T03084

Toezegging De maximering van de vi tot twee jaar eerder evalueren met experts (35.122)



De minister voor Rechtsbescherming zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Bikker (ChristenUnie), toe dat hij vóór de evaluatie van vijf jaar al de gespreksronde met experts start inzake het evalueren van de maximering van de vi tot twee jaar.


Kerngegevens

Nummer T03084
Status openstaand
Datum toezegging 16 juni 2020
Deadline 1 juli 2024
Verantwoordelijke(n) Minister voor Rechtsbescherming
Kamerleden Mr. M.H. Bikker (ChristenUnie)
Commissie commissie voor Justitie en Veiligheid (J&V)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie evaluatie
Onderwerpen maximering
strafrestant
voorwaardelijke invrijheidstelling
Kamerstukken Wet straffen en beschermen (35.122)


Uit de stukken

Handelingen I 2019-2020, nr. 32, item 2, blz. 5-6

Mevrouw Bikker (ChristenUnie):

Ik doel nu op een andere groep dan de calculeerders, die de allergrootste straf verkrijgen. Dan is twee jaar een gering deel op het geheel. Ik doel op de groep waarvan voor experts ook nu al duidelijk is dat ze langer nodig hebben dan die twee jaar vi om fatsoenlijk de samenleving in te komen, ook in het nieuwe stelsel. Daarbij wordt gezegd: het is een kleine groep, maar ze zijn er wel. Daar doel ik op. Ik zou de minister willen vragen om bij die specifieke groep de vinger aan de pols te houden. Zorg dat de evaluatie niet te laat komt, want we willen voorkomen dat mensen te vroeg uitstromen terwijl we dat met elkaar hadden kunnen weten en terwijl we het nu al hadden kunnen inrichten. Zorg dat je dat signaal op tijd oppikt. Ik zou de minister willen vragen hoe hij dat weegt.

Minister Dekker:

Ik zie dat punt, maar we hebben inmiddels ook wel een instrumentarium waarmee we daar wat aan kunnen doen. De Wet langdurig toezicht maakt het sinds een aantal jaar mogelijk om langer toezicht te houden, ook wanneer een strafdeel erop zit. Dat kan door een gedragsbeïnvloedende maatregel op te leggen bij aanvang van een straf. We zijn druk bezig om ook de bekendheid met die maatregel te vergroten, want die moet bij de veroordeling worden opgelegd. Maar ook waar geen strafrestant meer resteert, maakt die het mogelijk om na de straf nog langer toezicht te blijven houden. Dat is een van de dingen die we hieraan kunnen doen. Het andere is een verlenging van de proeftijd voor degenen die wel in vi zitten en die weliswaar nog een strafrestant hebben, maar voor wie je het toezicht nog wat verder wilt verlengen. Ook dat is een onderdeel in die wet dat specifiek voor deze doelgroep kan worden toegepast. Tegelijkertijd ben ik het met mevrouw Bikker eens dat we steeds moeten kijken of het voldoende is. Als het niet voldoende is, moet je op zoek naar andere manieren om wellicht nieuwe maatregelen te verzinnen of te introduceren om langer een vinger aan de pols te houden bij specifiek deze doelgroep.

Mevrouw Bikker (ChristenUnie):

Ik dank de minister dat hij ervoor openstaat om de vinger al in een vroeger stadium, op langere termijn aan de pols te blijven houden, gedurende de hele rit vanaf het moment dat het wetsvoorstel start. Maar ik vraag hem op dit punt heel specifiek om al vóór die evaluatie over vijf jaar, dus bijvoorbeeld over drie of vier jaar, de gespreksronde met de experts te starten over de vraag wat zij tegenkomen. Werkt het punt van die twee jaar zoals we dat met elkaar bedacht hadden of blijven de bezwaren die wij als senatoren nu nog te horen krijgen — ik vermoed dat de minister die ook wel hoort via zijn departement — toch staan? Ik zou daar zeer aan hechten, want dan is de wet in werking en kunnen we zien of het allemaal uitwerkt zoals de minister nu denkt dat het werkt. Of hebben de experts gelijk als ze zeggen dat ze een handvol mensen voor ogen hebben die nu net tussen de gaten door zullen gaan? Dan kan daar nog wat op verzonnen worden.

Minister Dekker:

Dat gesprek moeten we gewoon aangaan, dus dat zeg ik toe. Of die maximering van twee jaar echt problematisch wordt, weten we pas zes jaar na inwerkingtreding van de wet. Dan pas zul je ervaring gaan opdoen met gedetineerden die anders misschien drie of vier jaar voorwaardelijke invrijheidstelling zouden hebben gekregen, maar voor wie dat nu gemaximeerd wordt tot twee. Natuurlijk moeten we niet gaan zitten wachten tot het zover is. Als een instantie bijvoorbeeld zegt dat we in de Wet langdurig toezicht een extra haakje nodig hebben dat het straks mogelijk maakt om specifiek voor deze doelgroep de teugels nog iets strakker te houden, dan kom ik naar uw Kamer om daar voorstellen voor te doen. Dit geeft ons dus ook wat tijd om dat gesprek aan te gaan. Dat is wat ik wil zeggen.

De voorzitter: Mevrouw Bikker, uw vierde interruptie.

Mevrouw Bikker (ChristenUnie):

Ik dank de minister voor zijn toezegging om dat gesprek aan te gaan. Ik zou hem ook willen vragen om daarover terug te koppelen naar deze Kamer. Ik denk echt dat die experts al eerder, nog voordat ze mensen in real life op straat hebben begeleid, zien aankomen of die twee jaar of iets meer tijd nodig is. Maar dat gaan we dan zien. Ik dank de minister dus hartelijk voor zijn bereidheid.


Brondocumenten


Historie

  • 16 juni 2020
    toezegging gedaan