De Eerste Kamer heeft op dinsdag 6 november 2012 met de nieuw aangetreden minister Plasterk van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties gedebatteerd over de Wet normering topinkomens. Dit wetsvoorstel maximeert de inkomens van topfunctionarissen in de publieke en semipublieke sector. Het debat ging met name over het verantwoord omgaan met publieke middelen, waarbij door de senatoren in het bijzonder aandacht werd gevraagd voor de gevolgen van de aanscherpingen in het regeerakkoord van het nieuwe kabinet op dit wetsvoorstel. Minister Plasterk kondigde aan dat hij die verschillen zal oplossen met een reparatiewet.

Gevolgen nieuwe regeerakkoord

De woordvoerders van het CDA, PvdA, ChristenUnie, D66, VVD, GroenLinks en SP vroegen naar de effecten van de aanscherpingen in het regeerakkoord op het wetsvoorstel. Zij stelden dat als het nieuwe regeerakkoord van VVD en PvdA het inkomensplafond op 100 procent in plaats van 130 procent van het ministerssalaris legt, het wetsvoorstel normering topinkomens moet worden aangepast. Zij vroegen de minister naar de gevolgen voor onder meer de evaluatie van het wetsvoorstel en de onder het huidige wetsvoorstel gesloten contracten. Volgens minister Plasterk kan de verlaging van het salarisplafond niet met een eenvoudige wijziging van het huidige wetsvoorstel (een novelle) geschieden, maar is een reparatiewet nodig. Hij raadde de Senaat af om het huidige wetsvoorstel in afwachting hiervan aan te houden, aangezien dit verder uitstel van de normering van topinkomens in de (semi-)publieke sector betekent. De minister stelde: “Ik hoop dat we niet het betere de vijand van het goede laten zijn”. De minister gaf aan zo snel mogelijk met een nieuwe wet te komen.

Verantwoord omgaan met publieke middelen

Senator Ester (ChristenUnie) betreurde het zeer dat er binnen het leiderschap van topfunctionarissen van publieke en semi-publieke organisaties en instellingen geen vanzelfsprekende cultuur is van zelfbeheersing en zelfbeperking. Daar merkte hij wel bij op dat de beloning van ‘topmensen’ in de publieke sector niet extreem uit de pas mag lopen met de private sector. Senator Ester stelde in het debat voor de nieuwe norm van 100 procent van het ministersalaris om te dopen als de ‘Plasterk-norm’.

Senator Engels (D66) gaf aan dat te hoge inkomens in de publieke en semi-publieke sector het maatschappelijk draagvlak aantast voor uit publieke middelen betaalde collectieve voorzieningen. Hij stelde: “De samenleving is terecht verontwaardigd over het betrekkelijke gemak waarmee riante salarissen uit publieke middelen worden betaald”.  Senator Engels stelde dat met de amendementen die de Tweede Kamer heeft aangenomen voor de aanscherping van de beloningsregels en de uitbreiding van de kring van personen en organisaties, de reikwijdte van het voorstel significant is toegenomen. Het gaat hierbij om de amendementen Heijnen, Gerbrants/Brinkman en Koopmans/Van der Burg die oproepen tot verdergaande normen voor zorgverzekeraars en zorgverleners en een uitbreiding naar de algemeen nut beogende instellingen en naar rechtspersonen waarbij subsidies meer dan 50 procent van de inkomsten uitmaken. Volgens minister Plasterk zorgen de in de Tweede Kamer aangenomen amendementen er voor dat nu 65.000 instellingen onder de wet zullen komen te vallen. Dit brengt zoveel kosten met zich mee voor organisaties die uiteindelijk toch geen bestuurders hebben met zo'n hoog salaris, dat de regering zich hierop zal bezinnen. De minister kondigde een aanpassingswet aan om dit amendement te corrigeren.

Gevolgen voor ondergeschikten

Senator Koole (PvdA) stelde in het debat: “De matiging van topsalarissen, in welke sector dan ook, is voor sociaaldemocraten van groot gewicht.” Koole vroeg aandacht voor de gevolgen van het salarisplafond voor inkomens van ondergeschikten en vroeg of het mogelijk is dat ondergeschikten meer verdienen dan deze norm. Ook vroeg hij de minister op welke wijze die  de sector zal betrekken bij de voorbereiding van de reparatiewet,. Minister Plasterk liet hierop weten dat hij niet met de gehele sector gaat overleggen: de regering is niet in de positie zich te mengen in werkgevers- en werknemersafspraken. Wel zegde de minister toe de eventuele gevolgen voor salarissen van ondergeschikten mee te nemen in de evaluatie.

Gemeentelijke autonomie

Senator Huijbregts-Schiedon (VVD) gaf aan dat haar fractie nog enkele twijfels heeft over de rol van de overheid als werkgever enerzijds en wetgever anderzijds. Zij stelde in het debat dat het wetsvoorstel nu de status krijgt van een overgangswet en haalde nogmaals aan dat er wel degelijk een mitigerende werking is op de salarissen van ondergeschikten. Zij vroeg de minister welke normen gelden voor decentrale overheden: mogen ze hier van afwijken of niet? De minister merkte op dat hij de gemeentelijke autonomie niet verder wil beperken, dan dat deze al is beperkt door de wet. Naar boven afwijken mogen zij uiteraard niet, want dan handelen zij in strijd met de wet, aldus minister Plasterk.

Sanctiebepalingen

Senator De Boer (GroenLinks) juicht het besluit van de regering om af te wijken van het voorstel van de commissie-Dijkstal van harte toe. Zij gaf aan dat haar fractie het wetsvoorstel van harte zal steunen. Wel vroeg zij of de huidige sanctiebepalingen ook goed te handhaven zijn. Bij het overschrijden van de maximumnorm, kan het te veel betaalde salaris worden teruggevorderd. Vindt de terugbetaling vervolgens niet plaats, dan kan er een dwangsom worden opgelegd. De minister verwacht niet dat publieke en semi-publieke instellingen willens en wetens van deze norm zullen afwijken, maar zegde toe dat hij het zal meenemen in de evaluatie van het wetsvoorstel die na twee jaar zal plaatsvinden.

Overgangstermijn

Senator Van Bijsterveld (CDA) stelde dat het wetsvoorstel uitgaat van een overgangstermijn van vier jaar met een afbouwtermijn van drie jaar en vroeg of dit problemen oplevert voor sectoren waarin contracten worden gesloten die structureel langer zijn dan deze periode. De minister voorziet hier geen problemen: het wetsvoorstel geldt ook bij contracten voor onbepaalde tijd en is niet in strijd met het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM).

Senator Vliegenhart (SP) vroeg of met dit wetsvoorstel de grenzen van de zelfregulering zijn bereikt of dat die nog verder zal worden ingeperkt. Hij stelde: “Wat wij vandaag doen past in het veranderde denkpatroon over bezoldiging topinkomens”. De SP-senator gaf aan dat zijn fractie het voorstel van harte zal steunen.

Op dinsdag 13 november 2012 zal over het wetsvoorstel worden gestemd.


Deel dit item: