T01465

Toezegging Geen regeringsinzet voor opname verplichte procesvertegenwoordiging bij EHRM in Brighton Verklaring 2012 (32.735)



De minister van Veiligheid en Justitie zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen van de leden Kox (SP) en Van Boxtel (D66), toe dat de regering geen verplichte procesvertegenwoordiging zal bepleiten ten behoeve van de werklastvermindering van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens en dat ze ernaar streeft dat dit niet wordt opgenomen in de Brighton Verklaring.


Kerngegevens


Uit de stukken

Handelingen I 2011-2012, nr. 22 - blz. 7

De heer Kox (SP):

Een aantal wensen van de Nederlandse regering, wensen die volgens mij niet konden rekenen op steun van deze Kamer, is niet overgenomen in de ontwerpverklaring voor Brighton, bijvoorbeeld de invoering van een griffierecht, verplichte procesvertegenwoordiging en sanctiemogelijkheden als het klachtrecht wordt gebruikt. Mijn vraag aan de bewindslieden is of Nederland zich hierbij neerlegt. Dat zou voor mijn fractie een welkom besluit zijn.

Handelingen I 2011-2012, nr. 22 - blz. 12

De heer Van Boxtel (D66):

Als wij het Hof nu meer ruimte zouden geven, kunnen bijvoorbeeld ook meer complexe zaken door kamers van drie of vijf rechters beoordeeld worden in plaats van de huidige zeven. In plaats daarvan wil het kabinetechter actieve bemoeienis inbouwen met de werkprocessen van het Hof, door beboeting van klager en verplichte procesvertegenwoordiging. Gelukkig zijn die proefballonnen niet in de concepttekst van Brighton terecht gekomen. Wil het kabinet die ideeën daar nog wel gaan bepleiten?

Handelingen I 2011-2012, nr. 22 - blz. 33

Minister Opstelten:

Het tweede punt betreft het voorstel van het Hof om verplichte procesvertegenwoordiging voor klagers in te voeren. In de notitie van 21 oktober 2011 is het Hof teruggekomen op dat zelf ingediende voorstel. Dat voorstel krijgt nagenoeg geen steun bij de onderhandelingen op ambtelijk niveau. Ook het kabinet is na verdere bestudering van het voorstel niet meer overtuigd van nut en noodzaak van het voorstel. Uit de statistieken van het Hof blijkt immers dat er geen duidelijk verband is tussen procesvertegenwoordiging en de kwaliteit en/of ontvankelijkheid van de klachten. Voor Nederland geldt dat klachten die kennelijk ongegrond worden verklaard, in grofweg 80% van de gevallen worden vertegenwoordigd dooreen raadsman. In het geval van Turkije ligt dat percentage zelfs op 91. Om die reden zal Nederland het voorstel ook niet langer steunen.

Handelingen I 2011-2012, nr. 22 - blz. 39

Minister Opstelten:

De heer Van Boxtel heeft gevraagd of het kabinet het idee van verplichte procesvertegenwoordiging nog bepleit. Dat zal het kabinet niet doen. In mijn brief van 5 maart heb ik dat aangegeven, net als in de inleidende opmerkingen die ik zojuist deed. Er is geen meerderheid te vinden voor het idee van verplichte procesvertegenwoordiging.

Handelingen I 2011-2012, nr. 22 - blz. 44

De heer Kox (SP): Ik tel mijn zegeningen; als het niet klopt, hoor ik het wel vanachter de regeringstafel. (...)

7: Er komt geen verplichte procesvertegenwoordiging.

Handelingen I 2011-2012, nr. 22 - blz. 46

Minister Opstelten: Ik ben de heer Kox er erkentelijk voor dat hij in twaalf punten nog een keer precies heeft aangegeven wat onze bijdrage is geweest. Dat is iets om te onthouden voor later. Dank.


Brondocumenten


Historie