25.828

Invoering persoonsgebonden nummers in het onderwijs



Dit voorstel regelt de invoering van het sofi-nummer als persoonsgebonden identificatienummer in het onderwijs ter ondersteuning van het financiële beleid. Leerlingen die geen sofi-nummer hebben krijgen een onderwijsnummer toegekend.

Met het huidige beleid doen zich een aantal problemen voor die door de introductie van een persoongebonden nummer deels zullen worden verholpen.

Deze samenvatting is gebaseerd op het wetsvoorstel en de memorie van toelichting zoals ingediend bij de Tweede Kamer.


Stand van zaken

Het voorstel is op 10 april 2001 aangenomen door de Tweede Kamer. SP en GroenLinks stemden tegen. De Eerste Kamer heeft het voorstel op 4 december 2001 zonder stemming aangenomen. De fractie van GroenLinks is daarbij aantekening verleend.

Het wetsvoorstel werd gezamenlijk behandeld met het wetsvoorstel Regels regionale meld- en coördinatiefunctie voortijdig schoolverlaten (27.206).

De wet is opgenomen in Staatsblad 681 van 27 december 2001.

De inwerkingtreding van de diverse artikelen en onderdelen van de wet is opgenomen in Staatsblad 56 van 7 februari 2002, in Staatsblad 482 van 26 september 2002 en in Staatsblad 26 van 23 januari 2003.

De inwerkingtreding van onderdelen van een artikel is opgenomen in Staatsblad 322 van 13 juli 2004.

De inwerkingtreding van artikelen en onderdelen is opgenomen in Staatsblad 17 van 17 januari 2006.

De inwerkingtreding van artikel III, onderdeel C is opgenomen in Staatsblad 143 van 21 maart 2006.

De inwerkingtreding van artikel V, onderdelen A en C is opgenomen in Staatsblad 394 van 29 september 2009.


Kerngegevens

ingediend

22 december 1997

titel

Wijziging van enkele onderwijswetten in verband met de invoering van persoonsgebonden nummers in het onderwijs

schriftelijke voorbereiding

inbreng geleverd door

ondertekening

  • minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen

inwerkingtreding

De artikelen van deze wet treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Het tijdstip van inwerkingtreding van artikel IX, onderdeel B, kan verschillend worden vastgesteld voor onderscheidenlijk scholen als bedoeld in de Wet op het primair onderwijs, scholen als bedoeld in de Wet op de expertisecentra, scholen als bedoeld in deel I van de Wet op het voortgezet onderwijs en scholen als bedoeld in deel II van de Wet op het voortgezet onderwijs.


Hoofdlijnen

Het huidige beleid bevat een aantal problemen die met behulp van dit voorstel kunnen worden opgelost:

  • de rechtmatigheid van bestedingen kan niet altijd worden achterhaald;
  • het invullen van formulieren is een grote administratieve belasting ;
  • overheidsdocumentatie is niet altijd voorhanden.

Documenten

20