Behandeling Machtigingswet oprichting Invest International



Verslag van de vergadering van 22 juni 2021 (2020/2021 nr. 42)

Aanvang: 19.00 uur

Status: gecorrigeerd


Aan de orde is de behandeling van:

  • het wetsvoorstel Machtiging tot oprichting van de Nederlandse financierings- en ontwikkelingsinstelling Invest International (Machtigingswet oprichting Invest International) (35529).

Bekijk de video van deze spreekbeurt

De voorzitter:

Aan de orde is de behandeling van het wetsvoorstel 35529, Machtiging tot oprichting van de Nederlandse financierings- en ontwikkelingsinstelling Invest International, kortweg de Machtigingswet oprichting Invest International. Ik heet de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking en de minister van Financiën van harte welkom in de Eerste Kamer. Vandaag vindt alleen de eerste termijn van de kant van de Kamer plaats. De voortzetting van de beraadslaging zal binnenkort op een nader te bepalen datum plaatsvinden.

De beraadslaging wordt geopend.

De voorzitter:

Ik geef het woord aan mevrouw Faber-van de Klashorst namens de fractie van de PVV.


Bekijk de video van deze spreekbeurt

Mevrouw Faber-van de Klashorst i (PVV):

Dank u wel, voorzitter. Welkom ministers. U bent keurig op tijd. Dat compliment is alweer binnen.

Voorzitter. Dit kabinet wil maar liefst 833 miljoen aan belastinggeld wegsluizen via een besloten vennootschap genaamd Invest International. Dit bedrag dient als smeerolie voor het uitvoeren van projecten die de markt links laat liggen, maar die wel op de linkse agenda prijken. Eigenlijk is het gewoon het uitrollen van linkse hobby's, altijd bekostigd van andermans geld. Dat wordt dan "additioneel bijdragen aan de markt" genoemd. Hoe verzin je het?

Tot 2030 bestaat de leidraad van deze politieke agenda uit de duurzame ontwikkelingsdoelen van de Verenigde Naties, oftewel de SDG's. Wat de leidraad na 2030 zal zijn? Geen idee. De doelen van Invest International zijn zo breed geformuleerd dat met een beetje creatief shoppen gegarandeerd een leuk, bijpassend richtsnoer kan worden gevonden.

In dit wetsvoorstel is Invest International hét beoogde platform voor het uitrollen van projecten waarmee een poging wordt gewaagd om de mondiale problemen op te lossen. Hiervoor wordt een holding opgetuigd met voorlopig drie dochtermaatschappijen, met op papier gescheiden taken: investeren, ontwikkelen en regelen. Aangezien het aantal dochters onbegrensd is, kan er zomaar één bij komen. Met welke taak? Geen idee. Hoe de verhouding van de aandeelhouders zal liggen? Geen idee. Dat is wel een belangrijk punt in verband met de controlerende functie van de Algemene Rekenkamer. Wie het weet, mag het zeggen.

Voorzitter. De investeringsdochter gaat op afstand bankieren. Projecten waaraan commerciële banken en private investeerders zich niet willen branden, moeten een beetje geholpen worden. Het is aan Invest International om deze geldschieters over de streep te trekken, want zij zullen alleen instappen als hun risico beperkt is en opweegt tegen hun winsten. Daarom moet de investeringsdochter met geld en garanties over de brug komen. Om deze dochter te voorzien van kapitaal stort de regering 833 miljoen euro in de pot. Dit wordt verpakt in een zogenaamde financiële transactie, zodat deze uitgave niet drukt op het EMU-saldo. Maar ja, maakt dat wat uit? Zijn er ooit landen binnen de monetaire unie gesanctioneerd voor het overschrijden van het EMU-saldo? Of is dit een gelegenheidsargument om de poet en het parlement op afstand te zetten?

Zodra dit wetsvoorstel door de Kamer is, is haar controlerende rol uitgespeeld. Als zoethoudertje mag het parlement zich enkel buigen over door de minister aangereikte verslagen. Het mag daar een debat over houden en er ook nog een motie over indienen, die de minister gewoon naast zich neer kan leggen. In het slechtste geval wordt een minister de laan uitgestuurd en gaat het spel om de knikkers daarna gewoon weer verder. De ministers kunnen naar believen hun gang gaan met het uitoefenen van aandeelhoudersrechten, zoals het wijzigen van statuten, het wijzigen van het aandeelhoudersbezit en sturen in de strategie. Ook het toebedelen van nieuwe taken kan heerlijk geregeld worden middels een algemene maatregel van bestuur.

Voorzitter. U moet niet denken dat het blijft bij de eenmalige kapitaalstorting voor de investeringsdochter. Jaarlijks zullen er ook subsidies stromen naar de ontwikkeldochter en de regelingendochter. Vervolgens neemt dit trio plaats achter één loket. Dat zou wel zo gemakkelijk zijn voor de geïnteresseerde bedrijven — tenminste, zo wordt het verkocht. Het verleden laat echter zien dat bedrijven prima de weg weten te vinden als ze winst ruiken. Het zijn tenslotte niet voor niets ondernemers.

Toch dramt de minister door. Achter dit loket worden diverse expertises samengebracht, zodat er formele en informele uitwisseling van kennis, best practices, procedures en dergelijke zal plaatsvinden. Dit alles valt weer onder één raad van bestuur, die één strategisch plan opstelt voor de vennootschap en al haar dochters, waarvoor weer de goedkeuring is vereist van de raad van commissarissen. En zo komt alles weer samen. Dit terwijl de minister aangeeft dat wederzijdse beïnvloeding en het uitwisselen van oneigenlijke informatie moet worden voorkomen. Op papier worden er zogenaamde Chinese walls opgetrokken, maar houden deze in de praktijk stand? Nu zetten de coronamaatregelen wel een rem op het uitwisselen van vrije gedachten. Digitaal vergaderen discussieert niet echt lekker en smoezen op 1,5 meter afstand is lastig.

De PVV-fractie heeft als een van de weinige fracties gevraagd om de aanwezigheid van de minister van Financiën. Hij vraagt immers mandaat voor de oprichting van Invest International. De Staat krijgt 51% van de aandelen en de overige aandelen gaan naar FMO. De FMO is een financieringsmaatschappij voor ontwikkelingslanden, een nv met een bankvergunning en met een staatsdeelneming van 51% van de aandelen. De overige aandelen zijn grotendeels in handen van ABN AMRO, ING, Rabobank, Triodos Bank en de RegioBank. En er schijnen nog meer aandeelhouders te zijn. Ook zouden er vakbonden bij betrokken zijn. Kan de minister aangeven welke aandeelhouders er nog meer betrokken zijn?

Bij de oprichting van de holding spelen de statuten een belangrijke rol. Daar staan een paar opmerkelijke zaken in. Opvallend is dat er een discrepantie zit tussen het doel zoals beschreven in artikel 3 van het wetvoorstel en het doel zoals beschreven in artikel 3, lid 1 van de statuten. Zo wordt in het wetsvoorstel wel beschreven dat Invest International haar activiteiten ontplooit additioneel aan de markt, maar in de statuten niet. Dat is vreemd. Het zijn toch onder andere de additionele activiteiten waarmee je het risico omzeilt beticht te worden van staatssteun? Graag een reactie van de minister.

Daarnaast is het doel in de statuten veel breder weergegeven. In de statuten is aan het doel aan het eind extra toegevoegd: "en alles wat hiermee verband houdt en daartoe bevorderlijk kan zijn". Daar kun je van alles onder proppen. Het kan toch niet zo zijn dat de statuten niet in lijn zijn met het wetsvoorstel? Graag een reactie van de minister.

Dan de raad van bestuur en de raad van commissarissen. Zowel een bestuurslid als een commissaris mag niet deelnemen aan beraad en besluitvorming binnen zijn of haar gremium indien hij of zij direct of indirect een persoonlijk tegenstrijdig belang heeft in de vennootschap. Mag dan een ander tegenstrijdig belang, anders dan een persoonlijk tegenstrijdig belang, wél? Moet er niet gewoon sprake van zijn dat de betrokken persoon niet mag deelnemen indien er sprake is van een tegenstrijdig belang in welke vorm dan ook? Graag een reactie van de minister.

Opmerkelijk is de mogelijkheid dat een lid van de raad van bestuur direct kan overstappen naar de raad van commissarissen en vice versa. Hiermee kan een ons-kent-onssituatie ontstaan. Een bestuurslid kan dan bijvoorbeeld het eigen strategisch plan goedkeuren. Waarom is voor deze ongebruikelijke constructie gekozen? Of is dit een foutje? Graag een reactie van de minister.

Dan een opmerking betreffende de overdracht van de onderneming, of vrijwel de gehele onderneming, aan een derde. Hiertoe kan besloten worden tijdens de algemene vergadering, zoals te lezen is in artikel 16, lid 7. Maar hoe verhoudt zich dit tot artikel 5, lid 1? Daar is te lezen dat aandelen A alleen overgedragen kunnen worden aan een persoon die partij is bij de aandeelhoudersovereenkomst. Maar de desbetreffende partijen zijn dan toch enkel de Staat en FMO? Hoe kan er dan sprake zijn van een derde partij? Vallen aandeelhouders van FMO misschien indirect ook onder de aandeelhoudersovereenkomst? Of betreft het de overdracht van aandelen B? Maar die kunnen alleen maar worden overgedragen aan de vennootschap zelf, of aan kapitaalvennootschappen van de Staat, die direct of indirect alle uitstaande aandelen heeft. Graag een reactie van de minister.

Maar voorzitter, we zijn er nog niet. Want naast het feit dat de statuten van dochtermaatschappijen gewijzigd kunnen worden, kunnen deze dochtermaatschappijen ook worden ontbonden, worden omgezet en fuseren. Dat geldt ook voor de investeringsdochter, met haar bruidsschat van 833 miljoen; deze kan zomaar wegglippen. Het lijkt erop dat het parlement hier geen grip op heeft. Graag een reactie van de minister. Tot zover de statuten.

Voorzitter. Invest International zou niet alleen additioneel aan de markt gaan werken, maar ook additioneel aan FMO. De Staat krijgt weliswaar 51% van de stemgerechtigde aandelen, maar met de combinatie van de overige aandelen bestemd voor FMO, en het feit dat voor een aantal belangrijke besluiten, zoals het wijzigen van de statuten, een tweederdemeerderheid van de stemmen vereist is, krijgt FMO eigenlijk een vetorecht. Daar komt bij dat 49% van de aandeelhouders van FMO, zoals commerciële banken, vakbonden en private investeerders, niet altijd dezelfde belangen heeft als de overheid. Dit is een basis voor heibel in de tent. En hoe betrouwbaar is die bankenclub? Hoe hoog is dat SDG-gehalte van FMO in de praktijk? Niet dat de PVV iets met SDG's heeft, maar de minister wel. Of toch niet? Graag een reactie.

Voorzitter. Bij projecten waar FMO als financier bij betrokken is, zouden wantoestanden voorkomen. Gerapporteerde incidenten variëren van milieuschade, moord, doodslag, geweld, intimidatie, repressie tot willekeurige arrestaties als de inheemse bevolking zich verzet tegen de komst van bijvoorbeeld een dam, een kolencentrale of de aanleg van en de werkwijze bij palmolieplantages. Palmolieplantages schromen bijvoorbeeld niet om hun arbeiders het bos in te sturen met een dagloon van 2.000 Congolese francs. Dat is ongeveer een euro. Dat ligt ruim een derde onder het bedrag dat de Wereldbank als het absolute minimum beschouwt. Nog armetieriger is het voor vrouwen. Zij krijgen nog niet eens de helft van dit schamele loon. Hoezo gelijke rechten voor vrouwen? Hoezo Gender Agenda? De top van FMO geeft toe bekend te zijn met deze misstanden. Ze schijnen een lijst met probleemprojecten te hebben. Wat doen ze ermee? Ze volgen ze. En verder? Dat is niet bekend. Wellicht kan de minister dit nader toelichten. Graag een reactie.

Voorzitter. FMO is een ontwikkelingsbank en verstrekt leningen om de groei in ontwikkelingslanden te bevorderen. Maar wie profiteren er nu van deze groei? Dikwijls leeft de bevolking in armoede onder een corrupt regime. Doordat de FMO zich richt op private ondernemingen, wordt het directe zakkenvullen van ambtenaren omzeild. Dit zakkenvullen is verplaatst naar belastingparadijzen. Er zijn bedrijven die met behulp van een door de FMO verstrekte lening een extra duwtje in de rug kregen en die er niet voor schromen hun bedrijfswinsten weg te sluizen naar exotische oorden.

Ik geef een voorbeeld. Nigeria is rijk aan olie en exporteert jaarlijks voor 38 miljard dollar. Toch kreeg de overheid het niet voor elkaar om meer dan de helft van de Nigerianen toegang te geven tot elektriciteit. Om corrupte ambtenaren te omzeilen, werd de energiesector geprivatiseerd. Het bedrijf, Azura Power, moest ieder Nigeriaans huishouden voorzien van een stopcontact. Zij ontvingen 177,5 miljoen dollar, waarvan 40 miljoen dollar van FMO. Uit de gelekte Paradise Papers blijkt dat een deel van de bedrijfswinst naar het belastingparadijs Mauritius ging, waardoor de onderneming in Nigeria maar 3% belasting betaalt. Met wat voor hypocriete bende we te maken hebben, blijkt uit de vermelding op de website van Azura Power: "We do things for the benefit of the people or colleagues in the company, not for ourselves. It is much more rewarding." Nou, je moet het maar durven beweren. Momenteel is Azura Power niet alleen actief in Nigeria, maar ook in Senegal, Kenia en Mozambique. De verwachting is dat zij verder zal uitbreiden op het Afrikaanse continent. Het feestje wordt dus nog groter.

Voorzitter. Ik heb nog een paar voorbeelden van paradijselijke investeringen, gerelateerd aan FMO: 90 miljoen dollar aan het Argentijnse bosbouwbedrijf Celulosa met vennootschappen in belastingparadijzen als de Bahama's en de Amerikaanse staat Delaware. Achter de vennootschappen zit de rijkste man en oud-minister van Uruguay.

Dan een vastgoedinvestering via Peninsula Investment Groups, gevestigd op de Bahama's, met als grootaandeelhouder de schatrijke erfgenaam van het Zwitserse farmaciebedrijf Novartis. New Forest Tropical Asia? Kaaimaneilanden. Kenmare, een Iers mijnbouwbedrijf, exploiteert de grootste titaniummijn ter wereld, maar betaalt amper belasting in Mauritius.

Voorzitter. In werkelijkheid zal de lijst nog veel groter zijn, want ondanks dat FMO aangeeft niet mee te willen werken aan deze winstverschuivingen, knijpt zij ondertussen een oogje dicht en laat zij het grote graaien doorgaan. De FMO-manager belastingen, Yvonne Bol, reageert dan ook laconiek. Ik citeer: "We hebben meerdere doelstellingen voor onze financieringen. Als alles voor ons klopt op het gebied van economische ontwikkeling en maatschappelijk verantwoord ondernemen, en als het bijdraagt aan vermindering van de armoede, moet je dan een deal laten afketsen op de fiscale structuur die dan ook nog eens volkomen legaal is?" Is dit nu die duurzaamheid waar politiek-correct Nederland het over heeft? Het wegsluizen van bedrijfswinsten valt kennelijk onder maatschappelijk verantwoord ondernemen. En zou het echt bijdragen aan de vermindering van armoede?

Iedereen snapt dat een land enkel zelfstandig kan worden door zich te ontwikkelen. Belastingheffing is essentieel voor een soevereine, goedwerkende staat en draagt eraan bij het eigen vastgestelde beleid uit te voeren. Of is het helemaal niet de bedoeling dat deze landen op eigen benen komen te staan? Het wegsluizen van bedrijfswinsten en het afschepen van arbeiders met een hongerloon dragen niet bij aan een goedwerkende staat. Sterker nog, het is in strijd met de overeenkomst tussen de Nederlandse Staat en FMO. Daarin is beschreven dat onder andere de SDG's als leidraad gehanteerd worden voor het oplossen van wereldwijde vraagstukken.

En dan komt ook de vraag naar boven: waarom moet de Nederlandse belastingbetaler maximaal betalen en kunnen bedrijven, via constructies in belastingparadijzen, minimaal betalen? Graag een reactie van de minister.

Voorzitter. FMO is een commerciële club. Nu is er niks mis met commercie, maar je moet je serieus afvragen of je een dergelijke club ten eerste een extra zak geld moet toeschuiven en ten tweede een vetorecht moet geven. Het is een organisatie die op de hoogte is van grote misstanden binnen projecten en die bedrijven van schatrijke aandeelhouders moet verleiden om te investeren. Het is een organisatie die het wegsluizen van bedrijfswinsten naar belastingparadijzen geen strobreed in de weg legt.

Voorzitter, ik rond af. Bij bijzondere constructies moet je altijd oppassen. Dit wetsvoorstel leunt op allerlei bijzondere constructies: het vermijden van staatssteun, het vermijden van het overschrijden van het EU-saldo, rammelende statuten, een discutabele partner met vetorecht. Het parlement wordt op afstand gezet en met dit wetsvoorstel gedegradeerd tot een papieren tijger. En dat alles om de ideologie van de Verenigde Naties door te drammen. Wat een waanzin.

Tot zover.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Faber. Dan is het woord aan de heer Knapen namens de fractie van het CDA.


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Knapen i (CDA):

Voorzitter. Laat ik beginnen met complimenten aan het kabinet. Die complimenten zijn met name voor het geduld, want dit onderwerp staat nu al twee kabinetten op de to-dolijst en het scheelt geen haar of het zou weer niet zijn gelukt. Maar als alle voortekenen niet bedriegen, wordt het geduld nu ten langen leste toch beloond.

Bekijken we het wetsvoorstel van vandaag een beetje meer door de groothoeklens, dan is het best een bijzondere historische les. De tijdsgeest waait ons land doorgaans binnen vanuit het Westen. En dat niet alleen, want wij hebben dan ook nogal eens de neiging om een beetje door te slaan. Zo hebben wij, geheel in de geest van de Chicago-economen en Ronald Reagan, decennialang gedereguleerd en geprivatiseerd en hebben wij de Nationale Investeringsbank, symbool van het Marshallplan en publiek investeren, aan de dijk gezet. Zoals gezegd: soms slaan wij een beetje door. Geen enkel ander Westers land deed dit namelijk. Ook Amerika en het Groot-Brittannië van Thatcher deden het niet. Wij deden het wel. Een decennium verder hebben we inmiddels Invest-NL, dat in dit huis werd goedgekeurd, een paar maanden voor de pandemie zich aandiende. Invest-NL staat nog in de kinderschoenen.

Vandaag is er het wetgevende sluitstuk, Invest International. Onze fractie is verheugd dat het er eindelijk is. Natuurlijk, je kunt er allerlei kanttekeningen bij zetten. Misschien was het oorspronkelijke idee om Invest-NL alles te laten doen zo gek nog niet. Maar daar zegt het kabinet bij nader inzien van dat het toch een geheel andere activiteit is. Bij Invest-NL gaat het vaak om langlopende, soms achtergestelde leningen en bij Invest International om investeringen en om projectontwikkeling. Bij Invest International moet je investeringen entameren en faciliteren. Er moeten subsidies uit diverse potjes van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland worden toegekend en dan moet er ook nog een ontwikkeldochter worden opgericht die de internationale projectontwikkeling van FMO gaat doen. Dat is het huidige Business NL-programma. Zo is Invest-NL ook best een ingewikkelde holding straks. Maar goed, elke constructie blijft op een of andere manier een compromis tussen plussen en minnen. Dat is ook niet zo erg als we gaandeweg praktisch blijven en van de nu gekozen ordening ook geen prestigezaak maken. Overheersend blijft wat ons betreft het streven van deze ministers om de wirwar aan regelingen een halt toe te roepen en voor Nederlandse ondernemers eindelijk dat ene loket werkelijkheid te laten worden.

Voorzitter. In de Tweede Kamer is veel aandacht besteed aan de borging van het maatschappelijk verantwoord ondernemen in de businessplannen van Invest International. Dat is goed en het staat er nu ook goed in het wetsvoorstel, maar gelukkig, voeg ik eraan toe, is het niet zo rigide geworden dat het onwerkbaar wordt dan wel aanmatigend. Waar het uiteindelijk om gaat, is dat we wat kunnen betekenen voor ondernemers die actief willen zijn in het verre, zich ontwikkelende buitenland. We weten allemaal hoe vervelend het is als je steeds op achterstand staat ten opzichte van buitenlandse concurrenten. De Britse, de Franse, de Duitse, de Zweedse, de Italiaanse ondernemer die een boeiend project tegenkomt, heeft altijd een extra oliespuitje op zak om de deuren daar net wat soepeler te laten scharnieren, of omdat er thuis mogelijkheden tot brugfinanciering zijn, of omdat risicokapitaal thuis gemakkelijker valt te mobiliseren, of omdat een vertrouwde bank om de hoek actief is. De Nederlandse ondernemers, veelal mkb'ers, staan er vaak alleen voor en daar gaan kansen mee verloren. In Invest International zien wij een serieuze poging om Nederlandse projecten ons verdienvermogen daar te laten vergroten. Of het lukt? Tja, zoiets gaat niet zonder het nemen van risico's. De vraag is of een overheidsonderneming dat nog wel kan, of liever: nog wel durft. In het publieke debat is weinig ruimte meer voor trial-and-error. De tolerantie voor fouten is ook in het parlement niet groot meer. "Schande" is gemakkelijk geroepen.

Nou is het koppelen van publiek en privaat ook ingewikkeld. Daar moeten we eerlijk over zijn. In beide sectoren lopen zeer getalenteerde en bekwame mensen rond, zo is mijn ervaring. Maar mijn ervaring is ook dat de private sector soms wat slordig is met processen en procedures en zeer gericht is het product, het resultaat. In de publieke sector is het vaak omgekeerd: alle aandacht voor proces en procedures, minder voor het product, minder voor het resultaat. Dat is zekere zin ook logisch, maar publiek en privaat is tegelijkertijd een lastige koppeling. Het is lastig, maar in onze visie ook broodnodig. Misschien dat de minister hier nog eens op wil reflecteren. Verder zegt mijn fractie toch vooral: laten we maar eens van wal steken.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Knapen. Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Prast namens de fractie van de Partij voor de Dieren.


Bekijk de video van deze spreekbeurt

Mevrouw Prast i (PvdD):

Voorzitter. Allereerst meld ik in het kader van transparantie dat ik lid ben van de raad van advies van de Volksbank, waar ASN onder valt, en aandeelhouder van PAL-V, een Nederlandse start-up voor de productie van vliegende auto's die indertijd een subsidie heeft gekregen van het ministerie van Economische Zaken.

Invest International moet activiteiten en projecten ondersteunen die een bijdrage leveren aan de Nederlandse economie door het verbeteren van de internationale concurrentiepositie van Nederland, het verbeteren van het verdienvermogen van Nederland en het met internationale projecten bieden van oplossingen voor wereldwijde vraagstukken zoals bijdragen aan duurzame economische ontwikkeling. Dat laatste is een citaat.

Allereerst de concurrentiepositie. In 2020 stond Nederland op de vierde plaats van de IMD-wereldranglijst van meest competitieve landen, twee plekken hoger dan een jaar eerder. Waarom wil de overheid ingrijpen en belastinggeld uitgeven om die Nederlandse concurrentiepositie nog verder te verbeteren, zo vraag ik de minister. Bij de internationale concurrentiepositie gaat het altijd over een plek ten opzichte van anderen: competitie, een wedstrijd. De minister gebruikte in het debat over het wetsontwerp in de Tweede Kamer inderdaad een wedstrijdmetafoor door te zeggen dat we met 2-0 achterstaan. Kan de minister toelichten waarom zij deze relatieve positie zo belangrijk vindt? Is een doel van de wet dat wij het in financieel-economisch opzicht beter doen dan andere landen of, omgekeerd, dat andere landen het minder doen dan wij?

Voorzitter. Dan het verbeteren van het verdienvermogen van de Nederlandse economie. Artikel 1 van de wet licht het begrip "verdienvermogen" niet toe. Gelukkig komt de term wel voor in de rijksbegroting. Verdienvermogen is de capaciteit om ook op de lange termijn welvaart te creëren, waarbij het gaat om de welvaart in brede zin. Bij brede welvaart gaat het volgens het CBS behalve over het hier en nu ook over later en elders. Dat wil zeggen: volgende generaties en andere landen. Het CBS publiceert sinds 2018 de bredewelvaartmonitor met cijfers voor de materiële welvaart, de gezondheid, sociale cohesie en de kwaliteit van de natuurlijke leefomgeving. In de eerste monitor concludeerde het CBS dat ons land zich ver boven het EU-gemiddelde bevond op het gebied van onder andere materiële welvaart, maar ver onder het gemiddelde op het gebied van gezondheid en milieu. Volgens de laatste monitor laten de meeste indicatoren een stabiele of zelfs stijgende trend zien en dit terwijl Nederland daar al boven in de Europese ranglijst stond. Maar bij de thema's gezondheid, arbeid en vrije tijd, samenleving en milieu kleurden een of meer indicatoren rood. Dat betekent een negatieve trend, ver onder het EU-gemiddelde. Een hoofdconclusie van het CBS is dat Nederland een te groot beslag legt op het natuurlijk kapitaal.

Voorzitter. Gegeven dat Invest International volgens het wetsvoorstel moet bijdragen aan het verdienvermogen, gegeven dat het bij verdienvermogen gaat om de brede welvaart, gegeven dat de brede welvaart bestaat uit verschillende componenten en gegeven dat Nederland het voor sommige componenten heel goed en voor andere heel slecht doet, is mijn vraag aan de minister: aan welke componenten moet Invest International vooral bijdragen? Die vraag is urgent, omdat de componenten niet altijd in elkaars verlengde liggen. Zo is, aldus het CBS, de milieu- en grondstoffencomponent van de brede welvaart gebaat bij minder handel, terwijl Invest International de export moet laten stijgen. Frank den Butter, voormalig lid van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid en hoogleraar econometrie aan de VU, schreef verleden jaar dat de huidige oudere generatie voor veel materieel kapitaal heeft gezorgd, maar op het milieukapitaal flink heeft ingeteerd. Hij benadrukt ook dat een investering in milieukapitaal een rem zet op de materiele welvaartsgroei. Generatiebewust beleid betekent volgens Den Butter dat er bij de keuze tussen meer economische groei of minder opwarming van de aarde voor het laatste gekozen moet worden.

Tegen deze achtergrond vraag ik de minister of zij generatiebewust beleid voorstaat en, zo ja, wat dat betekent voor Invest International. Hoe moet dat de verschillende componenten van brede welvaart wegen bij de selectie van projecten — dat is immers een politieke keuze — binnen de randvoorwaarden? Mag Invest International ondersteuning bieden aan projecten die naar verwachting wel bijdragen aan materiële welvaart, maar niet aan milieu en gezondheid of die zelfs milieu en gezondheid schaden en dus de bredewelvaartbalans nog schever maken dan die al is? Graag een antwoord van de minister.

De derde bijdrage van Invest International wordt het bieden van oplossingen voor wereldwijde vraagstukken, zoals bijdragen aan duurzame economische ontwikkeling. Een van de hypothetische voorbeelden in de memorie van toelichting is, citaat: de uitdaging die ontwikkelingslanden hebben als het gaat om de hoeveelheid en kwaliteit van de watervoorziening. In het voorbeeld zou Invest International een stad in een Aziatisch land kunnen ondersteunen om de watervoorziening te verbeteren. Is dat niet een beetje dweilen met de kraan wagenwijd open? Het waterprobleem in de derde wereld wordt grotendeels door ons veroorzaakt. Het water dat wij in Nederland in en om het huis zien, horen en/of voelen stromen, is nog geen 2% van ons totale waterverbruik. De rest, 98%, is het water dat wordt gebruikt voor de productie van onze consumptie en export. Dat waterverbruik vindt vooral plaats in ontwikkelingslanden en is daarmee een belangrijke veroorzaker van hun probleem, hun waterprobleem. Hoe kijkt de minister hiertegen aan vanuit moreel oogpunt? Wil zij dat Invest International de oorzaak gaat aanpakken of alleen de ontstane schade een beetje beperkt, bij voorkeur zodanig dat ons bedrijfsleven en onze economie profiteren? Graag een antwoord van de minister.

Ook graag een antwoord op de vraag naar de doelmatigheid en zorgvuldigheid. Vlees is de grootste watervreter. Voor de productie van 1 kilo rundvlees is meer dan 15.000 liter water nodig, maar we gebruiken belastinggeld om de vleesconsumptie te vergroten. Recent kende de EU nog 30 miljoen euro toe aan vleesreclames en vervolgens gebruiken we belastinggeld om het door de vleesproductie veroorzaakte waterprobleem te verminderen. Hoe beoordeelt de minister dit vanuit efficiëntieoogpunt en vanuit fatsoen richting de belastingbetaler?

Verder vraag ik de minister of in haar ogen het gevaar van zoönosen en pandemieën een voorbeeld is van een wereldwijd vraagstuk. Experts uit allerlei hoeken hebben gewaarschuwd voor gevaarlijke zoönosen: viroloog Burk, de WHO, Obama-adviseur Larry Summers en de Maastrichtse hoogleraar sustainable development Pim Martens. Nassim Taleb noemde in zijn bestseller Black Swan een zoönosepandemie geen zwarte, maar een witte zwaan: je weet zeker dat die gaat komen, door onder andere de globalisering. Desondanks zag het kabinet COVID-19 als zwarte zwaan, zo hoorden we van de minister van Financiën op Prinsjesdag 2020. Ziet het kabinet zoönosen inmiddels wel als gevaar, zo vraag ik de minister.

Onlangs werden we weer gewezen op het risico van een epidemie door antibioticaresistentie, iets waaraan de intensieve veehouderij een grote bijdrage levert. De minister noemt agrifood als mogelijk terrein voor Invest International, maar specificeert dit niet. Volgens Invest-NL, het PBL en vele andere deskundigen nationaal en internationaal is een omschakeling van het voedselsysteem nodig. Voedselproductie is volgens deze en andere deskundigen verantwoordelijk voor ongeveer een kwart van het totaal aan broeikasgasemissies. Nederland is hierbij een grote boosdoener. We staan in de top 5 van zuivelexporteurs van de wereld, en vlees is ons op een na belangrijkste exportproduct. Erkent de minister de noodzaak van een voedseltransitie? En wat heeft ze in gedachte als het gaat om Invest International en de vlees- en zuivelexport?

Voorzitter. Ik kom nu bij het bestaansrecht, de werkwijze en de governance van Invest International, met ook vragen voor de minister van Financiën. "Alle economen en ook De Nederlandsche Bank, benadrukken dat het kabinet moet investeren om uit de crisis te kunnen komen. Het is geen kwestie van de hand op de knip houden". Aldus de minister voor toen nog alleen BDO in de Tweede Kamer over Invest International. Als econoom ben ik natuurlijk blij als het kabinet naar economen verwijst om beleid te onderbouwen. Maar haalt de minister hier niet conjunctuurbeleid en structuurbeleid door elkaar? De Nederlandsche Bank doelde op de korte termijn: het niet laten inzakken van de vraag en van de kredietverlening, zodat de bestaande productiecapaciteit benut wordt. Invest International gaat over de lange termijn en het vergroten van de productiecapaciteit. Ik hoor graag een uitleg.

Overigens trekt volgens DNB en het Centraal Planbureau de economie inmiddels zo aan dat er een tekort aan personeel dreigt en dat het kabinet juist op de rem moet trappen. Ik hoor graag een reactie.

Investeringen worden gezien als risicovol, dus er zijn weinig keuzes voor degenen die financiering zoeken, aldus de minister voor BDO in de Tweede Kamer. Dat een investering risicovol is, betekent natuurlijk niet dat er geen financiering voor te krijgen is. Dat lukt alleen niet als het verwachte rendement niet in verhouding staat tot het risico, of als er vanuit prudentieel oogpunt beperkingen zijn. Na de bankencrisis zijn er in Europa maatregelen genomen om het nemen van risico's door banken af te remmen en de kans te verkleinen dat de belastingbetaler de dupe is als het misgaat. De minister presenteert de prudentiële regels nu als een onderbouwing voor het met belastinggeld te financieren Invest International. Gaan we nu de belastingbetaler rechtstreeks laten opdraaien voor risico's waarmee we hem niet indirect, via de banken, wilden opzadelen? Ook het terugtrekken van ABN AMRO zakenbank uit het buitenland is door de minister genoemd als onderbouwing voor Invest International. Maar is de reden dat de bank zich terugtrekt niet dat de buitenlandse activiteiten goed zijn voor het leeuwendeel van de verliezen van deze staatsbank? En gaan die nu via Invest International bij de aandeelhouder, en dus de belastingbetaler terechtkomen?

Nog een in de Tweede Kamer genoemde reden voor de oprichting is dat buitenlandse overheden moeite hebben om projectfinanciering te vinden. Ik hoor graag een onderbouwing van de minister. Begin deze maand publiceerde het FD een artikel onder de kop "Obligatiebeleggers nemen risico's Afrika voor lief vanwege mondiale run op grondstoffen". In dat artikel stond dat Afrikaans schuldpapier in trek is.

Voorzitter. Tot slot enkele heel concrete vragen. De Financial Times schreef onlangs dat door de sterk stijgende vraag naar grondstoffen voor elektrische vervoermiddelen een groeiend percentage van het kobalt dat daarvoor nodig is, handmatig wordt gedolven door mensen en kinderen in erbarmelijke omstandigheden in Kongo. Mag Invest International activiteiten ondersteunen die van zo gedolven kobalt gebruikmaken?

Invest International richt zich op het Nederlandse bedrijfsleven. Is inschrijving bij een van onze KvK's voldoende om als Nederlands bedrijf gekwalificeerd te worden? Zo niet, welke andere voorwaarden zijn er?

Het kabinet liet in het voorjaar van 2020 weten dat het de noodzaak voelt om het aandeel vrouwen in de top van organisaties te vergroten. Met de benoeming van de CEO van Invest-NL en de beoogde CEO van Invest International is het percentage vrouwelijke CEO's van staatsdeelnemingen afgenomen van 20% naar 17,6%. Hoe valt dit te rijmen?

Voorzitter, ik rond af. Invest-NL heeft een CEO, een kantoor, 60 man personeel, briefpapier. De externe adviseurs kosten meer dan 2 miljoen. En het heeft veel kapitaal op de plank liggen, want van de 1,7 miljard is maar 28 miljoen geïnvesteerd. Het lijkt de General Antwerp Feeding Products Association, de GAFPA uit Willem Elsschot's Kaas wel. Vandaar mijn laatste vraag. Moeten we niet op z'n minst de pauzeknop indrukken bij Invest International?

Ik zie uit naar de antwoorden van de ministers.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Prast. Ik geef nu het woord aan de heer Beukering namens de Fractie-Nanninga.


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Beukering i (Fractie-Nanninga):

Voorzitter. Vandaag bespreken we de Machtigingswet oprichting Invest International. Het betreft de oprichting van een nieuwe instelling voor de uitvoering van activiteiten op het gebied van exportfinanciering en buitenlandse investeringen. De fractie van JA21 wil een aantal elementen van deze wet eruit lichten. Ten eerste de intentie van het fonds om het Klimaatakkoord te ondersteunen, bijvoorbeeld via de energietransitie, die in ons eigen land maar geen echt succes wil worden. Met dit fonds willen we deze gedachte exporteren naar het buitenland. Kennelijk denkt de minister dat het realiseren van de doelen van het Klimaatakkoord in den vreemde wel een succes wordt. Vandaar ook de vraag aan de minister: waar is dit optimisme op gebaseerd?

Gaan we bijvoorbeeld ook biomassa naar het buitenland exporteren en het gebruik ervan daar stimuleren? Bij de intentie om alle activiteiten van Invest International te koppelen aan het Klimaatakkoord begint voor mijn fractie dan ook de schoen te wringen. De ondemocratische, dogmatische en starre benadering door bijvoorbeeld de klimaattafels en de Regionale Energiestrategieën in onze provincies en het drama rondom biomassa doen vrezen voor dit fonds. Er wordt met miljarden subsidies gesmeten en nog steeds zijn die middelen ontoereikend voor stokpaardjes zoals aardgasvrij. Als dat enorme subsidiëren niet genoeg is, worden er bij beoordelingen van projecten heel discutabele uitzonderingen of regels bepaald, vergelijkbaar met het niet meerekenen van de CO2-uitstoot van biomassacentrales, om het sommetje of de businesscase toch maar kloppend te maken. Het heeft meer met creatief boekhouden en miljardenverkwisting te maken dan met het daadwerkelijk realiseren van klimaatdoelen of het echt aanbrengen van verbeteringen. Onze vraag aan de minister is dan ook: hoe gaat zij voorkomen dat dit met deze 833 miljoen euro gaat gebeuren? Wordt wederom de ideologie leidend in plaats van de rationele en wetenschappelijke benadering?

Ten tweede maakt mijn fractie zich zorgen over de organisatie van het fonds. Ook daar wringt de schoen. Hoe houden de belastingbetaler en de Kamer zicht op wat er gebeurt in deze zware holdingstructuur, naast de verplichte jaarlijkse rapportage? Hoe gaat de minister ervoor zorgen dat de in Nederland geleerde lessen op het gebied van de energietransitie permanent worden verwerkt in de projecten en financieringen van Invest International?

De eerste rapportage van Invest-NL, zeg maar de grote broer, of zo u wilt het kleine broertje van Invest International, is weinig bemoedigend, zoals we onlangs hebben kunnen lezen. Je zou kunnen zeggen dat een goed begin het halve werk is, maar helaas is dit niet van toepassing op Invest-NL volgens Het Financieele Dagblad. Bijna 60 man in dienst, 7,4 miljoen euro aan personeelskosten en in één jaar slechts vier investeringen. De wil, de loyaliteit en de ambities bij deze ambtenaren ontbreken niet, maar zelfs dan is het blijkbaar nog lastig om Invest-NL te zien als een eclatant en zeer efficiënt succes. We horen van een CEO van Invest-NL dat hij hoopt een wezenlijke rol te gaan spelen bij de echt grote, belangrijke projecten, zoals CO2-opslag, de bouw van warmtenetten et cetera. Ik citeer: wij willen niet gezien worden als een club ambtenaren. Terwijl ze dat natuurlijk wel zijn! Ze gaan ondernemertje spelen met belastinggeld, maar zonder afrekening door bijvoorbeeld aandeelhouders. Graag horen wij van de minister hoe zij hiertegen aankijkt, ook in relatie tot de salarissen die aan de bestuurders worden uitgekeerd, want die vallen niet binnen de Wet normering topinkomens, ook bekend als de balkenendenorm. Zo wil iedereen wel ondernemertje spelen. In de context van de royale vergoedingen en de niet-efficiënte operatie vraag ik de minister: Invest International wordt toch geen financiële safe haven voor oud-politici die twee of drie keer een premiersalaris uitgekeerd krijgen? We horen het graag.

In de machtigingswet oprichting staat dat bij iedere aanvraag bij Invest International ten minste een positieve businesscase moet worden aangetoond. Dat klinkt geruststellend, maar je vraagt je gelijk af waarom de private sector het dan niet helemaal zelf doet, of gewoon met steun van de lokale ambassade. Of, in het geval waar we het hier over hebben, steun van een financieringsmaatschappij ontwikkelingslanden. Geld is tegenwoordig niet duur, dus waarom zouden wij daar de belastingbetaler mee opzadelen? Kan de minister daar duidelijkheid over verschaffen en mijn fractie geruststellen? Mogelijk nog belangrijker: wat als het resultaat in de praktijk negatief uitvalt en de belastingbetaler moet bijspringen? Springt de minister dan bij vanuit de OS-gelden? Graag een reactie.

Het laatste punt van de wringende schoen van JA21 is de besturing, oftewel zoals we dat tegenwoordig noemen, de governance. Waarom is er gekozen voor deze zware en complexe structuur van een holding met de drie dochter bv's, en niet voor een simpele delegatie aan bijvoorbeeld FMO met een helder mandaat waarin de taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden zijn aangegeven en overeengekomen? Dat zou veel minder kosten opleveren en veel minder bureaucratie. Een lichte structuur die meer aansluit bij de markt, die de lijnen tussen alle partijen overzichtelijk en kort houdt, en daarbij invulling geeft aan het onestopshop-principe, ligt veel meer in de rede van JA21. Het bedrijfsleven, maar ook de buitenlandse partner, moet niet geconfronteerd worden met zware bureaucratische en langdurige procedures en structuren. Het streven naar één loket voor de buitenlandse activiteiten zien wij niet echt terug in de structuur van Invest International. Waarom heeft de minister gekozen voor deze nodeloos complexe en zware opzet?

Tot slot, voorzitter. We zien bij Invest International een focus op Afrika. Zou de minister een verschuiving naar de Caribische eilanden van ons Koninkrijk niet een goed idee vinden? Zo zou het mes wellicht aan twee kanten snijden door enerzijds een grotere economische zelfstandigheid van de eilanden te bevorderen, en anderzijds minder kosten voor de Nederlandse belastingbetaler. Bovendien biedt het kansen voor ondernemers daar. Of spelen mogelijk toch de beruchte ODA-criteria hierbij een rol? Tot zo ver, we zien uit naar de antwoorden van de minister.

Voorzitter, dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Beukering. Mevrouw Moonen van D66 heeft een interruptie.

Mevrouw Moonen i (D66):

Ik heb een aantal vragen aan de heer Beukering. Ik heb even het hele betoog afgeluisterd en mij vielen een aantal zaken op. Zo sprak de heer Beukering over twee of drie keer een premierssalaris. Ik vroeg mij af hoe de heer Beukering hieraan komt. Heeft hij de stukken wel goed gelezen?

De heer Beukering (Fractie-Nanninga):

Ja hoor, die heb ik wel goed gelezen. Het is algemeen bekend dat er al meer dan 5 ton wordt uitgekeerd aan individuen. Er wordt gezegd dat we marktconform moeten zijn, en dat zijn salarissen die bankiers krijgen. De Wet normering topinkomens wordt in dit geval niet gehanteerd.

Mevrouw Moonen (D66):

Ik wil de heer Beukering wijzen op de brief waarin de salarissen gewoon op te zoeken zijn. Die brief is op 11 september 2020 door de minister van Financiën gestuurd met de salarissen. Ik kan u verzekeren: er is zeker geen sprake van twee of drie keer een premiersalaris.

De heer Beukering (Fractie-Nanninga):

Maar zegt mevrouw Moonen nu dat de Wet normering topinkomens wel van toepassing is?

Mevrouw Moonen (D66):

Ik geef aan dat het salaris openbaar is. Dat is gewoon te vinden en ligt rond de €211.000. Dat is niet twee tot drie keer toe een premiersalaris. Daar is interventie voor. Een andere vraag aan de heer Beukering. In zijn betoog gaat hij in op de doelstellingen dat alles naar klimaat en milieu zou gaan. Mijn vraag is: is de heer Beukering zich ervan bewust dat het juist gaat om projecten voor landbouw, voor water, voor sectoren waar we heel erg sterk in zijn en waar we ook een enorme exportpositie in hebben? Ik hoor u daar wat minder over zeggen, dus vandaar deze vraag.

De heer Beukering (Fractie-Nanninga):

Ik ben mij er zeer van bewust hoe belangrijk de landbouwsector en de waterenergiesector in ons land zijn. Maar die hebben geen externe financiering van de belastingbetaler nodig. Hier doet de markt z'n werk en dat is meer dan voldoende. De groeicijfers zijn positief — dat werd net ook aangehaald — dus dit is eigenlijk helemaal niet nodig. De belastingbetaler is al voldoende belast. Wij vinden het niet nodig dat zaken gesubsidieerd worden die onnodig zijn. Iedereen is voor een schoon milieu, schone lucht en schoon water, maar er mag ook geld verdiend worden door het bedrijfsleven.

Mevrouw Moonen (D66):

Het gaat niet alleen om subsidiëring. Als we kijken naar de investeringsregeling gaat het veel meer over krediet- en garantieverstrekking en dat is iets anders dan subsidiëring.

De heer Beukering (Fractie-Nanninga):

Daar zijn we het over eens.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Beukering. Dan geef ik graag het woord aan de heer Van Ballekom, die zal spreken namens de fractie van de VVD.


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Van Ballekom i (VVD):

Voorzitter. O, daar gaat mijn mondkapje. Allereerst wil ik mijn dank uitspreken voor de beantwoording van de gestelde vragen. Maar dat neemt niet weg dat onzerzijds er nog wat vragen te stellen zijn, mede omdat de beantwoording bij tijd en wijle ambigu is in onze ogen.

Eerst een stap terug in de tijd. Ik wil niet zo ver teruggaan als de heer Knapen, die hier memoreert dat de Nationale Investeringsbank in 1986 door de heer Ruding, een ambtsvoorganger van de huidige minister, naar de beurs is gebracht. Zover wil ik niet teruggaan, maar dit dossier kent een hele lange geschiedenis. Die is ook aan de orde gekomen tijdens het debat over Invest-NL dat wij aan het einde van 2019 in dit huis hebben gevoerd. In eerste instantie was het de bedoeling om alle publieke financiers, zoals de Nederlandse Waterschapsbank, de BNG Bank, de FMO en wellicht nog wat regionale ontwikkelingsmaatschappijen, samen te voegen. Deze investeringsbank zou in nauwe samenwerking met Atradius het aanspreekpunt zijn voor overheden, het bedrijfsleven en internationale counterparts. Dat is jammer genoeg niet gelukt. Vandaar dat het voorstel is gedaan om Invest-NL op te richten als een fonds in een bv-vorm met een potentiële dotering van 2,5 miljard euro, te verstrekken in tranches van 500 miljoen. In een later stadium, dat is nu, zou de regering met een voorstel komen voor de internationale activiteiten, waarvoor dan binnen die 2,5 miljard 833 miljoen euro zou worden gereserveerd. Destijds heeft de VVD het initiatief tot oprichting van Invest-NL het voordeel van gerede twijfel gegeven.

We hebben inmiddels het eerste verslag ontvangen van de organisatie, waarin een toelichting wordt gegeven op de activiteiten tot nu toe. De heer Beukering heeft dat al aangeduid. Dat heeft onze appetijt niet verhoogd. De eerlijkheid gebiedt te zeggen dat de resultaten vooralsnog teleurstellend zijn, zelfs als je er rekening mee houdt dat alle begin moeilijk is. De belangrijkste activiteiten van het fonds zijn geweest dat er is geïnvesteerd in fondsen. Bedrijven komen niet aan de bak en daarvoor was die instelling toch eigenlijk bedoeld. Niet zozeer voor grotere bedrijven, want die komen toch wel aan de bak en die kennen internationaal en nationaal de weg wel, maar met name voor het mkb. Kortom, het is een fund of funds waarvan er al zovele bestaan. Uit een recent onderzoek van de KPMG blijkt dat de risicokapitaalmarkt in de afgelopen twee jaar drastisch is gewijzigd. Er zou geen tekort zijn aan funding, behalve voor een kleine groep jonge bedrijven, die in de startfase hoge kosten maken zonder directe omzet. Kortom, deze groep wordt onvoldoende bediend. Met uitzondering van deze laatste groep zou eerder sprake zijn van een verdringingseffect. Dat kan toch nooit de bedoeling zijn van overheidsinitiatieven. Volgens het onderzoek zou de overheid in een volwassen geworden markt meer moeten inzetten op fiscale facilitering. Graag een reflectie en nadere informatie.

De heer Otten i (Fractie-Otten):

Ik hoor dit met veel genoegen aan, want dit is exact waar onze fractie voor heeft gewaarschuwd in het uitgebreide debat over Invest-NL dat wij toen hebben aangevraagd. Precies dit hebben we voorspeld. Er zal heel veel overhead worden gecreëerd. We hebben het trackrecord van de CEO, Wouter Bos, toen uitgebreid aan de orde gesteld. Het doet me deugd dat de heer Van Ballekom en de VVD-fractie voortschrijdend inzicht hebben en gezien hebben dat we dit bij het juiste eind hadden. Het heeft helaas nog desastreuzer uitgepakt dan we toen al dachten. Het doet me deugd dat de heer Van Ballekom dit nu ook inziet. Ik hoop dat dat hem ertoe beweegt om nog een keer extra goed na te denken voordat de VVD-fractie instemt met dit déjà vu van Invest-NL.

De voorzitter:

Dank voor uw vraag. De heer Van Ballekom vervolgt zijn betoog.

De heer Van Ballekom (VVD):

Dit is geen vraag, voorzitter. Ik weet dat, als wij naar de heer Otten hadden geluisterd aan het begin van zijn termijn in de Eerste Kamer, Nederland een nog welvarender land zou zijn geweest dan zonder zijn bijdrage. Maar oké, voortschrijdend inzicht. Ik houd het in mijn achterhoofd.

Nu naar Invest International. Ik heb de geschiedenis nu gehad. De regering heeft gekozen voor het opzetten van een aparte organisatie, met name omdat er weinig synergie zou bestaan tussen de nationale en internationale activiteiten, en omdat, wanneer de internationale activiteiten ondergebracht zouden worden bij de FMO, deze organisatie focus zou verliezen en er ingewikkelde governance issues zouden ontstaan. Dat blijkt uit de beantwoording van de eerder gestelde vragen.

Persoonlijke ervaring leert dat getwijfeld kan worden over het ontbreken van synergie tussen nationale en internationale projecten. Projectfinanciering verschilt niet dramatisch. Projecten dienen te worden beoordeeld op hun financiële en economische haalbaarheid, waar ze ook plaatsvinden, binnen of buiten Nederland. Sterker nog, ervaringen in Nederland kunnen van nut zijn voor projecten elders, en omgekeerd. Het wiel hoeft maar één keer te worden uitgevonden. Alleen het wegdek verschilt soms van kwaliteit, maar dat is al in België het geval. Aanvullend kunnen de noodzakelijke onderdelen die met projectfinanciering samenhangen, zoals risicoanalyses en compliance issues, met succes centraal worden aangestuurd, om nog maar niet te spreken over personeels- en IT-zaken.

Een andere oplossing zou kunnen zijn om de FMO in te zetten. Maar, zo stelt de regering: de FMO zou focus verliezen bij een mogelijke taakverbreding. Deze bewering wordt in de visie van de VVD onvoldoende onderbouwd. De FMO richt zich voornamelijk op de verbetering van de investeringsinfrastructuur in derde, minder ontwikkelde landen. Invest International zou zich moeten richten op de Nederlandse bedrijven die in die landen zouden willen investeren. Een meer ideale synergie kan ik mij niet voorstellen. Een instantie die zowel verstand heeft van de projectfinanciering als ook van het investeringsklimaat in het land waar de investeringen moeten worden gerealiseerd en het klimaat moet worden verbeterd. Perfecte synergie, zou ik zeggen, maar de minister is het daar kennelijk niet mee eens. Ik zou daar graag een nadere toelichting op willen.

Bovendien wordt, omdat de bedrijvenportefeuille van de FMO wordt overgeheveld naar Invest International, aangegeven dat de FMO op dit terrein reeds actief is. De vraag is of de FMO zelf heeft aangegeven om van deze portefeuille verlost te raken. Ik zou dat, mocht dat zo zijn, een bijzonder onverstandig verzoek vinden. Indien een aangepast mandaat noodzakelijk zou zijn, is dit gemakkelijker te organiseren dan het opzetten van een nieuwe organisatie met daaronder drie eigenstandig opererende eenheden in bv-vorm: eentje voor de investeringsfunctie, eentje voor de ontwikkelingsfunctie en eentje voor de regelingenfunctie. Zelfs de governance issues waarvoor de Raad van State aandacht heeft gevraagd, lijken niet veel ingewikkelder tegen de achtergrond van het gegeven dat Invest International met tal van organisaties samenwerkingsovereenkomsten dient uit te werken. Sterker nog, ze lijken gewoon eenvoudiger.

Ik noem drie bijkomende voordelen van het onderbrengen van internationale activiteiten ten behoeve van het Nederlandse bedrijfsleven bij FMO. Het geeft de organisatie een nieuwe impuls, een nieuwe dynamiek. Ik denk eerlijkheidshalve dat de organisatie daar behoefte aan heeft. FMO is een bancaire instelling. Dat heeft zo z'n voordelen, ook ten opzichte van anderen in de markt. Dat geeft een bepaalde leverage en eenzelfde taalgebruik, waardoor de samenwerking gemakkelijker is. En de commerciële banken blijven via FMO betrokken. Zij kennen het bedrijfsleven, en ook het Nederlandse bedrijfsleven. Via FMO kunnen ze klanten wellicht beter bedienen.

Invest International zou verantwoordelijk worden voor het wegzetten van 833 miljoen euro en anderhalf miljard aan regelingen. Er wordt bij mijn weten door de regering geen direct verband gelegd. Minister, corrigeert u mij wanneer ik mij vergis.

Op het eerste oog lijkt het mij vrij genereus om 800 miljoen aan investeringen te koppelen aan 1,5 miljard euro aan subsidies. De 1,5 miljard aan regelingen is het totale bedrag, neem ik aan. Het realiseren van een investeringsimpuls van 800 miljoen is in elk geval meerjarig. Echter, als er zo veel subsidie nodig is om een project van de grond te tillen, is er niet alleen iets mis met de economische en financiële haalbaarheid van dat project. Nog veel vervelender voor een publieke instelling is dan dat het vraagstuk van marktverstoring zich aandient. Want een subsidie mag niet anders zijn dan het beschikbaar stellen van een zo klein mogelijk bedrag, veelal voor technische en haalbaarheidsstudies om het project bij evident marktfalen toch te kunnen realiseren. Zou de minister nader kunnen ingaan op deze koppeling van taken?

Mevrouw Faber-van de Klashorst i (PVV):

Meneer Van Ballekom heeft het over het feit dat de commerciële banken dicht bij FMO zitten. De commerciële banken blijven zo betrokken. Dat ziet hij als een voordeel, want de commerciële banken kennen de weg. Maar dan hebben ze toch die hele optuiging van Invest International niet nodig? Ze hebben FMO toch niet nodig als ze gewoon zelf de weg al weten? Een grote bank als ING investeert zelf toch ook al in Afrika, bijvoorbeeld?

De heer Van Ballekom (VVD):

Ja, maar er zijn weinig commerciële instellingen of internationale financiële instellingen die voor honderd procent in één project gaan zitten. Dat is allemaal een kwestie van risicoverdeling. Meestal is er een financieel consortium. Een financieel consortium krijgt meer kracht wanneer bijvoorbeeld FMO, EBRD of de Wereldbank deelneemt aan een dergelijk project. Dan is de commerciële sector eerder geneigd om ook in te stappen. Dat is een voordeel daarvan. Dat neemt niet weg dat het natuurlijk nooit de bedoeling kan zijn dat een publieke bank met publieke middelen onder de prijs van een commerciële bank gaat zitten. Dat moet aanvullend zijn. Vandaar ook mijn vraag aan de minister: in hoeverre is de 1,5 miljard gerelateerd aan de 800 miljoen? Als je erg veel subsidies nodig hebt, is er namelijk gewoon iets mis met het project.

Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):

Die laatste zin vind ik prima. Dat is een heel goede opmerking: als er zoveel subsidies zijn, is er gewoon iets fout met het project. Dan moet je je afvragen of je dat wel wilt gaan doen. U weidt heel erg uit op mijn vraag. Dat waardeer ik. Het punt blijft: als een bedrijf bij ING komt binnenlopen omdat het een lening wil en ING ziet daar brood in, dan verstrekt het die lening gewoon. Dan is het toch ook pas interessant?

De heer Van Ballekom (VVD):

Dan hebt u me toch niet helemaal goed begrepen. Ik heb gezegd dat bij evident marktfalen zulk soort instellingen belangrijk zijn. Bij evident marktfalen zal de ING niet snel in zo'n bedrijf stappen, of zo'n project financieren. Dat doen ze alleen maar als ze een deel van het risico kunnen … Ik bedoel niet "afwentelen", want dat is een beetje een negatief woord. Maar wel als ze het risico kunnen delen met een instelling als FMO, de Wereldbank, IFC of whatever have you. Ik wil natuurlijk niet altijd de EBRD noemen, dat begrijpt u.

De voorzitter:

Faber, tot slot.

Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):

U noemt het geval van Invest International, en het voorbeeld van marktfalen, waarbij het makkelijker is om een partner te vinden om de pijn mee te delen. Maar nu is het in feite zo dat de belastingbetaler garant staat. Dat is eigenlijk het onderpand.

De heer Van Ballekom (VVD):

Ja. Daarom geef ik de minister in overweging om een afweging te maken. FMO wordt niet gefinancierd met belastinggeld. FMO financiert zich op de kapitaalmarkt. Dat is toch heel iets anders. Dat sluit ook beter aan bij de manier waarop andere IFI's opereren; dat sluit ook aan bij instellingen zoals KfW. Dus in die zin heb ik de minister die vraag gesteld. Ik wacht het antwoord af. Wanneer zal dat zijn? In juli?

De voorzitter:

In de eerste termijn van de regering.

De heer Van Ballekom (VVD):

Maar die wordt niet vandaag afgerond, denk ik. Ik wil nog een aanvullende vraag stellen. Maar ik zie dat mevrouw Faber eerst een aanvullende vraag heeft.

De voorzitter:

Mevrouw Faber. Tot slot.

Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):

Voorzitter, dank u wel voor de coulance. Invest International gaat ook additioneel werken aan FMO. Dus daar komt wel zeker niet alleen commercieel geld of privaat geld om de hoek kijken, maar ook gewoon publiek geld. Toch?

De heer Van Ballekom (VVD):

Ja, vandaar dat ik die vraag aan de minister stelde, omdat ik daar toch een beetje mijn bedenkingen bij heb. Maar die kan ze vast wegnemen.

De voorzitter:

Ik heb het idee dat u het eens bent. Meneer Van Ballekom.

De heer Van Ballekom (VVD):

Aanvullend zou ik nog een vraag willen stellen. Gezien de aandeelhoudersstructuur van de bv, heeft het particuliere bedrijfsleven indirect zeggenschap over de besteding van het subsidiegeld, als dat overgeheveld wordt. FMO is immers voor 49% aandeelhouder van Invest International. En, last but not least, dat de investeerder en de subsidieverlener onder één dak huizen, vind ik een discutabele constructie, uit oogpunt van belangenverstrengeling en potentiële conflicts of interest. Het is de kat op het spek binden, volgens mij. Dat kan tot vervelende consequenties leiden die moeilijk te verantwoorden zijn. Ook hier graag, ondanks de separate regelingen in bv-vorm, een reactie van de regering.

De heer Van Apeldoorn i (SP):

Het is een interessant betoog van de heer Van Ballekom, maar ik probeer toch een beetje de portee van zijn bijdrage en de betekenis van zijn vragen te proeven. Begrijp ik de heer Van Ballekom nu goed dat hij eigenlijk aan de minister vraagt: zou het niet een beter alternatief zijn geweest om niet een nieuw vehikel op te richten, namelijk Invest International, maar om het bestaande FMO wat uit te breiden, door het FMO een groter of ander mandaat te geven? Is dat de vraag die de heer van Ballekom stelt?

De heer Van Ballekom (VVD):

Voorzitter, ik zal mijn collega direct bedienen als ik mag doorgaan met mijn exposé. Ik kom nu net aan het punt waarop ik schets wat ik wellicht een betere oplossing zou vinden. En dan hebt u direct een antwoord op uw vraag.

Voorzitter. Na zo veel bedenkingen zult u zich afvragen: hoe moet het dan anders geregeld worden? Laat ik u een schets geven, meneer van Apeldoorn, maar ook meneer de minister en mevrouw de minister. Zou het niet logisch zijn dat RVO, de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland, verder uitgebouwd wordt tot hét aanspreekpunt van het Nederlands bedrijfsleven? De dienst die met kennis van zaken doorverwijst naar de instantie waar een bedrijf zich het beste toe kan richten: Invest-NL voor een Nederlandse investering, FMO voor een project in het buitenland, Atradius wanneer er verzekeringsaspecten aan de orde zijn. De Rijksdienst kan het desbetreffende bedrijf ook doorverwijzen naar internationale financiële instellingen en fondsen. De Rijksdienst kan ook regelingen uitvoeren onder verantwoordelijkheid van de minister, waardoor het governanceprobleem eveneens is opgelost. En de dienst kan zijn kennis van zaken verder uitbouwen, zodat ook duidelijk is welke internationale regelingen het project vlot zouden kunnen trekken.

Een bijkomend voordeel is dat RVO ook de koppeling kan bewerkstelligen met het uitgebreide netwerk van Nederlandse vertegenwoordigingen in het buitenland. In deze opzet kan Invest-NL zich volledig concentreren op de Nederlandse markt — wat kennelijk een achterliggende gedachte is — en FMO, al dan niet met een enigszins aangepast mandaat, op de markt in derde landen. In deze opzet blijft ook het parlement controle houden over de besteding van de subsidies, direct of indirect, via het budgetrecht. Dat vind ik een voordeel, maar misschien is de regering een andere mening toegedaan. Ik had hierop graag een reflectie.

Een andere mogelijkheid zou zijn om NL-Invest en NL-International te combineren, zoals dat in eerste instantie de bedoeling was. Ik denk dat de heer Bos nog wel wat extra klanten kan gebruiken in dat opzicht. Zoals ik al eerder schetste: projectfinanciering in het buitenland of projectfinanciering in Nederland verschilt niet zo vreselijk veel.

Bent u voldoende bediend, meneer Van Apeldoorn?

De voorzitter:

Meneer Van Apeldoorn, er is een vraag voor u van meneer Van Ballekom.

De heer Van Apeldoorn (SP):

Ik dacht: ik wacht even tot het einde van zijn betoog. Maar nogmaals, hij stelt allerlei interessante vragen aan beide ministers. Hij stelt ook alternatieven voor en vraagt: zouden dat geen goede alternatieven kunnen zijn? Maar die alternatieven liggen nu niet voor. De heer Van Ballekom zegt dan: misschien zien de ministers dat anders. Ik moet de beantwoording afwachten, die op een andere datum zal plaatsvinden, maar ik durf wel te voorspellen dat de ministers het anders zullen zien en dat zij het voorliggende wetsvoorstel zullen verdedigen. Ik vraag me af hoe de heer Ballekom dat dan weegt. Zegt hij eigenlijk dat hij liever een ander wetsvoorstel had gezien?

De heer Van Ballekom (VVD):

Ik heb een alternatief geschetst. En zoals de heer Otten al heeft aangegeven, profiteert de VVD-fractie altijd van voortschrijdend inzicht. Het zou goed kunnen zijn dat de ministers mijn fractie nog op andere gedachten kunnen brengen. Maar ik heb een schets gegeven van een organisatie die volgens mij minder governance-issues met zich meebrengt en efficiënter kan zijn dan in het voorstel dat nu voorligt.

De heer Van Apeldoorn (SP):

Dan ben ik benieuwd naar het vervolg van dit debat en de eventuele tweede termijn van de VVD-fractie.

De heer Van Ballekom (VVD):

Ik ook.

De heer Van Apeldoorn (SP):

Daar zijn we allemaal benieuwd naar. Als u het mij toestaat, voorzitter, wil ik nog even terugkomen op een eerder punt dat de heer Van Ballekom maakte, of eigenlijk de lessen die hij probeerde te trekken van Invest-NL. In verband met de alternatieven die de heer Van Ballekom voorstelt, vind ik dat toch ook wel interessant. Wat ik niet zo goed heb gehoord in het betoog van de heer Van Ballekom, is waar het nu aan ligt dat Invest-NL — althans tot nu toe, want we moeten dat nog afwachten — nog niet zo'n doorslaand succes is geweest. Heeft dat niet ook te maken met het feit dat Invest-NL enerzijds additioneel aan de markt moet opereren en dus moet oppikken wat de markt laat liggen — ik kom daar later in mijn eigen betoog nog op terug — en anderzijds op zoek is naar een marktconform rendement? Is dat niet ook dezelfde opzet als die zou gelden voor Invest International? Hoe kijkt de heer Van Ballekom, of de VVD-fractie, daartegen aan?

De heer Van Ballekom (VVD):

Ik vind dat je een normaal rendement moet maken, zeker bij publieke instellingen. Want als je geen normaal rendement maakt en erg veel goedkoper in de markt gaat zitten, ga je verdringen en als een publieke instelling mag je nooit de private sector verdringen. Ik kan me dus heel goed voorstellen dat je marktconforme prijzen hanteert, maar wel wat meer risico neemt om zodoende de particuliere sector over de streep te trekken. Waarom het tot nu toe wat tegenvallend is, zou ik niet weten. Het kan natuurlijk zo zijn dat wij zo veel toeters en bellen hebben gehangen aan wat de heer Bos wel en niet mag, dat het voor hem ook moeilijk is om in een markt te opereren. Maar we kunnen later nog bediscussiëren of dat zo is.

De heer Otten (Fractie-Otten):

Ik hoor buitengewoon lucide ideeën van de heer Van Ballekom over een alternatieve structuur. U vergeleek het net met EBRD, KfW, EIB, et cetera, die zelfstandig in de kapitaalmarkt opereren. FMO doet dat volgens mij ook. Mijn vraag aan de heer Van Ballekom is of het in dat licht bezien niet veel transparanter en praktischer is om, als je zoiets wilt doen, dat via bestaande partijen die in de kapitaalmarkt opereren te doen, dan kan de markt dat ook adequaat prijzen.

De heer Van Ballekom (VVD):

Dat heb ik al gezegd. Een bijkomend voordeel is dat wanneer je het via FMO doet, je leverage hebt op de kapitaalmarkt. Dat heb je niet met een fonds. Die vraag is impliciet al beantwoord. Dat heeft niets met voortschrijdend inzicht te maken, maar gewoon met luisteren naar een betoog.

De voorzitter:

Mevrouw Moonen van het CDA, en vooral van D66, heeft een vraag.

Mevrouw Moonen i (D66):

Ik zit met interesse te luisteren naar het betoog van de heer Van Ballekom. Ik vroeg me af of de heer Van Ballekom op de hoogte is van het feit dat dit kabinet, de regering, reeds uitvoerig heeft gekeken naar een aantal van de alternatieven die hij noemt. Zo hebben de minister van Financiën, de minister van Economische Zaken en de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking in het kabinet gekeken naar de optie om de internationale tak onder te brengen bij Invest-NL. Bent u daarvan op de hoogte? Kent u ook de conclusies die zij toen vonden, bijvoorbeeld wat dat zou betekenen voor de governance?

De heer Van Ballekom (VVD):

Daar ben ik van op de hoogte, ja. Zoals ik gezegd heb, kent dit dossier een hele lange geschiedenis. Destijds — ik zat toen nog in een andere functie — werd gezegd: we gaan alles combineren. Toen heb ik voorspeld dat er uiteindelijk één organisatie bij zou komen en dat er niets gecombineerd zou worden. Dat zei de heer Kamp ook. Maar ik had het niet juist, want het uiteindelijke resultaat is dat er niet één, maar twee organisaties bij komen. Ik vind dat een vervelende versnippering met heel veel governance problemen. Invest-NL en Invest International zouden vanuit een projectfinancieringsoogpunt makkelijk in één organisatie kunnen worden ondergebracht.

Mevrouw Moonen (D66):

Ik noem het, omdat die opties juist heel laag scoorden op governance. Die zouden juist tot ingewikkelde governance leiden. Omdat de overlap tussen nationale en internationale investeringen laag zijn, zou het tot weinig synergie leiden. Juist deze opties hebben ertoe geleid dat de regering in 2018 heeft gezegd: laten we Invest-NL apart oprichten van Invest International.

De heer Van Ballekom (VVD):

Ik heb vaker met dit bijltje gehakt. Zoals ik al heb gezegd, verschilt projectfinanciering niet zo vreselijk veel, waar het project dan ook is. In de vorm van een grap heb ik gezegd dat alleen het wegdek verschilt, maar het project zelf niet. Het is zelfs zo dat mensen die jarenlang projectfinanciering in Nederland doen en die dat later in Rusland of in Sub-Sahara Afrika doen, de ervaring die zij hier hebben opgedaan kunnen meenemen. Het is een perfecte synergie. En dat is nu niet het geval. Als je beide organisaties losstaand hebt, heb je niet alleen een enorme overhead, maar ook niet het voordeel dat je ervaring kunt uitwisselen tussen het een en het ander. Ik geloof niet dat er geen synergie is.

Mevrouw Moonen (D66):

Ik zal het daar straks in mijn eigen betoog nog over hebben.

De heer Van Ballekom (VVD):

Dat is heel mooi, mevrouw. Ik zal met belangstelling luisteren.

Voorzitter, vreest u niet. Ik heb gezien dat de tijd gewoon doorliep. Ik zit nog niet helemaal aan het eind, maar ik kom met de schets die ik net heb voorgelezen bijna aan het eind van mijn betoog. Óf we moeten FMO en RVO op een andere manier organiseren, óf we moeten fuseren met NL-Invest.

Ik ben nog niet — dat heb ik uitdrukkelijk niet gedaan — ingegaan op het gebezigd argument dat er één instantie zou moeten komen ten behoeve van het Nederlands bedrijfsleven om ook de concurrentieslag te kunnen aangaan met state owned enterprises. In minder diplomatieke woorden betekent dat dat, als we niet uitkijken, China Afrika overneemt. Dat is een totaal andere discussie, met een breed scala aan aspecten en erg veel persoonlijke ervaringen, kan ik u verzekeren. Ik ga er nu niet op in, want dat voert volgens mij veel te ver in dit debat. Maar één ding is zeker: een fonds van de omvang van Invest International zal het verschil in dit opzicht niet maken.

Een Nederlands fonds zal bovendien te maken hebben met nationale en Europese regelgeving, ook op het terrein van staatssteun. Die regelgeving is heel wat stringenter dan de Chinese gebruiken en gewoonten, om het maar eufemistisch uit te drukken. Daar kun je niet op concurreren. Dan kun je alleen maar concurreren op kwaliteit en niet op subsidies.

Voorzitter. De VVD-fractie ziet belangstelling uit naar de beantwoording van de vragen en de reflectie op de gedane suggesties.

De voorzitter:

Dank u wel, mijnheer Van Ballekom. Dan geef ik graag het woord aan de heer Crone namens de Partij van de Arbeid. O, mevrouw Moonen nog.

Mevrouw Moonen (D66):

Ik heb tot slot nog één vraag aan de heer Van Ballekom. Ik dacht dat de VVD ook altijd voor het bedrijfsleven staat. Ik vroeg me af hoe u aankijkt tegen al die brieven die we ontvangen van de FME, van MKB Nederland en van de Vereniging van Waterbouwers, die de regering vragen om zo snel mogelijk met dit Invest International te komen, omdat het voor hen business is. Hoe kijkt u tegen dergelijke oproepen aan?

De heer Van Ballekom (VVD):

Mijn telefoon ligt niet voor niets aan de oplader die ik van de heer Otten heb geleend, want ik denk dat ik wel tien telefoontjes per dag heb gehad. Maar ik heb daar nog geen extra argumenten uit opgediept, anders dan wat ik gezegd heb. Ja, we moeten met China concurreren. Hoe ik daarover denk, heb ik u net verteld. Dat gaat moeilijk lukken, omdat onze regelgeving gelukkig wat stringenter is dan aan de overkant. Wanneer je FMO een ander mandaat geeft, een meer bedrijfsgericht mandaat, en dat combineert met de kennis die FMO heeft van het investeringsklimaat in de landen waar ze in investeren, denk ik dat je een perfect aanspreekpunt hebt voor de bedrijven die zoeken naar een investering in het buitenland.

De voorzitter:

Dank u wel.

De heer Van Ballekom (VVD):

Moet ik nog even blijven staan voor het geval iemand zich aanmeldt?

De voorzitter:

Nou, dan wordt het lastig om schoon te maken, dus ik verzoek u toch om u uit de voeten te maken. Dan ga ik het woord geven aan de heer Crone namens de Partij van de Arbeid. Ondertussen bied ik mijn excuses aan. Ik heb een verkeerde trend gezet vandaag. Ik heb het zelf gehad over de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking. Die heb ik zelfs welkom geheten. In mijn navolging hebben ook andere Kamerleden het over die minister gehad. Die heeft ook het wetsvoorstel ondertekend, maar die minister bestaat inmiddels niet meer. We hebben nu de minister van Buitenlandse Zaken, die ik dus mijn excuses aanbied voor deze foutieve aanspreekvorm. Dan is nu het woord aan de heer Crone namens de Partij van de Arbeid.


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Crone i (PvdA):

Ja, voorzitter. Wat een eer dat we hier vanavond niet alleen de twee vicepremiers hebben, maar ook nog de twee lijsttrekkers. In die rol zitten ze hier natuurlijk niet, maar gelukkig let buiten dit huis nooit iemand op waar het over gaat.

De voorzitter:

We hebben geen lijsttrekkers hier. We hebben twee ministers, geen lijsttrekkers.

De heer Crone (PvdA):

Dat zeg ik ook. Ze zijn hier niet in die rol, maar ze zijn er wel.

De voorzitter:

Nee, ze zijn er ook niet. Ik zie geen lijsttrekkers. Gaat u door.

De heer Crone (PvdA):

Ze zijn het, maar niet in die rol. Dat zei ik letterlijk, voorzitter, maar u interrumpeert sneller dan de voorzitter u heeft toegestaan. Maar ik ben er heel blij mee, want gelukkig letten mensen buiten deze zaal, ook journalisten, nooit op wat wij hier doen, anders zouden ze denken dat wij hier met een belangrijk debat de formatie vertragen en dat is natuurlijk zeker niet het geval.

U heeft het niet vermeld, voorzitter, maar ik spreek ook namens GroenLinks. Een journaliste dacht dat dat een provocatie was, maar dat is het natuurlijk niet. Ik zou het ook niet willen. Meneer Hoekstra is een zeer efficiënt persoon, dus we konden of twee keer hetzelfde verhaal houden, maar hij krijgt nu twee voor de prijs van één. Dat is alleen maar goed. Mevrouw Kaag vindt het vast ook prima, want democratisch als ze is, mogen wij zelf beslissen namens wie we spreken. Dat leek me dus heel goed. Het CDA is overigens ook een fusie van drie partijen, dus dat is allemaal heel efficiënt. Ik voel me heel vrij om zo te spreken. Alle gekheid op een stokje, mevrouw Farah Karimi kan gewoon niet. Die wist twee maanden geleden al dat ze nu verkiezingswaarnemer zou zijn in Armenië. Er zit dus geen enkele politieke reden achter het feit dat ik namens hen spreek. Ze vindt het wel heel jammer, natuurlijk gelet op haar persoonlijke betrokkenheid in haar vorige functie bij de dossiers die we vanavond bespreken.

Voorzitter. Inhoudelijk hebben we best wel wat aarzelingen of we het nu met de oprichting van een nieuw instituut, naast de vele andere, Invest International, voor bedrijven niet nog ingewikkelder maken waar ze terecht moeten als ze iets in het buitenland willen doen. Is één instelling, een grote fusie, niet beter? Die vraag is net ook al uitvoerig besproken. Het is namelijk best ingewikkeld als je, wanneer je met hulp van de overheid in het buitenland iets moet doen, steeds bij een ander loket moet zijn. Toch zit daar een logica achter, want de FMO heeft een heel andere rol, namelijk het steunen van de economische ontwikkeling en het bedrijfsleven in ontwikkelingslanden, terwijl de andere juist zijn gericht op het versterken van Nederlandse investeringen en Nederlands groeivermogen, ook in het buitenland. Dat is een cruciaal verschil. VNO wil al jarenlang dat het samenvalt, dat we in het buitenland alleen maar dingen doen in het belang van Nederlandse bedrijven. De heer Van Ballekom verwaarloosde dat, maar daarom is er een logisch verschil tussen FMO aan de ene kant, dat er niet is om Nederlandse bedrijven te helpen, maar lokale, en de meer Nederlandse bedrijven aan de andere kant. Dat daar een logica is om die gescheiden te houden, kunnen wij dus heel goed onderschrijven. Maar als het primaire belang van Nederlandse bedrijven aan die kant is, is het toch ook wel ingewikkeld dat daar nu heel veel verschillende opties voor zijn: equityleningen, exportkredietverzekeringen bij Atradius. Het gaat iedere keer om bijdrages die bedrijven kunnen vragen. Invest-NL kan er ook nog aan meedoen als Nederlandse bedrijven investeren. Dan zijn er wel heel veel loketten. Vanuit de Nederlandse bedrijven gedacht zou het dus wel één instelling kunnen zijn.

Ik heb hier wel twee fundamentele vragen over. Er kunnen dus tegenstellingen ontstaan. Ik zou aan de ministers willen vragen wat er in het volgende geval gebeurt. FMO ondersteunt bijvoorbeeld een private lokale onderneming in Tanzania en helpt om bijvoorbeeld de zuivel- en kaasproductie daar te verbeteren. Dat is natuurlijk vanuit het belang van die lokale onderneming denkbaar, het nationaal belang in Tanzania. Maar tegelijkertijd komt daar Invest International, misschien zelfs ook met ruggensteun van Invest-NL en Atradius, en het zou zomaar Friesland Campina kunnen zijn die dan het ondernemersbelang vanuit Nederland gaat bevorderen. Hoe gaat er dan een beslissing vallen, in de verschillende organisaties? Die kunnen elkaar namelijk dwarszitten. Die kunnen elkaar beconcurreren, waardoor ze het allebei niet redden.

Nou is toch wel een fundamentele vraag: wie beslist dat dan? Komt er dan overleg tussen de instellingen? Komt er dan een politieke afweging, tot op welk niveau dan ook, in de politiek en bij de ministers? Wie beslist uiteindelijk? Er zijn natuurlijk talloze voorbeelden te verzinnen van punten waarop Nederland sterk is. Mevrouw Faber noemde er ook al een paar. We zijn natuurlijk sterk in groenteteelt, in industriële productie, soms ook in mode, en in energieprojecten. Wat geeft dan de doorslag? Ik denk dat helder is dat het antwoord voor de PvdA en GroenLinks zal zijn: de Sustainable Development Goals en de ESG-goals zijn dan natuurlijk doorslaggevend. Wat gaan we dan doen? Soms moet je dan tegen de Nederlandse bedrijven zeggen: nee, nu gaat het lokale aspect voor. Die vragen zijn natuurlijk heel reëel. We weten allemaal dat het niet zomaar een-twee-drie duidelijk is welk belang je steunt. Die voorbeelden zijn net al genoemd, onder andere door mevrouw Prast. Dat is een fundamentele vraag.

Het tweede punt is dat het fundamenteel wel heel ingewikkeld wordt als er een conglomeraat van instituten ontstaat. In de schriftelijke ronde zijn daarover ook al vragen gesteld, onder andere door Van Ballekom. Als je verschillende instituten hebt, dan gaan die natuurlijk allemaal hun eigen belang verdedigen. Zo werken instituten. Die hebben allemaal hun eigen bias. De FMO zal dit benadrukken, Atradius dat, enzovoorts. Je bouwt de tegenstellingen dan al in je organisatie in. Wanneer komen die op tafel? Gebeurt dat op projectmedewerkersniveau, dan op dat van hun diensthoofden en dan op dat van hun directeuren? Komt de politiek dan nog een keer aan de orde?

Voor onze fractie zult u hierop een helder antwoord moeten geven. Dit was voor ons ook in de Tweede Kamer een belangrijk punt. Daarop kom ik straks terug. Op dit punt heeft u toezeggingen gedaan, die we hier, goudgerand, opnieuw willen horen. Het is namelijk logisch dat elk van de verschillende instellingen haar argumentatie een beetje haar eigen kant op zal buigen. Iedere organisatie heeft zo'n bias. De discussie is in dit opzicht nog niet opgelost. Ik wacht het antwoord in tweede termijn af, maar ik denk dat wij uiteindelijk niet voor het samenvoegen in één instelling zijn, vanwege de verschillende belangen van de FMO versus die van de rest. Er komt echter toch geen motie van Van Ballekom. Ik heb hem nog uitgedaagd, maar hij bijt toch niet door, dus er komt geen motie die kant op. Waarschijnlijk gaat het door zoals de ministers het willen.

Een volgend belangrijk punt is het volgende. De ministers zien die tegenstellingen wel, maar hoe gaan ze die oplossen? Er gaat namelijk veel dubbel werk verricht worden, want alle drie de organisaties, tot en met Atradius en anderen, zullen toch allemaal hun eigen landenanalyse willen maken. Is dit land betrouwbaar? Wat voor soort financieel stelsel is er? Is de governance in dat land oké? Misschien betreft dat ook allerlei aspecten van milieu, corruptiebestrijding en markttoezicht. Het kabinet zal dan dus toch samenwerkingsverbanden tussen die instellingen willen hebben. Dat doen het kabinet ook: er komen allemaal samenwerkingsverbanden. Maar ik heb zo veel samenwerkingsverbanden geteld, dat dat niet een plank vol samenwerkingsverbanden of -overeenkomsten wordt, maar een kast vol samenwerkingsovereenkomsten. Hoe gaat dat werken? Gaan we cultuur vastleggen in samenwerkingsovereenkomsten? We weten allemaal dat dat niet zo werkt.

Voorzitter. Dan is de keuze toch weer om naar één groot concern te gaan, met shared services voor dit soort gezamenlijke activiteiten, maar met daarbinnen zelfstandige divisies, zoals de FMO en Invest International. Dan heb je toch de zelfstandigheid, binnen een concernmodel. Dat zou toch een model kunnen zijn waarover het kabinet misschien heeft nagedacht. Waarom dan die ingewikkelde samenwerkingsovereenkomsten? We hebben het dan ook over de synergie waarover mevrouw Moonen net sprak.

Voorzitter. Dan de belangrijke vraag waar bedrijven kunnen aankloppen. Het kabinet is natuurlijk helemaal positief: een onestopshop, iedereen komt bij de RVO en wordt dan doorverwezen. Ik weet niet of dat zo zal werken. Graag dus toch een toelichting hoe dat zal werken, want we willen liever aan de voorkant weten hoe dat zal zijn, dan dat ondernemers over een of twee jaar weer melden: we zijn weer van het kastje naar de muur gestuurd. Ook dit is dus een reden om die Babylonische structuur wat op te helderen.

Voorzitter. Ik zei net al iets over de inhoud en over tegengestelde belangen die in projecten kunnen zitten: Nederlandse belangen, de belangen van nationale ondernemingen, versus die van lokale ontwikkeling. Daarop heeft het kabinet belangrijke toezeggingen gedaan en het amendement, dat ook van onze fracties was, is overgenomen. De Sustainable Development Goals moeten het uitgangspunt zijn. Dat is niet vanzelfsprekend. Mevrouw Prast sprak ook al over de brede welvaart. In de oorspronkelijke voorstellen was dat helemaal niet zo. Daarin hadden ook allemaal investeringen gesteund kunnen worden, die ons op klimaatgebied achteruit zouden helpen. Dat kan nu dus niet meer, want nu moet het echt passen in de doelstellingen en de SDG's. Het kabinet was daarin veel te vrijblijvend. Dan had je dus ook de oude economie kunnen steunen en zelfs zodanig dat de nieuwe economie in die landen daardoor geen kans meer zou krijgen. Maar ik wil het toch graag even horen: duurzaamheid, op inclusiviteit gerichte investeringen. Ik wil graag scherp ondersteund horen van beide bewindslieden dat dat het uitgangspunt is. Je kunt het niet helemaal dichtspijkeren. Dat snappen we. Het kan gebeuren dat er geïnvesteerd wordt in fossiele ontwikkelingen, maar dan moet dat echt zijn omdat er geen duurzamere oplossing is. Dan kan het in ieder geval bijvoorbeeld beter fossiel zijn. Kolen vervangen door gas is dan een goede tussenoplossing. Ook wij zitten er niet dogmatisch in, maar willen toch horen dat dit een hele scherpe afweging wordt. Eigenlijk zou hier het nee-tenzijprincipe moeten gelden, maar dan kan ik bijna de rechterlijke uitspraak over de zaak-Shell citeren. Het is dus duurzaam, duurzaam, duurzaam en inclusief, en zo moet het ook zijn.

Ten slotte, voorzitter. De organisatie draait natuurlijk al een tijd. Ze zijn al een halfjaar geleden van start gegaan zonder goedkeuring van de Eerste Kamer. Ze zouden al een strategie gaan ontwikkelen, plaats maken voor start-ups en mkb'ers, maar ook monitoren hoe het zou kunnen gaan. En ze zouden mogelijkerwijs ook al de strategie naar de Kamer kunnen sturen. Ik vraag nadrukkelijk: is die strategie al op papier en beschikbaar voor de Kamer? Ze hebben natuurlijk al een halfjaar toch wel wat zitten doen, mag ik aannemen.

Er zijn maatschappelijke rendementseisen. Dat hebben we natuurlijk ook met de minister van Financiën besproken over Invest-NL. Het zijn geen marktconforme eisen, maar het zijn maatschappelijke rendementseisen. Hoe is dat inmiddels ingevuld? Zowel de SDG's als de rendementseisen zouden nog vertaald worden in KPI's. Kan het kabinet al melden welke KPI's zijn ontwikkeld?

De heer Van Apeldoorn i (SP):

Ik wil even terugkomen op het eerdere punt van de heer Crone. Hij maakte terecht het onderscheid tussen FMO en Invest International. Hij zei: FMO is gericht op investeren in ontwikkelingslanden en lokale bedrijven aldaar in het kader van de ontwikkeling van die landen, terwijl het bij Invest International gaat om het stimuleren van buitenlandse activiteiten van Nederlandse bedrijven in bijvoorbeeld diezelfde ontwikkelingslanden. De CDA-fractie, bij monde van de heer Knapen, benadrukte dat doel van Invest International. Dat zou heel belangrijk zijn. Die buitenlandse activiteiten moeten gestimuleerd worden in het kader van een gelijk speelveld, et cetera. Ik vraag mij af in hoeverre de fracties van de PvdA en GroenLinks dat onderschrijven. Dat heb ik niet helemaal uit het betoog van de heer Crone kunnen halen. Is dat een nastreefwaardig doel, en zo ja, op basis waarvan komen die fracties tot de conclusie dat het nodig is dat dat gestimuleerd wordt? Is dat waarom we Invest International nodig hebben?

De heer Crone (PvdA):

De FMO richt zich op de lokale bedrijfsontwikkeling. Daar zijn goede ervaringen mee en dat is prima. Daarnaast zijn er heel veel Nederlandse bedrijven die zeggen: ik wil daar best investeren, maar het rendementsrisico is niet voldoende om het privaat te financieren uit eigen vermogen en uit bankenvermogen. Dus dat dan een overheidsbank daarin helpt ... Zie de voorbeelden uit de andere landen van de wereld, tot en met Amerika. Elk land heeft dat soort financieringsmogelijkheden. Dus dat dat er is, is eerder te laat dan te vroeg. Daarmee help je bedrijven, of het nou FrieslandCampina is of start-ups zijn die in ontwikkelingslanden een gigantische uitrol van zonne-energieprojecten doen. Dat zijn Nederlandse bedrijven. Het is in het belang van ontwikkelingslanden, maar het zijn Nederlandse bedrijven. Dat die daar exportkredietverzekering voor krijgen of investeringen of leningen, equity, vind ik op zich heel logisch.

De heer Van Apeldoorn (SP):

Mijn vraag was toch waarom de fracties van de PvdA en GroenLinks dat nu nodig vinden. Mevrouw Prast refereerde er ook al aan. Nederland is internationaal heel concurrerend. Onze exportpositie wordt benijd door vele landen. Dus op grond waarvan zeggen de fracties van GroenLinks en de PvdA: het is goed als daar zoveel miljoen kapitaal naartoe gaat om dat nog verder te stimuleren en onze internationale concurrentiepositie te verbeteren?

De heer Crone (PvdA):

Ik leen graag ook de analyse van mevrouw Prast dat bijna al onze investeringen niet voldoen aan de hoogste duurzaamheidsdoelstellingen. Ze zijn soms zelfs averechts als het om het brede welvaartsbegrip gaat. Die Nederlandse bedrijven die in het buitenland willen investeren, mogen best een steuntje in de rug krijgen, want die worden natuurlijk ook niet zo makkelijk gefinancierd door de banken. Maar het zou me verbazen als de SP denkt: het is of van de markt en anders is het niet goed. Er zijn echt, ook bij Invest-NL, ook bij de regionale ontwikkelingsfondsen die we in Nederland al lang hebben, altijd investeringen die men maatschappelijk wenselijk vindt, maar die een te lange afschrijvingstermijn hebben of anderszins net te risicovol zijn om 100% privaat te financieren. Een beetje klassieke economie, toch?

De voorzitter:

Tot slot, meneer Van Apeldoorn.

De heer Van Apeldoorn (SP):

Tot slot, voorzitter. In de analyse van de heer Crone proef ik toch dat het hier uiteindelijk gaat om dat maatschappelijk verantwoord ondernemen, om het maatschappelijk belang en om het maatschappelijke doel. Dat is eigenlijk de tweede doelstelling van Invest International, het oplossen van — het klinkt toch enigszins hoogdravend in mijn oren — wereldwijde vraagstukken. Dat zou eigenlijk leidend moeten zijn. De SDG's, heeft de heer Crone ook net gezegd. Ik zie daar toch een potentiële spanning. Enerzijds wil je het verdienvermogen van het Nederlandse bedrijfsleven verbeteren en gaat het om een marktconform rendement, en anderzijds wil je wereldwijde vraagstukken oplossen en duurzame ontwikkelingen stimuleren. Als het nu tot een botsing komt bij een concrete investeringsbeslissing, zeggen de fracties van GroenLinks en PvdA dan dat altijd die SDG's voor moeten gaan? Is dat wat ik eruit op kan maken?

De heer Crone (PvdA):

Volgens mij heeft de Tweede Kamer zelfs unaniem het amendement aangenomen dat alle investeringen aan de SDG-doelstellingen worden getoetst. Dat is een belangrijke winst, want dat stond niet in de oorspronkelijke wetsvoorstellen. Dus oude-economie-investeringen mogen niet meer hiermee worden gesteund en daarmee is het antwoord gegeven, want men mag alleen maar met investeringsprojecten komen bij Invest International als men zelf als investeerder kan aantonen dat het helpt bij duurzame ontwikkeling, inclusieve ontwikkeling. Ik kom uit Leeuwarden, zoals u weet. Daar zit Wetsus, een centrum van talloze bedrijven die aan waterzuiveringstechnologie doen. Ik noemde al zonne-energie. Dat zijn allemaal projecten die vaak vanuit goedwillende westerse start-ups of andere ondernemingen ook in ontwikkelingslanden worden uitgerold. Die kunnen ontwikkelingshulp krijgen — dat is subsidie — maar vaak hoeft dat niet en kan het op deze manier. Mensen betalen vaak die zonnepanelen zelf terug. Mensen in gebieden waar geen national grid is of zelfs geen lokaal grid, kunnen vaak niet zo'n zonne-energiestelsel betalen en via dit soort investeringen wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Zonnestelsel. Dan de heer Van Ballekom.

De heer Van Ballekom i (VVD):

Dank u wel, voorzitter. Ik had een vraag aan collega Crone. We weten dat FMO zich op dit ogenblik concentreert op het verbeteren van het investeringsklimaat in derde landen en daar niet zozeer het Nederlandse bedrijfsleven bedient, hoewel ze wel een portefeuille hebben van ongeveer 100 miljoen aan investeringen die het Nederlandse bedrijfsleven ten goede komen. Onderschrijft de heer Crone met mij dat wanneer je het mandaat van FMO verbreedt FMO als internationale organisatie zowel het Nederlandse bedrijfsleven kan bedienen als ook zich blijvend kan inzetten voor het verbeteren van het investeringsklimaat in het buitenland? Dat was in mijn ogen een perfecte synergie. Dan weet zo'n bedrijf ook in wat voor markt het stapt voordat het project verder uitgewerkt wordt.

De heer Crone (PvdA):

Nee. Wij denken dat het toch heel verstandig is dat FMO de focus heeft, bij wijze van spreken voor 100%, op de ontwikkelingsmogelijkheden van lokaal bedrijfsleven. Daar kan af en toe het Nederlandse bedrijfsleven bij helpen. Wat u doet — dat doet VNO ook al jaren — is echt het omkeren: ontwikkelingshulp moet altijd goed zijn voor het Nederlandse bedrijfsleven. Dat is voor een deel een politieke keuze, maar investeringsbeslissingen worden ook wel degelijk beïnvloed door of je daar als Nederlandse ambtenaar of bank zit en of je een Nederlands bedrijf steunt. Dan zit je daar anders dan wanneer je vanuit het land in ontwikkeling denkt. Maar ik ben heel benieuwd wat het antwoord hierop zal zijn van beide bewindslieden. Die gaan natuurlijk met één mond spreken, maar op dit punt ben ik wel heel benieuwd wat ze gaan zeggen. Ik denk dat iedereen die in de ontwikkelingseconomie groot is geworden, weet dat dat niet zomaar vanzelf hersteld is. U presenteert het als een win-winsituatie, maar dat is het in de praktijk helemaal niet. Dan moet je echt kiezen of je een lokale zuivelonderneming steunt of dat je die handelsonderneming uit Nederland stimuleert die daar even komt met de blikjes melk uit Leeuwarden.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan stel ik voor dat we doorgaan met het debat.

De heer Crone (PvdA):

Soms gaat het samen gelukkig, maar niet altijd.

De heer Van Ballekom (VVD):

Als je het mandaat niet wijzigt, dan gaat niet het samen. Dat is mijn pleidooi. Ik denk dat je het onder één dak kunt brengen.

De heer Crone (PvdA):

Het is geen kwestie van mandaat. Mandaat is top-down gedacht. Ik denk vanuit investeringsprojecten en die zijn niet altijd een-op-een en goed voor Nederlandse ondernemers en voor ontwikkelingsdoelen.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Crone.

De heer Crone (PvdA):

Ik rond graag af, voorzitter. Ik was aan het vragen of er in dat halfjaar al KPI's zijn ontwikkeld, zodat we een beetje kunnen zien wat voor prestatie-indicatoren de verschillende instituten hebben en of we inderdaad achteraf kunnen toetsen of het loopt zoals het hier bedoeld is. Nogmaals, per saldo verwachten wij … Ik moet twee fracties adviseren. Wie weet komen we wel met hetzelfde standpunt.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik graag het woord aan mevrouw Moonen namens D66.


Bekijk de video van deze spreekbeurt

Mevrouw Moonen i (D66):

Voorzitter. Er is al veel gezegd over de geschiedenis van de oprichting van Invest International. Ik zal mijn bijdrage dus iets inkorten. Interessant is wel dat het ministerie van Financiën in 2017 tot de conclusie kwam dat er in Nederland geen gebrek is aan kapitaal en financiering — de commissie-Salden — maar aan een instelling die vroeg kan instappen, met de juiste financiële kennis en de juiste middelen. Uit dat onderzoek is naar voren gekomen dat er vanuit de markt behoefte is aan risicodragende financiering en aan versterking van het projectontwikkelingsvermogen.

Het Nederlandse bedrijfsleven is vanaf het begin goed betrokken en ook enthousiast over het voorstel om een dergelijke instelling op te richten. In Nederland ontbreekt het ook op dit moment nog aan zo'n national promotional institution, een publieke bank voor projecten, terwijl andere Europese landen die wel hebben en daar goed garen mee spinnen. De heer Knapen sprak daar ook over in zijn betoog. Hij had het over Duitsland, Frankrijk, het UK. In die landen is een dergelijke bank reeds opgericht, en ze halen daar veel business uit.

In 2018 trekt het huidige kabinet de conclusie om, gegeven het verschil in focus, het nationale en het internationale deel uit elkaar te halen. Het is dus eigenlijk een bewuste keuze geweest van dit kabinet om het zo te doen.

Voorzitter. Het is belangrijk dat we nu, na corona, weer voorwaarts gaan met onze economie en met de economieën elders in de wereld. Want door de coronacrisis zijn bedrijven in veel delen van Nederland, maar ook in de wereld, hard geraakt. Dat leidt ook tot meer ongelijkheid. Nu is Nederland een sterk handelsland. Onze export is goed voor maar liefst 34% van het Nederlandse bruto binnenlands product. En we genereren daar 2,4 miljoen banen mee. Voor het Nederlandse bedrijfsleven liggen er dus vooral kansen. Die kansen liggen er ook omdat juist wij in Nederland heel sterk zijn in landbouw, in tuinbouw, in waterbouw, in energie en in allerlei technologieën. Invest International wil immers projecten gaan ontwikkelen en financieren waarbij enerzijds de kansen voor het Nederlandse bedrijfsleven, en anderzijds maatschappelijke betekenis bij elkaar komen. Dat is de missie.

Ik wil nog iets dieper ingaan op het Nederlandse bedrijfsleven. Dat gaat over start-ups, maar het kan ook gaan over het midden- en kleinbedrijf en over het grootbedrijf. Van belang is dat Invest International bijdraagt aan het oplossen van marktfalen. Dus het gaat om projecten met een wat hoger risico of een langere looptijd, waar juist Nederlandse banken zich steeds vaker uit terugtrekken. Ook financieren banken lang niet altijd het hele bedrag, of ze laten met name het deel met het hoge risico liggen. Kleinere financieringen zijn ook vaak lastig te verkrijgen in Nederland. Met name de mkb-bedrijven hebben daar veel last van. Invest International kan voor deze groep een uitkomst bieden en helpen met het toetreden op de internationale markt. D66 vindt het belangrijk dat juist de mkb-ondernemers bereikt worden. Het vereiste van additionaliteit is neergelegd in artikel 9 van de wet. Daar hechten wij zeer aan, want dat is ook bepalend voor de afbakening van het gebied waarbinnen Invest International actief mag zijn.

De heer Otten i (Fractie-Otten):

Ik hoor mevrouw Moonen zeggen: Invest International gaat kleine mkb-ondernemingen helpen met kleine financieringen. Wat noemt zij "klein"?

Mevrouw Moonen (D66):

Transacties van ook minder dan 50 miljoen. Het kan zelfs om enkele miljoenen gaan, en het kan ook om honderdduizenden euro's gaan. Precies zulke bedragen krijgen mkb'ers nu vaak moeilijk gefinancierd. Het gaat dus om de lagere bedragen.

De heer Otten (Fractie-Otten):

Ik noem 50 miljoen nou niet echt een klein bedrag. Maar hoe realistisch denkt mevrouw Moonen dat het is dat je zo'n apparaat als Invest International in gaat zetten voor financieringen van een paar ton in een of ander Afrikaans ontwikkelingsland? Dat lijkt mij vrij utopisch. Die mensen gaan zich natuurlijk focussen op de grotere transacties. Ze moeten immers voor kleinere transacties dezelfde kosten maken. Dat is ook een groot probleem bij de financiering van het Nederlandse mkb. Die banken willen het liefst deals waarbij het gaat om honderden miljoenen, want dat is net zoveel werk. Dus hoe realistisch is dat, vraag ik aan mevrouw Moonen.

Mevrouw Moonen (D66):

Het aardige is dat de heer Otten eigenlijk zelf het antwoord geeft op zijn eigen vraag. Juist banken willen graag die grote transacties doen van 100 miljoen of meer, precies zoals de heer Otten zegt, terwijl er bij mkb'ers heel veel behoefte is aan kleinere transacties. Laat ik een voorbeeld geven. Ik hou altijd van voorbeelden.

De voorzitter:

Een kort voorbeeld graag, mevrouw Moonen.

Mevrouw Moonen (D66):

Ik zal een kort voorbeeld geven. Nederland is heel sterk in de industrie van plantenzaden. Denk aan zaden voor tarwe, gerst en rogge. Daarin behoren wij tot de top van de wereld. Nu mislukt in Afrika 50% van de oogst omdat ze daar geen goede zaden hebben. Er zijn in Nederland grote bedrijven actief op dit gebied, maar je hebt ook wel degelijk start-ups en kleinere bedrijven die die technologie gebruiken om bijvoorbeeld zaden te ontwikkelen die beter tegen de droogte kunnen. Dergelijke bedrijven, mkb'ers die in die zaadontwikkeling zitten, kunnen gebruikmaken van Invest International. Ze hebben niet meteen 50 miljoen of meer nodig, maar vaak kleinere bedragen om toch te gaan investeren in vaak risicovolle landen. Landen waar deze problematiek zich voordoet, zijn bijvoorbeeld Mali en Niger. Dat zijn best risicovolle landen om in te investeren als je een startende ondernemer bent of een mkb'er met 20 tot 30 personen in dienst. En daarop richt zich nou precies Invest International.

De heer Otten (Fractie-Otten):

Ik ben het met mevrouw Moonen eens dat Nederland een hele goede positie heeft in de zaadveredelingsindustrie et cetera, maar juist daarom zou je denken dat die private initiatieven dan ook wel van de grond komen. Ik zie de toegevoegde waarde dus niet zo een-twee-drie, maar goed, ik ben benieuwd wat de minister daarover te zeggen heeft.

De voorzitter:

U vervolgt uw betoog, mevrouw Moonen.

Mevrouw Moonen (D66):

Zeker, ja. Mijn vraag aan de minister is de volgende. Wij vinden juist de positie van de mkb'ers heel belangrijk. In het wetsvoorstel staat dat de minister Invest International na drie jaar zal evalueren. We hechten er zeer aan om daarin met name de positie van de mkb'ers mee te nemen. Kan de minister dat toezeggen? Hoe heeft Invest International hen bereikt? Wat zijn de effecten daarvan voor de mkb-bedrijven in Nederland?

Vervolgens wil ik ook nog kort ingaan op de governance. Daar is al veel over gezegd. Invest International heeft namelijk een investeringstaak, een ontwikkelingstaak en een regelingentaak. Eerlijk is eerlijk, de Raad van State is daar best wel wat kritisch over. Volgens de raad leiden die verschillende taken ertoe dat er verschillende sturingen nodig zijn. De Raad van State schrijft, ik citeer: er ontstaan verantwoordelijkheden die goed van elkaar moeten worden onderscheiden, want de juridische vormgeving en daarmee ook de sturing en verantwoording zijn best complex. Mede om die reden zijn de taken ondergebracht in verschillende dochterondernemingen. Collega's van andere fracties hebben hier ook veel aandacht voor gevraagd.

Mijn vraag aan beide ministers is om nog eens aan deze Kamer uit te leggen waarom de regering, ook in 2018, heeft gekozen voor deze governancestructuur. Want dat heeft zij gedaan vanuit de optiek dat dit zou leiden tot een heldere verantwoordelijkheidsverdeling. Ik denk dat het goed is dat beide ministers nog eens uitleggen waarom zij van mening zijn dat deze structuur, met die drie dochterondernemingen, gaat leiden tot die heldere verantwoordelijkheidsverdeling en tot een goede scheiding tussen de wettelijke taken en de andere taken, waardoor subsidieaanvragen onafhankelijk beoordeeld zullen worden. Kortom, kunnen zij dat hele stelsel nog eens uitleggen? Waarom zal dit leiden tot een heldere taakverdeling?

Voorzitter. Dan kom ik toe aan het oplossen van de wereldwijde vraagstukken. Invest International is opgezet voor maatschappelijk rendement voor Nederlandse bedrijven, maar ook om bij te dragen aan oplossingen voor wereldwijde vraagstukken. Ik noemde al het voorbeeld van de zaadindustrie, maar er zijn ook veel voorbeelden in het kader van schoon drinkwater en beschikbaarheid van water. In de memorie van toelichting troffen wij inspirerende voorbeelden aan, die ik zeer herken uit de praktijk, bijvoorbeeld de afvalwaterzuivering. Afvalwater dat nu vaak door bedrijven wordt geloosd op rivieren, wordt dan eerst netjes gezuiverd; dat is ook weer een tak van sport waar juist Nederland heel erg sterk in is.

Dan wil ik ook nog even aandacht vragen voor een speciaal SDG: gender. Collega Samira Rafaela schreef hier recent een position paper over. Kan de minister aangeven op welke wijze het SDG gendergelijkheid in de werkzaamheden van Invest International wordt meegenomen? Kunnen we daarbij iets leren van de ervaringen in Zweden met een foreign trade policy?

De D66-fractie is verheugd dat er een overeenkomst is gesloten — althans die ligt klaar ter ondertekening als het wetsvoorstel wordt aangenomen — tussen de Staat, FMO en Invest International. In die overeenkomst staat dat deze oplossingen bij moeten dragen aan de wereldwijde vraagstukken en dat duurzame ontwikkelingsdoelstellingen als leidraad worden gebruikt.

Tot slot heeft de minister de Kamer aangegeven een strikt nee-tenzijprincipe te hanteren ten aanzien van de ondersteuning van de fossiele projecten. De vraag die wij als fractie hebben is: kan de minister aangeven hoe zij in de praktijk invulling zal gaan geven aan dat nee-tenzijprincipe?

Dit was de afronding van mijn betoog, en mijn fractie kijkt zeer uit naar beantwoording van de vragen door beide ministers.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Moonen. Dan geef ik het woord aan de heer Van Apeldoorn namens de SP.


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Van Apeldoorn i (SP):

Dank u, voorzitter. Om een wetsvoorstel te kunnen beoordelen, moet je kijken naar doel en middel. Is het doel nastrevenswaardig en is het voorgestelde middel effectief? Laten we met het doel beginnen. Artikel 3 van het wetsvoorstel luidt, en ik citeer: "Invest International heeft het doel ondersteuning te bieden voor op het buitenland gerichte activiteiten van ondernemingen en internationale projecten die een bijdrage leveren aan de Nederlandse economie door het verbeteren van de internationale concurrentiepositie en het verdien vermogen, en voor internationale projecten die voorzien in de oplossing van wereldwijde vraagstukken." Einde citaat. Een hele mond vol. Zo op het eerste gehoor kinkt een en ander lovenswaardig, maar laten wij het stap voor stap ontleden.

Ondersteuning voor op het buitenland gerichte activiteiten van ondernemingen. Wat voor activiteiten, welk buitenland en wat voor ondernemingen? Het is allemaal niet gespecificeerd. Het buitenland zou zelfs een andere EU-lidstaat kunnen zijn, dus binnen de interne markt met een volledige toegang. Waarom is dat niet uitgesloten, zo vraag ik de minister. En welke ondernemingen? De minister spreekt graag over het mkb en over start-ups, maar de subsidie zou net zo goed naar grote internationals kunnen gaan, zoals de minister ook erkent. Kan de minister een inschatting geven in percentages van hoeveel van het investeringskapitaal naar het grootbedrijf en hoeveel naar het mkb zal gaan? Het zijn sowieso niet de echt kleine bedrijven die internationaal actief zijn. Dus het gemeenschapsgeld van de op te richten staats-bv zal in beginsel ook naar bijvoorbeeld Shell ter financiering van een internationaal project kunnen gaan. Kan de minister dit bevestigen?

Ik kom nog terug op de te financieren activiteiten. De hamvraag is natuurlijk waarom de overheid überhaupt met belastinggeld buitenlandse activiteiten van ondernemingen financieel zou moeten steunen. Heeft het Nederlandse bedrijfsleven die steun echt nodig? Nederland staat niet bekend als een land dat moeite heeft om op de internationale markt te concurreren; daar werd eerder ook al aan gerefereerd. Ons handelsoverschot is al veel groter dan voor iedereen gezond is. Moeten we dan nu inzetten op nog meer exportactiviteiten van nog meer ondernemingen en ons handelsoverschot nog verder laten oplopen? Graag een reactie van de minister.

Of gaat het vooral om de export van kapitaal, laten we zeggen buitenlandse investeringen voor een direct investment? Daar lopen we niet bepaald achter. Wie wordt er nu precies beter van als we dit nog verder stimuleren? Wat betekent het voor de brede welvaart?

Voorzitter. Als we verdergaan met de ontleding, lezen we dat het ten goede moet komen aan de Nederlandse economie en naar het verdienvermogen. Wie kan daar nu op tegen zijn? Maar de vraag van mijn fractie is wel: wie verdient daar nu precies aan en moet het op deze manier? Worden we hier met z'n allen beter van, of vooral de aandeelhouders van de op deze manier ondersteunde bedrijven? En welk marktfalen — geloof me, mijn fractie ziet doorgaans genoeg falen van de markt in het algemeen — wordt nu precies geadresseerd?

Misschien vinden we het antwoord in de tweede doelstelling die we in artikel 3 lezen, namelijk dat het ook gaat om internationale projecten die voorzien in oplossingen van duurzame vraagstukken zoals bijdragen aan duurzame ontwikkelingen. Dus het doel is tweeledig: én bijdragen aan onze concurrentiepositie én oplossen van wereldwijde vraagstukken. Het past helemaal in de filosofie van de minister voor BuHa-OS — tegenwoordig moeten we minister van Buitenlandse Zaken zeggen, heb ik begrepen van de voorzitter — dat hulp en handel hand in hand gaan. Die filosofie kan echter nog steeds op de scepsis van mijn fractie rekenen en dat geldt ook hier. Mijn fractie is ook hartstikke voor oplossingen voor wereldwijde vraagstukken. Maar is deze staats-bv dan een goede manier om daaraan bij te dragen? Zou je dat geld, als het daarom gaat, niet effectiever kunnen besteden, bijvoorbeeld door het budget voor Ontwikkelingssamenwerking te verhogen? Duurzame ontwikkeling? Laat dan Shell en andere grote vervuilers echt betalen met dwingende regelgeving — dat kost geen gemeenschapsgeld — in plaats van dat aan de rechter over te laten. En zo kan ik nog wel meer bedenken. Kortom, het doel is hier zeker lovenswaardig, zij het wat pretentieus geformuleerd. Maar is Invest International ook een effectief middel om dit doel te bereiken? Mijn fractie is vooralsnog niet overtuigd.

Overigens is dankzij een amendement in de Tweede Kamer de formulering wel verbeterd. Waar er eerder stond "waaronder internationale projecten die voorzien in oplossingen van wereldwijde vraagstukken", staat er nu "en", waarmee gelijkwaardigheid wordt gesuggereerd. Toch roept ook deze formulering bij mijn fractie nog vragen op. Een deel van het gemeenschapsgeld dat door het op te richten vehikel wordt besteed, zal vooral ten goede komen aan het verdienvermogen en een ander deel aan die andersoortige internationale projecten, namelijk de beoogde oplossing van wereldwijde vraagstukken. In welke verhouding zullen zij staan? Uit de wettekst valt een en ander niet af te leiden.

Voorzitter. Het moge duidelijk zijn dat mijn fractie sterke twijfels heeft ten aanzien van het eerste doel, namelijk het verbeteren van ons concurrentievermogen door buitenlandse activiteiten van private bedrijven te ondersteunen. En dat we ten aanzien van het tweede doel, het oplossen van wereldwijde vraagstukken, sterke twijfels hebben over het voorgestelde middel op basis van dit wetsvoorstel. Invest International zou door de Staat worden voorzien van een kapitaal van 833 miljoen. Overigens staat dit bedrag niet in de wettekst. Staat dit bedrag nu al vast? In de memorie van toelichting staat dat het afhankelijk is van een evaluatie van de 2,5 miljard die het kabinet gezamenlijk heeft toegekend aan Invest-NL en Invest International. Wanneer gaat deze evaluatie plaatsvinden? Kan het bedrag ook nog omhoog dan wel omlaag, afhankelijk van de uitkomst daarvan? Welke lessen kunnen we leren van de ervaringen tot nog toe met Invest-NL? Er is vanavond al eerder naar verwezen. In Het Financieele Dagblad konden we onlangs lezen dat er nog maar 28 miljoen van de beschikbare 1,7 miljard van Invest-NL is geïnvesteerd. In het bewuste artikel werd mede gewezen op het feit dat investeringen enerzijds additioneel aan de markt moeten zijn — de markt moet het niet zien zitten — en dat anderzijds wel het doel geldt van een marktconform rendement. Deze toch behoorlijk tegenstrijdige opzet geldt ook voor Invest International. Graag een reflectie hierop van de minister. En wat als Invest International toch meer risico's gaat nemen en dat rendement niet gehaald wordt of dat er over langere termijn zelfs verlies wordt geleden? Gaat de Staat dan bijstorten?

Uiteraard betreurt mijn fractie het dat de beoogde CEO van Invest International net als die van zijn nationale evenknie een salaris van boven de balkenendenorm zal verdienen. De minister zal verwijzen naar het staande beleid inzake staatsdeelnemingen, maar dat maakt het natuurlijk nog niet maatschappelijk verantwoord, noch naar de geest van de Wet normering topinkomens. Graag een reactie van de minister.

Voorzitter. Dan nog over de te financieren activiteiten. Mijn partij heeft in de Tweede Kamer heel duidelijk gemaakt dat er geen cent moet gaan naar de fossiele industrie. Helaas is dat met Invest International niet uitgesloten. Er geldt het zogenaamde nee-tenzijprincipe. Het is het "tenzij" dat ons hier niet bevalt. Waarom sluiten we investeringen in de fossiele industrie niet helemaal uit? Waarom is er toch nog ruimte gemaakt voor uitzonderingen? En wat betekenen die dan in de praktijk als je echt wilt inzetten op duurzame ontwikkeling?

Verder beoogt, zoals gememoreerd, het wetsvoorstel dat Invest International bijdraagt aan het oplossen van wereldwijde vraagstukken. "Zo veel mogelijk", lezen wij in de memorie van antwoord. Maar hierbij is het voor mijn fractie niet duidelijk wat "zo veel mogelijk" is en evenmin wat dat precies betekent, welke activiteiten wel of niet gefinancierd kunnen worden. Nog afgezien van het punt dat nog wel steeds geïnvesteerd zou kunnen worden in de fossiele industrie, hoe zit het in het algemeen met de Sustainable Development Goals, oftewel de SDG's? Hoe streng zal daaraan getoetst worden? In tegenstelling tot wat collega Crone net suggereerde, staat daarover niets in de wetstekst. Naar het lijkt, wordt daarbij uitgegaan van het "do no harm"-principe. Of geldt hier ook het "do good"-principe? En hoe verhoudt zich een en ander tot het doel van het vergroten van het verdienvermogen en het verbeteren van de concurrentiepositie van het Nederlandse bedrijfsleven? Wat als deze doelen botsen? Dat zou kunnen. Wat is dan leidend?

Kan de minister garanderen dat, als het bijvoorbeeld gaat om SDG 8, economische groei en fatsoenlijk werk, Invest International meer zal doen dan enkel banen creëren, maar ook zal garanderen dat die banen een leefbaar loon en goede werkomstandigheden bieden? Dat zijn zaken die wat mijn fractie betreft vanzelf zouden moeten spreken en waar je geen Invest International voor nodig zou moeten hebben.

Het is prijzenswaardig dat in het nu voorliggende wetsvoorstel, in de aanvullende overeenkomst, is opgenomen dat Invest International zal moeten voldoen aan de vereisten voor internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen. Maar over de wijze waarop hiervoor in de praktijk zal worden gezorgd, heeft mijn fractie nog wel zorgen. Het te voeren zogeheten imvo-beleid moet nog worden uitgewerkt. Dat maakt de beoordeling lastig. Ik hoop dat de minister hier alvast nader op kan ingaan. We hebben in dit opzicht ervaring met de vandaag al veel genoemde Nederlandse ontwikkelingsbank, de FMO, waarover vorig jaar een evaluatierapport is verschenen. Een van de kritiekpunten uit die evaluatie is dat de maatschappelijke impact die de FMO heeft, ook als het gaat om maatschappelijk verantwoord ondernemen, niet voldoende ex post gevalideerd wordt. Werkt dat model eigenlijk wel en welke lessen worden hieruit geleerd ten aanzien van Invest International?

Voorzitter. Ten slotte nog iets over de betrokkenheid van het Nederlandse parlement en de democratische controle. De Algemene Rekenkamer was er kritisch over en drong er onder andere op aan dat de concepttekst van de joint venture overeenkomst en de aanvullende overeenkomst met het parlement gedeeld zouden worden. Er was echter kennelijk opnieuw een tekort aan postzegels op het ministerie, want deze werden aanvankelijk alleen aan de Tweede Kamer verzonden. Serieus, voorzitter, vergissen is menselijk, maar helaas is dit een patroon.

Intussen zijn, vooruitlopend op de kennelijk verwachte parlementaire goedkeuring, de beoogde CEO en de beoogd voorzitter van de raad van commissarissen van het nog niet bestaande Invest International beiden al negen maanden aan de slag. "In opbouw" heet het in de benoemingsbrief. Mijn vraag aan de minister hierbij is: wat is er dan nu in negen maanden opgebouwd? Waar heeft het werk van de beoogde CEO, die al die tijd op de loonlijst van het ministerie van Financiën staat, uit bestaan?

Mijn fractie heeft er ten slotte ook moeite mee dat Invest International onbeperkt en kennelijk op basis van een eeuwigdurende bevoegdheid, zoals de Rekenkamer stelt, dochterondernemingen kan oprichten zonder dat het parlement daar iets over te zeggen heeft. De Algemene Rekenkamer is ook op dit punt zeer kritisch en stelt onomwonden — ik citeer: "Hierdoor wordt de autorisatiefunctie van de Staten-Generaal zeer beperkt". Graag een reactie van de minister op dit punt.

Dan ga ik, omwille van de tijd, nog niet eens in op de vandaag al veel gememoreerde complexe aandeelhouders- en governancestructuur, waar ook de Raad van State in zijn advisering zeer kritisch over was.

Voorzitter. Het moge duidelijk zijn dat bij mijn fractie nog veel vragen leven over dit wetsvoorstel en dat wij vooralsnog niet overtuigd zijn van nut en noodzaak van dit wetsvoorstel. We zien echter uiteraard zoals altijd uit naar de beantwoording van beide ministers.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Van Apeldoorn. Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Huizinga-Heringa, die het woord zal voeren namens de fractie van de ChristenUnie.


Bekijk de video van deze spreekbeurt

Mevrouw Huizinga-Heringa i (ChristenUnie):

Voorzitter, dank u wel. Mijn fractie is blij dat we vandaag een begin kunnen maken met de behandeling van het wetsvoorstel Invest International. Het zou wel heel onwellevend geweest zijn om de organisatie nog langer te laten wachten op helderheid vanuit de Eerste Kamer. Bij de organisatie is er de begrijpelijke drive om nu te kunnen starten.

Voorzitter. Op het eerste gezicht lijkt Invest International het internationale zusje van Invest-NL, maar bij nadere beschouwing is dat zeker niet het geval. De doelstellingen en activiteiten van beide organisaties verschillen zodanig van elkaar dat besloten is om er twee aparte organisaties van te maken. Ik ga hier nu niet inhoudelijk op in. In de schriftelijke voorbereiding op dit debat is daar wat ons betreft genoeg over gewisseld. Ik vat samen dat mijn fractie begrip heeft voor de keuze die hierin gemaakt is.

Voorzitter. De missie van Invest International is ambitieus. Invest International gaat niet alleen het Nederlandse internationale handelsbelang ondersteunen, maar het handelsbelang zal ook moeten bijdragen aan het bereiken van de Sustainable Development Goals: geen tegenstelling tussen Nederlandse handelsbelangen en bevordering van duurzame groei, maar een versterking van beide. Bij het gestalte geven aan deze ambitie heeft de Tweede Kamer een goede rol gespeeld, met de waardering van mijn fractie dat de aangenomen moties en amendementen de missie hebben aangescherpt. In dit verband vraag ik de minister of zij al iets kan zeggen over de focus die Invest International gaat aanbrengen binnen de SDG's. Welke doelen krijgen de eerste prioriteit? Die keuze zal ook samenhangen met de mogelijkheden die het Nederlandse handelsbelang biedt. Kan de minister daarop ingaan?

Om er zeker van te zijn dat de bijdrage aan maatschappelijke doelen niet alleen bij mooie woorden blijft, zal Invest International KPI's ontwikkelen om de bijdrage aan maatschappelijke doelen van Invest International te kunnen meten. Daarmee zullen ook de bijdragen aan de SDG's een plaats krijgen binnen de KPI's. In dat verband is mijn vraag aan de minister of zij erop kan toezien dat de KPI's zodanig uitdagend geformuleerd worden dat er sprake is van een werkelijke bijdrage van Invest International aan de SDG's. En wanneer de KPI's niet gehaald worden, welke gevolgen kunnen de aandeelhouders daar dan aan verbinden?

Voorzitter. Het valt op dat de ontwikkeltaak van Invest International wat betreft de financiële omvang uit de pas loopt met de andere twee taken. Er is 833 miljoen voor het ondersteunen van het handelsbelang, bijna 1,5 miljard voor het uitvoeren van de regeling en 9 miljoen voor de ontwikkeltaak, terwijl deze taak juist veel mogelijkheden biedt om een bijdrage te leveren aan, zoals dat heet, "impactvolle projecten die een verschil kunnen maken". Iemand noemde dat vrij ambitieus, en dat is het ook. Invest International kan bij deze ontwikkelprojecten ook leidend zijn in de keuze van de te ontwikkelen projecten. Graag een reactie van de minister op dit financiële verschil.

Als zelfstandige organisatie heeft Invest International veel op haar bordje liggen: het uitvoeren van een aantal regelingen namens de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, het ondersteunen van het internationaal opererend bedrijfsleven en het ontwikkelen en financieren van internationale projecten die voorzien in oplossingen voor wereldwijde vraagstukken. Voor deze drie verschillende taken zijn drie dochters opgericht onder een holding. Dat maakt de organisatie op papier overzichtelijk, maar in de praktijk toch erg ingewikkeld, zeker wanneer we bedenken dat ook nog eens samenwerkingsovereenkomsten moeten worden gesloten met verschillende partijen. Het is een uitdagende constellatie, die veel van de bestuurders zal vragen. Ik ga hierover geen vragen toevoegen, want ik geloof dat bijna iedereen dit punt heeft opgebracht en daar vragen over gesteld heeft. Ik sluit mij graag aan bij alles wat daarover gezegd is.

Bezien vanuit het gebruiksgemak voor de Nederlandse ondernemer en de eenloketgedachte kan mijn fractie deze stapeling van taken begrijpen, maar in dit licht vraagt mijn fractie zich wel af waarom bijvoorbeeld de SIB-regeling, de Starters International Business-regeling, is achtergebleven bij RVO. Waarom zijn niet alle regelingen die betrekking hebben op internationale handel overgegaan naar Invest International? Dan is er daadwerkelijk één loket voor de ondernemer. Kan de minister toezeggen dat zij gaat bezien of in de toekomst deze regelingen ook overgebracht kunnen worden naar Invest International?

Voorzitter. In mijn bijdrage heb ik een aantal vragen gesteld en toezeggingen gevraagd, waar ik graag een reactie van de minister op ontvang. Nu de beantwoording van het kabinet en de tweede termijn langer op zich laten wachten, wil ik toch alvast uitspreken dat mijn fractie positief is over de oprichting van Invest International. De koppeling van het internationaal ondernemen aan de verwezenlijking van de Sustainable Development Goals spreekt mijn fractie bijzonder aan. Ik zie uit naar de beantwoording van de ministers.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Huizinga. Dan geef ik het woord aan de heer Otten, namens de Fractie-Otten.


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Otten i (Fractie-Otten):

Voorzitter. Allereerst goed om te zien dat minister Kaag dankzij het vluchtje met de nieuwe regerings-Boeing toch nog op tijd vanuit Luxemburg hier kon zijn om met ons te debatteren over de 833 miljoen van Invest International. Onze fractie is dan ook overtuigd van het nut van vliegen als je snel zaken wil doen, maar bij de eigen partij van de minister ligt dat geloof ik ietwat gevoeliger.

Voorzitter. Bedrijfje spelen op kosten van de belastingbetaler, dat is de nieuwe rage in Nederland. En laten we eerlijk zijn: het huidige Nederlandse politieke systeem, met diverse partijen die op hun laatste benen lopen, leent zich bij uitstek voor dit soort praktijken op kosten van de belastingbetaler. De perfecte manier om met belastinggeld te smijten en bevriende relaties en partijgenoten aan baantjes en opdrachten te helpen.

Voorzitter. "Als je iets heel duidelijk zegt, is de kans het grootst dat het wordt begrepen." Dit zei de voormalige secretaris-generaal van het ministerie van Economische Zaken, de topeconoom Sweder van Wijnbergen, afgelopen zaterdag in een bijzonder lezenswaardig interview in Het Financieele Dagblad, getiteld: de Nederlandse overheid presteert dramatisch. U ziet dat ik het artikel heb meegenomen. Ik raad iedereen aan om dit te lezen. Bijzonder lezenswaardig! Er komen ook allerlei fondsen aan de orde waarover wij hier spreken, zoals Invest-NL van Wouter Bos — volgens de heer Van Wijnbergen de duurste melkertbaan ooit — maar ook het Wopke-Wiebes-Nationaal Groeifonds van 20 miljard euro, dat in een debat van een uurtje door deze Kamer werd geloodst.

Ambtenaren die hun eigen ideeën gaan doordrukken en veel beter dan de private sector weten wat de toekomst allemaal voor ons in petto heeft. Het is een lachwekkende vorm van eenentwintigste-eeuws staatskapitalisme. Ondertussen neemt de inflatie toe, stijgt de energierekening door de energietransitie en staat het besteedbaar inkomen van miljoenen Nederlanders al geruime tijd stevig onder druk. Als we de nieuwste cijfers van het CPB zien, wordt dat volgend jaar ook nog niet echt beter.

Het verbaast ons dan ook niet dat de fractie van GroenLinks niet deelneemt aan dit debat en via de PvdA het woord laat voeren. De buit is binnen, denkt men bij GroenLinks. Zelfs het stokpaardje van GroenLinks, de CO2-beprijzing, is al opgenomen in de overeenkomst tussen de Staat, FMO en Invest International, zag ik. Het stokpaardje van de heer Vendrik van GroenLinks, waar hij een flink punt van maakte tijdens het minidebatje over het Nationaal Groeifonds.

Wat de Nederlandse overheid moet doen, is de juiste voorwaarden scheppen voor economische groei. Allereerst door de kwaliteit van het onderwijs te verbeteren, want dat is behoorlijk gedaald in de afgelopen tijd. Maar ook een transparanter en eenvoudiger belastingstelsel, waarbij iedereen weet waar hij aan toe is en waarbij werken en ondernemen loont. En ook investeringen in een up-to-date digitale infrastructuur. Daar kunnen we wat ons betreft die 833 miljoen veel beter voor gebruiken. Wat we ook nog nodig hebben, is een slagvaardiger overheid, die niet elk jaar 80 miljard kost om dit land te besturen — 10% van ons bnp, elk jaar weer. In plaats van de investeringen in ontwikkelingslanden te stimuleren, stimuleer de particuliere investeringen in Nederland door dit fiscaal aantrekkelijk te maken en niet door 833 miljoen belastinggeld te gebruiken voor onduidelijke investeringen in vage projecten.

Voorzitter. Naarmate onze fractie zich meer in de plannen van Invest International verdiepte, kregen we een déjà vu van het debat eind 2019 over Invest-NL — het is al door diverse mensen gememoreerd —, het fonds waarmee Wouter Bos miljarden belastinggeld min of meer naar eigen goeddunken kan gaan besteden. Met het fonds Invest-NL is het exact zo gegaan als onze fractie in november 2019 voorspelde. Er is meteen een enorme overhead opgetuigd, er zijn allerlei mensen aangenomen en de kosten lopen in de vele miljoenen. In anderhalf jaar tijd is er voor een paar miljoen euro aan deals gedaan. Het is het bewijs voor de incompetentie waarmee de Nederlandse politiek met zuurverdiend belastinggeld omgaat, alsof het monopoly-geld is waarmee men naar hartenlust kan spelen. Invest-International gaat knelpunten bij de export en de internationale financiering oplossen. Ik had moeite om mijn lachen te onderdrukken toen ik deze doelstelling las.

Ook las ik dat we Invest International moeten optuigen omdat andere EU-landen dat ook doen om een zogenaamd level playing field te creëren. Als je dan kijkt wat Invest International gaat doen, dan zie je dat de investeringen niet gebonden zijn aan bepaalde sectoren. Er kan gedacht worden aan de agrarische sector, water, energie, infrastructuur, life science and health, de maakindustrie en de dienstverlenende sector. Dat is dus zo'n beetje alles. De geografische focus ligt op landen met lage, midden en hoge inkomens, dus zo ongeveer de hele wereld. De investeringen beperken zich ook niet tot private projecten; ook publiekrechtelijke entiteiten in ontwikkelingslanden kunnen als investeringsdoel dienen. De minister geeft zelfs als voorbeeld de financiering van een havenproject in Afrika. Daarbij gaat Invest International ook nog de versnippering tegen in de financiële markten en biedt het één loket voor het mkb volgens de memorie van toelichting, die soms meer weg heeft van een ronkende verkoopbrochure van een start-up.

Of dit alles iets gaat opleveren, is totaal onduidelijk. Of Invest International rendement op de investeringen moet maken, blijft in nevelen gehuld. Wat het normrendement van Invest International moet zijn, is onduidelijk. Onze vraag aan de minister is dan ook: wat is de rendementsdoelstelling? Nu lezen we alleen dat het normrendement in overleg met Invest International zal worden vastgesteld voor een meerjarige periode en dat het periodiek zal worden herzien. Maar hoe hoog is dat normrendement dan? Wel wordt er inmiddels druk geworven voor personeel. Wij begrijpen dat het de bedoeling is om zo snel mogelijk honderd mensen in te huren en een organisatie op te bouwen. Wat dat betreft wordt hetzelfde traject gevolgd als bij Invest-NL. Het uitgangspunt moet daarbij altijd zijn: additionaliteit. Dat wil zeggen dat Invest International geen marktpartijen moet verdringen, het zogenaamde crowding out, maar additioneel moet zijn aan de markt. Maar hoe dat concreet geoperationaliseerd moet worden, is ons niet duidelijk. We horen daar graag een toelichting van de minister op.

Voorzitter. Dan kom ik nog op de gekozen structuur voor Invest International. Ook dat is door meerdere sprekers al gememoreerd. Er wordt via een holding met diverse dochtermaatschappijen gewerkt. Het wordt meteen groots opgetuigd, inclusief een volledig structuurregime. In deze holding neemt de Staat voor 51% deel en FMO voor 49%. FMO is op zijn beurt weer voor 51% in handen van de Staat en voor 49% in handen van diverse banken, waaronder ABN AMRO, ING, Rabo et cetera. En ABN AMRO is natuurlijk uiteindelijk zelf ook weer gedeeltelijk in handen van de Staat, ressorterend onder de minister van Financiën.

In navolging van de vragen van mevrouw Faber zouden wij graag een actuele kopie van het aandeelhoudersregister van FMO ontvangen. Het is niet helemaal duidelijk wie daar nou precies die 49% in handen hebben.

Mijn vraag aan de minister is: waarom is voor deze nogal omslachtige constructie gekozen? Deze vraag wierp de Raad van State ook al op bij dit wetsvoorstel. De gekozen structuur lijkt vooral een recept voor eindeloze onderlinge afstemming en ingebouwde conflicts of interest. Dat zagen we vandaag al meteen: ABN AMRO, bij monde van het hoofd van de zakenbank Rutger van Nouhuijs — de zakenbank is ook een staatsdeelneming overigens — kondigde vandaag aan dat ABN AMRO een sustainable investment fund lanceert van 425 miljoen euro voor bedrijven die de transitie naar een duurzame en inclusieve samenleving willen versnellen. De diverse aandeelhouders van Invest International gaan elkaar dus ook nog eens beconcurreren. Het risico dat de leftover projecten die niemand zelf wil dan uiteindelijk eindigen bij Invest International, is dan ook levensgroot. En uiteindelijk komen die projecten dan bij de belastingbetaler terecht en die draait er dan voor op.

Voorzitter. Ik rond af. We hebben nu meer dan genoeg van dit soort fondsen. In het verleden is ook gebleken dat deze fondsen vrijwel allemaal jammerlijk hebben gefaald. Het Waddenfonds werd een grote grabbelton voor politici. Het Fonds Economische Structuurversterking werd een fiasco, is door de Algemene Rekenkamer onderzocht en werd uiteindelijk om die reden opgeheven. En, last but not least, Nederland doet natuurlijk al decennia veel meer dan de meeste andere landen op het gebied van ontwikkelingshulp. Daar is wat onze fractie betreft dit fonds niet nog eens extra bij nodig. Het is een ondoordacht idee, waar we in de huidige vorm wat ons betreft dan ook beter niet aan kunnen beginnen.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Otten. Wenst een van de leden in de eerste termijn nog het woord? Dat is niet het geval. Dan schors ik de beraadslaging tot een nader te bepalen datum.

De beraadslaging wordt geschorst.

De voorzitter:

Dan zijn we nu gekomen aan het einde van de vergadering. Ik dank alle leden, de minister van Buitenlandse Zaken, de minister van Financiën en de medewerkers die deze vergadering mogelijk hebben gemaakt. Ik sluit de vergadering en wens u allen wel thuis.