Plenair Van Rooijen bij debat over het eindrapport van de staatscommissie parlementair stelsel, het eerste deel van de kabinetsreactie, de uitvoering van de motie-Schalk c.s. en de met de regering gevoerde correspondentie over dit onderwerp



Verslag van de vergadering van 4 februari 2020 (2019/2020 nr. 19)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 23.35 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Van Rooijen i (50PLUS):

Voorzitter. Ik dank de minister voor zijn antwoorden en feliciteer collega Doornhof met zijn maidenspeech. Hij heeft aangegeven dat hij zich hier al erg thuis voelt als hij ook op deze plek staat. Ik heb daar groot respect voor.

De 50PLUS-fractie is en blijft tegen vertraagde doorwerking van kiezersvoorkeuren. Nu we het de hele dag erover gehad hebben dat de kiezer en de burger meer betrokken moet worden bij de politiek en de representatieve democratie, moeten we dat zeker niet willen.

Ik heb geen motie, ook niet over het niet-koppelen van geheel eigenstandige voorstellen. Ik zou daarmee de motie-Hoekstra tekortdoen, want die staat in dit huis immers als een huis. Ik hoorde de formulering die net door diverse collega's is gebruikt. Kom met voorstellen die eventueel, zeker in de ogen van het kabinet, een samenhang kunnen hebben, maar ga er in ieder geval procesmatig zo mee om dat ieder voorstel een eigen wetsvoorstel is. Dat was ook de kern van de motie-Hoekstra. Om dat nog te onderbouwen een korte opmerking. Een Grondwetsherziening in tweede lezing in een verenigde vergadering kan eens in de dertig, veertig jaar spelen. Dat we hierover eigenstandige voorstellen praten als we het hebben over een terugkeer naar de tijd voor 1983, dan speelt dat niet iedere veertig jaar, maar iedere vier jaar. Dat heeft dan ook nog de consequentie dat winst en verlies gehalveerd worden.

Ten slotte. Bij mij kwam de hele dag, maar ook eerder, de herinnering boven aan het moment waarop ik in de jaren zeventig, na zitting te hebben gehad in het kabinet-Den Uyl, in de Tweede Kamer kwam. Toen kwam mijn opvolger met het voorstel — schrik niet — om belastingopheffing bij delegatie mogelijk te maken en om dat in de Grondwet op te nemen. Dat was zijn voorstel. Toen hebben Brinkhorst en ik, in omgekeerde volgorde, een amendement moeten indienen om dat te blokkeren. Daar hadden we een tweederdemeerderheid voor nodig. Ik wil daarmee aangeven dat in de Tweede Kamer — ik gaf dat straks al een beetje aan — een kabinet bij een grondwetsherziening met een voorstel kan komen dat principieel heel ver gaat. Als je niet oppast, fietst dat door zo'n Tweede Kamer heen, zeker in eerste lezing, dus ik ben er nog steeds trots op dat ik samen met Brinkhorst, van D66 — we zaten daarvoor ook samen in het kabinet — heb kunnen voorkomen dat dat gebeurde. Daarom staat nu in artikel 104 van de Grondwet dat belastingen uitsluitend uit kracht van wet kunnen worden geheven.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u, meneer Van Rooijen. Dan is ten slotte het woord aan de heer Doornhof.