E130004
  ruit icoon
Laatste revisie: 24-04-2019

E130004 - Richtlijnvoorstel tot wijziging van Richtlijn 2012/34/EU van 21 november 2012 tot instelling van één Europese spoorwegruimte met betrekking tot de openstelling van de markt voor het binnenlands passagiersvervoer per spoor en het beheer van de spoorweginfrastructuur



Middels het voorstel tot wijziging van Richtlijn 2012/34/EU, dat deel uitmaakt van het Vierde Spoorwegpakket, tracht de Europese Commissie onder meer om de concurrentiedruk op de markten voor het binnenlandse spoorvervoer te verhogen en de gelijke toegang tot de infrastructuur te waarborgen.


Stand van zaken

Behandelfase Eerste Kamer: behandeling in Eerste Kamer afgerond.

nationaal

De richtlijn diende uiterlijk 25 december 2018 geïmplementeerd te zijn. De richtlijn is op 14 maart 2019 geïmplementeerd door de wet wijziging van de Spoorwegwet en de Wet personenvervoer 2000 ter implementatie van het vierde spoorwegpakket.

Europees

Richtlijn (EU) 2016/2370PDF-document werd op 23 december 2016 gepubliceerd in Pb EU L352/1.


Kerngegevens

document Europese Commissie

COM(2013)29PDF-document, d.d. 30 januari 2013

rechtsgrondslag

artikel 91 VWEU

commissie Eerste Kamer

beleidsterrein

verwante dossiers


Implementatie

Richtlijn (EU) 2016/2370PDF-document werd op 23 december 2016 gepubliceerd in Pb EU L352/1. De richtlijn diende uiterlijk 25 december 2018 geïmplementeerd te zijn. De richtlijn is op 14 maart 2019 geïmplementeerd door de wet wijziging van de Spoorwegwet en de Wet personenvervoer 2000 ter implementatie van het vierde spoorwegpakket.

Bron: Stand van zaken implementatie richtlijnen eerste kwartaal 2019

Kamerstukdossier 34.914 geeft een volledig overzicht van de behandeling van de implementatiewet in zowel de Eerste als de Tweede Kamer.


Behandeling Eerste Kamer

De commissie IMRO nam de brief van de Europese Commissie met de reactie op het door de Eerste Kamer gemaakte subsidiariteitsbezwaar en de brief van de staatssecretaris van I&M tijdens de vergadering op 14 januari 2014 voor kennisgeving aan.

De bespreking van de brieven van de Europese Commissie van 31 juli 2013 en de brief van de staatssecretaris van I&M van 11 november 2013 werd op 3 december 2013 nogmaals aangehouden tot 14 januari 2014.

Op 19 november 2013 heeft de commissie voor Infrastructuur, Milieu en Ruimtelijke Ordening (IMRO) besloten de bespreking van de quick scan impact analyse van de regering van 11 november 2013 en de brief van de Europese Commissie van 31 juli 2013 aan te houden tot de commissievergadering van 3 december 2013.

Op 11 november 2013 stuurde de staatssecretaris van Infrastructuur & Milieu een impact assessment naar de Kamer.

Hierin valt onder andere te lezen dat het kabinet alles overwegend bij een negatief oordeel over de voorstellen over marktopening blijft. Nederland wil zelf kunnen blijven kiezen tussen onderhandse gunning of aanbesteding van het hoofdrailnet.

De commissie voor Infrastructuur, Milieu en Ruimtelijke Ordening (IMRO) besloot op 10 september 2013 dat zij de reactie van de Europese Commissie op het subsidiariteitsbezwaar met betrekking tot E130004 en E130008 zal betrekken bij de bespreking van het aangekondigde impact assessment. Volgens de brief van de staatssecretaris van I&M van 26 juni 2013 zal het impact assessment uiterlijk 1 november 2013 aan de Kamer worden toegezonden.

De commissie besloot op 2 juli 2013 naar aanleiding van de brief van de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu van 26 juni 2013 om het aangekondigde impact assessment (voor 1 november 2013) af te wachten.

Op 26 juni 2013 stuurde de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu een brief naar de Kamer met een voortgang van de behandeling van het Vierde Spoorwegpakket. Een voldragen impact assessment zal zij voor 1 november 2013 aan de Kamer aanbieden.

Naar aanleiding van de bespreking van de antwoorden van de staatssecretaris van Infrastructuur & Milieu (I&M) van 22 mei 2013 besloot de commissie IMRO op 28 mei 2013 de door de staatssecretaris toegezegde informatie (waaronder in het bijzonder het impact assessment) af te wachten voordat zij de behandeling voortzet.

Op 1 mei 2013 is een brief verzonden aan de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu (I&M) met een commissieverzoek en nog aanvullende vragen van de fracties van VVD en D66 over onder andere concurrentie en het hoofdrailnetwerk.

Inbreng ten behoeve van schriftelijk overleg met de regering werd op 23 april 2013 geleverd door de fracties van de VVD en D66. In de conceptbrief wordt ook een commissievraag opgenomen waarin de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu (I&M) wordt verzocht om aan de Tweede Kamer toegezegde informatie, waaronder in het bijzonder een impact assessment, ook aan de Eerste Kamer te zenden.

De commissie voor Infrastructuur, Milieu en Ruimtelijke Ordening (IMRO) besloot op 9 april 2013 dat zij het besluit om inbreng te leveren voor schriftelijk overleg met de regering aan wil houden tot 23 april 2013 .

De Eerste Kamer heeft op 26 maart 2013 na een kleine wijziging ingestemd met de conceptbrief aan de Europese instellingen zoals aangeboden door de commissie voor Infrastructuur, Milieu en Ruimtelijke Ordening (IMRO) eerder die dag. Deze brief zal zo spoedig mogelijk aan de Europese instellingen worden verzonden.

De commissie IMRO besloot op 26 maart 2013 in in meerderheid om de Kamer te adviseren om een subsidiariteitsbezwaar in te dienen bij de Europese Commissie met de mededeling dat de voorstellen wijziging van Verordening nr. 1370/2007 met betrekking tot openstelling van de markt voor het binnenlands passagiersvervoer per spoor (E130008) en Richtlijnvoorstel tot wijziging van Richtlijn 2012/34/EU van 21 november 2012 tot instelling van één Europese spoorwegruimte met betrekking tot de openstelling van de markt voor het binnenlands passagiersvervoer per spoor en het beheer van de spoorweginfrastructuur (E130004) strijdig zijn met de beginselen van subsidiariteit zoals genoemd in artikel 5 van het EU-verdrag en het Protocol betreffende de toepassing van de beginselen van subsidiariteit en evenredigheid. De commissie stelde daarom een brief vast aan de Voorzitter van de Eerste Kamer, met als bijlage een conceptbrief aan de Voorzitter van de Europese Commissie.

Op 19 maart 2013 sprak de commissie IMRO uit dat zij voornemens is om de Kamer te adviseren om een gemotiveerd advies te zenden aan de Europese Commissie inzake de subsidiariteit van in ieder geval het onderhavige voorstel en de wijziging van de verordening met betrekking tot de openstelling van de markt voor het binnenlands passagiersvervoer per spoor (E130008).

Inbreng voor een conceptbrief aan de Europese Commissie wordt uiterlijk 21 maart 2013 door de fractie van de PvdA geleverd. Een conceptbrief wordt vervolgens op 26 maart 2013 besproken in een commissievergadering voorafgaand aan de vergadering van het College van Senioren teneinde een mogelijk gemotiveerd advies diezelfde dag plenair vast te stellen. Bovendien besluit de commissie om op 9 april 2013 te bezien of er daarnaast behoefte bestaat om over de voorstellen schriftelijk overleg te voeren met de regering.

Na afloop van een technische briefing door ambtenaren van het ministerie van I&M op 12 maart 2013 besloot de commissie wederom de procedure aan te houden tot 19 maart 2013 in afwachting van besluitvorming in de Tweede Kamer.

Mede in afwachting van het oordeel van de Tweede Kamer besloot de commissie voor Infrastructuur, Milieu en Ruimtelijke Ordening (IMRO) ten aanzien van de subsidiariteit van de wetgevende voorstellen, de procedure aan te houden tot 12 maart 2013. De commissie stelt prijs op een technische briefing door ambtenaren van het ministerie van I&M op deze datum en zal een verzoek daartoe tot de staatssecretaris van I&M richten.

De commissie voor Infrastructuur, Milieu en Ruimtelijke Ordening (IMRO) besloot op 26 februari 2013 de procedure aan te houden tot 5 maart 2013. De commissie verzoekt om een technische briefing door deskundige ambtenaren van de Europese Commissie op 5 dan wel of 12 maart 2013.

De commissie voor Infrastructuur, Milieu en Ruimtelijke Ordening (IMRO) heeft op 12 februari 2013 besloten de bespreking van de procedure voor behandeling van het vierde spoorwegpakket aan te houden tot 26 februari 2013. Daarnaast besloot de commissie ook om een brief te zenden aan de staatssecretaris van I&M om te verzoeken om op zo kort mogelijke termijn het BNC-fiche aan de Kamer te zenden.


Behandeling Tweede Kamer

De quickscan van Twynstra Gudde werd op 13 november 2013 gepubliceerd en de staatssecretaris heeft per brief op 26 november 2013 gereageerd. Deze reactie werd betrokken bij een algemeen overleg over het Vierde EU-spoorpakket op 27 november 2013.

De staatssecretaris van Infrastructuur & Milieu heeft op 11 november 2013 een brief naar de Kamer gestuurd met de nationale quickscan impact analyse Vierde Spoorwegpakket. Deze is betrokken bij een algemeen overleg Vierde EU-spoorpakket dat plaatsvond op 27 november 2013.

Op 28 juni 2013 heeft de commissie voor Infrastructuur en Milieu (I&M) de staatssecretaris voor I&M verzocht een reactie te sturen op de quickscan die door Twynstra Gudde zal worden uitgevoerd voor de Federatie Mobiliteitsbedrijven Nederland (FMN).

De commissie I&M heeft de reactie van de Europese Commissie op het subsidiariteitsbezwaar besproken tijdens de procedurevergadering op 4 september 2013 en besloten dat zij deze wil agenderen tijdens een algemeen overleg over het Vierde Spoorwegpakket dat plaats zal vinden op 27 november 2013 . Daarnaast zal de staatssecretaris I&M worden verzocht om twee weeken voorafgaand aan dit AO het nationale impact assessment naar de Kamer te zenden.

Op 16 april 2013 heeft de Tweede Kamer het parlementair behandelvoorbehoud op het vierde EU-spoorpakket formeel beëindigd, onder de aantekening dat de fractie van de PVV tegen heeft gestemd. De Tweede Kamer volgde hiermee het advies van de commissie voor Europese Zaken van 9 april 2013. Het parlementair behandelvoorbehoud is met de volgende afspraken beëindigd:

  • 1. 
    De staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu stuurt de Kamer:
  • een reguliere update van de stand van zaken in de onderhandelingen over het spoorpakket, in ieder geval in elke geannoteerde agenda voor de Transportraad;
  • de concept standpunten van de Raad met betrekking tot het vierde spoorpakket, met een appreciatie van de regering;
  • informatie over bewegingen in de Raad en onderliggende overlegfora die gevolgen hebben voor Nederland en de Nederlandse inzet op belangrijke onderdelen van het spoorpakket, zoals de toegang tot de markt en de aanbestedingsprocedure, inclusief de nationale keuzes die hierin gemaakt kunnen worden, de verhouding en samenwerking tussen infrastructuurbeheerder en vervoerders en de gedelegeerde bevoegdheden aan de Europese Commissie.
  • 2. 
    De staatssecretaris informeert de Kamer tijdig over bovenstaande zaken, dat wil zeggen voordat de onderhandelingen in de Raad en onderliggende overlegfora in een afrondende of beslissende fase zijn.
  • 3. 
    Daarnaast zet de staatssecretaris geen onomkeerbare stappen in de onderhandelingen in Brussel met betrekking tot de toegang tot de markt en andere belangrijke onderdelen van het spoorpakket, totdat de impact assessment van de regering is besproken met de Kamer. Deze impact assessment wordt uiterlijk 21 juni aan de Kamer gezonden, zodat de Kamer deze nog voor het zomerreces met de staatssecretaris kan bespreken.

Op 26 maart 2013 heeft de Tweede Kamer een motie van het lid Hoogland (PvdA) aangenomen waarin deze de Voorzitter van de Tweede Kamer verzocht het negatieve subsidiariteitsoordeel van het parlement over de verordeningen over de personenvervoermarkt op het spoor aan de Europese Commissie kenbaar te maken. Deze brief is op 26 maart 2013 verstuurd aan de Europese Commissie.

De Tweede Kamer heeft op 21 maart 2013 plenair gesproken over het verslag algemeen overleg van 7 maart 2013 over het behandelvoorbehoud. Hierbij zijn een viertal moties ingediend waarover op 26 maart 2013 wordt gestemd.

Tijdens de procedurevergadering op 13 maart 2013 besloot de commissie I&M geen brief met een oordeel subsidiariteit van het vierde EU-spoorpakket voor te leggen voor plenaire besluitvorming.

Op 7 maart 2013 vond een algemeen overleg behandelvoorbehoud vierde EU-spoorwegpakket plaats tussen de commissies voor Infrastructuur en Milieu en Europese Zaken en de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu. Volgens het ongecorrigeerde verslag van dit algemeen overleg zal de staatssecretaris de Kamer informeren over elke geannoteerde agenda van de Transportraad , over een conceptstandpunt van de Raad met een appreciatie van de regering en over een wijziging in de positie van de regering of in EU-voorstellen op belangwekkende onderdelen. Daarbij is er tijdens het AO verzocht om een plenair verslag algemeen overleg (VAO) dat naar verwachting plaatsvindt op 21 maart 2013. Tijdens dit VAO zullen moties worden ingediend over de afspraken met de Kamer en eventueel ook andere moties.

Ambtenaren van de Europese Commissie hebben op 27 februari 2013 een technische briefing verzorgd over het vierde spoorwegpakket. Op diezelfde dag kan inbreng geleverd worden voor schriftelijk overleg met de minister over de agenda van de Transportraad waar het pakket geagendeerd staat.

Op 13 februari 2013 heeft de commissie I&M een aantal besluiten genomen ten aanzien van de behandeling van het vierde Spoorwegpakket:

  • een behandelvoorbehoud plaatsen op de twee wetgevende voorstellen uit het spoorpakket waarin de toegang tot de markt van het passagiersvervoer per spoor wordt geregeld. Dit voorstel voor een behandelvoorbehoud wordt op 26 februari 2013 voorgelegd aan de plenaire vergadering van de Tweede Kamer.
  • bespreken tijdens een algemeen overleg Behandelvoorbehoud dat naar verwachting zal plaatsvinden op 28 februari 2013.
  • technische briefing door de Europese Commissie organiseren over het vierde spoorpakket
  • schriftelijke reacties van belanghebbenden op het vierde spoorpakket vragen De te benaderen organisaties worden geïnventariseerd via een emailprocedure.
  • een subsidiariteitstoets uitvoeren op het vierde spoorpakket. In een emailprocedure zullen de fracties worden gevraagd om inbreng te leveren op de subsidiariteit van de EU-voorstellen.
  • De staatssecretaris I&M verzoeken om haar reactie op het vierde spoorpakket uiterlijk 22 februari 2013 naar de Kamer te zenden, en daarbij tevens in te gaan op de motie Bashir over het tegengaan van verdere marktwerking in de spoorsector

De Tweede Kamercommissie voor Infrastructuur en Milieu (I&M) heeft het vierde spoorwegpakket ook als prioritair aangemerkt en zal dit in de eerstvolgende procedurevergadering bespreken.


Standpunt Nederlandse regering

De regering zegt in het BNC-fiche van 1 maart 2013 onder andere het volgende over haar positie: Nederland gaat de nationale consequenties van de voorstellen nader bezien in een impact studie, die rond de zomer aan de Kamer zal worden gestuurd. Mede gezien de voorgenomen concessieverlening voor het hoofdrailnet voor de periode 2015 tot en met 2024 is een inperking tot 31 december 2022 niet proportioneel in vergelijking met de doelstelling van de verordening. Ook de opening van de nationale markt voor personenvervoer en de mogelijke impact op de voorgenomen onderhands gegunde hoofdrailnetconcessie wordt kritisch bezien. Het gebrek aan flexibiliteit die het voorstel biedt voor het bepalen van de maximale omvang van openbare dienstcontracten is een ander zorgpunt. Onduidelijk is wat een maximering tot een derde van het totaal aantal aanbestede kilometers in één openbaar dienstcontract voor gevolgen heeft voor de kwaliteit van de dienstverlening. Het risico bestaat dat er een versnipperd netwerk en een verslechtering van de dienstverlening aan de reizigers ontstaat. In de impact studie wordt dit nader onderzocht. Daarnaast ziet de impact studie op de consequenties van de aangescherpte onafhankelijkheidseisen voor de infrastructuurbeheerder en de ruimte die deze laten voor samenwerking en eventuele structuurwijzigingen.

Op 25 februari 2013 stuurde de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu een brief naar de Kamers met de mededeling dat het BNC-fiche niet voor 1 maart 2013 beschikbaar zou zijn.


Samenvatting voorstel Europese Commissie

Middels het voorstel tot wijziging van (zie ook Edossier E100050) Richtlijn 2012/34/EUPDF-document, dat deel uitmaakt van het Vierde Spoorwegpakket, tracht de Europese Commissie onder meer om de concurrentiedruk op de markten voor het binnenlandse spoorvervoer te verhogen en de gelijke toegang tot de infrastructuur te waarborgen.

Hiertoe wordt onder meer voorgesteld:

  • Spoorwegondernemingen krijgen onder billijke, niet-discriminerende en transparante voorwaarden het recht op toegang tot de spoorinfrastructuur in alle lidstaten met het oog op de exploitatie van alle soorten passagiersvervoer per spoor (artikel 10 lid 2).
  • Introduceren van de verplichting voor lidstaten om erop toe te zien dat de infrastructuurbeheerder zelf alle in artikel 3, tweede lid genoemde functies uitoefent en onafhankelijk is van elke spoorwegonderneming.
  • Lidstaten dienen ervoor te zorgen dat infrastructuurbeheerders zijn georganiseerd als een juridische van elke spoorwegonderneming gescheiden entiteit, teneinde die onafhankelijkheid van de beheerder te waarborgen.
  • Regels met als doel de onafhankelijkheid te waarborgen, voor de gevallen waarin lidstaten willen vasthouden aan bestaande holdingstructuren die infrastructuurbeheer omvatten. In dergelijke gevallen dient onder meer gewaarborgd te zijn dat de beheerder een "reële beslissingsbevoegdheid" heeft over al zijn functies.
  • De beheerders dienen een coördinatieorgaan in het leven te roepen voor overleg met de spoorwegondernemingen, klanten en overheden.
  • Oprichting van een Europees netwerk van infrastructuurbeheerders.

Behandeling Raad

Tijdens de Transportraad op 8 oktober 2015 heeft de Raad een algemene oriëntatie bereikt op twee voorstellen die diensten voor het binnenlandse reizigersvervoer per spoor zullen liberaliseren en het beheer van de spoorweginfrastructuur zal versterken. Deze voorstellen zijn onderdeel van de marktpijler van het Vierde Spoorpakket. Het standpunt van de Raad stelt het Voorzitterschap in staat om te beginnen met de onderhandelingen met het Europees Parlement.

Tijdens de Transportraad op 11 juni 2015 heeft het Letse Voorzitterschap een voortgangsverslag besproken. Een algemene oriëntatie over de voorstellen van de marktpijler tijdens de Transportraad van juni, zoals eerst voorzien door het Lets voorzitterschap, bleek niet haalbaar omdat de besprekingen meer tijd vergen. Het Luxemburgse voorzitterschap heeft aangegeven om te proberen in de Transportraad van 8 oktober 2015 tot een akkoord te komen over de marktpijler van het vierde spoorpakket en vervolgens de onderhandelingen met het Europees Parlement op te starten.

Tijdens de Transportraad op 13 maart 2015 liet het Letse voorzitterschap weten te streven naar een algemene oriëntatie op de marktpijler van het Vierde Spoorpakket in de Transportraad in juni. Tijdens deze Transportraad vond een debat plaats.

Dit debat richtte zich hoofdzakelijk op drie punten:

  • 1) 
    Waarborging van de onafhankelijkheid van de infrastructuurbeheerder
  • 2) 
    Ex-ante controle van de toezichthouder
  • 3) 
    Non-discriminerende toegang tot rollend spoorwegmaterieel bij openstelling van de markt

Onder andere benadrukten een groot aantal lidstaten nogmaals het belang van een snelle afronding van de onderhandelingen tussen het Europees Parlement en de Raad over de drie regelgevende voorstellen in de technische pijler van het Vierde Spoorpakket (Interoperabiliteitsrichtlijn, Veiligheidsrichtlijn en taken van het Europees Spoor Agentschap).

Tijdens de Transportraad van 3 december 2014 presenteerde het Voorzitterschap een voortgangsverslag over de marktpijler van het Vierde Spoorpakket. De Europese Commissie benadrukte het belang van hervorming van de spoorsector en hoopte op besluitvorming onder het Letse voorzitterschap. Verschillende landen waaronder Nederland gaven prioriteit aan de voortgang op de technische pijler.

Het voorzitterschap informeerde de Raad dat onlangs de triloog met het Europees parlement is gestart voor de technische pijler. Een klein aantal landen waaronder Nederland gaven aan onderhandse gunning voor het belangrijkste deel van het netwerk te willen behouden. Nederland benadrukte te sturen op verbetering van de kwaliteit en efficiency van het spoorsysteem via een onderhands gegunde concessie met daarin opgenomen prestatie-eisen. De Raad nam kennis van het voortgangsverslag over de voorstellen van de marktpijler. De Raad stemde in met een algemene oriëntatie over het voorstel betreffende de gemeenschappelijke regels voor de normalisatie van de rekeningstelsels van de spoorwegondernemingen.

Tijdens de Transportraad van 8 oktober 2014 vond een beleidsdebat plaats over de marktpijler van het Vierde Spoorpakket. Het voorzitterschap is van plan om in de Transportraad van december de voortgang van de onderhandelingen met het parlement over de technische pijler te agenderen. Bovendien zal dan ook weer de marktpijler worden geagendeerd.

In deze Raad waren de belangrijkste gesprekspunten over de marktpijler:

  • Veel landen, waaronder Nederland, benadrukten het belang om de triloog met het EP over drie technische voorstellen prioriteit te geven, zodat nog voor het einde van 2014 overeenstemming met het EP kan worden bereikt. Een paar lidstaten steunden de aanpak van het voorzitterschap om de marktpijler en de technische pijler gelijktijdig te agenderen.
  • De meeste grote Europese landen, behoudens Frankrijk, steunen openstelling van de binnenlandse markt voor personenvervoer. Wel tekenden deze lidstaten daarbij aan dat rekening moet worden gehouden met specifieke omstandigheden van lidstaten en dat spoorvervoer een publieke dienst is. Wat betreft de voorgestelde verplichte openbare aanbesteding pleitten veel landen voor het behoud op enigerlei wijze van de mogelijkheid voor onderhandse gunning van vervoerscontracten. Marktwerking en verplichte aanbesteding is geen garantie voor kwaliteit, punctualiteit en innovatie betoogden zij. Meerdere landen, waaronder Nederland, pleitten voor langere overgangstermijnen dan de Commissie heeft voorgesteld voor zowel verplichte aanbesteding als marktopening.
  • De voorgestelde eisen aan de onafhankelijkheid van de infrastructuurbeheerder liggen bij meerdere landen gevoelig. Veel landen vinden de inrichting van de structuur van de nationale spoorsector een zaak waar lidstaten zelf over moeten kunnen blijven beslissen. Een aantal landen dat infrastructuurbeheer en spoorvervoer al heeft gescheiden, waaronder Nederland, wees op het belang van het behoud van eerlijke concurrentievoorwaarden in Europa

Ten aanzien van de marktpijler van het Vierde spoorpakket wil het Italiaans voorzitterschap eerst politieke sturing van de lidstaten verkrijgen alvorens gedetailleerde besprekingen te starten.

De eerste verkennende besprekingen op ambtelijk niveau in de Raadswerkgroep over de twee voorstellen van de marktpijler hebben laten zien dat het verkrijgen van de Nederland gewenste blokkerende minderheid tegenover het voorstel over marktopening niet eenvoudig zal zijn. Veel grote lidstaten, onontbeerlijk voor het verkrijgen van een blokkerende minderheid, staan positief of neutraal tegenover het voorstel. Wel lijken er op dit moment voldoende kritische lidstaten te zijn die samen essentiële wijzigingen in de voorstellen van de Commissie kunnen bewerkstelligen.

Tijdens de Transportraad op 10 juni 2013 werd een voortgangsrapportage voorgelegd over het vierde spoorpakket. Dit betrof het richtlijnvoorstel interoperabiliteit van het spoorsysteem (E130003) omdat de behandeling van de andere onderdelen van het vierde spoorpakket nog niet was gestart.

Nederland verwelkomt de technische voorstellen voor interoperabiliteit en veiligheid, maar toetst deze nog wel op praktische inpasbaarheid en uitvoerbaarheid.

De behandeling van het Vierde Europese Spoorwegpakket startte tijdens de Transportraad op 11 maart 2013 met een debat over het voorstel inzake de interoperabiliteit van het Europees spoorwegsysteem (E130003).

In de geannoteerde agenda laat de minister van I&M onder andere weten dat dit pakket deel uitmaakt van de voorstellen die zijn opgenomen in de Single Market Act II (Akte voor de interne markt II). Op moment van schrijven (19 februari 2013) worden de voorstellen nog bestudeerd om de gevolgen voor Nederland in beeld te brengen. Een BNC-fiche wordt momenteel opgesteld. De regering is voorstander van maatregelen om de efficiency te verhogen en de aantrekkelijkheid voor de reiziger te verbeteren en wil kritisch bezien welke regels op Europees niveau nodig zijn en welke bevoegdheden op het niveau van de lidstaten dienen te blijven.

In de databank EUR-Lex wordt de laatste stand van zaken in de Europese behandeling van het voorstel weergegeven.


Behandeling Europees Parlement

In de databank OEIL van het Europees Parlement wordt de laatste stand van zaken in de behandeling van het voorstel weergegeven.


Standpunten andere lidstaten (IPEX)

Over het onderhavige voorstel is voor de deadline van 3 april 2013 een gemotiveerd advies (oftewel een reasoned opinion) verstuurd door de Seimas in Litouwen, de Luxemburgse Chamber opf Deputies, de Zweedse Riksdagen en het Nederlandse parlement. De poolse Sejm heeft weliswaar bezwaren maar heeft deze niet voor de deadline kenbaar gemaakt.

In de databank IPEX wordt de behandeling van het voorstel in de diverse (kandidaat) lidstaatparlementen weergegeven.


Reacties Derden

Begin mei 2013 hebben de Europese vakbonden in een resolutie hun zorgen geuit over het vierde spoorwegpakket. De European Transport Federation (ETF) doet in deze resolutie een beroep op het Europese Parlement en de Raad om de liberalisering van het binnenlandse passagiersvervoer en de scheiding tussen infrastructuurbeheerders en service operatoren af te wijzen. De vakbonden willen graag een versterking van het Europees Spoorwegbureau (ERA) maar alleen als het ERA verantwoordelijk is voor de veiligheid in plaats van een agentschap dat voor meer concurrentie zorgt.

Op 5 maart 2013 stuurde ProRail op verzoek van de Tweede Kamer een eerste beoordeling van het vierde Europese Spoorpakket en de betekenis ervan voor de Europese en Nederlandse spoorpraktijk. In de brief gaat het achtereenvolgens om:

  • 1. 
    Een algemene indruk
  • 2. 
    Versterking van het Europees Spooragentschap, veiligheid en interoperabiliteit
  • 3. 
    Rol van infrastructuurbeheerder
  • 4. 
    Opening van de binnenlandse markt voor spoorwegen

ProRail laat weten dat het vierde spoorwegpakket een veelomvattend en geïntegreerd pakket aan maatregelen biedt met als doel een efficiënt spoor tot stand te brengen in de hele EU. De voorgestelde maatregelen verhouden zich in het algemeen vrij goed tot de inrichting en werkwijze van ProRail binnen de spoorsector in Nederland en lijken daarmee in het algemeen uitvoerbaar. Wel wordt opgemerkt dat men de uitwerking van de maatregelen zal blijven beoordelen op mogelijkheden tot samenwerking tussen spoorpartijen binnen en over de landsgrenzen. ProRail bepleit zoveel als mogelijk gebruik te maken van bestaande arrangementen in Nederland. ProRail heeft een eerste analyse gemaakt van de mogelijke impact van de uitvoering van de voorstellen voor de Nederlandse situatie en sluit niet uit dat deze analyse op een aantal punten aanvulling behoeft.


Alle bronnen