Rappelabele toezeggingen Economische Zaken (2012-2017) (Halfjaarlijks rappel (februari 2017))



Dit is het rappel tot 02-01-17.

 




Toezegging Tijdig voorhangen verlenging geldingsduur (31.354) (T01291)

De Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen en opmerkingen van de leden Asscher (VVD) en Reuten (SP), toe de wetgeving voor verlenging van de geldigheidsduur tijdig dus nadat het evaluatieverslag in het parlement is behandeld maar ruim voor de afloop van de vijfjaarstermijn, voor te hangen.


Kerngegevens

Nummer T01291
Status afgevoerd
Datum toezegging 22 maart 2011
Deadline 1 januari 2017
Verantwoordelijke(n) Minister van Economische Zaken (2012-2017)
Kamerleden drs. E. Asscher (VVD)
dr. G.A.T.M. Reuten (SP)
Commissie commissie voor Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (EL&I)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie lagere regelgeving
Onderwerpen Mededingingswet
Kamerstukken Aanpassing Mededingingswet ter invoering van gedragsregels voor de overheid (31.354)


Uit de stukken

Handelingen I 2010/11, nr. 5 - blz. 37

De heer Reuten (SP)

Ik bespreek nu de tweede prangende kwestie: de delegatiebepaling betreffende de werkingsduur van het wetsvoorstel, die strijdig is met de motie-Jurgens dienaangaande. Artikel IV van het wetsvoorstel stelt in lid 2 dat de aanhangige wet vijf jaar na inwerkingtreding vervalt, tenzij voorafgaand aan dit tijdstip bij Algemene Maatregel van Bestuur over de geldingsduur anders is bepaald. Lid 3 bepaalt dat in het laatste geval de voordracht voor die Algemene Maatregel van Bestuur "aan beide Kamers der Staten-Generaal" wordt "overgelegd".

Mijn fractie heeft bezwaar tegen de constructie dat de werkingsduur van een formele wet, in dit geval de continuering, geregeld kan worden bij Algemene Maatregel van Bestuur; dit bezwaar treft ook het geval van een desbetreffende voorhangbepaling. Deze constructie is volgens mijn fractie in strijd met de motie-Jurgens c.s. (21109, letter D) die door de Kamer met algemene stemmen werd aanvaard. Nu kunnen we hier gaan twisten over de specifieke analogie met twee precedenten die het ministerie aanvoert – ik acht die niet sterk – maar mogelijke precedenten doen uiteindelijk niet af aan het oordeel over de strijdigheid van het onderhavige voorstel met de motie-Jurgens.

Handelingen I 2010/11, nr. 5 - blz. 38

De heer Asscher (VVD)

Tevens is door een amendement de duur van het wetsvoorstel beperkt tot vijf jaar. Is de minister het met de VVD-fractie eens dat het ongewenst is dat er een hiaat valt na die periode van vijf jaar? De regering had de volgende doelstellingen geformuleerd. Ten eerste: het creëren van gelijke concurrentieverhoudingen tussen overheden die ondernemingsactiviteiten verrichten en ondernemingen die van overheidswege over een bijzondere positie beschikken enerzijds, en particuliere ondernemingen anderzijds. Ten tweede: het bevorderen van transparantie bij het gaan verrichten van ondernemingsactiviteiten door overheden. Kan de minister toezeggen dat hij zich er sterk voor zal maken om er tijdig voor te zorgen dat de geformuleerde doelstellingen geëffectueerd blijven door tijdige wetgeving aan het parlement voor te stellen, zodanig dat er geen hiaat ontstaat tussen de voorliggende wet – indien deze wordt aangenomen – en nieuwe wetgeving om de doelstelling van een gelijk speelveld en transparantie tussen overheid en bedrijfsleven te bevorderen?

Handelingen I 2010/11, nr. 5 - blz. 73

Minister Verhagen

Onder andere de VVD-fractie heeft gewezen op het risico van een hiaat doordat de wet na vijf jaar vervalt. Mij is gevraagd om mij in te zetten voor tijdelijke wetgeving. Ik ben het uiteraard eens met de algemene optie dat een hiaat zeer ongewenst zou zijn. Als wij zeggen dat dit wetsvoorstel ertoe dient om concurrentievervalsing door overheden te voorkomen, dan kan dat geen tijdelijke zaak zijn. Er is voorzien in een evaluatie na drie jaar, ook om voldoende de tijd te hebben voor besluitvorming over verlenging van de geldigheidsduur van de gedragsregels. De wettelijke mogelijkheid om bij Algemene Maatregel van Bestuur de geldigheidsduur te verlengen, helpt ook om een hiaat na vijf jaar te voorkomen. Voor die AMvB geldt een voorhangverplichting.

Ook de SP-fractie heeft aandacht gevraagd voor die horizonbepaling. Ik kom daar nog op terug, maar zeg nu al toe dat de wetgeving voor verlenging van de geldigheidsduur tijdig zal worden voorgehangen, dus nadat het evaluatieverslag in het parlement is behandeld, maar ruim voor de afloop van de vijfjaarstermijn.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Bij de Evaluatie van de Meststoffenwet in 2016 informeren over het verloop van het proces om te komen tot een AMvB en als dat nodig is ook over hoe het in de praktijk loopt (33.979) (T02118)

De staatssecretaris van Economische Zaken zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Van Beek (PVV), toe dat de evaluatie van de Meststoffenwet in 2016 uitgebreid wordt met een punt over het verloop van het proces om te komen tot een AMvB behorende bij de Wet verantwoorde groei melkveehouderij, en als dat nodig is ook over hoe het in de praktijk loopt.


Kerngegevens

Nummer T02118
Status voldaan
Datum toezegging 16 december 2014
Deadline 1 januari 2017
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Economische Zaken (2012-2017)
Kamerleden M.J. van Beek MBA (PVV)
Commissie commissie voor Economische Zaken (EZ)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie evaluatie
Onderwerpen Algemene Maatregel van Bestuur
evaluaties
Meststoffenwet
Kamerstukken Wet verantwoorde groei melkveehouderij (33.979)


Uit de stukken

Handelingen I 2014-2015, nr.13, item 3, blz. 7

De heer Van Beek (PVV):

(...)

Verder vraagt de fractie van de PVV de staatssecretaris in de te nemen stappen naar verdere invulling van de AMvB, de Kamer actief te blijven informeren, ook tijdens de implementatie na de keuzes die gemaakt moeten worden. Dit proactief communiceren met de Kamer geldt met name daar waar knelpunten verwacht kunnen worden of al optreden.

Handelingen I 2014-2015, nr. 14, item 3, blz. 10-11

Staatssecretaris Dijksma:

(...)

Op basis van het overleg met de Tweede Kamer en de sector hebben we drie hoofdrichtingen voor een AMvB onderscheiden. Het LEI heeft een verkenning uitgevoerd op de effecten. Uw Kamer heeft dat rapport, net als ik, afgelopen donderdag ontvangen. Met betrokken partijen wil ik op korte termijn overleggen over de nadere uitwerking en de concrete invulling van de Algemene Maatregel van Bestuur. Tegen de heer Thissen zeg ik dat ik dat overleg echt nodig heb voordat ik een keuze kan maken. In de toelichting op de Algemene Maatregel van Bestuur zal ik vanzelfsprekend de keuze voor een bepaalde richting onderbouwen. De heer Van Beek vroeg daarnaar. Hij zei: kies niet alleen, maar laat ook zien waarom je kiest en wat de gevolgen zijn.

(...)Tegen de heer Van Beek zou ik willen zeggen dat ik zowel deze als de Tweede Kamer wil informeren over het verloop van het proces om te komen tot een AMvB en als dat nodig is ook over hoe het in de praktijk loopt. We kunnen ook afspreken dat we bij de evaluatie van de Meststoffenwet in 2016 specifiek op dit punt uitbreiden. Dat wil ik de Kamer toezeggen.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Informatie over opbouw van de groei van bedrijfsinvesteringen in de begroting van 2017 (CXVII, E) (T02298)

De Minister van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Knapen, toe de Kamer te informeren over de opbouw van de groei van bedrijfsinvesteringen in de begroting 2017.


Kerngegevens

Nummer T02298
Status voldaan
Datum toezegging 26 april 2016
Deadline 1 oktober 2016
Verantwoordelijke(n) Minister van Economische Zaken (2012-2017)
Kamerleden Dr. H.P.M. Knapen (CDA)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Mondeling overleg
Categorie brief/nota
Onderwerpen bedrijfsinvesteringen
begroting 2017
groei
Kamerstukken Europees Semester 2016 (CXVII)


Uit de stukken

Verslag mondeling overleg, vastgesteld 26 mei 2016, Pagina 22:

De heer Knapen (CDA)

De heer Knapen (CDA): Ik heb nog een vraag over de groei van de bedrijfsinvesteringen. Kan worden aangegeven welk deel te maken heeft met uitgestelde capaciteitsaanpassing, welk deel te maken heeft met innovatie  en welk deel te maken heeft met echt specifieke vergroting van capaciteit? Is daar enige inschatting van te maken? Ik wil weten of het structureel is of dat we te maken hebben met een inhaalbeweging.

Verslag mondeling overleg, vastgesteld 26 mei  2016, Pagina 22:

Minister Kamp: Dat weet ik zo niet, maar dat lijkt me wel een interessant punt om inzicht in te verschaffen in de begroting van Economische Zaken voor het volgende jaar. Dit zijn cruciale cijfers voor de economie. Als de heer Knapen graag wil zien wat er onder die cijfers ligt, dan is het mijn taak om dat inzicht te verschaffen. Wij zullen dat dus in de begroting voor 2017 oppakken. Dank voor het aandachtspunt.


Brondocumenten


Historie