Plenair Sent bij behandeling Pakket Belastingplan 2019



Verslag van de vergadering van 11 december 2018 (2018/2019 nr. 11)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 11.00 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

Mevrouw Sent i (PvdA):

Dank u wel, voorzitter.

Voorzitter. Wij bespreken vandaag een omvangrijk pakket. Zo bestaat het pakket Belastingplan 2019 zelf uit zeven wetsvoorstellen. En daar komen de Implementatie ATAD 1 en de Fiscale maatregelen rijksmonumenten ook nog bij.

Graag complimenteer ik de staatssecretaris met het grote aantal maatregelen. Die variëren van het tegengaan van internationale belastingontwijking en belastingontduiking tot lastenverlichting voor burgers door lagere lasten op arbeid, van plannen ter stimulering van het Nederlandse vestigingsklimaat tot verdere vergroening van het belastingstelsel.

En graag dank ik de staatssecretaris voor het feit dat hij de maatregelen in afzonderlijke wetsvoorstellen aanbiedt. Het doet mijn fractie deugd dat hiermee de motie-Hoekstra, aangenomen in deze Kamer bij de behandeling van het Belastingplan 2016, wordt gerespecteerd. Immers, deze motie roept de regering op de senaat de ruimte te geven een separaat politiek eindoordeel te vellen over individuele wetsvoorstellen.

Veel van de voorliggende maatregelen kunnen op de steun van mijn fractie rekenen. Want internationale belastingontwijking en belastingontduiking moeten worden tegengegaan. Vergroening moet zoveel mogelijk worden gestimuleerd. En verhaalconstructies die worden gebruikt om de invordering van belastingschulden te ontlopen moeten worden bestreden.

Maar de PvdA had graag meer gezien, voorzitter. Bij het voorliggende pakket wordt aan heel veel knoppen gedraaid, van het invoeren van het tweeschijvenstelsel tot een groot aantal wijzigingen in heffingskortingen, van de tariefmaatregel grondslagverminderende posten tot het verhogen van het verlaagde btw-tarief. Maar is de "machine" zelf niet aan een grondige herziening toe, zo vraag ik de staatssecretaris?

De commissie-Van Dijkhuizen heeft in 2013 een breed scala aan aanbevelingen gedaan voor een dergelijke herziening. Zo adviseert deze commissie een aantal aftrekposten af te schaffen, waaronder de zelfstandigenaftrek. Voorts stelt de commissie voor de zorgtoeslag, de huurtoeslag, de kinderbijslag en het kindgebonden budget in één gecombineerde toeslag te integreren. En ze adviseert de zorgtoeslag rechtstreeks naar zorgverzekeraars te laten gaan ter voorkoming van fraude. Graag ontvangt mijn fractie een appreciatie van de staatssecretaris van de relatie tussen het voorliggende pakket en de aanbevelingen van de commissie-Van Dijkhuizen. En graag verneem ik van hem welke aanvullende aanbevelingen hij voornemens is op te volgen.

De heffing in box 3 voor spaarders en beleggers zou volgens de commissie-Van Dijkhuizen gebaseerd moeten worden op feitelijke spaarrentes. Uitgangspunt van de vermogensrendementsheffing is een verondersteld forfaitair rendement. Deze lag en ligt onder vuur, deels omdat het feitelijke rendement in aanzienlijke mate blijft achterblijft bij het forfaitaire rendement. Graag verneem ik van de staatssecretaris welke voortgang hij boekt bij het ontwikkelen van een stelsel van vermogensrendementsheffing op basis van werkelijk rendement. Het blijft toch van de gekke dat we in Nederland niet werkelijke vermogensinkomsten belasten, zoals dat in vrijwel alle landen gangbaar is.

De heer Backer i (D66):

Ook mijn fractie in deze Kamer en onze fractie aan de overkant hebben een aantal keren ervoor gepleit om te kijken naar reëel rendement. Onder het vorige kabinet is de belasting op het forfaitaire rendement veranderd. En eigenlijk, of je het nu eerlijk of oneerlijk vindt, zit daar natuurlijk een element van progressie in. Ik zou me voor kunnen stellen dat dat de Partij van de Arbeid wel aanspreekt.

Mevrouw Sent (PvdA):

Het spreekt aan dat onder het vorige kabinet het forfaitaire rendement dichterbij het daadwerkelijke rendement is komen te liggen, maar verdere stappen zou ik toch ook omarmen, en die zie ik het huidige kabinet nog niet nemen.

De heer Backer (D66):

Denkt u dan aan andere oplossingen voor het toch bereiken van een zwaardere belasting? Linksom of rechtsom, het werkelijke rendement kan omhoog en naar beneden gaan, maar in progressiesfeer is dat natuurlijk iets anders.

Mevrouw Sent (PvdA):

Waar ik aan denk is het belasten van werkelijke vermogensinkomsten, zoals dat in vrijwel alle landen gangbaar is. Het is eigenlijk van de gekke dat wij dat in Nederland nog niet hebben.

De commissie-Rinnooy Kan deed in het rapport Bepalen betekent betalen de aanbeveling tot een hervorming van het lokaal belastinggebied. Het vorige kabinet heeft vervolgens op aandrang van met name de fracties van D66 in de Tweede en Eerste Kamer in een brief de bouwstenen gegeven voor een dergelijke hervorming van het lokaal belastinggebied. Dan lijkt het logisch dat een verschuiving van rijks- naar gemeentebelastingen op de agenda van het huidige kabinet in het algemeen en de staatssecretaris in het bijzonder zou staan. Misschien heb ik het over het hoofd gezien, maar ik kan daarover niks vinden. Graag verneem ik dan ook van de staatssecretaris wat de laatste ontwikkelingen zijn aangaande een hervorming van het lokaal belastinggebied.

Voorzitter, dan kom ik bij een aantal van de afzonderlijke voorstellen van het kabinet. Daarin is de Wet bronbelasting aangepast in de "Wet bedrijfsleven". Over de Wet bronbelasting is reeds veel gewisseld. Daarom zal ik het kort houden. Wij zijn blij dat het onzalige plan om de dividendbelasting af te schaffen van tafel is. Afschaffing van de dividendbelasting is namelijk in veel gevallen een cadeau aan buitenlandse overheden, in een enkel geval aan buitenlandse aandeelhouders. Sterker, de afschaffing kan ook averechts uitpakken voor de aantrekkelijkheid van Nederland voor buitenlandse bedrijven. De normale, gewone Nederlander waar het kabinet voor zegt op te komen, heeft er in elk geval weinig tot niets aan, zo schrijven twee Rabobankeconomen. Maar wat heeft die normale, gewone Nederlander dan aan de tariefsverlaging in de vennootschapsbelasting, zo vraag ik de staatssecretaris. Van elke verdiende euro krijgt die nog maar €0,73. Het probleem zit 'm erin dat die normale, gewone Nederlander níet wordt uitgenodigd op het Catshuis, waar het bedrijfsleven een graag geziene gast van dit kabinet is.

We hebben al eerder in dit huis verwezen naar de haarscherpe analyse hiervan door Wimar Bolhuis. Hij becijfert in zijn proefschrift dat de lasten op arbeid en inkomen sinds 1986 gemiddeld 3,3 miljard hoger uitkomen dan in campagnes was beloofd. Tegelijkertijd komt de lastendruk voor het bedrijfsleven juist beperkt lager uit. De afwijkingen tussen verkiezingsprogramma's en regeerakkoord blijken zelfs nadelig voor economische groei.

Nu het kabinet eindelijk overstag is gegaan rondom de dividendbelasting, blijft het volhouden dat dan wél de winstbelasting voor bedrijven verlaagd moet worden om het vestigingsklimaat te verbeteren. En zo wordt de internationale race naar de bodem in de winstbelasting door Nederland agressief aangejaagd met lagere tarieven. Maar voor een goed vestigingsklimaat is het minstens zo belangrijk dat er in een land goede scholen zijn, dat er goede gezondheidszorg is en dat het veilig is op straat. In dit kader is het ronduit schokkend dat eerst was voorzien dat voor 2,9 miljard euro beloofde investeringen in de publieke sector niet worden gedaan en dat dit bedrag inmiddels is opgelopen naar 3,7 miljard. Kortom, van de beloften van het kabinet om stevig te investeren in de publieke sector komt weinig terecht, maar de bedrijven hebben hun 4 miljard via de lagere winstbelastingen straks wel binnen.

Hoe oordeelt de staatssecretaris over de onderbesteding aan de publieke sector? Wie binnen het kabinet draagt er zorg voor dat dit voorkomen wordt? Ook tussen de oorspronkelijke raming van de belastingopbrengst in de Miljoenennota en de uiteindelijke gerealiseerde opbrengst zit doorgaans een flink verschil, dat in bepaalde jaren oploopt tot meer dan 10 miljard euro. Wat doet de staatssecretaris om dit gat te dichten?

Blijkens een studie van het Centraal Planbureau bevoordeelt de innovatiebox grote bestaande bedrijven en verslechtert het de positie van uitdagers. Terwijl de kosten geraamd worden op maar liefst 1,7 miljard euro, meent het CPB dat dit een subsidie is voor winstgevende bedrijven met innovaties uit het verleden. Welke lessen trekt de staatssecretaris hieruit? Voor de PvdA is het in ieder geval duidelijk dat van doeltreffendheid en een bijdrage aan economische vernieuwing geen sprake is.

Voorzitter. Het kabinet-Rutte III gaat er prat op dat, na jaren van bezuinigingen en belastingverhogingen, de lasten voor niet alleen bedrijven, maar ook burgers omlaaggaan. In de woorden van het kabinet moet iedereen het "in de portemonnee gaan voelen" dat Nederland uit de crisis is. Waar het kabinet claimt dat het nieuwe tweeschijvenstelsel leidt tot ruim 5 miljard euro aan lastenverlichting voor de burger, heeft mijn collega in de Tweede Kamer berekend dat hier uiteindelijk in 2042 maar 36 miljoen van overblijft. Kortom, het structurele effect van de nieuwe inkomstenbelasting is ongeveer €2 per persoon per jaar. NRC berekent in de Factcheck zelfs dat het structurele effect van alle maatregelen een lastenverzwaring in 2042 van ruim 1,2 miljard euro bedraagt. Per saldo is het beeld dus nog negatiever.

En per saldo is het beeld voor de kwetsbaren extra negatief. De PvdA wil dat mensen zeker zijn van eerlijke belastingen, maar vindt de rechtvaardigheid ver te zoeken. Terwijl de laagste inkomens er het minst op vooruitgaan, wordt het toptarief verlaagd tot onder de 50%. Huurders gaan er de helft op vooruit ten opzichte van kopers. Uitkeringsgerechtigden blijven achter bij mensen met een baan. En mensen in de Ziektewet verliezen zelfs gemiddeld €900 en in individuele gevallen duizenden euro's per jaar. Dat laatste vindt de PvdA niet alleen oneerlijk, maar echt asociaal. En dat terwijl Shell in Nederland geen winstbelasting betaalt, we de laagste effectieve belastingdruk op kapitaal kennen en de fiscaal geprivilegieerde positie van dga's onaangetast blijft.

Uit doorrekeningen van de diverse Miljoenennota's blijkt dat in 2017 de laagste inkomens er meer op vooruit zijn gegaan dan hogere inkomens. Dit is tot stand gekomen onder het kabinet-Rutte II. In 2018 geldt dat de hoogste inkomens er juist het meest op vooruit zijn gegaan. Dit is tijdens de formatiebesprekingen tot stand gekomen. Voor 2019 is de verwachting dat de laagste inkomensgroep er 1% op vooruitgaat, waar de midden- en hogere inkomens op een vooruitgang van 1,6% staan. Dit is tot stand gekomen onder het kabinet-Rutte III. Het resultaat vindt mijn fractie weinig sociaal. Wil de staatssecretaris op onze steun rekenen, dan moet het socialer.

De heer Schalk i (SGP):

Ik heb een vraag over de opmerking die mevrouw Sent maakte over Rutte II en de lage inkomens. In 2016 meen ik, heb ik een motie ingediend over de marginale druk, juist bij de lage inkomens, die enorm hoog was. Vorig jaar is dat nog een keer bevestigd door een motie van de heer Ester. Is het nou juist dat Rutte II ervoor gezorgd heeft dat de belastingdruk bij lage inkomens inderdaad zo laag was?

Mevrouw Sent (PvdA):

Ik haal dit uit de beantwoording van vragen in de Tweede Kamer. Uit de beantwoording van die vragen blijkt dat uit de doorrekeningen van diverse Miljoenennota's in 2017 de laagste inkomens er meer op vooruit zijn gegaan dan de hogere inkomens en dat dit juist in 2018 en in 2019 als gevolg van de formatiebesprekingen en als gevolg van het voorliggende pakket niet het geval is.

De heer Schalk (SGP):

Ik ben heel benieuwd of dat inderdaad zo meteen bevestigd zal gaan worden door de staatssecretaris. Maar ik heb er dan nog een vraag bij aan mevrouw Esther. Stel nou voor ...

Mevrouw Sent (PvdA):

Daar is ze weer!

De voorzitter:

Mevrouw Sent. Mevrouw Esther is helaas niet aanwezig in de Kamer, mevrouw Sent wel.

De heer Schalk (SGP):

Ik had me zo voorgenomen om Esther-Mirjam Sent altijd op de juiste manier aan te spreken: mevrouw Sent. Ik heb een vraag aan mevrouw Sent. Is zij het met de fractie van de SGP eens dat het tijd wordt om niet via de inkomstenbelasting te sturen op koopkracht en dergelijke? En dat iedereen aan het werk moet, zodat we een keer uit die valkuil komen voor de lagere inkomens, die toch als we de cijfers gekregen hebben nog met een hele zware marginale druk zitten?

Mevrouw Sent (PvdA):

Ik ben het met de heer Schalk eens dat we soms te ver doorgaan in het micro-instrumentalisme waar het gaat om de belasting. Daar kom ik in mijn spreektijd zo dadelijk nog over te spreken. Dus mogelijk is dat ook een aanleiding om nog even te interrumperen.

De voorzitter:

Daar komt menéér Ester. Ga uw gang, meneer Ester!

De heer Ester i (ChristenUnie):

Voorzitter. Het kost mij moeite om geen grappen te maken, maar ik slik ze in. Nog even over die zaken waarop geduid werd, rondom nivellering. Als ik de cijfers goed bekijk, dan zie ik dat de ginicoëfficiënt met 2,7% afneemt ten aanzien van het basispad. Ik kan mij eerlijk gezegd niet herinneren dat dat ooit in zo'n mate heeft plaatsgevonden. Daaraan gekoppeld het feit dat als je met een andere blik naar de cijfers kijkt rondom de marginale druk — collega Schalk wees daar ook al op — je daar ook een extreme nivellering in de komende periode ziet. Als je kijkt naar de bruto-inkomens rondom €15.000 en naar de bruto-inkomens rondom €50.000, drieëneenhalf keer meer, dan zie je dat daar netto een enorme nivelleringsslag plaatsvindt. Hoe duidt u die twee bevindingen in relatie tot de kern van uw betoog?

Mevrouw Sent (PvdA):

De kern van mijn betoog is gebaseerd op antwoorden die zijn geformuleerd naar aanleiding van vragen in de Tweede Kamer. Uit die antwoorden blijkt dat de laagste inkomensgroepen er het minst op vooruitgaan, de midden- en hoge inkomensgroepen het meest. Wat de ginicoëfficiënt betreft, is het heel erg spijtig dat de heer Reuten niet aan het debat deelneemt, want die kan hele goede methodologische betogen houden over de beperkingen van de ginicoëfficiënt als maatstaf voor inkomensongelijkheid.

De heer Ester (ChristenUnie):

Maar dat kunnen u en ik ook. We hebben de heer Reuten voor veel dingen nodig, maar niet voor deze kwestie.

Mevrouw Sent (PvdA):

Maar er zijn grenzen aan het gebruik van de ginicoëfficiënt als adequate maatstaf voor inkomensongelijkheid. Wat blijkt uit de doorrekening is dat de laagste inkomensgroepen er ongeveer 1% op vooruitgaan, de midden- en hoge inkomens 1,6%, en daarmee is het niet nivellerend.

De voorzitter:

De heer Ester, tot slot op dit punt.

De heer Ester (ChristenUnie):

Zeker. Je moet natuurlijk je kritiek op die ginicoëfficiënt niet alleen gebruiken als die goed uitkomt; je moet hem altijd gebruiken. Maar het feit blijft gewoon, als je kijkt naar de extreme marginale druk, dat ook die extreme nivellering opvalt, rondom die twee inkomensgroepen die heel elementair zijn, €15.000 en €50.000, waarbij er echt een extreme nivelleringsslag plaatsvindt. Dat komt uit dezelfde gegevens van dezelfde staatssecretaris. Dus hoe gaat u daarmee om?

Mevrouw Sent (PvdA):

Die nivelleringsslag zie ik niet als de laagste inkomens er het minst op vooruitgaan. Die nivelleringslag zie ik niet als mensen in de Ziektewet een grove maatregel voor de kiezen krijgen. Die nivelleringslag zie ik niet als huurders er minder op vooruitgaan dan kopers. Daar kom ik zo dadelijk nog over te spreken.

Waar was ik gebleven? Ik ga toch nog denk ik eventjes de studie van het Centraal Planbureau erbij halen. Had ik die al ... ?

De voorzitter:

Dat kan ik u zeggen. U was gebleven bij "Wil de staatssecretaris op onze steun rekenen, dan moet het socialer." Dan komt u in het verlengde van de denivellering terecht. Om u even te helpen, ik heb uw tekst voor mijn neus liggen.

Mevrouw Sent (PvdA):

O daar, ja: "dan moet het socialer". Zeker, dat ga ik nog een keertje herhalen.

Wil de staatssecretaris op onze steun rekenen, dan moet het socialer.

In het verlengde van deze denivellering heeft mijn fractie grote moeite — ik had het er net al over in mijn gesprekje met de heer Ester — met het voorstel om per 2020 voor nieuwe Ziektewet-uitkeringsgerechtigden zonder werk de ZW-uitkering niet mee te laten tellen als inkomen dat bepalend is voor de hoogte van de arbeidskorting. Kan de staatssecretaris mij nog eens uitleggen waarom hij meent dat zieken zonder werk erop achteruit moeten gaan?

Met het oog op denivellering vraagt de verhoging van het lage btw-tarief van 6% naar 9% extra aandacht. Het risico bestaat dat lagere inkomensgroepen relatief harder geraakt worden door deze maatregel omdat zij verhoudingsgewijs meer uitgeven aan goederen en diensten die lager worden belast. Om het effect op verschillende inkomensgroepen te kunnen beoordelen is inzicht vereist in de bestedingspatronen van individuele huishoudens. Deze bestedingspatronen zijn te vinden in de laatst bruikbare CBS-budgetenquête van 2004. Op deze gegevens is de meest recente analyse van het CPB gebaseerd en die analyse dateert van 2014. Deze studie suggereert dat de btw een regressieve belasting is. Dat wil zeggen, als percentage van het besteedbaar inkomen is de effectieve btw-druk lager voor hogere dan voor lagere inkomens.

Voor mijn fractie zijn de CBS-gegevens te verouderd voor een adequate beoordeling en vraagt de CPB-studie om een aanpassing, want deze analyseerde de afschaffing van het verlaagde tarief onder verlaging van het standaardtarief. Dat is nu niet aan de orde en daarom vraag ik de staatssecretaris of hij bereid is de gevolgen van de voorliggende verhoging van de btw voor verschillende inkomensgroepen in kaart te brengen, zodat deze meegewogen kunnen worden bij de behandeling van de volgende Miljoenennota.

Voorzitter. Onze algemene zorgen over micro-instrumentalisme — daar hadden we het eerst ook al over — gelden ook voor de vergroeningsmaatregelen uit het voorliggende pakket.

De heer Backer (D66):

Voorzitter. Ik was niet snel genoeg. Even terug naar de btw. U vraagt naar een studie. Staat voor u de uitkomst eigenlijk vast? Of laat ik het andersom vragen, vindt u het zonder die studie eigenlijk onverantwoord om iets aan de btw te doen? Is dat de portee van uw betoog? Of is het eigenlijk meer het willen weten wat de effecten zijn voor beter inzicht, waar natuurlijk niemand tegen kan zijn?

Mevrouw Sent (PvdA):

Ik denk dat het bij al deze maatregelen zinvol is om te weten hoe de diverse groepen daardoor geraakt worden en om ook compensatie te bieden waar we dat ideologisch wenselijk vinden. Die compensatie hoeft er dan niet in te liggen dat we de btw-verhoging terugdraaien. Die kan ook op andere terreinen liggen. Maar het inzicht op dit moment ontbreekt om goed grip te krijgen op hoe de verschillende inkomensgroepen geraakt worden door een verhoging van het lage btw-tarief.

Onze algemene zorgen over micro-instrumentalisme gelden ook voor de vergroeningsmaatregelen uit het voorliggende pakket. En ook hier vrezen wij dat de zwakste schouders de zwaarste lasten moeten dragen. Burgers en bedrijven moeten het gevoel krijgen dat de rekening van de klimaattransitie eerlijk verdeeld wordt, zo meent de PvdA.

Dat is nu niet het geval. Neem de ODE-heffing op gas en stroom die in deze Kamer in behandeling is. Burgers en bedrijven leveren geen evenredige bijdrage. Immers, de tarieven voor huishoudens liggen 13 tot 66 keer zo hoog als voor sommige bedrijven. En dat terwijl lage inkomensgroepen eenvoudig kunnen worden ontzien door een verhoging van de teruggave aan energiebelasting via de energierekening.

De heer Van Strien i (PVV):

Je kunt die energiebelasting leggen waar je wilt, hij komt natuurlijk gewoon bij de consument terecht. Dus mijn vraag aan mevrouw Sent is of zij zich realiseert dat als je meer bij de industrie, meer bij de elektriciteitsproducenten legt, dat uiteindelijk gewoon bij de consument terechtkomt. Mijn vraag is of zij zich dat realiseert.

Mevrouw Sent (PvdA):

Wat dan kan gebeuren is een verhoging van de teruggave aan de energiebelasting via de energierekening. Het is ook nog eens een keer nivellerend om dat op die manier te doen.

De Nederlandsche Bank bepleit een forse belasting op de uitstoot van CO2. Blijkens onderzoek van DNB heeft een belasting van €50 per ton CO2 geen grote gevolgen voor de Nederlandse economie. Het kan zelfs leiden tot groei. Is de staatssecretaris het met ons eens dat één robuuste en effectieve CO2-heffing een goed alternatief vormt?

En hoe kijkt hij aan tegen de positie van huurders bij energiebesparingsmaatregelen? Zij hebben immers vaak zelf geen invloed op verduurzaming van de woning, en corporaties kunnen onmogelijk alle woningen in korte tijd onder handen nemen. Het idee dat belastingverhoging op aardgas tot forse energiebesparingsmaatregelen leidt, is dus maar ten dele waar. Het gevolg is dat een groot deel van de huurders langere tijd extra belasting zal moeten betalen, terwijl zij zelf geen invloed kunnen hebben op de timing waarop de verhuurder besluit energiebesparingsmaatregelen te nemen. Wil de staatssecretaris dit voor zijn verantwoordelijkheid nemen?

Het voorstel om de bpm-teruggaafregeling voor taxi's en openbaar vervoer met ingang van 1 januari 2020 af te schaffen roept de vraag op om het verwachte milieueffect te becijferen. En hoe verhoudt dit milieueffect zich tot de kostenstijging van het zorgvervoer?

Voorzitter. De relatie tussen de Wet aanpassing kansspelbelasting voor sportweddenschappen en de Wet kansspelen op afstand komt op mijn fractie als verwarrend over. Een aantal zaken uit het eerste wetsvoorstel zou naar de mening van mijn fractie juist in het laatste wetsvoorstel geregeld moeten worden. Zo wordt in het wetsvoorstel waarover wij vandaag debatteren bepaald dat een promotioneel kansspel op afstand niet zal worden aangemerkt als een kansspel op afstand. Maar hoort een dergelijke bepaling niet thuis in een wet die gaat over het regelen van kansspelen op afstand en niet in een wet op de kansspelbelasting, zo vraag ik de staatssecretaris.

De PvdA is er een voorstander van dat aanbieders van landgebonden sportweddenschappen belastingplichtig worden, laat daar geen misverstand over bestaan. Maar waarom kiest de staatssecretaris er niet voor om de spelers óók te belasten?

Voorzitter. De vervanging van de fiscale aftrek van uitgaven voor monumentenpanden door een subsidieregeling kan op de steun van mijn fractie rekenen. Dat wil zeggen, het concept steunen wij. Echter, de details van de subsidieregeling zijn naar de mening van mijn fractie onvoldoende duidelijk. Zo worden aanvragen slechts op hoofdlijnen gecontroleerd, zodat van een kwaliteitstoets bij een subsidieaanvraag ook in het nieuwe stelsel geen sprake is. Hoe kan bij een toets achteraf nu de beoogde kwaliteitsborging worden gerealiseerd? Hier kan de minister toch geen verantwoordelijkheid voor willen nemen?

Erger, het subsidiepercentage wordt bij overschrijding van het subsidieplafond naar beneden bijgesteld. Dat begrijpen wij uiteraard vanuit het perspectief van de subsidieverstrekker. Maar vanuit het perspectief van de subsidieaanvrager is het onbegrijpelijk dat een aanvraag om budgettaire redenen maar deels wordt gehonoreerd, terwijl het onderhoud in het voorafgaande jaar al wel is gepleegd. En meent de minister dat mensen grote financiële verplichtingen op zich zullen nemen zonder duidelijkheid over de subsidie?

Voorzitter. De belastingontwijkingsmaatregelen uit het voorliggende pakket kunnen op de warme steun van de PvdA rekenen. We vinden het goed dat schuldfinanciering in de vennootschapsbelasting minder aantrekkelijk wordt gemaakt. Maar de mogelijkheden om corporaties uit te zonderen op ATAD 1 zijn naar onze mening onvoldoende onderzocht. De gevolgen voor de lastenontwikkeling voor de woningcorporaties achten wij onacceptabel. De aangehouden motie-Van Apeldoorn c.s. over de belastingdruk voor woningcorporaties is dan ook medeondertekend door ons. Wij vrezen dat de totale belastingdruk voor de woningcorporaties de afgesproken investeringen in de nieuwbouw van sociale huurwoningen en de verduurzaming van de bestaande sociale huurwoningen in de weg staat. En wat ons betreft moeten er dan mitigerende maatregelen komen.

Voorzitter. De voorliggende voorstellen richten zich op maatregelen die uitvoerbaar zijn voor de Belastingdienst.

De heer Van Rij i (CDA):

Ik zou graag even willen terugkomen op de passage die mevrouw Sent zojuist uitsprak over de woningbouwcorporaties. Op zichzelf is duidelijk dat ATAD en de beperking van de renteaftrek ook de woningbouwcorporaties fors raakt. Alleen, is zij niet met mij bevreesd dat als je daar voor een uitzonderingspositie gaat pleiten, je dan al heel snel in strijd komt met het Europees recht? Ik ben ook wel benieuwd of mevrouw Sent de verzachtende maatregelen waarvoor zij pleit in de fiscale sfeer of in de niet-fiscale sfeer ziet, want ik denk dat wij al snel tegen het Europees recht gaan aanlopen.

Mevrouw Sent (PvdA):

Ik heb het gevoel dat het kabinet zich onvoldoende heeft ingespannen om de corporaties uit te zonderen van ATAD 1. Als daadwerkelijk blijkt dat die uitzondering niet mogelijk is, als dat inmiddels een gepasseerd station is, dan moeten er andere mitigerende maatregelen komen als de consequenties voor de verduurzaming en voor de opdracht van de woningcorporaties zodanig zijn dat wij ze onwenselijk achten. Mijn zorgen liggen op dat terrein.

De heer Van Rij (CDA):

Als ik goed luister, dan verwacht u eigenlijk niet zo gek veel van die uitzonderingssituatie omdat wij dan tegen het Europees recht aanlopen. Dan gaat het dus om de verzachting. Is de PvdA-fractie dan ook bereid om te pleiten voor bijvoorbeeld een andere vormgeving van de verhuurdersheffing?

Mevrouw Sent (PvdA):

Als dat mitigerende maatregelen zijn waarmee de afgesproken investeringen in de nieuwbouw van sociale woningen en de verduurzaming van de bestaande sociale huurwoningen gerealiseerd kunnen worden, dan zijn dat maatregelen waar wij graag naar zullen kijken.

De voorliggende voorstellen richten zich op maatregelen die uitvoerbaar zijn voor de Belastingdienst met inachtneming van stapelingsrisico's, zo hebben wij geleerd tijdens de zeer gewaardeerde technische briefing door een indrukwekkend aantal ambtenaren van het ministerie van de staatssecretaris. Maar hoe zit het eigenlijk met de uitvoerbaarheid van het voorliggende pakket voor burgers, zo vraag ik de staatssecretaris.

De Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid schrijft in zijn rapport "Weten is nog geen doen" dat mensen de wet niet alleen moeten kennen, maar ook moeten kunnen. Een realistisch beeld van mensen leert dat weten niet altijd leidt tot doen, dat doen-vermogen is begrensd, dat het afneemt door stress of mentale belasting en dat het in de beste kringen voorkomt. Het kabinet heeft dit realistisch perspectief omarmd en schrijft in zijn brief van 29 juni jongstleden dat de overheid vooraf zal toetsen of beleid en regelgeving doenlijk is voor de burgers. Graag verneem ik daarom van de staatssecretaris op welke wijze dit bij het voorliggende pakket is getoetst.

Informateur Herman Tjeenk Willink refereert in een bijlage van zijn eindverslag aan de Brits-Franse dramafilm I, Daniel Blake, waarin een 59-jarige Engelse meubelmaker na een hartinfarct voor het eerst in zijn leven hulp nodig heeft van de overheid, maar verstrikt raakt in de bureaucratische rompslomp. Tjeenk Willink noemt die film omdat burgers ook in Nederland volgens hem slachtoffer worden van regels, formulieren en een verstikkende bureaucratie. Dat leidt volgens hem tot groot ongenoegen.

Laat ik een voorbeeld geven uit de portefeuille van de staatssecretaris. Een alleenstaande ouder met een deeltijdbaan en twee kinderen heeft te maken met 12 inkomstenelementen, 18 verschillende formulieren en 80 betalingsmomenten per jaar. Hoe beoordeelt de staatssecretaris de "doenlijkheid" hiervan? Wordt de mentale belasting in dit voorbeeld laag gehouden? Wordt de cumulatie van lasten tegengegaan? Zo nee, wat mogen we dan van de staatssecretaris verwachten ter verbetering van de "doenlijkheid" van belastingwetgeving?

Ik rond af.

De heer Backer (D66):

Dat zou ik jammer vinden, voorzitter, en daarom plaats ik nog even een interruptie.

Kan mevrouw Sent zich voorstellen dat er spanning zit tussen het eerste deel van haar betoog, waar het gaat om rechtvaardigheid, inkomensachteruitgang en het bedienen van de juiste groepen naar vraag en afhankelijkheid, en het laatste deel van haar betoog? Wat wij veel in wetgeving zien, is toenemende complexiteit en dat heeft een oorzaak. Die oorzaak is vaak dat wij streven naar verfijning — instrumentalisme noemde de heer Ester dat — en het proberen zo rechtvaardig mogelijk oplossingen te vinden. Dan zou dit het resultaat ervan kunnen zijn. Ik denk dat er ook een afweging zit tussen deze twee elementen. Is mevrouw Ester dat met mij eens? Dat is overigens een grapje.

De voorzitter:

Mevrouw Sent. Oh, het is een grapje.

Mevrouw Sent (PvdA):

Nou, ik vind het helemaal niet grappig, hoor.

De heer Backer (D66):

Nee.

Mevrouw Sent (PvdA):

Het allereerste deel van mijn betoog ging over de commissie-Van Dijkhuizen. De commissie-Van Dijkhuizen doet juist een groot aantal aanbevelingen om aftrekposten samen te voegen en om betalingen op een andere manier te laten plaatsvinden, waardoor het voorbeeld dat ik heb aangedragen niet meer aan de orde is. Het begin en het eind van mijn betoog sluiten dus wel op elkaar aan. Ik ben het er wel mee eens dat het bij al dit soort maatregelen belangrijk is om naar de efficiëntie en rechtvaardigheid van de maatregelen te kijken. Daar zal een goede balans in moeten worden gevonden. De commissie-Van Dijkhuizen heeft daar mooie aanbevelingen over gedaan, maar het kabinet heeft daar helaas geen vervolg aan gegeven bij de formatie.

De heer Backer (D66):

Net als het vorige kabinet, stel ik vast, maar ik kom straks zelf nog terug op dit onderwerp.

Mevrouw Sent (PvdA):

Maar het vorige kabinet had dit niet bij de formatie op tafel liggen.

Ik rond af. In het omvangrijke pakket dat voor ons ligt, wordt aan een indrukwekkend aantal knoppen gedraaid. Toch stelt het teleur. Het is niet rechtvaardig, omdat de laagste inkomens er het minst op vooruitgaan. Om van de grove ziektewetmaatregel nog maar te zwijgen. Het is niet doelmatig, want de invoering van het tweeschijvenstelsel heeft nul effect op de werkgelegenheid. Het is ingewikkeld, want het micro-instrumentalisme tiert welig. En terwijl aan de knoppen wordt gedraaid, blijft de beloofde revisie van de "machine" zelf achterwege. Toeslagen, inkomensafhankelijke regelingen en aftrekposten blijven allemaal bestaan. De toezegging van de staatssecretaris om de bouwstenen voor stelselverbeteringen klaar te leggen voor het volgende kabinet is voor de PvdA "too little, too late". Het is laakbaar dat het kabinet 6,4 miljard euro aan publiek geld uitgeeft zonder een fundamentele belastinghervorming door te voeren. Daarmee regent het gemiste kansen.

En daarom kijken wij met extra belangstelling uit naar de antwoorden van de staatssecretaris en minister op onze vragen.

De voorzitter:

Dank, mevrouw Sent.

Het woord is aan de heer Van de Ven.