minister hierbij. Daarbij hoop ik natuurlijk dat ze de ruimte neemt om in te gaan op de effecten die deze verdragsverplichting kan hebben op verdere beleidsvoornemens. Ik zou zeggen: dat is nog ambitieuzer dan alles wat de heer Ganzevoort mij net voorhield.

De regering heeft in haar beantwoording van Kamervragen duidelijk gemaakt dat het voorliggende wetsvoorstel zich niet alleen richt op de kwantitatieve doelstelling, de instroomcijfers, maar juist ook op een kwalitatieve doelstelling, de inhoudelijk gedreven studiekeuze. Kan de minister duidelijk maken hoe ze de invulling van de kwalitatieve doelstelling over een aantal jaren zal evalueren? Bedoelt ze hiermee ook de impuls die dit kan geven aan studenten om te kiezen voor studies die langer duren of die bekendstaan als moeilijke studies? Ik denk bijvoorbeeld ook aan de technische studies.

Het voorliggend voorstel heeft tevens als doel om het lerarentekort terug te dringen. De ChristenUnie hoopt dat het met deze maatregel inderdaad aantrekkelijker zal worden om voor een lerarenopleiding te kiezen. Er is meer voor nodig om het lerarentekort terug te dringen en in de beantwoording is de minister zich daarvan bewust. We zullen de verschillende maatregelen en hun gezamenlijk effect met aandacht volgen. Daarbij merk ik op dat het idee dat sommige partijen in de schriftelijke inbreng naar voren brachten, om docenten die enige jaren voor een klas staan financieel tegemoet te komen ten aanzien van het betaalde collegegeld, nog niet op voorhand met gejuich door mijn fractie wordt begroet, simpelweg om de reden dat veel jonge docenten stoppen vanwege een andere oorzaak. Dat heeft te maken met werkdruk en met voorbereid zijn op de praktijk waarin je landt. Ik denk dat we heel scherp moeten zijn op wat beginnende docenten nodig hebben, maar laten we ook van die problemen werk maken. Laten we dat aanpakken bij de lerarenopleidingen en bij de scholen die beginnende docenten aantrekken. Want zo kunnen we de loopbaan van een docent allereerst aantrekkelijker maken. Zoals gezegd, is dit wetsvoorstel niet het wonderdoekje voor het opheffen van het lerarentekort, maar het kan een bijdrage zijn. Mijn fractie ondersteunt deze doelstelling dan ook van harte.

Tot slot, voorzitter. Onze fractie ziet een minister die met voortvarendheid aan de slag gaat. Daar zijn wij blij mee. De plannen zijn reeds doorgesproken met de uitvoeringsorganisaties en er is aangegeven dat snelle toepassing van dit wetsvoorstel haalbaar is, zodat studenten vanaf het academisch jaar 2018-2019 kunnen profiteren. Kan de minister bevestigen dat deze strakke tijdslijn een zorgvuldige uitvoering van het voorstel niet in de weg zal staan? Ik zie uit naar haar antwoord en haar verdere daadkracht gedurende haar ambtsperiode. Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Bikker. Ik geef het woord aan de heer Rinnooy Kan.