Toezegging AMvB's Wet zorgplicht kinderarbeid (34.506) (T02720)
De minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Overbeek, toe de zware voorhangprocedure toe te passen in beide Kamers bij AMvB’s die berusten op de Wet zorgplicht kinderarbeid.
Nummer | T02720 |
---|---|
Status | afgevoerd |
Datum toezegging | 23 april 2019 |
Deadline | 1 juli 2021 |
Verantwoordelijke(n) | Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking |
Kamerleden | Mr. P.E.M.S. Lokin-Sassen (CDA) Prof.dr. H.W. Overbeek (SP) |
Commissie | commissie voor Buitenlandse Zaken, Defensie en Ontwikkelingssamenwerking (BDO) |
Soort activiteit | Plenaire vergadering |
Categorie | lagere regelgeving |
Onderwerpen | Algemene Maatregel van Bestuur kinderarbeid zorgplicht |
Kamerstukken | Initiatiefvoorstel-Kuiken Wet zorgplicht kinderarbeid (34.506) |
Handelingen I 2018-2019, nr. 27-11 - blz. 12/13
De heer Overbeek (SP)
Met betrekking tot de AMvB's die dit wetsvoorstel vereist het volgende. Het kabinet heeft namens de voorganger van de huidige minister bij brief van 17 juli 2017 aan deze Kamer laten weten dat wat de regering betreft drie punten bij AMvB moeten en kunnen worden geregeld: de eerste AMvB betreft het aanwijzen van de toezichthouder (artikel 1), de derde AMvB in het wetsvoorstel betreft de eisen die gesteld worden aan het ketenonderzoek (artikel 5, lid 3) en de vierde betreft de vrijstelling van bepaalde categorieën ondernemingen (artikel 6). De derde in het wetsvoorstel genoemde AMvB over uitzonderingen betreffende het tijdstip van aanlevering van de gevraagde verklaring (artikel 4, lid 3) achtte het kabinet indertijd onnodig. Wil de minister bevestigen dat dit alles nog steeds het standpunt van het kabinet is? Voorts heeft de minister in eerste termijn desgevraagd bevestigd dat alle vereiste AMvB's met zware voorhang worden aangeboden aan de Tweede en Eerste Kamer.
Minister Kaag:
‘De heer Overbeek heeft ook een vraag gesteld over de toepassing van de voorhangprocedure. Ik informeer de Kamer graag dat ik uiteraard bereid ben om de voorhangprocedure ook toe te passen op de overige AMvB's, naast de in artikel 6 vastgestelde voorhangprocedure voor de AMvB waarin de vrijstelling kan worden geregeld.’
Mevrouw Lokin-Sassen (CDA):
De heer Overbeek zegt buiten de microfoon: mevrouw Lokin kan dat heel goed uitleggen. Ik hoop het. Mijn zorg is onder andere dat de wet alleen de voorhang vermeldt waar het de vrijstellingen betreft. Bij de definiëring van de zorgplicht en de toezichthouder is er wettelijk gesproken niet de verplichting om die AMvB's voor te hangen in beide Kamers der Staten-Generaal, terwijl eigenlijk alle inhoudelijke definiëringen en uitwerkingen bij of krachtens AMvB worden gedaan. Dat vind ik persoonlijk dus vrij onverteerbaar. Dat is wat ik vooral wil zeggen.
Ik vind het heel aardig van de minister dat zij allerlei dingen wil toezeggen, dat zij wil toezeggen dat zij daar geen gebruik van zal maken, maar juridisch is het zo dat de wet die mogelijkheid wél biedt. Als eventuele opvolgers van de minister kwader willen, dan kan dat gewoon.
Minister Kaag:
‘Ik denk dat ik nu op een moment in de spreektekst was gekomen dat ik kan bevestigen dat ik voor beide AMvB's een zware voorhang voorzie in beide Kamers van de Staten-Generaal.'
Brondocumenten
-
voortzetting behandeling Verslag EK 2018/2019, nr. 27, item 11
-
10 mei 2022
nieuwe status: afgevoerd
Voortgang: -
12 april 2022
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
21 december 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
13 december 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
21 april 2020
nieuwe deadline: 1 juli 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
31 maart 2020
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een schriftelijk overleg met de minister voor BHenO inzake toezeggingen die aan de Eerste Kamer zijn gedaan
voor kennisgeving aangenomen op 21 april 2020
EK, C
-
-
23 april 2019
toezegging gedaan
Toezegging Kabinetsinzet gesprek met directeur-generaal Wereldhandelsorganisatie inzake duurzaamheid (35.570 XVII) (T03132)
De minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Van Apeldoorn (SP), toe de Kamer per brief te informeren over wat de kabinetsinzet zal zijn van het gesprek met de directeur-generaal van de Wereldhandelsorganisatie over het maken van een duurzaamheidsslag.
Nummer | T03132 |
---|---|
Status | voldaan |
Datum toezegging | 15 december 2020 |
Deadline | 1 juli 2021 |
Verantwoordelijke(n) | Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking |
Kamerleden | prof. dr. E.B. van Apeldoorn (SP) |
Commissie | commissie voor Buitenlandse Zaken, Defensie en Ontwikkelingssamenwerking (BDO) |
Soort activiteit | Plenaire vergadering |
Categorie | brief/nota |
Onderwerpen | duurzaamheid Wereldhandelsorganisatie |
Kamerstukken | Begrotingsstaat Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking 2021 (35.570 XVII) |
Handelingen I, 2020-2021, nr. 16, item 3, blz. 13.
De heer Van Apeldoorn (SP):
Het was zeker niet mijn bedoeling om de minister in de rol van student te zetten. We zijn allemaal studenten en we moeten allemaal lessen trekken uit deze coronacrisis en opnieuw nadenken over globalisering en hoe deze vorm te geven. Ik neem aan dat de regering dat ook doet, want regeren is vooruitzien. Daar kwam mijn vraag vandaan. Ik ben wel blij met het antwoord van de minister, in zoverre dat ik blij ben te horen dat ook dit kabinet nadenkt over reshoring, over hoe dat eventueel gestimuleerd kan worden en waarom dat nodig is. Ik wil even terugkomen op iets wat ook met globalisering te maken heeft. Ook wij zijn niet tegen globalisering, maar het gaat om de vraag wat voor globalisering en hoe je die vormgeeft. De minister zei: we houden vast aan een open en eerlijk handelssysteem. Neem het huidige handelssysteem. Ik heb het niet over CETA of specifieke handelsverdragen, maar over bijvoorbeeld de Wereldhandelsorganisatie. Vanuit het perspectief dat de minister net benoemde — verduurzaming, inclusieve groei, eerlijke handel — gezien: zou er niet het een en ander moeten veranderen aan het huidige handelssysteem, bij- voorbeeld ten aanzien van de Wereldhandelsorganisatie en de regels ervan?
Minister Kaag:
Ik geef u mijn reactie. Iedereen heeft in zijn werkend leven natuurlijk een aantal frustraties, bij elke functie die men mag vervullen. Een ervan is het gebrek aan hervorming, of aan voortgang daarin, van de Wereldhandelsorganisatie. De Wereldhandelsorganisatie zit zelf, maar ook door de lidstaten en dan niet alleen de OECD-lidstaten, vast in een oud stramien. Als we echt duurzaamheid willen bereiken, moet door de Wereldhandelsorganisatie idealiter ook gesteld worden wat de productie-eisen zijn. Nu is dat niet het geval. Ik denk dat dit een enorme barrière gaat vormen als je die duurzaamheidsslag echt wilt maken. Dat moet een politieke insteek zijn. Ik ga er wel van uit dat de mogelijke nieuwe dg daar echt mee aan de slag zal moeten. Ik ga dat gesprek met haar zeker aan. Het is in ieder geval een vrouwelijke leider.
De heer Van Apeldoorn (SP):
Dat is hartstikke mooi om te horen. Dat is ook het punt waarover ik een vraag wilde stellen. Dat is ook vanuit het perspectief van onze fractie een groot probleem: de Wereldhandelsorganisatie houdt geen rekening met de productiewijze. Als andere landen concurreren door lage lonen, lage milieustandaarden et cetera, dan kunnen wij op grond daarvan geen tarieven instellen en moeten we het gewoon accepteren zoals het is. Dan is er volledige vrijhandel. Daarvan zegt de minister nu ook dat dat eigenlijk anders zou moeten. Geldt dat niet alleen voor milieustandaarden, maar ook voor sociale standaarden, voor arbeidsrechten en dergelijke?
Minister Kaag:
Er is nog geen kabinetspositie, maar dit zeg ik u. Ik heb het al eerder met de Tweede Kamer gewisseld. Ik denk dat het belangrijk is dat we dit structureel herzien. We leven in de 21ste eeuw. We weten hoe groot de structurele armoede is. Via de digitalisering zullen de grote verschillen en de ongelijkheid alleen maar verdubbeld worden. Er zit een gelaagdheid in de uitsluiting van mensen. Het tweede is dat we moeten kijken naar productie-eisen. Bij het komen tot een structurele verduurzaming in de keten hoort wat het kabinet betreft sowieso een kritische blik op wat een eerlijk en leefbaar loon is. Ik heb vorig jaar de Internationale Arbeidsorganisatie gevraagd om een studie op te zetten in zeven verschillende landen om tot een vergelijking te kunnen komen. Vaak wordt immers als argument gebruikt dat het ene land het andere niet is. Daardoor komen we nooit tot iets anders dan een minimumloon. Maar een minimum- loon is geen eerlijk en leefbaar loon.
De voorzitter:
Meneer Van Apeldoorn, derde.
De heer Van Apeldoorn (SP):
Ik vind het in ieder geval een positieve beweging van de kant van het kabinet en van de minister. De minister zei net dat er nog geen kabinetspositie is, dus is het mij nog niet helemaal duidelijk. Als die kabinetspositie er komt, horen wij dat graag. Als de minister het gesprek aangaat met de nieuwe, vrouwelijke directeur-generaal van de Wereldhan- delsorganisatie, horen we graag wat de inzet daarvan zal zijn. Als de minister kan toezeggen dat dit op papier komt, bijvoorbeeld in een brief aan deze Kamer, dan zou ik haar daar erkentelijk voor zijn.
Minister Kaag:
Ik doe dit graag. Dit is ook voortdurend onderwerp van gesprek met de Tweede Kamer. Met het aantreden van een nieuwe directeur-generaal, mochten er geen wijzigingen optreden in de benoemingsprocedure, gelet op het feit dat de Amerikanen een nieuwe president hebben, zullen dit belangrijke thema's zijn. Ik denk dat dit ook de opdracht aan de nieuwe directeur-generaal wordt: dit zijn de vier à vijf thema's waar kritisch naar gekeken moet worden en waarvoor een oplossing gezocht moet worden als de Wereldhandelsorganisatie haar werk serieus wil doen en relevant wil blijven. Ik kan de inzet van het kabinet te zijner tijd delen. Hierbij moet natuurlijk wel aangetekend worden dat wij dit allemaal doen via de Europese Commissie, want daar ligt het mandaat.
Brondocumenten
-
behandeling Verslag EK 2020/2021, nr. 16, item 3 herdruk
-
23 november 2021
nieuwe status: voldaan
Voortgang: -
18 november 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
15 december 2020
toezegging gedaan
Toezegging Informeren over gesprekken SER en maatschappelijke organisaties op Europees niveau inzake klachtenmechanisme (35.570 XVII) (T03133)
De minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van de leden Karimi (GroenLinks) en Teunissen (Partij voor de Dieren), toe de Kamer te informeren over de uitkomsten van de gesprekken met onder meer de SER en maatschappelijke organisaties op Europees niveau over het klachtenmechanisme van de Europese Commissie.
Nummer | T03133 |
---|---|
Status | voldaan |
Datum toezegging | 15 december 2020 |
Deadline | 1 juli 2021 |
Verantwoordelijke(n) | Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking |
Kamerleden | F. Karimi (GroenLinks-PvdA) Drs. C. Teunissen (PvdD) |
Commissie | commissie voor Buitenlandse Zaken, Defensie en Ontwikkelingssamenwerking (BDO) |
Soort activiteit | Plenaire vergadering |
Categorie | brief/nota |
Onderwerpen | CETA klachtenmechanisme |
Kamerstukken | Begrotingsstaat Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking 2021 (35.570 XVII) |
Handelingen I, 2020-2021, nr. 16, item 3, blz. 14.
Minister Kaag:
Dan heb ik een aantal vragen over CETA. Zoals u weet, is het kabinet in afwachting van de inplanning van een datum door deze Kamer, maar ik zal de feitelijke vragen die zijn gesteld, sowieso beantwoorden.
Het klachtenmechanisme is op 16 november jongstleden door de Commissie gelanceerd. Dat is in lijn met de Nederlandse en ook de Franse inzet. Zoals u weet uit mijn brief, heb ik toegezegd om samen met de Sociaal-Economische Raad ook maatschappelijke organisaties zelf te raadplegen. Ik wil hun mening horen over de wijze waarin zij hierin zijn meegenomen, want er is nog een moment van verbetering. Ik bespreek dit mechanisme ook samen met mijn Franse collega langs de lijnen van onze gezamenlijke paper over handel en duurzaamheid, want je kunt die twee dingen niet scheiden. Wij gaan dit dan weer delen met de Europese Commissie. Over de uitkomsten hiervan zal ik uw Kamer informeren.
De Europese Commissie heeft Canada op de hoogte gesteld van dit mechanisme. Het enige wat wij op dit moment weten, is dat Canada kennis heeft genomen van dit mechanisme, maar ik weet natuurlijk ook dat Canada met smart wacht op een vervolg en dat het hoopt dat de ratificatie door de lidstaten zo zal kunnen worden afgerond. Ik denk dat u dat ook weet uit uw gesprekken met de Canadese ambassadeur. Waar het bij het klachtenmechanisme om gaat, is dat de ngo's, de vakbonden, maar ook burgers een vermeende gebrekkige naleving van de duurzaamheidsafspraken in handelsakkoorden kunnen benoemen en daar een vervolg aan kunnen geven. Ik denk dat het kunnen inregelen van deze toegang die via het ICS ontbrak, een belangrijke verbetering is. Dat is onze inschatting van de zijde van het kabinet. Maar de vraag is dan — de heer Van Apeldoorn wees daar ook op — of het iets zal veranderen aan het ICS zelf. Nee, het verandert niets aan de formele status van het ICS. Dat was ook niet de bedoeling van de zijde van de Europese Commissie. Er zijn verschillende mechanismes voor de verschillende doelgroepen. Het ICS biedt burgers en bedrijven rechtsbescherming voor hun investeringen indien ze rechtstreeks geraakt worden door besluiten van een overheid. Het klachtenmechanisme is er voor de bredere naleving van handelsakkoorden en juist om een gebrekkige naleving van de duurzaamheidsbepalingen aan te kaarten. Duurzaamheid moet dan in de brede zin van het woord gezien worden. Daaronder vallen bijvoorbeeld ook arbeidsrechten en de vrijheid van meningsuiting. Het investeringshoofdstuk maakt ongewijzigd deel uit van de verdragstekst van CETA, los van het klachtenmechanisme van de handelsakkoorden.
Mevrouw Karimi (GroenLinks):
Ik kom even terug op dat proces. De minister zegt dat het mechanisme al gelanceerd is. Betekent dit dat maatschappelijke organisaties daar nu al gebruik van kunnen maken?
Minister Kaag:
Dat is een van de vragen die ik aan de Commissie heb gesteld. Op dit moment is het op papier gelanceerd. Er is nog een moment om dat gesprek met die maatschappelijke organisaties ook op Europees niveau te organiseren, zodat zij kunnen kijken of dit, in ieder geval op papier, echt voldoet aan de wensen en daar nu direct verbeteringen in kunnen aanbrengen. Dat is ook de inzet die ik heb met mijn Europese collega. Er is een European Dialogue Channel voor maatschappelijke organisaties binnen heel Europa. Wij vinden het belangrijk dat nu alles wordt meegenomen, in plaats van over twee, drie jaar te constateren dat het veel beter had gekund. Er is dus nog een aanloopperiode. In navolging van een aantal van de vragen die zijn gesteld, wil ik deze periode namens het kabinet gebruiken om dit mechanisme zo perfect mogelijk te maken.
Mevrouw Karimi (GroenLinks):
Kan de minister een inschatting maken van het tijdpad? Er vinden gesprekken met de SER en met maatschappelijke organisaties plaats. Kan zij een inschatting daarvan maken?
Minister Kaag:
Dat is lastig, ook in verband met de nieuwe coronamaatregelen. Ik heb onlangs een afspraak gemaakt met mevrouw Hamer, met inderdaad de boodschap om er gepaste vaart achter te zetten, maar gepaste vaart en gepaste zorgvuldigheid moeten samengaan. Ik denk dat uw Kamer dat met mij zal delen. Dit is een unieke kans om een belangrijk onderdeel te organiseren. We organiseren hiermee de toe- gang voor het maatschappelijk middenveld, burgers, lokale ngo's en voor getroffenen in landen die normaal geen toe- gang zouden hebben. Wellicht is het niet speciaal van het allergrootste belang voor CETA, maar het is wel heel erg belangrijk voor de andere handelsakkoorden, gelet op de geopolitieke omgeving van de landen die betrokken zijn. Zorgvuldigheid is dus gepast. Ik heb nog geen datum. Ik heb toegezegd deze Kamer weer te informeren zodra alles is afgerond. De SER gaat aan de slag met de Nederlandse vakbonden en maatschappelijke organisaties. Er worden gesprekken georganiseerd.
Handelingen I, 2020-2021, nr. 16, item 3, blz. 15.
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Ik wil nog even iets verhelderen. De minister zei dat dit klachtenmechanisme bijdraagt aan de naleving van de duurzaamheidsafspraken in CETA, als ik haar goed begrepen heb. Klopt dat inderdaad? Volgens mij gaat het klachtenmechanisme vooral over het vergroten van de betrokkenheid van maatschappelijke organisaties en vakbonden bij de geschillen die mogelijk onder CETA plaatsvinden, maar is het niet zo dat het deel uitmaakt van de handhavingsstructuur zoals die in het verdrag is opgenomen.
Minister Kaag:
Ik heb het letterlijk voorgelezen. Het gaat over "vermeende gebrekkige naleving van duurzaamheidsafspraken". Daar kun je een geschil over hebben. Die twee staan dus niet los van elkaar.
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Als ik het dus goed begrijp, kunnen maatschappelijke organisaties daar extra op wijzen indien er gebrekkig wordt nageleefd. Maar dit klachtenmechanisme zorgt er niet voor dat de naleving in het verdrag zelf anders wordt geregeld. De handhaving wordt dus niet anders geregeld in dit verdrag?
Minister Kaag:
Er wordt nu zo'n specifieke vraag gesteld over naleving dat ik daarvoor terug zou moeten naar het verdrag. Ik heb deze Kamer toegezegd met meer informatie te komen, zodra wij de informatie van de Commissie hebben ontvangen over de uitwerking van de lancering van het klachtenmechanisme. Ik wil hier geen zekerheden geven die ik achteraf zou moeten terugnemen. Het wordt allemaal vervolgd. Ik heb uw Kamer toegezegd dat ik een schriftelijke terugkoppeling zal geven over wat er is gebeurd met de gesprekken met de SER en de gesprekken op Europees niveau. Ik zal zelf ook meer details opvragen bij de Europese Commissie en die zal ik dan met uw Kamer delen. Ik zou het dus graag even daar willen parkeren totdat er een geschikt moment is voor een debat.
Brondocumenten
-
behandeling Verslag EK 2020/2021, nr. 16, item 3 herdruk
-
29 november 2022
nieuwe status: voldaan
Voortgang: -
22 november 2022
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
31 mei 2022
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
21 december 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
13 december 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
15 december 2020
toezegging gedaan
Toezegging Tijdpad Europese en nationale wetgevingsvoorstellen inzake internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen (35.570 XVII) (T03134)
De minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Karimi (GroenLinks), toe binnenkort een brief naar de Kamer te sturen met een inschatting van het tijdpad van de Europese en nationale wetgevingsvoorstellen in verband met internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen.
Nummer | T03134 |
---|---|
Status | voldaan |
Datum toezegging | 15 december 2020 |
Deadline | 1 juli 2021 |
Verantwoordelijke(n) | Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking |
Kamerleden | F. Karimi (GroenLinks-PvdA) |
Commissie | commissie voor Buitenlandse Zaken, Defensie en Ontwikkelingssamenwerking (BDO) |
Soort activiteit | Plenaire vergadering |
Categorie | brief/nota |
Onderwerpen | Internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen |
Kamerstukken | Begrotingsstaat Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking 2021 (35.570 XVII) |
Handelingen I, 2020-2021, nr. 16, item 3, blz. 2.
Mevrouw Karimi (GroenLinks):
(…)
Een ander thema waarop de minister met deze wetgeving mikt is internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen. Hierover is vorige week nog uitvoerig gesproken aan de overkant. De minister heeft eindelijk erkend dat de lijn van opeenvolgende kabinetten in de afgelopen twintig jaar om bedrijven zich vrijwillig te laten houden aan het maatschappelijk verantwoord ondernemen, OESO-richtlij- nen en de Guiding Principles van de VN, niet veel heeft opgeleverd. Vrijwillige afspraken en convenanten beteken- den voor de bedrijven in de praktijk vrijblijvendheid. De minister heeft veel lovende woorden uitgesproken. Commissaris Reynders verwacht dat hij snel met Europese wetgeving zal komen op dit onderwerp. Kan de minister aangeven waarop dit instrument gebaseerd is? Kan zij nu al de Nederlandse positie schetsen op basis van de contouren van de verwachte Europese wetgeving? Tot slot. Wil de minister toezeggen dat ook deze Kamer op tijd wordt geïnformeerd, zowel procesmatig als inhoudelijk, over de Europese en nationale wetgevingsvoorstellen in verband met imvo?
Handelingen I, 2020-2021, nr. 16, item 3, blz. 16.
Minister Kaag:
Ik verwijs echt naar het hele pakket, de evaluatie van de convenanten, de evaluatie van de opties wat betreft internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen en de wetgeving die het kabinet van plan is om op Europees niveau te regelen, zo niet punten waarop het kabinet nu al werkt aan de uitvoering van wetgeving op nationaal niveau. Dat is niet een kwestie van even snel. Volgend jaar, tussen februari en midden volgend jaar, hebben we waarschijnlijk al veel meer handen en voeten gegeven aan de ideeën, de suggesties en het kader dat nu al klaarligt en is gepresenteerd door het kabinet. Dit komt voort uit het regeerakkoord. Niemand heeft hier getraineerd. Dit is de eerste keer dat er een voorstel voor een wettelijk kader ligt. Het is ook dankzij Nederland dat er op Europees niveau wordt gekeken naar de uitwerking van een wettelijk kader door Commissaris Reynders. Ik denk dat uw vraag helemaal beantwoord wordt door alles wat onder internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen valt. Het kabinet zal bedrijven alleen niet dwingen zich terug te trekken uit landen. Dat is rechte- lijk niet mogelijk. Wat er zal gebeuren, door transparantie, door informatie, door klantbewustwording en natuurlijk door de eigen aandeelhouders, is dat bedrijven dat niet meer doen. Ik ga bijvoorbeeld in gesprek met Tommy Hilfiger in Amsterdam, omdat hun hoofdkantoor hier staat, om hen te wijzen op hun verantwoordelijkheid en onze verwachting conform OESO-richtlijnen nu en de guiding principles van de VN. Er wordt ontzettend veel werk verricht, maar we moeten dit ook zorgvuldig doen en het op een slimme manier doen.
Handelingen I, 2020-2021, nr. 16, item 3, blz. 18.
Minister Kaag:
Bijna. Mevrouw Karimi vroeg nog waarom ik zo optimistisch was over Commissaris Reynders. Ik ben optimistisch omdat het politieke tij mee is en omdat veel landen hem nu willen steunen. Hij is voortvarend aan de slag gegaan. De details zullen misschien nog wat lastiger blijken, maar er zit enorm veel politieke drive achter en het past bij de agenda van deze Commissie.
Kan ik toezeggen de Eerste Kamer regelmatig en op tijd te informeren? Ik zal u, net als de Tweede Kamer, begin januari een brief sturen met een inschatting van het tijdpad. Die toezegging heb ik ook aan de Tweede Kamer gedaan.
Handelingen I, 2020-2021, nr. 16, item 3, blz. 20.
Mevrouw Karimi (GroenLinks):
(…)
Voorzitter, ik kom op het tweede punt: imvo. Ik dank de minister voor de toezegging. Ik heb begrepen dat de minister rondom februari een appreciatie zal geven naar aanleiding van het Commissievoorstel. Ik begrijp dus dat de minister die appreciatie ook met ons gaat delen. Daar- voor dank.
Brondocumenten
-
behandeling Verslag EK 2020/2021, nr. 16, item 3 herdruk
-
21 december 2021
nieuwe status: voldaan
Voortgang: -
13 december 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
15 december 2020
toezegging gedaan