Senaat steunt implementatie Europese Klimaatwet



De Eerste Kamer heeft dinsdag 4 juli ingestemd met een wetsvoorstel van minister Jetten (Klimaat en Energie) waarmee de reductiedoelen voor de uitstoot van broeikasgassen in de Nederlandse Klimaatwet in overeenstemming worden gebracht met die in de Europese Klimaatwet. Op verzoek van senator Panman (BBB) werd er hoofdelijk over het wetsvoorstel gestemd: 44 leden stemden voor het wetsvoorstel, 27 leden stemden tegen. Een motie van senator Faber (PVV) om de stemming uit te stellen, werd verworpen. Drie moties van senator Visseren (PvdD) zijn eveneens verworpen.


Over het wetsvoorstel

Met de Europese Klimaatwet zijn de reductiedoelen voor uitstoot van broeikasgassen voor de Europese Unie aangescherpt en in een verordening vastgelegd. De doelen in de Nederlandse klimaatwet mochten niet verschillen van de Europese klimaatwet. Het doel van 95% reductie van broeikasgassen in Nederland wordt vervangen door klimaatneutraliteit in 2050. Het streefdoel van 49% reductie in 2030 wordt vervangen door een streefdoel van 55%.

De doelstelling heeft ook betrekking op de uitstoot en de vastlegging van broeikasgassen door landgebruik, verandering in landgebruik en bosbouw. Hiermee wordt aangesloten bij de EU-regelgeving. Dit streefdoel laat onverlet dat aan de reductieverplichtingen voor 2030 moet worden voldaan op grond van de Europese Klimaatwet en de ter uitwerking daarvan vastgestelde bindende EU-rechtshandelingen. Dit wordt als een aparte verplichting aan de klimaatwet toegevoegd.


Verworpen moties

De motie-Faber c.s. concludeert dat op dit moment niet inzichtelijk is wat de economische en maatschappelijke gevolgen zijn voor Nederland indien dit wetsvoorstel wordt aangenomen en stelt voor de stemming over dit wetsvoorstel uit te stellen tot dat deze maatregelen bekend zijn.

De motie-Visseren verzoekt de regering bij de voorgenomen wijziging van de Klimaatwet de reductiedoelen voor broeikasgassen voor 2030, 2035 en 2040 zodanig te formuleren, en op basis van de aangepaste Klimaatwet het Klimaatplan dermate aan te passen, dat Nederland naar rato zeker voldoende zal bijdragen aan het beperken van de opwarming van de aarde tot 1,5 graad Celsius. De minister heeft de motie ontraden.

De motie-Visseren constateert dat de regering voornemens is in 2024 de Klimaatwet opnieuw te wijzigen; en verzoekt de regering bij de voorgenomen wijziging van de Klimaatwet een wettelijke doelstelling op te nemen om energiearmoede substantieel te reduceren in 2030. Ook deze motie is ontraden.

De motie-Visseren verzoekt de regering om bij de aangekondigde wijziging van de Klimaatwet en de aanpassing van het Klimaatplan met een doorrekening van een vlaktaks te komen, met energiebesparing en verduurzaming als voorwaarden. De minister ontraadde de motie.


Debat 27 juni

De Kamer debatteerde 27 juni over het wetsvoorstel. Het was het eerste plenaire debat van de Eerste Kamer in de nieuwe samenstelling. Vijf Kamerleden hielden hun maidenspeech. Een deel van de Kamer is van mening dat er nog meer actie nodig is van het kabinet op het gebied van klimaatverandering, terwijl een ander deel van de Kamer van mening is dat er nog te veel onduidelijkheid is om nu al reductiedoelen in percentages en jaartallen vast te leggen. Ook waren er zorgen over de uitvoerbaarheid van het wetsvoorstel en de manier waarop burgers en bedrijven worden betrokken bij de uitvoering. Bovendien maakte een aantal fracties zich zorgen dat de effecten van de maatregelen het hardst worden gevoeld door de mensen met lagere en middeninkomens.



Deel dit item: