Plenair Arbouw bij behandeling Wet handhaving kraakverbod



Verslag van de vergadering van 23 maart 2021 (2020/2021 nr. 31)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 11.13 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Arbouw i (VVD):

Dank u wel, voorzitter.

Om te beginnen wil ik uiteraard ook de initiatiefnemers van het wetsvoorstel danken voor het initiatiefvoorstel en ik wil hen complimenteren met hun ijver, energie en doorzettingsvermogen om tot dit initiatiefvoorstel te komen. Het is fijn dat het nog gelukt is om dit debat te houden voordat de wisseling van de Tweede Kamer, als resultaat van de verkiezingen, haar beslag krijgt, zodat de initiatiefnemers hun werk zelf kunnen verdedigen en toelichten. Ze zijn immers al een lange tijd bezig om in overleg met veel belanghebbende instanties te kijken hoe de huidige Wet kraken en leegstand het beste aangescherpt kan worden. Dat was destijds een initiatiefvoorstel van Ten Hoopen, Slob en Van der Burg, dat in juni 2010 werd aangenomen in dit huis.

In 2015 is er reeds een evaluatie geweest van deze wet. De huidige initiatiefnemers hebben in verschillende moties en Kamervragen in de Tweede Kamer in 2017, 2018 en 2019 al de vinger op de zere plek gelegd. Dat brengt mij tot mijn eerste vraag aan de initiatiefnemers. Die sluit een beetje aan bij datgene waar de heer Nicolaï ook over sprak. Kunnen de initiatiefnemers toelichten welke alternatieven ze onderzocht hebben voordat ze tot het voorliggende initiatiefvoorstel kwamen tot aanscherping van de Wet kraken en leegstand?

Voorzitter. De Wet kraken en leegstand was in die tijd een grote stap, waarbij het kraken ook echt strafbaar werd. Maar wij zijn het als VVD-fractie eens met de initiatiefnemers dat in de praktijk blijkt dat de wet nog niet in voldoende mate het destijds gewenste effect heeft. Dat zit 'm voornamelijk in de snelheid en de slagvaardigheid van het optreden tegen kraak. Dat is overigens niet alleen in Amsterdam aan de orde. Dat zei ik daarstraks al. Kraken is een landelijk fenomeen, dat zich niet louter in de grote steden voordoet. Ik heb er zelf in mijn vorige positie als wethouder in Breda — dat is toch de negende stad van Nederland — vaak mee te maken gehad.

Voorzitter. Het gaat ons om het rechtsgevoel, met name bij de slachtoffers van de krakers. De kraker kan, zoals sommigen al hebben aangegeven, immers veel leed veroorzaken bij de eigenaren van een woning, een erf of een bedrijfspand, zowel financieel als emotioneel. Het recht van eigendom is een fundamenteel recht binnen de Nederlandse rechtsstaat. Het is volgens onze fractie dan ook van belang dat de overheid, en dus ook het lokaal gezag, haar inwoners en ondernemers die slachtoffer worden van kraken effectief beschermt. Ik ben dus iets meer voor preventie: je moet ze aan de voorkant beschermen in plaats van achteraf de schade betalen.

Op dit moment ligt de doorlooptijd, op basis van cijfers van de Raad voor de rechtspraak, tussen een vonnis en een daadwerkelijke ontruiming gemiddeld tussen de drie en acht weken. U moet zich goed beseffen dat de eigenaren al die tijd geen toegang hebben tot hun eigen pand of woning. Ze zien krakers in die periode schade aanrichten, terwijl de vaste kosten doorlopen. De aangerichte schade wordt niet verzekerd. Sterker nog, de vertegenwoordiger van Vastgoed Belang gaf tijdens de deskundigenbijeenkomst aan dat de verzekeraars gewoon de polis opzeggen. Achteraf verhalen bij de krakers is over het algemeen een illusie.

Voorzitter. Wat mijn fractie aan het voorliggende wetsvoorstel goed vindt, is dat er meer aandacht komt voor de belangen van de eigenaar. Door het versnellen van de handhaving wordt de tijd beperkt waarin schade kan worden toegebracht door de krakers. Daarmee komt er meer balans tussen enerzijds het huisrecht van de krakers en anderzijds het eigendomsrecht van de eigenaar. Tevens vindt mijn fractie de preventieve werking van dit wetsvoorstel aantrekkelijk. Het zou toch mooi zijn als het uiteindelijk, op de middellange termijn, leidt tot minder kraken en het doorbreken van de wooncarrousel, en daarmee uiteindelijk ook tot minder werklast bij politie en OM.

De heer Recourt i (PvdA):

De positie van de eigenaren wordt versterkt, zo hoor ik de heer Arbouw zeggen. Maar al een aantal sprekers hebben gevraagd of dat wel zo is, omdat ze geen partij zijn in de procedure. Ze zullen inderdaad gehoord worden in het begin, maar na de eerste de beste tegenspraak — er wordt niet verbouwd, er wordt niet verhuurd — is de eigenaar er niet meer. Wat dan? In hoeverre wordt de positie dan versterkt?

De heer Arbouw (VVD):

Ik ben het met u eens dat het vraagt om een goede aangifte. Dat betekent dat de eigenaar er verantwoordelijk voor is om zijn eigen belangen goed te verwoorden in de aangifte. Hij moet ook voor een goede onderbouwing daarbij zorgen. Daarna is het aan het OM om die belangen te behartigen; dat ben ik met u eens.

De heer Recourt (PvdA):

Maar goed, het is wel lastig voor het OM om die belangen te behartigen als er tegenspraak is en de eigenaar er niet achter zit. Ik heb zelf een voorbeeld waarin de eigenaar zei: ik heb het verhuurd. Toen de voorzieningenrechter daarop doorvroeg, kwam er geen enkele concretisering. De voorzieningenrechter zei daarop: ik geloof er geen barst van. Zo'n afweging zou je ook bij de rc moeten maken, maar die zit niet in deze procedure.

De heer Arbouw (VVD):

Een eigenaar is niet gek. Als hij weet dat deze procedure zo verloopt, zal hij er alles aan doen om datgene wat hij stelt, te onderbouwen met feiten en dus bijvoorbeeld een aanbesteding mee te leveren, waardoor er helemaal geen discussie ontstaat over of een verbouwing al dan niet doorgaat.

De voorzitter:

De heer Recourt, derde.

De heer Recourt (PvdA):

Tot slot. Denkt u niet dat ook de rc zal zeggen "ik wil die eigenaar wel even spreken" op het moment dat de stelling een beetje wordt betwist? Dan moet je de eigenaar oproepen en ben je weer een paar dagen verder.

De heer Arbouw (VVD):

Ik ben het met u eens: als dat het geval is, leidt dat niet tot de versnelling die wij beogen. Dat moeten wij dus in ieder geval zien te voorkomen. Dat moet straks in de praktijk blijken.

Mevrouw Veldhoen i (GroenLinks):

Ik hoor collega Arbouw zeggen dat er nu een periode is van drie tot acht weken voordat die uitspraak er is en dat er in die hele periode schade kan optreden. Twee weken geleden hebben we van alle deskundigen gehoord dat die termijn veel korter is geworden vanwege afspraken met kortgedingunits. De zittingen worden veel eerder gepland. Het duurt twee tot drie weken. De rechtspraak en het OM zeggen dat het met het nieuwe voorstel ook twee tot drie weken zal duren, wil je aan de waarborgen voldoen die artikel 13 EVRM stelt. U blijft volhouden dat het drie tot acht weken duurt. Wat maakt dat u dat doet?

De heer Arbouw (VVD):

Ik kom zo meteen in het tweede deel van mijn betoog op het anderzijds. Wat betreft de vraag van mevrouw Veldhoen: die drie tot acht weken is het gemiddelde over het hele land. Daarstraks had ik een klein debatje met de heer Dittrich over Amsterdam. Daar heeft men onderling de afspraak gemaakt om te streven naar twee tot drie weken. Overigens is het gemiddelde daar volgens mij iets langer. Maar over het hele land is dat nog niet aan de orde. Dat is het punt. Het initiatiefvoorstel wordt niet alleen voor Amsterdam gebruikt. Anders was het de vraag of je daarvoor landelijke wetgeving moet hebben. De wetgeving die we in 2010 hebben aangenomen en waarvan we nu zien dat ze eigenlijk niet het effect heeft dat destijds was beoogd, moet aangescherpt worden, zodat we het kraken landelijk verder terug kunnen dringen en de belangen van de eigenaar een belangrijkere positie krijgen.

Mevrouw Veldhoen (GroenLinks):

De Raad voor de rechtspraak spreekt voor het hele land, niet alleen voor Amsterdam. Zij hebben toch heel duidelijk aangegeven dat het nu in de praktijk twee tot drie weken duurt en dat de verwachting is dat het met dit voorstel ook zo lang duurt. Ik heb eigenlijk geen antwoord gekregen op mijn vraag wat nou maakt dat u zegt: dat is niet juist. Neemt u de woorden van de Raad voor de rechtspraak en het OM niet serieus of heeft u reden om daaraan te twijfelen? Heeft u andere deskundigen gehoord, die daar anders over oordelen?

De heer Arbouw (VVD):

De initiatiefnemers kunnen daar wellicht nog iets meer over zeggen, maar mijn indruk was wel dat de deskundigenbijeenkomst voornamelijk over Amsterdam ging.

Voorzitter. Ik heb een anderzijds, want mijn fractie heeft zeker ook wel een aantal zorgen. In die bewuste deskundigenbijeenkomst veertien dagen geleden zijn toch wel kritische kanttekeningen geplaatst bij met name de uitvoerbaarheid van het voorliggende voorstel. Dat is nu juist het punt waar wij op letten. Dus daar heb ik ook een aantal vragen over.

Mijn eerste vraag is aan de initiatiefnemers. Kunnen zij nog eens toelichten waarom de verschuiving die door dit wetsvoorstel wordt gemaakt van de civiele rechter en de voorzieningenrechter naar de strafrechter naar hun oordeel juist passender is bij dit belangenconflict tussen krakers en eigenaar? Andere fracties hebben daar ook naar gevraagd. Onze grote zorg zit bij het feit dat verschillende belanghebbenden bij de deskundigenbijeenkomst aangaven dat de doelstelling van dit initiatiefvoorstel, namelijk de proceduretijd verkorten tot 72 uur, niet als realistisch beschouwd wordt. Zouden de initiatiefnemers daar nog eens op in willen gaan, zeker omdat dit de crux is van hun voorstel?

Dat brengt mij ook op een aantal vragen aan de minister van Justitie, aansluitend op de vragen aan de initiatiefnemers. Hoe schat de minister het in? Zal de rechter-commissaris zich in alle gevallen houden aan deze 72 uur? Inmiddels is die harde deadline ervan af gehaald.

Voorzitter. Net zoals de VVD-fractie er veel aan gelegen is dat de politie, het Openbaar Ministerie en de rechterlijke macht niet overlopen van het werk en zo goed mogelijk hun werk kunnen doen, zal dat toch ook het belang van de minister zijn. Kan hij hier nog eens ingaan op de vraag hoe hij die extra werkbelasting voor de instanties inschat? We hadden het daar eerder in het debat even over. Denkt hij dat het extra werk dat met de uitvoering van dit wetsvoorstel op hun bord komt, inderdaad ten koste gaat van de opsporing en handhaving op andere thema's? Worden er prioriteiten gesteld? Verder verwachten de initiatiefnemers dat het voorliggende voorstel uiteindelijk op de middellange termijn leidt tot minder werklast voor de verschillende instanties door die preventieve werking. Ziet hij dat ook zo? Welke mogelijkheden ziet de minister ten slotte nog om de kans te vergroten dat de eigenaar een deel van de schade kan terugvorderen, anders dan het voorstel van de heer Nicolaï dat de schade vergoed moet worden door de overheid?

Voorzitter. De beantwoording door de initiatiefnemers en de minister is voor mijn fractie van groot belang. We zullen die wegen voor ons uiteindelijke oordeel over het initiatiefvoorstel.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Arbouw.

Wenst een van de leden in de eerste termijn nog het woord? Dat is niet het geval.

De beraadslaging wordt geschorst.

De voorzitter:

Dan schors ik de vergadering tot 13.30 uur.