T02411

Toezegging De gevolgen van de omkering van de bewijslast te blijven monitoren in aanloop naar de evaluatie in 2021 (34.041/34.390/34.348)



De Minister van Economische Zaken zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen en opmerkingen van het lid Flierman (CDA), toe de gevolgen van het gehele proces met de arbiter, de omkering van de bewijslast en het feit dat zaken voor de rechter komen te blijven monitoren en niet te wachten op de evaluatie in 2021.


Kerngegevens

Nummer T02411
Status voldaan
Datum toezegging 20 december 2016
Deadline 1 januari 2018
Voormalige Verantwoordelijke(n) Minister van Economische Zaken (2012-2017)
Huidige Verantwoordelijke(n) Minister van Economische Zaken en Klimaat
Kamerleden Dr. A.H. Flierman (CDA)
Commissie commissie voor Economische Zaken en Klimaat / Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (EZK/LNV)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie evaluatie
Onderwerpen mijnbouw
Kamerstukken Novelle Wet bewijsvermoeden gaswinning Groningen (34.390)
Versterking veiligheidsbelang mijnbouw en regie opsporings-, winnings- en opslagvergunningen (34.348)
Veiligheid van offshore olie- en gasactiviteiten en omkering van bewijslast bij schade binnen het effectgebied van een mijnbouwwerk (34.041)


Uit de stukken

Handelingen I 2016-2017, nr. 13, item 16, pagina 16

Minister Kamp:

(...)

Nu kom ik op het wettelijke bewijsvermoeden. De heer Flierman legde op een aantal punten de vinger op de zere plek, zoals ik al heb gezegd. Hij gaf aan dat de juridificering van de schadeafhandeling ook een gevaar is. Hij zegt dat de omkering van de bewijslast goed bedoeld is, maar vraagt zich af of dat uiteindelijk tot een verzwaring voor de inwoners en de ondernemers in het gebied kan gaan leiden. Het is mij erom te doen om de Groningers die schade hebben, zo veel mogelijk te ontlasten. Ik wil dus eigenlijk helemaal niet bij een rechter terechtkomen. Ik wil ook niet bij een bewijsvermoeden en de omkering van de bewijslast terechtkomen. Als iemand schade heeft, wil ik dat een expert naar hem toe gaat. Die moet de schade onafhankelijk en oprecht vaststellen. Vervolgens moet het schadebedrag uitgekeerd en de schade hersteld worden. Dat wil ik. Het moet dus de allereerste keer al goed gaan, zoals het nu in 80% van de gevallen ook gaat. Het is mijn ambitie om op dat vlak zo dicht mogelijk bij de 100% te komen. Maar als dat niet lukt, zijn we verplicht om te luisteren naar de mensen in het gebied en hun recht te doen. Daarom hebben wij een aantal stappen daarachter georganiseerd.

De eerste stap is dat er een tweede expert naartoe gaat. Dan komt de arbiter ertussen. Vervolgens is er ook nog de mogelijkheid om naar de rechter te gaan. Daarbij hebben wij de positie van de schademelder versterkt door een bewijsvermoeden te introduceren. Dat hebben wij met de beste bedoelingen gedaan. Wij moeten dat nu laten werken. Het is mijn blijvende opdracht om de mensen niet bij de rechter terecht te laten komen, maar hun van te voren al recht te doen en ervoor te zorgen dat ze de schade vergoed krijgen. De werkelijk geleden schade moet zo vlot mogelijk vergoed worden en de schade moet wat mij betreft ook hersteld worden.

De heer Flierman vroeg of ik bereid ben om het hele proces met de arbiter, de omkering van de bewijslast en het feit dat zaken voor de rechter komen, te volgen. Hij vroeg ook of ik bereid ben om de problemen die zich voordoen, afhankelijk van de bevindingen op te lossen. Ik ben daartoe bereid. Wij evalueren de zaak standaard na vijf jaar, maar ik zal dit ook in de tussenperiode blijven volgen. Als ik denk dat het nodig is om in te grijpen en om te doen wat de heer Flierman zei, ben ik bereid om dat te doen.

(...)

Handelingen I 2016-2017, nr. 13, item 16, pagina 21

De heer Flierman (CDA):

Wij hebben nadrukkelijk gevraagd naar de perverse of ongewenste effecten van bepaalde arrangementen. Ik neem aan dat de minister daarnaar zal kijken als het aan de orde mocht komen. Hij heeft in ieder geval heel expliciet toegezegd dat hij zal monitoren of de omkering van de bewijslast en alles wat daarmee samenhangt tot een ongewenste juridisering leidt. Als dat het geval is, zullen we opnieuw met elkaar moeten bekijken of dat tot extra maatregelen of andere maatregelen moet leiden. Dat laatste geldt ook voor het gegeven dat de begrenzing van het effectgebied uiteindelijk door de rechter bepaald zal worden via een aantal procedures. Daar heb ik zelf nog de meeste zorgen over. Dit betekent dat er op dat vlak toch nog wel veel discussie en wellicht ook onzekerheid bij mensen zal zijn. Juridische procedures hebben altijd een element van onzekerheid en teleurstelling in zich. De minister zegt niet voor niets dat hij het het liefst zo veel mogelijk buiten de rechter afhandelt. In dit geval zou er dus toch nog sprake kunnen zijn van juridisering. Maar, zoals gezegd, zijn wij heel erg blij met de toezegging van de minister.


Brondocumenten


Historie