Plenair Schalk bij behandeling Stikstofreductie en natuurverbetering



Verslag van de vergadering van 2 maart 2021 (2020/2021 nr. 27)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 10.39 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Schalk i (SGP):

Voorzitter, dank u wel. Vroeger leerden wij op school dat de lucht om ons heen voor bijna 80% uit stikstof bestaat. En de laatste weken heb ik wel momenten gehad dat mijn tijd ook voor 80% uit stikstof bestond, en wel als gevolg van het Wetsvoorstel stikstofreductie en natuurverbetering dat hier voorligt. Het is voorwaar geen onomstreden voorstel. Mijn fractie worstelt dan ook met verschillende aspecten, op zoek naar een balans tussen het goede en het kwade.

Laat ik met dat laatste, dat kwade, beginnen. Dat heeft te maken met dat hoge percentage van natuurverbetering via de weg van de stikstofreductie, zoals dat in deze wet is opgenomen. De wet stelt dat deze reductie moet leiden tot een verbetering van de natuur in 2025 met 40%. Vijf jaar later komt er nog eens 10% bij, tot een verbetering met 50%. En dan volgt er een reuzestap in vijf jaar, naar 74% in 2035. Dat is een enorme reductieopgave, van ongeveer 10 mol per jaar in de jaren 2020 tot 2030, en daarna vijf jaar lang een reductie met ruim 40 mol per jaar, als je dat omrekent. Mijn fractie heeft grote twijfels bij die opbouw. Bovendien: om die percentages te halen, zullen er ingrijpende en kostbare maatregelen getroffen moeten worden, met name door de boeren. Voor de periode tot 2030 ligt er in ieder geval een stappenplan. Maar voor de tijd daarna is er eigenlijk nog helemaal niets, alleen een percentage in de wet. Ik ben niet zo'n voorstander van percentages in wetten. Ik ben geen profeet, maar iedereen kan voorspellen dat we in de problemen komen, bijvoorbeeld met de Klimaatwet, waar we percentages in hebben gezet. Maar ook bij deze wet wrijven juristen zich vermoedelijk al in de handen als die percentages onhaalbaar blijken te zijn. Als de wetgever al percentages in wetten wil vastleggen, zou dat pas moeten gebeuren als de uitvoerbaarheid en de betaalbaarheid inzichtelijk zijn gemaakt. En dat ontbreekt, in ieder geval voor het 2035-doel. Daar maak ik mij grote zorgen over. Daarom mijn vraag wat te doen als die percentages onhaalbaar blijken te zijn. Op welk moment kan bepaald worden of die haalbaarheid toch realistisch is?

Daarbij komt: er wordt nog gewerkt aan een landbouwakkoord, de stikstofmodellering wordt nog tegen het licht gehouden, er is nog onzekerheid over stalemissies, de opbrengst van de subsidieregeling voor brongerichte verduurzaming is onduidelijk. Alles afwegend zou ik het verstandig vinden om over enkele jaren een serieus evaluatiemoment te hebben en te kijken in hoeverre de doelstelling haalbaar is.

De heer Pijlman i (D66):

De doelstellingen worden in de wet vastgelegd. Er is natuurlijk niks tegen monitoring — daar hebben we het straks ook nog wel over, daar wordt een heel systeem voor opgezet — maar die doelstellingen staan in de wet. Dus als we het niet halen, zullen onze maatregelen moeten worden aanscherpt zodat we het wél halen. Is dat ook de mening van de heer Schalk?

De heer Schalk (SGP):

Zolang het in de wet staat, is dat de wet en moeten we daaraan voldoen. Dat kan betekenen, waarschuw ik, dat we op een zeker moment op slot komen te zitten als we dat niet halen. Verderop in mijn betoog zal ik dan ook duidelijk maken dat ik er echt aan hecht dat we een zo goed mogelijk fundament leggen onder datgene wat er gebeurt. Maar op een zeker moment, als we tot de conclusie komen dat het misschien niet haalbaar is, moet je dat ook met elkaar durven bespreken.

De heer Pijlman (D66):

Ja, dat bespreken we in dit dossier al zo'n tien jaar, dat zult u ook met mij eens zijn. Maar als ik u goed begrijp, zegt u: tot 2030 zit mijn twijfel niet, maar daarna begin ik te twijfelen, ook omdat de maatregelen dan nog niet uitgewerkt zijn. Klopt dat?

De heer Schalk (SGP):

Dat klopt niet helemaal, want we hebben niet voor niets percentages in de wet gezet, ook voor 2025: 40% natuurverbetering. Ik zie ook in de wet dat er in 2028 een evaluatie is. Ik vind dat in die zin laat, want stel dat we 40% in 2025 niet zouden halen, dan is dat wel een belangrijk signaal. Mijn gedachte zou zijn: blijf zo goed mogelijk monitoren en ga zo vroeg mogelijk ingrijpen, en niet pas in 2028 als je merkt dat het onhaalbaar is wat er nu in de wet staat. Voorts is het zo — maar dat merken we natuurlijk op allerlei fronten — dat er van alles en nog wat in onze samenleving kan plaatsvinden waardoor een nieuw kabinet misschien andere afwegingen moet maken. Ik ga daar nu niet op vooruitlopen. Wat ik nu zeg is: mijn fractie vindt het een hoog percentage, een hoog ambitieniveau. Ik weet dat er een enorme opgave ligt, en daar loop ik ook niet voor weg, maar we moeten er wel op een goede manier mee omgaan, zodat ze zo meteen niet extra in de problemen komen.

De voorzitter:

De heer Pijlman, derde.

De heer Pijlman (D66):

Hier kan ik wel ja tegen zeggen, maar mijn twijfel bij uw woorden zit bij: we moeten er op een goede manier mee omgaan. Het zou weleens zo kunnen zijn dat u dan rechtsaf wilt slaan en D66 linksaf.

De heer Schalk (SGP):

Je moet altijd goed kijken of rechts en links voor de kijker hetzelfde is, maar ik begrijp wat u bedoelt. Op dit moment hebben we de eerste termijn van dit debat en geef ik aan waar mijn grote zorg ligt. In de loop van het debat zullen we daar vast en zeker nader over komen te spreken. Ik weet wat er in de wet staat, maar ik mag ook aangeven waar mijn probleem ligt.

De heer Janssen i (SP):

De heer Schalk heeft gelijk. Een nieuw kabinet zou van die 74 zomaar eens 80 of 85 kunnen maken.

De heer Schalk (SGP):

Zeker.

De heer Janssen (SP):

Dat is een optie. Maar ik stel vast dat de SGP ook in de Tweede Kamer met de wet heeft ingestemd. Betekent dat, volgens de systematiek die ik daarstraks uitlegde, niet gewoon dat als uit de tijdige monitoring blijkt dat er meer maatregelen nodig zijn, we ook meer maatregelen moeten nemen? Dat is de systematiek van de wet, zoals die is aangenomen.

De heer Schalk (SGP):

Ook de heer Janssen springt in op dit punt, terwijl ik net iets zei over de percentages. De fractie van de SGP in de Tweede Kamer heeft inderdaad ingestemd met de wet zoals die er ligt, maar ze heeft met name tegen het amendement gestemd dat ging over dit hoge percentage. Maar dat was niet uw vraag. Ik wil alleen eventjes de wetsgeschiedenis recht doen. Ik ben het met de heer Janssen eens. Op het moment dat je constateert dat iets niet haalbaar is, dan zal er ingegrepen moeten worden. Dat kan met brongerichte maatregelen of met andere maatregelen, zoals technische verbeteringen, innovaties en dergelijke. Dat zijn allemaal mogelijkheden, maar voorshands laat ik me natuurlijk niet ... Dat staat nog los van het feit dat je als wetgever op een bepaald moment door bijzondere omstandigheden tot nieuwe keuzes moet kunnen komen. Ik vraag daar nu niet om, maar ik vind het wel van belang om dat te benoemen.

De heer Janssen (SP):

Op zich vind ik het zorgelijk dat de SGP in de Tweede Kamer tegen dat amendement gestemd heeft. Maar moet ik de heer Schalk dan zo begrijpen dat als de wet de wet is en daarin staat "74% in 2035", hij ook de oproep doet om wel tijdig maatregelen te nemen, ook gezien de maatschappelijke aspecten van de maatregelen die we moeten nemen om het doel voor 2035 te halen? Want we moeten de wet gewoon uitvoeren, dus dat raakt ook aan de juridische houdbaarheid. We moeten daar niet de hele tijd twijfel over blijven zaaien. Als de heer Schalk zegt dat 2028 misschien wat laat is, dan betekent dat dat we eerder moeten gaan kijken hoe we dat op een goede manier kunnen doen om te zorgen dat de percentages die in de wet staan, wel gehaald worden.

De heer Schalk (SGP):

Mijn partij staat voor een houding ten opzichte van wetten die geen twijfel kan hebben. Wat in de wet staat, moet je uitvoeren en als dat onhaalbaar blijkt, moet je tijdig ingrijpen. Dat kan met maatregelen of met andere middelen. Ik kan ze niet allemaal overzien en ik weet ook niet wat er in onze samenleving allemaal gebeurt. Vorig jaar hadden we ook niet gedacht dat u hier met een mondkapje in de hand voor mij zou staan. Voor dit moment geldt de wet. Daar heb ik mee te dealen en dat doe ik ook.

De voorzitter:

De heer Janssen, ten derde.

De heer Janssen (SP):

Voorzitter, tot slot. Haalbaarheid is niet iets wat ons overkomt. Haalbaarheid is ook maakbaar. Dat betekent dat we met elkaar de maakbaarheid moeten vergroten om te zorgen dat er op een goede manier wordt omgegaan met degenen die het treft. Dat betekent tijdig beginnen. Mag ik daarop van de heer Schalk bijval krijgen?

De voorzitter:

Tot slot, meneer Schalk.

De heer Schalk (SGP):

Het is heel goed dat de heer Janssen opnieuw het woord "haalbaarheid" erbij haalt. Die haalbaarheid is van belang. Daar hoort betaalbaarheid ook bij. Ik ben het dus met hem eens. We moeten in een heel vroeg stadium zoeken en kijken of het haalbaar en betaalbaar is. Ik zal dan ook heel erg aandringen op het tijdig beginnen met het onderzoeken of het haalbaar en betaalbaar is. We moeten proberen om daar ook een verdienmodel onder te krijgen dat de haalbaarheid zal vergroten. Mijn ex-collega Dijkgraaf uit de Tweede Kamer werd zojuist niet voor niets door de heer Recourt aangehaald. Boeren kunnen niet groen zijn als ze in het rood staan, dus daar moeten we ook oog voor hebben.

Mevrouw Kluit i (GroenLinks):

Ik wil de heer Schalk uitdagen om het één abstractieniveau hoger te trekken. We hebben het hier over normen, maar de commissie-Remkes heeft al geïllustreerd dat met de normen die we in deze wet vastleggen, de druk op de natuurgebieden onvoldoende wordt verkleind. We nemen het risico dat daarmee soorten in Nederland uitsterven. Ik hoor in uw pleidooi dat we, als het nodig is — we weten niet wat er gebeurt — ruimte moeten zoeken om de doelstellingen naar achteren te trekken. Hoe verhoudt dat zich tot de verantwoordelijkheid, waar u als partij heel erg aan hecht, voor het intact houden van de schepping en voor het doorgeven daarvan aan de volgende generaties?

De heer Schalk (SGP):

Het is heel mooi dat mevrouw Kluit even aan de schepping refereert en aan het bouwen en bewaren, waar mijn fractie inderdaad voor staat. Dat is een prachtige Bijbelse notie. U heeft mij nog niet horen vragen om het uit te stellen of naar achteren te schuiven. Ik heb tot nu toe vooral aangegeven dat ik er zorgen over heb dat het percentage heel erg hoog is. Dat kan tot concrete nieuwe maatregelen leiden, maar het kan ook zijn dat je inderdaad verder doorschuift. We hebben ook van meneer Janssen gehoord dat het zo goed kan gaan dat je op een gegeven moment het percentage naar boven zou moeten aanscherpen. Ik geloof daar nog niet direct in, maar goed. De opgave die er ligt, is dat er in ieder geval continu voortgang moet plaatsvinden. Wij zien nu een opbouw van 40% in 2025, 50% in 2030 en dan ineens naar 74% in 2035. Dat is niet een opgave die ons is opgelegd door iemand, maar die hebben we zelf in deze wet gezet. Met andere woorden, je kunt blijkbaar faseren: de eerste vijf jaar 10% hoger en dan ineens 24% erbij. Dat is nogal een forse stap.

Mevrouw Kluit (GroenLinks):

Ik doe toch nog een poging. In deze cijfers, die u goed weergeeft, accepteren we al dat er soorten uit Nederland en misschien zelfs wel überhaupt gaan verdwijnen. Dat staat heel goed onderbouwd in het rapport van de commissie-Remkes. U heeft daar als partij verantwoordelijkheid voor, en dat hoor ik u ook zeggen. Hoe duidt u dat nou? Ik hoor u pleiten vanuit de haalbaarheid voor de agrarische sector. Dat is een goed punt, maar daar staat wel iets tegenover en dat is het behoud van de soorten in Nederland en soms zelfs wereldwijd. Hoe verantwoordelijk voelt u zich hiervoor? Hoe hard wilt u zich gaan inzetten voor het behoud daarvan?

De voorzitter:

Tot slot, meneer Schalk, graag een kort antwoord.

De heer Schalk (SGP):

Wat ik zelf vind is van belang. Ik vind het heel erg belangrijk om te bouwen en te bewaren, met andere woorden: natuurlijk wil niemand van mijn fractie dat er bepaalde soorten zouden uitsterven of wat dan ook. Als ik met boeren spreek, dan merk ik ook een enorme passie voor hun bedrijf maar ook voor de natuur. Daar wordt ook enorm hard aan gewerkt. We kunnen niet zeggen dat ze tot nu toe niets hebben gedaan, maar er ligt opnieuw een hele zware opgave. De minister zorgt ervoor dat er een pad onder komt te liggen tot en met 2030, maar we kunnen ons afvragen of dat voldoende is om dat voor elkaar te krijgen. Zijn de financiën bijvoorbeeld voldoende? Ik heb wel berekeningen gehoord dat als je alle stallen zou willen verbeteren om die stikstofreductie mogelijk te maken …

De voorzitter:

Meneer Schalk, ik ga u even onderbreken, want uw spreektijd verdubbelt nu bijna door deze interrupties.

De heer Schalk (SGP):

Maar dat is niet mijn schuld, denk ik, voorzitter.

De voorzitter:

Nee, maar u kunt misschien nu afronden en dan vraag ik of mevrouw Kluit nog een kort slotwoord heeft en dan gaan wij weer verder.

De heer Schalk (SGP):

Daar ligt een enorme opgave en daar hoort ook een heleboel geld bij, om te zorgen dat dat kan. We hebben nu 452 miljoen daarvoor op de plank liggen. Alleen die stallen al kosten 2 miljard. Dat wilde ik net zeggen, voorzitter.

De voorzitter:

Mevrouw Kluit, tot slot.

Mevrouw Kluit (GroenLinks):

U vindt ons daar aan uw kant, maar mijn vraag is of u voor het behoud van soorten voor Nederland voor een actievere aanpak van piekbelasters aan het begin van het programma bent, zodat er meer druk op die doelen wordt gezet.

De voorzitter:

Tot slot, en dan gaan we echt verder.

De heer Schalk (SGP):

Ik moet daar heel kort op antwoorden van de voorzitter. Dan komen we op hetzelfde punt als waarop ik bij u heb geïnterrumpeerd. Natuurlijk kun je inzetten op die piekbelasters, en volgens mij doet het ministerie dat ook. De minister zal daar ongetwijfeld vandaag iets over zeggen. Maar ze moeten ook wel legaal behandeld worden. Die legalisering die in deze wet komt te staan, is ook voor hen straks, lijkt mij. Je moet niet het ene doen en het andere nalaten, maar allebei: zorgen dat ze passen onder die wet. Er wordt van de SGP ook gevraagd of wij die wet respecteren, ook als het gaat om een hoog percentage. Ja, ik heb die te respecteren, maar er staat ook legalisering van de PAS-melders in.

De voorzitter:

Vervolgt u uw betoog.

De heer Schalk (SGP):

Stel dat blijkt dat die percentages niet haalbaar zijn, dan zijn er twee routes mogelijk. Eigenlijk heb ik dat al uitgebreid gezegd bij de interrupties. De eerste is dat er nog meer bronmaatregelen getroffen worden, dus een zwaardere belasting van de sector. Maar dat raakt weer aan de sociaal-economische haalbaarheid en wellicht ook aan de technische mogelijkheden voor innovatie. De tweede route is dat er wellicht getemporiseerd wordt, waarover we zojuist uitvoerig hebben gesproken. Dan moet de regering bereid zijn om te komen tot een heroverweging.

Die tweede mogelijkheid lijkt mij cruciaal. Maar als dat niet haalbaar is, hebben we in ieder geval andere maatregelen te treffen, en dat is zojuist ook gedeeld in het interruptiedebatje dat ik had met verschillende van mijn gewaardeerde collega's. Maar ik ben heel benieuwd naar de reactie van de minister op dit punt. En kijk, ik ben ook heel erg benieuwd op welke manier we omgaan met die Habitatrichtlijnen, die verplichten tot een gunstige staat van instandhouding op enig moment, maar niet wanneer dat gebeuren moet. Ik ben op zoek naar op welke manier we kunnen voorkomen dat we te laat gaan ingrijpen. Ik overweeg op dat punt een motie.

Voorzitter. De boeren hebben het zwaar. Een van de belangrijkste zorgpunten voor die boeren is wel het verdienmodel, zeker als het erom gaat dat er emissiereducerende maatregelen moeten worden genomen, en al helemaal als die emissie-eisen voor bestaande stallen zouden worden aangescherpt. Maar: wie gaat dat betalen? Ik heb het al gehad over die 452 miljoen, maar er zijn inschattingen die aangeven dat de werkelijke kosten wel meer dan 2 miljard vergen. En om het even in verhouding te zetten: 450 miljoen euro voor 70.000 stallen is €6.500 per stal. Dat is een boer bijna alleen al kwijt aan ontwerp en advies, zonder dat er nog iets is uitgevoerd. Kan de minister aangeven op welke wijze die zware eisen realistisch tot een goed einde kunnen worden gebracht?

Boeren maken zich grote zorgen over hun toekomst. Daarom is het goed dat er gewerkt wordt aan een landbouwakkoord. We moeten met elkaar zorgen voor een duidelijk pad voor de komende tien tot twintig jaar, met een afdoende verdienmodel voor verduurzaming. Wat is de stand van zaken, zo vraag ik aan de minister, met betrekking tot het landbouwakkoord, en wordt daarbij ingezet op een goed verdienmodel voor emissiereductie? Een belangrijk onderdeel is wat de SGP betreft het maken van afspraken met boeren over de invulling van die stikstofmaatregelen. Nu is de Nederlandse Melkveehouders Vakbond onlangs door de minister uit het overleg gezet. Hoe zit dat precies? Ik zie nee schudden, dus ik hoop dat dat rechtgezet wordt. Hoe gaat de minister ervoor zorgen dat er niet over de sector gesproken wordt, maar weer met de sector? En ik weet dat er een wet nodig is om de stikstofreductie en de natuurverbetering te bewerkstelligen, waardoor er ruimte komt voor diverse sectoren om in de toekomst te kunnen functioneren en hopelijk ook te floreren. Maar dat mag niet ten koste gaan van het boerenbedrijf. Ook dat hebben we heel vaak nodig voor de voedselvoorziening, maar ook voor onze economie.

Voorzitter. Als de wet alleen maar die percentages in zich had, zou mijn partij er al snel mee klaar zijn geweest, wellicht. Maar er is nog een ander element in deze wet ingebouwd, waardoor de problemen opgelost kunnen worden; en dan doel ik uiteraard op de pfas-knelgevallen. Die moeten juridisch geholpen worden door de legalisatie. Die rechtszekerheid hebben ze nodig, omdat ze anders financieel te kwetsbaar zullen zijn. Ze komen helemaal niet toe aan innoveren als er geen ruimte is om te investeren. Bedrijven die te maken hebben met knelgevallenproblematiek zijn in feite vleugellam. Is de veronderstelling juist dat de wettelijke borging van het legaliseren van knelgevallen bijdraagt aan meer rechtszekerheid voor deze ondernemers, ook richting banken, zo is mijn vraag. Veel boeren die te goeder trouw hebben gehandeld, verkeren in grote onzekerheid, soms omdat de bank de handen van het bedrijf dreigt af te trekken, of omdat een bedrijfsovername opgeschort wordt. Innoveren en verduurzamen is er al helemaal niet bij. Die bedrijven verdienen met voorrang meer rechtszekerheid. De druk op de beschikbare stikstofruimte is groot, en met de recente Raad van State-uitspraken is die niet kleiner geworden. Kan de minister toezeggen dat pfas-knelgevallen met voorrang stikstofruimte toegekend zullen krijgen, en bovenaan de prioriteitenlijst staan? En wil de minister in samenwerking met provincies ervoor zorgen dat urgente knelgevallen met financieringsproblemen op korte termijn een vergunning krijgen, of als terugvaloptie een financiële garantstelling? Pfas-melders maken duizenden euro's aan adviseurskosten voor het indienen van alle gegevens; er zijn administratieve kosten, er moet een ecologische toets komen, de leges moeten betaald worden. Gaat de minister zorg dragen voor een vergoeding van deze kosten?

Voorzitter. Een ander belangrijk vraagstuk is het functioneren van de kritische depositiewaarden. Dat speelt een steeds belangrijkere rol in het beleid, niet alleen bij het vaststellen van de staat van instandhouding van habitat en bij de AERIUS-berekeningen, maar nu ook bij die van de omgevingswaarden. De nationaal tot op de komma nauwkeurig vastgestelde kritische depositiewaarden verbloemen dat er wetenschappelijk gezien sprake is van grote onzekerheden. Kan de minister toezeggen dat er een onafhankelijk onderzoek komt naar de onderbouwing en het functioneren van die kritische depositiewaarden en, zo ja, is het mogelijk om dat onafhankelijk onderzoek te laten doen door de commissie-Hordijk?

Er gaat veel meer budget naar het opkopen van bedrijven dan naar het nemen van emissiereducerende maatregelen op het boerenerf, terwijl het laatste veel goedkoper is. Waarom wordt provincies niet veel meer ruimte gegeven om hier een eigen lijn in te trekken afhankelijk van de gebiedsprocessen?

Onder stikstofgevoelige natuur vallen ook tienduizenden hectares zoekgebieden voor leefgebieden van Natura 2000-soorten. Ik zet hier wel vraagtekens bij. Bij deze zoekgebieden is nog onzeker of daadwerkelijk sprake is van het bewuste leefgebied, terwijl projecten er al wel keihard op worden afgerekend. Jurisprudentie leert dat het bevoegd gezag beleidsvrijheid heeft met betrekking tot het intekenen van zoekgebieden in het kader van Natura 2000. Ik vraag de minister om deze beleidsvrijheid te benutten en gebieden pas op te nemen als vaststaat dat het om een leefgebied gaat. Er zijn zelfs leefgebieden aangewezen waar die soorten gewoon niet te vinden zijn en er zijn leefgebieden aangewezen die wel stikstofgevoelig zijn maar waar de betreffende soort gaan last heeft van die stikstof en de gevolgen ervan. Deelt de minister mijn mening dat die gebieden zo snel mogelijk uit AERIUS gehaald moeten worden?

Voorzitter, resumerend. Mijn fractie heeft nogal wat vragen. Daarbij besef ik dat er een grote opgave ligt met enorme consequenties voor diverse sectoren. Mijn fractie streeft naar haalbaarheid en betaalbaarheid en naar het oplossen van knelgevallen en het voorkomen van nieuwe problemen. Ik zie dan ook uit naar de reactie van de minister.

De voorzitter:

Dank u wel. Mevrouw Faber.

Mevrouw Faber-van de Klashorst i (PVV):

Meneer Schalk geeft aan dat hij liever geen percentages ziet in een wetsvoorstel, dat hij daar wat moeite mee heeft. Daar kan ik mij ook in vinden. Kijkend naar het stemgedrag in de Tweede Kamer heeft de SGP echter toch voorgestemd, zodat ik de volgende vraag heb aan de heer Schalk. Hoe kijkt hij dan aan tegen de onzekerheden in de rekenmodellen? Waar het echt gaat om percentages moeten de onderliggende rekenmodellen toch wel kloppen, want anders gaat het al bij voorbaat mank.

De heer Schalk (SGP):

Dat is een goede vraag, want die onzekerheden bestaan. Ik heb net een stukje van mijn tekst overgeslagen omdat ik in de knoop kwam qua spreektijd. Hier staat: "De minister schrijft in de nota naar aanleiding van het nader verslag dat de KDW's voor een belangrijk deel zijn gebaseerd op veld- en laboratoriumexperimenten en dat modeluitkomsten alleen zijn gebruikt ter aanvulling of precisering." Daar zitten dus vragen bij. Volgens mij heeft uw fractie die zojuist ook gesteld. Dus ik dacht net: om mijn eigen tekst wat in te korten, ligt die vraag er toch al. Ik ga dus ook heel goed luisteren naar het antwoord.

Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):

Dus eigenlijk heb ik meneer Schalk een beetje geholpen in dezen door dit naar voren te brengen.

De heer Schalk (SGP):

Zeker, dat doet u wel vaker.

Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):

Pleit de SGP ook niet voor meer openbaarheid en transparantie, bijvoorbeeld waar het gaat om de onderbouwing van de SDF's in relatie tot de meldingen die worden gedaan aan Brussel? Want daarbij wordt ook de staat van de habitattypen aangegeven, die voor ons toch wel heel interessant is om te weten.

De heer Schalk (SGP):

Mijn fractie staat voor alle transparantie die mogelijk en ook nodig is, want ik denk dat het ongelofelijk belangrijk is dat boeren die best bereid zijn om heel ver te gaan, ook voorgerekend krijgen hoe het precies zit. Ik heb goed naar uw bijdrage geluisterd, mevrouw Faber, en u heeft daarin ook gevraagd om die duidelijkheid en transparantie. Ik ben wat dat betreft ook heel erg benieuwd of de minister gaat zeggen: ik word niet transparanter. Ik zou mij dat namelijk haast niet kunnen voorstellen.

De voorzitter:

Mevrouw Faber, derde.

Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):

Goed, dan kom ik vandaag nog terug bij u over die transparantie.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Schalk. Dan is het woord aan de heer Koffeman namens de Partij voor de Dieren.