Plenair Schalk bij debat over het eindrapport van de staatscommissie parlementair stelsel, het eerste deel van de kabinetsreactie, de uitvoering van de motie-Schalk c.s. en de met de regering gevoerde correspondentie over dit onderwerp



Verslag van de vergadering van 4 februari 2020 (2019/2020 nr. 19)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 16.59 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Schalk i (SGP):

Voorzitter, in de hoop dat u mij niet gaat corrigeren bij mijn eerste zin: vandaag hebben we het over het klimaat. Niet over de warme januarimaand, waardoor de narcissen in mijn woonplaats al een paar weken bloeien, maar over de verkilling in het maatschappelijk klimaat. Over het knagende gevoel van mensen dat ze geen grip meer hebben op hun land, hun leven en hun toekomst.

Hoe komt dat en wat is ons antwoord? Voor die vragen staan we vandaag. Want er verandert wezenlijk iets. De staatscommissie-Remkes heeft de trends geduid: bevolkingsgroei, toegenomen welvaart, grotere etnische heterogeniteit, massale toetreding van vrouwen op de arbeidsmarkt, verminderde betekenis van ideologische verschillen en religie, afscheid van de verzuilde samenleving, toenemende betekenis van identiteit, internationalisering en digitalisering. Wat een rij! En daar is meer aan toe te voegen: allerlei ontwikkelingen die iets met ons doen. Ze hebben allemaal invloed op onze samenleving en dus op ons parlementair stelsel. Afhankelijk van onze voorkeuren wrijven we de handen in elkaar of zitten we met onze handen in het haar. Wat voor de een vooruitgang is, betekent voor de ander teloorgang van waarden en normen.

Mijn partij, de SGP, geeft in haar naamgeving de voorkeuren al aan: Staatkundig en Gereformeerd. Dat zijn de kernwoorden voor onze partij. Laat ik duiden wat daarmee onder woorden wordt gebracht vanuit de beginselen. Allereerst een belijdenis: God de Heere regeert. En, God heeft ons een overheid gegeven, ten goede. De overheid zien wij als dienares van God, gegeven om chaos en anarchie te voorkomen.

In een democratische rechtsstaat is deze gedachtegang van cruciaal belang. Zonder rechtsstaat geen democratie, en zonder democratie geen rechtsstaat. Dat betekent dat we wel heel zorgvuldig moeten omgaan met die democratische rechtsstaat. Ook de staatscommissie beklemtoont dat. De naam van het rapport spreekt boekdelen. Lage drempels, zeker, om het zoute water nog door te laten, schrijven ze zelf. Oftewel, om de invloeden van de tijd op het stelsel te laten inwerken. Maar ook hoge dijken, ter bescherming van diezelfde rechtsstaat, een democratische rechtsstaat die zijn oorsprong vindt in de Acte van Verlatinghe, nog ver voor 1648, namelijk uit 1581: een onafhankelijkheidsverklaring in reactie op de tirannie van de koning van Hispanje.

Helaas heeft ons land vaker gezucht onder tirannie. Niet voor niets is er in de Handelingenkamer van dit huis een halflege plank, die ons eraan herinnert dat er vijf jaar lang geen democratische rechtsstaat was, maar overheersing. Dit jaar vieren we 75 jaar bevrijding. Daarmee vieren we ook 75 jaar onafgebroken democratie in Nederland, iets om dankbaar voor te zijn, iets om te bewaren en te bewaken. In dat licht kijkt mijn fractie naar het rapport van de staatscommissie parlementair stelsel, en ook naar het eerste deel van de kabinetsreactie daarop. We zien natuurlijk uit naar het tweede deel. Kan de minister aangeven wanneer dat tweede deel wordt verwacht? En kan hij ook aangeven waarom het zolang moest duren?

Voorzitter. De staatscommissie heeft een zeer compleet verhaal neergelegd: de waarden van de democratische rechtsstaat, het parlementaire stelsel, de duiding van de maatschappelijke werkelijkheid, de levende democratie door alle mogelijke vormen van inspraak van de burger en van het parlement. Complimenten daarvoor! Het is niet alleen een helder overzicht, maar het geeft ook goed weer hoe een en ander werkt en waar eventueel de schoen wringt. Dat leidt tot conclusies en aanbevelingen. Voor ons is het nu de kunst om te bezien wat we daarmee moeten doen, maar ook wat we niet moeten doen, zoals selectief winkelen.

Velen in deze Kamer waren op z'n minst onaangenaam verrast toen, net na de verkiezingen van de Provinciale Staten en vervolgens van de Eerste Kamer, er een wet in consultatie werd gegeven die de verkiezing van de Eerste Kamer terugbrengt naar de vorige eeuw, namelijk naar 1983. Mijn fractie kon zich niet aan de indruk onttrekken dat dit als een soort anti-Forumwet moest worden gezien: een plotselinge opkomst van een nieuwe partij, die op een haar na de grootste werd in de Eerste Kamer. Misschien is het symptomatisch? Ik vraag dat aan de minister. Er gebeurt iets in de samenleving. De regering gaat dat probleem eigenlijk technocratisch te lijf. Mijn vraag aan de minister is: waarom kiest de regering voor deze route? Is de minister het met mijn fractie eens dat daarmee eigenlijk een krachtig signaal van de burger half gesmoord wordt?

Voorzitter. De SGP was in ieder geval geen voorstander van het indienen en behandelen van dat wetsvoorstel voordat een gedegen gesprek over het rapport-Remkes zou hebben plaatsgevonden. Daarom is de motie-Schalk ingediend, die ook vandaag ter discussie staat en waar ik natuurlijk even op in moet gaan. Ik weet dat er staatsrechtelijk van alles over te zeggen is, maar die motie werd desondanks door meer dan tweederdedeel van de Eerste Kamerleden ondersteund. Hoe duidt de regering dit krachtige signaal? Ik dank de minister en de regering dat zij in ieder geval deels gehandeld hebben naar het dictum van die motie, waarin gevraagd werd om het wetgevingsproces te stoppen totdat er een debat over het rapport is geweest. De motie heeft overigens ruimte gelaten voor het afhechten van de internetconsultatie en van de consultatie die destijds liep onder de Provinciale Statenleden. Kan de minister toezeggen dat de beide consultaties ook inzichtelijk worden voor deze Kamer?

Voorzitter. De motie-Schalk was eigenlijk niet nodig geweest als de regering gehandeld had naar haar eigen woorden in het eerste deel van de kabinetsreactie, over een gedifferentieerde benadering. Ik citeer: "De inzet van het kabinet is om in de huidige kabinetsperiode concrete stappen te zetten op het pad van deze modernisering. Tegelijkertijd hecht het kabinet ook aan zorgvuldigheid in dit proces. Daarin past het voornemen de dialoog met de samenleving en direct betrokkenen over deze agenda te blijven voeren juist wanneer de voorstellen verder worden uitgewerkt." Kan de minister aangeven hoe een stap terug naar 1983 recht doet aan de modernisering? Hoe kijkt de regering aan tegen de gevolgen voor kleine partijen? Hoe duidt de minister het wetgevingsproces in het licht van de toegezegde zorgvuldigheid in het proces en de dialoog met samenleving en directbetrokkenen? Op welke wijze wil de regering trouwens in z'n algemeenheid de dialoog aangaan met betrokkenen op thema's die aangereikt worden vanuit de staatscommissie?

Voorzitter. De fractie van de SGP denkt dat het van belang is om keuzes te gaan maken uit de opbrengsten van de staatscommissie. In de samenvatting van het rapport Lage drempels, hoge dijken staan 36 aanbevelingen voor de verbetering van de democratie, 23 aanbevelingen om de democratische rechtsstaat weerbaarder te maken en 24 aanbevelingen om het parlement te versterken, oftewel: 83 aanbevelingen. Het is onmogelijk om ze in kort tijdsbestek allemaal te bespreken. De staatscommissie heeft een top zeven geformuleerd. Kan de minister aangeven welke onderdelen van deze top zeven passen bij wat de regering van plan is om te gaan doen? Op welke wijze wil de regering in de toekomst juist in samenspraak met beide Kamers komen tot gerichte keuzes uit die 83 aanbevelingen?

Voorzitter. Mijn fractie wil vandaag ook de hand in eigen boezem steken. Een belangrijk element van de werkzaamheden van de Eerste Kamer is de constitutionele toetsing en het waken over de Grondwet. De Grondwet heeft meer aan hoge dijken dan aan lage drempels. Toch leert de praktijk dat partijpolitiek en/of het regeerakkoord af en toe prevaleren boven de rechtsstatelijke eisen om de Grondwet hoog te houden. Ik kan zomaar enkele voorbeelden noemen waar, alle waarschuwingen van de Raad van State ten spijt, de Grondwet aan de kant werd geschoven.

Voorzitter. Vandaag is het debat gericht op de minister, maar deze les zou ik wel willen trekken voor de Eerste Kamer: laten we ons nadrukkelijk bezinnen op de taak van de Eerste Kamer waar het gaat om de constitutionele toetsing. Daar wil ik volgende week bij het gesprek in het College van Senioren ook op terugkomen. Stel dat we die route van constitutionele toetsing of een constitutioneel hof opgaan, dan is dat in ieder geval nog jaren ver weg, ook al zouden we dat vandaag met z'n allen willen. Ik zou graag de mening van andere fracties hierover horen en ik zou willen voorstellen om een, wellicht tijdelijke, commissie in het leven te roepen, die zich over deze specifieke problematiek buigt. Een tweede optie is om daarbij ook de Tweede Kamer te betrekken omdat het een kwestie is voor het hele parlement, zoals het rapport-Remkes ons aanreikt. Een derde optie zou zijn om in lijn met de afspraken over integriteit, dus regelmatig afstemmen in het College van Senioren of in een jaarlijks debat over integriteit, iets te doen rond de vraag hoe we omgaan met onze Grondwet, de democratie en de rechtsstaat.

Maar dit debat moet verder gaan dan alleen een reflectie op de staatscommissie, het handelen van de regering en misschien ook de reflectie op ons eigen handelen. Er is immers de vinger gelegd bij de zere plek van de tekortschietende inhoudelijke representatie. De staatscommissie koppelt dat heel nadrukkelijk aan de tweedeling in de samenleving. In deze chambre de réflexion past daarbij een diepere duiding

De heer Dittrich i (D66):

Ik ben een beetje laat met mijn interruptie, want wat u voorstelde rond een commissie moest nog even indalen. Die commissie zou dan kijken naar het thema van de constitutionele toetsing, begrijp ik. Zegt de heer Schalk daarmee dat wij als Tweede Kamer en Eerste Kamer ons werk beter moeten doen en dat we met z'n allen te rade moeten gaan hoe we dat moeten doen, in afwachting van een constitutioneel hof of een andere manier van constitutionele toetsing? Is dat de inzet van de commissie die u voorstelt?

De heer Schalk (SGP):

Dank u wel voor deze mooie vraag, want ik denk er inderdaad over na. We kunnen natuurlijk vandaag tegen elkaar zeggen: jongens, we moeten ... Nee, sorry, we zeggen natuurlijk: geachte leden van de Staten-Generaal, we moeten ervoor zorgen dat we de Grondwet hooghouden. Ik heb nog niet zo heel lang ervaring in deze Kamer, bijna vijf jaar, maar ik heb al een aantal keren gemerkt dat om partijpolitieke redenen of omdat er iets in een regeerakkoord staat, er een nadrukkelijk advies van de Raad van State aan de kant wordt geschoven. Dat zijn keuzes die we blijkbaar met elkaar dragen. Ik ben op zoek naar een manier waarop we elkaar daarop zouden kunnen aanspreken. Hoe kunnen we bewaken dat we dat grondwettelijke kader heel gemakkelijk wegschuiven op het moment dat het ons even goed uitkomt? Want uiteindelijk moet de Nederlandse burger er toch van op aan kunnen dat wij als Eerste Kamer, als het laatste gremium dat naar een wet kijkt, juist de Grondwet bewaken. Dat zou met een commissie kunnen, maar "commissie" klinkt wel meteen heel zwaar. Het mag ook een werkgroep of een methode zijn. Vandaar dat ik dat hier voorstelde. Ik ben op zoek naar een manier waarmee we regelmatig kunnen bekijken of we het eigenlijk wel goed doen. Dat er dan in de toekomst misschien een constitutioneel hof komt of wat dan ook, is tot daar aan toe; dat komt later wel.

De heer Dittrich (D66):

Dan constateert u eigenlijk dat er een leemte is in de rechtsbescherming van de burger, want die kan de wet niet laten toetsen aan de Grondwet door de Nederlandse rechter. In uw verhaal doet het parlement zijn werk ook niet echt optimaal, om het zo maar te formuleren. Is dat dan eigenlijk niet een pleidooi om constitutionele toetsing toe te laten?

De heer Schalk (SGP):

Het is niet alleen mijn conclusie dat wij ons werk wat dat betreft niet helemaal volledig goed doen. Dat is ook nadrukkelijk een conclusie die we terug kunnen vinden in het rapport van de commissie-Remkes. Dat betekent dat constitutionele toetsing misschien zou kunnen helpen. Ik wil daar graag nog diep over nadenken. Maar zolang dat er niet is, moeten wij als Eerste Kamer onze rolvastheid ook bewaken, juist op dit punt, want het gaat echt over de grondwettelijke verankering van de rechten van onze burgers.

De heer Ganzevoort i (GroenLinks):

Ik kan niet zeggen hoe blij ik ben met deze woorden. Het is mij werkelijk uit het hart gegrepen. Tegelijkertijd moeten we toch denken: hoe concreet kunnen we dit maken? De heer Schalk zegt terecht dat er het risico is dat we om partijpolitieke of coalitieachtige redenen iets anders doen. Laat ik een concreet voorbeeld noemen. Een paar jaar geleden hadden we hier het wetsvoorstel over een gedeeltelijk verbod op gezichtsbedekkende kleding. Inmiddels is dat een wet geworden. De Raad van State gaf toen een niet mis te verstaan advies over de grondwettelijkheid en grondrechtelijkheid. Precies op dat punt zijn allerlei keuzes gemaakt en is de wet aangenomen met een meerderheid, ondanks dat advies. Mijn vraag aan de heer Schalk is: wat is er nou nog meer nodig om ons ons werk goed te laten doen? Hoe reflecteert hij daar terugkijkend op?

De heer Schalk (SGP):

Ik dank de heer Ganzevoort voor dit voorbeeld. Ik had zelf twee andere voorbeelden in gedachten. Het eerste voorbeeld is de samenwerkingsschool. We hebben toen zelfs nog een extra voorlichting gevraagd aan de Raad van State. De Raad van State was opnieuw vernietigend, maar deze Kamer koos anders. Het tweede voorbeeld dat ik in gedachten had was de benoeming van burgemeesters en commissarissen van de Koning. Dat werd echt afgeraden, maar deze Kamer deed toch wat anders op basis van het regeerakkoord. Dan kom je aan de cruciale vraag: wat moet deze Kamer dan nog meer doen? Misschien moeten we beginnen met elkaar daar echt op aan te spreken. Ik begrijp dat dit tijdens een debat soms heel ingewikkeld is. We proberen het daar wel, maar blijkbaar zijn er partijpolitieke redenen waarom iemand dan uiteindelijk alles afwegend met een wetsvoorstel akkoord gaat. Maar is het daarmee klaar of mogen we ons ook een keer een spiegel voorhouden door met een commissie na te gaan hoe we het hadden moeten aanpakken en te bekijken of het klopt? Wat doen we hiermee voor de burger die ook zit te kijken naar de Kamer en denkt: als het ze goed uitkomt, maakt het ze niet uit wat er in de Grondwet staat, maar op andere momenten wel.

De heer Ganzevoort (GroenLinks):

Ook met deze voorbeelden ben ik blij. De heer Schalk weet dat wij als fractie voor de wet over de samenwerkingsscholen waren, maar dat we tegen hebben gestemd vanwege precies dit punt.

De heer Schalk (SGP):

Dat is bijzonder.

De heer Ganzevoort (GroenLinks):

Dat deden we precies omdat we vonden dat de Grondwet bepalend zou moeten zijn. Als je het anders wilt regelen en het niet eens bent met de Grondwet op dat punt, dan moet je de Grondwet aanpassen. Die lijn hebben we willen volgen.

De heer Schalk (SGP):

Zo is dat.

De heer Ganzevoort (GroenLinks):

Het lastige is dat het het meest nauw luistert bij de grondrechten van burgers. Er staan dingen in de Grondwet waarbij een keer misschien wat water bij de wijn zou kunnen, maar dat geldt niet voor de grondrechten van burgers. Ik weet dus niet of een algemene discussie over het feit dat we dat meer moeten doen, zal helpen. Dat is toch een soort algemene schuldbelijdenis in de kerk waarbij je zegt: we hebben allemaal gezondigd, laten we het allemaal niet meer doen. Het gaat om concrete discussies en concrete voorstellen. Ja, ik spreek de heer Schalk aan op een taal die hij kent.

De heer Schalk (SGP):

Ja, dat is niet verkeerd.

De heer Ganzevoort (GroenLinks):

Het gaat dus om de concrete voorstellen, want daarbij moet het echt gebeuren. Als we dan niet luisteren, dan komen we er nog niet.

De heer Schalk (SGP):

Ik begrijp dat. Ik herken het voorbeeld van de samenwerkingsscholen. Ik weet dat GroenLinks daar zo in stond. Mijn fractie heeft juist op basis van de vrijheid van onderwijs uit artikel 23 gezegd dat het niet paste, zoals de Raad van State ook aangaf. Misschien zijn de drie voorstellen die ik zonet noemde nog te klein. Een vierde voorstel, dat ik haast niet durfde te doen, maar nu toch maar zal noemen, is wellicht dat we elkaar hier in een debat wél op aanspreken als er echt termen zijn dat er grondwettelijke toetsing aan de orde is. Tijdens een debat zouden we misschien de moed moeten hebben om met elkaar te zeggen dat we het extra laten toetsen als het zo'n belangrijk vraagpunt is. Dat komen we niet heel vaak tegen, maar waarom zouden we dat niet doen? Ik weet niet of het Reglement van Orde dat toelaat; ik kijk natuurlijk onmiddellijk naar de Voorzitter en de Griffier, want zij zullen dat ongetwijfeld uit kunnen zoeken. Zijn er mogelijkheden waardoor we even een pas op de plaats kunnen maken? Soms gebeurt het op heel andere gronden. Vandaag is bijvoorbeeld een stemming een weekje uitgesteld op hele andere gronden. Zou dat dan niet op basis van de grondwettelijke vrijheden moeten kunnen?

De voorzitter:

Het Reglement van Orde stellen we zelf vast.

De heer Cliteur i (FvD):

Een heel klein vraagje aan de heer Schalk. Ik vond de vraag van collega Ganzevoort over het verbod op gezichtsbedekkende kleding erg interessant. Ik weet dat de SGP een lange traditie van religieus denken heeft. Dus het is eigenlijk een kwestie waarover u dus een oordeel zou kunnen hebben. Mijn vraag is de volgende. Als iets zowel in de Tweede Kamer als in de Eerste Kamer uitvoerig bediscussieerd is, hoe zouden een paar leden van de Raad van State u dan helemaal op een andere gedachte moeten brengen? Ik vraag mij dat echt oprecht af. Ik kan mij eerlijk gezegd niet voorstellen dat dat het geval is. Ik ben zelf geneigd om het volgende te denken. Als je alle argumenten hebt gewogen, dan is dat toch typisch iets waarover hier het laatste woord zou kunnen klinken? Daar heb je dan toch verder helemaal geen oordeel van de Raad van State meer bij nodig?

De heer Schalk (SGP):

Dat is een heel interessante vraag van de heer Cliteur, maar hij heeft die geschiedenis natuurlijk even niet meegemaakt een paar jaar geleden. En dat is nou precies het punt. Wat betreft alle voorbeelden die de heer Ganzevoort en ik hebben genoemd, heeft de Raad van State een helder oordeel gegeven. Dan gebeurt er van alles en nog wat in de Tweede Kamer, ongetwijfeld op een hele zorgvuldige en goede manier. Somtijds worden er ook nog amendementen toegevoegd die soms een stevige invloed hebben op de uiteindelijke uitkomsten van dat wetsvoorstel. Dan is het juist helemaal niet verkeerd om de Raad van State nogmaals om een oordeel te vragen. Stel dat je er tijdens zo'n debat achter komt dat iets toch wel heel erg massief en stevig is. Nou, laten we dan de moed hebben om te zeggen: we parkeren die wet even, want we willen nog een keer echt allemaal gehoord hebben of we op het goede spoor zitten.

De heer Kox i (SP):

Ik vind het goed dat collega Schalk zegt dat we na moeten gaan denken over hoe we met dit soort zaken omgaan. Om dat tijdens een debat over een wetsvoorstel te doen: ik ben ook een vroom mens maar daar geloof ik niet in, want dat gaat niet lukken. Ik vind dat we dat van tevoren moeten doen. Zeker dankzij de voorstellen van de staatscommissie en ook wel omdat de regering nog niets heeft, vind ik dat we als parlement erover na moeten gaan denken wat nou de samenhang is tussen een aantal voorstellen. Ik heb zo-even al tegen collega Van Hattem gezegd: je kan dit wel zeggen, maar dan zijn dit en dat de consequenties. Dat deed ik natuurlijk een beetje om te plagen, maar ook wel omdat ik vind dat het zo is. Hier geldt dat ook. We zeggen hier wel dat we de hoeder van de Grondwet zijn, maar dat staat niet in de Grondwet.

De heer Schalk (SGP):

Nee.

De heer Kox (SP):

En als we hier voor de voorzitter staan dan beloven we trouw aan de Grondwet en de wetten van het land. In die Grondwet staat dat wij hier elke wet kunnen maken die we willen, ook al is die 100% in strijd met de Grondwet, waarbij ik ook noem het toetsingsverbod. Dus als we gaan praten over dit soort zaken, moeten we wel proberen de dingen in samenhang te zien. Als je constitutionele toetsing invoert, dan weet je dat er altijd die mogelijkheid zal zijn. Of je dat wil en of je dan de Eerste Kamer nodig hebt of een Kamer met een vetorecht of niet, ik zou er in ieder geval erg voor zijn — dat zeg ik ook naar aanleiding van de oproep van collega Schalk — om ons de vraag te stellen waarom we niet zelf een commissie, een groep of hoe je ook noemt gaan vormen die nagaat wat de consequentie zal zijn, in de zin van: als je het een doet, moet je dan ook het ander doen, of moet je dat laten? Dit om ook in samenhang te kunnen reageren als de minister van Binnenlandse Zaken straks met een buitengewoon samenhangende visie van de kant van het kabinet komt en wij er dan dus ook een mening over hebben.

De heer Schalk (SGP):

Ik heb niet alleen trouw beloofd aan de Grondwet, ik heb er zelfs de eed op gezworen. Ik heb daar mijn goede God bij aangeroepen om mij daarbij te helpen. Dus het weegt uitermate zwaar. Dus die toetsing weegt ook zwaar. Een van de voorstellen is een commissie. Ik wil er best een motie over indienen vanavond, als dat nodig zou zijn, maar we kunnen ook afspreken om dat volgende week te herpakken in het gesprek met het College van Senioren, om te bezien of we dit een serieus punt vinden en of we dan een commissietje laten nadenken over welke wijze we dat dan kunnen doen. Ik zie dat door dat woord "commissietje" de heer Kox meteen overeind komt; dat moet natuurlijk een "commissie" zijn.

De heer Kox (SP):

Trouw gezworen aan de Grondwet maar ook aan de wetten van het land. Het parlement kan elke wet maken die het bedenkt en je kan geen beroep doen op de Grondwet. Dus we moeten dat in die samenhang zien. Het toetsingsverbod, constitutionele toetsing, de positie van de Eerste Kamer, als Kamer van reflectie mag van ons ook wel gevraagd worden om daar eens goed over na te denken.

De heer Schalk (SGP):

Helemaal mee eens. Dat moet dus in die samenhang. Tijdens een intensief en interessant debat over welk wetsvoorstel dan ook, wordt dat heel ingewikkeld, want dan zegt de voorzitter ongetwijfeld: blijf wel bij het punt. Dat hebben we trouwens bij dit debat wel heel erg gedaan. Mijn zelfreflectie leidt tot een voorstel, dat ik nu dus bij het Presidium neerleg, om na te denken over op welke wijze we beter kunnen verankeren waar onder andere de staatscommissie-Remkes ons op wijst.

De voorzitter:

U vervolgt uw betoog.

De heer Schalk (SGP):

Dank u wel, voorzitter. Ik had het net over de tweedeling in de samenleving en dat in deze chambre de reflexion een diepere duiding past.

Het gaat fout met het gevoel van representatie als de regering maar raak regeert, zonder te luisteren naar signalen uit de samenleving. Het gaat fout met de representatie als het parlement bezig is met zichzelf; denk aan de integriteit van ons als Kamerleden. Het gaat fout als het empathisch vermogen van ministers of staatssecretarissen smoort in de bureaucratie; ik denk aan zwartgelakte teksten aan burgers die in de kou staan. Het gaat fout als het cement in de samenleving afbrokkelt. En zonder nostalgisch te willen zijn of een geestelijke dwang op te leggen, maar ook deze staatscommissie legt de vinger bij de ontzuiling en ontkerkelijking. Daarmee gaan, afgezien van het afhankelijk dienen van God, ook de gezamenlijk gedeelde waarden afbrokkelen. En iedereen die wel eens heeft staan krabbelen aan een oude muur, weet dat daardoor de stenen los komen te liggen van elkaar. Dat leidt tot individualisering, ernstiger, tot bittere eenzaamheid. Wat is ons antwoord daarop? Op welke wijze gaat de regering, maar ook het parlement, ook deze Eerste Kamer, de signalen opvangen en daadwerkelijk omzetten in gedragen beleid?

Voorzitter. Ik begon met het klimaat. Nou, de aarde is misschien aan het opwarmen, de narcissen stonden al vroeg in bloei, maar het maatschappelijk klimaat verkilt. Wel hete hoofden, maar koude harten. De onderlinge samenhang verschrompelt. Onze democratische rechtsstaat staat onder druk als wij, mensen, ons van elkaar afkeren.

Het is prima als we een aantal maatregelen van de staatscommissie over bijvoorbeeld politieke partijen, zorgvuldiger omgaan met decentralisaties, kritischer benaderen van Europese besluitvorming, expliciete aandacht voor constitutionele zaken et cetera ter hand nemen en ten uitvoer gaan brengen, maar laten we daarbij in het oog houden dat de menselijke maat niet bereikt wordt door een ander kiesstelsel, door een aangepaste Grondwet of door een sterker parlement, maar wel door de gaven die genoemd worden in een van de weergaloos mooie boeken die Paulus schreef. U kent ze vast wel, het gaat om gaven als barmhartigheid, liefde, vrede, lankmoedigheid of geduld, goedheid. Oftewel werkelijk oog hebben voor de ander. In het debatje met de heer Kox hadden we het over een cultuuromslag. Daar gaat het over. Als deze gaven ons sieren, dan zal dat de samenleving verwarmen. Dan ontstaat echte relatie en daarmee is onze democratische rechtsstaat het meest gediend!

Ik dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Schalk. Dan is het woord aan de heer Meijer.