Helpt u mee onze website te verbeteren?

Mogen provincies zelf openbaar vervoer gaan aanbieden? Debat samengevat



De Eerste Kamer debatteerde op dinsdag 28 oktober over het initiatiefvoorstel tot de Wet provinciale inbesteding vervoersconcessies. Het debat was met de indieners van de wet, de Tweede Kamerleden Haptamu de Hoop (GroenLinks-PvdA) en Olger van Dijk (NSC) en demissionair staatssecretaris Aartsen van Infrastructuur en Waterstaat die de Kamer namens het kabinet adviseerde. Met het voorstel kunnen provincies zelf een vervoersbedrijf opzetten, een zogenoemde inbesteding. Dit kan bijvoorbeeld als marktpartijen geen interesse tonen in het aanbieden van openbaar vervoer (ov) in dunbevolkte regio's of afhaken vanwege financiële risico's. De Eerste Kamer stemt dinsdag 4 november over het wetsvoorstel en de ingediende moties.


Over het wetsvoorstel

De initiatiefnemers willen de organisatie en bekostiging van regionaal openbaar vervoer verbeteren. In Nederland rijdt het openbaar vervoer op basis van een concessie. Met een concessie krijgt een vervoerder voor een bepaalde periode het alleenrecht om in een bepaald gebied openbaar vervoer aan te bieden. Voor het streekvervoer geeft de provincie die concessie. Meestal voor een periode van tien of vijftien jaar. De provincie bepaalt welke buslijnen er zijn en hoe vaak ze rijden. Het initiatiefvoorstel regelt dat provincies hun eigen openbaarvervoerbedrijf kunnen kiezen. Dit heet inbesteding. Hiervoor is dan geen openbare aanbesteding meer nodig.


Moties

Er zijn drie moties ingediend:

  • Motie-Van Langen-Visbeek over aandacht voor knelpunten bij oprichting provinciaal vervoerbedrijf.
  • Motie-Van Langen-Visbeek over extra vormen van waardering voor vrijwilligers die vervoersverbindingen onderhouden.
  • Motie-Dessing over versoepelen of schrappen van elektrificatie-eisen voor verdwijnende buslijnen.

De staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat heeft de moties ontraden.


Impressie van het debat

GroenLinks-PvdA: 'Tegengaan van verschraling'

Senator Thijssen gaf aan positief te zijn over het initiatiefvoorstel. Openbaar vervoer speelt volgens haar een belangrijke rol in onze samenleving. Het verbindt mensen met hun werk, school, familie en voorzieningen. Toch is het aanbod in veel delen van het land de afgelopen jaren verminderd. Reistijden werden langer en diensten verdwenen, vooral in landelijke gebieden en aan de randen van steden. De verschraling van het openbaar vervoer vergroot ongelijkheid en zorgt ervoor dat sommigen minder goed kunnen meedoen in de maatschappij.

Onder het motto 'een sterke markt, een sterke overheid' krijgen provincies met dit initiatiefwetsvoorstel meer mogelijkheden om zelf het openbaar vervoer te organiseren, in plaats van dit via aanbestedingen aan commerciële bedrijven over te laten. Provincies kunnen zo beter ingrijpen wanneer het openbaar vervoer te duur of te beperkt wordt. Uit een minipeiling door Thijssen bij vijf provincies bleek steun voor dit voorstel, omdat het kan bijdragen aan beter, betaalbaarder en duurzamer openbaar vervoer voor iedereen. Desondanks verwacht Thijssen dat er meer nodig is om de complexe opgave te doen slagen.

ChristenUnie: 'Openbaar vervoer voor een verbonden samenleving'

Ook senator Holterhues heeft sympathie voor het initiatiefvoorstel. Een openbaar vervoer dat voor alle mensen beschikbaar is, past volgens hem in het streven naar een verbonden samenleving. Toch stelt hij de vraag hoe het openbaar vervoer voor alle regio's behouden kan blijven. Tarieven stijgen, lijndiensten verdwijnen en de onveiligheid neemt toe. Hij ziet dan ook nadelen in marktwerking noemt dit een doorgeschoten focus op efficiency, die niet rechtvaardig is. Hij ziet een trend waarin dunbevolkte regio's het hardst worden geraakt en daarmee de leefbaarheid van het platteland. Het initiatiefvoorstel ziet hij als een aanvulling, niet als een verplichting. Het biedt provincies een extra instrument, daar waar marktwerking via aanbestedingen niet werkt. Tegelijk roept het voorstel de vraag op of provincies over voldoende middelen beschikken om openbaar vervoer zelf openbaar vervoer te gaan aanbieden. Ook zet hij vraagtekens bij de waarborgen voor voldoende kennis en capaciteit bij provincies om een eigen openbaar vervoerbedrijf op te richten. Tot slot mist hij in het voorstel een visie op de rol van de buitenlandse multinationals in het openbaar vervoer.

OPNL: 'Financiering regionaal openbaar vervoer blijft knelpunt'

Senator Van der Goot gaf aan het initiatiefvoorstel te steunen. Wel is volgens hem voor het openbaar vervoer in de regio nog een lange weg te gaan. De krimp in het regionale openbaar vervoer is fors. Het openbaar vervoer is volgens hem allang geen betrouwbare basisvoorziening meer. Dit heeft geleid tot een verslechtering van de bereikbaarheid, bijvoorbeeld van scholen en stageplekken. Met dit voorstel krijgen provincies meer regie. Wel ziet hij de financiering van inbestedingen als knelpunt. Dat raakt aan het vertrouwen bij provincies dat zij deze basisvoorziening weer op orde kunnen krijgen.

Volt: 'Kijken naar successen in omringende landen'

Senator Hartog herkent in het voorstel de problemen die spelen in het regionale openbaar vervoer. Hij wees de initiatiefnemers op succesvolle inbestedingen in omringende landen. Ook vroeg hij aandacht voor de rol van deelvervoer in dit geheel. Tot slot gaf hij aan dat de afbakening van regio's in het voorstel nog onduidelijk is. In hoeverre kunnen regio's samenwerken, ook met regio's over de landsgrenzen heen? Kan een Eu-verordening hierbij behulpzaam zijn?

CDA: 'Stok achter de deur van marktwerking'

Ook senator Rietkerk waardeert het initiatief. Mobiliteit moet dienstbaar zijn aan samenleving. Elkaar kunnen bereiken en ontmoeten vraagt maatwerk per regio. Wat in Zeeland werkt hoeft niet in een andere regio te werken. Hij wil gemeenten en provincies ruimte bieden om ov bereikbaar te maken voor brede groepen, ook buiten de Randstad. In het voorstel ziet hij een stok achter de deur voor private vervoerders. Wat hem betreft blijft een openbare aanbesteding van openbaar vervoer-diensten de norm. Wel vraagt hij aandacht voor een gedegen evaluatie van dit voorstel. Zorgt deze generieke oplossing in het wetsvoorstel wel voor voldoende maatwerk per provincie? Ook vraagt hij zich af hoe groot de behoefte is bij provincies aan de mogelijk om zelf een openbaar vervoerbedrijf op te richten en hoe zich dit verhoudt tot EU-wet- en regelgeving.

VVD: 'Niet-proportionele reparatie van een bestaande wet'

Senator Meijer geeft aan niet overtuigd te zijn van nut en noodzaak van het initiatiefvoorstel. Er zij klachten over de bereikbaarheid in sommige regio's en ook voor hem telt elke regio. Hij herkent echter niet alle geschetste doemscenario's. Hij vraagt om een bredere beschouwing. Niet de marktwerking heeft gefaald, de vraag is meer of we wel aan de juiste knoppen in die marktwerking hebben gedraaid, voordat er een nieuwe knop wordt toegevoegd. In de meeste concessiegebieden lopen de aanbestedingen wel goed. Marktwerking leidt bovendien niet alleen tot meer efficiency, maar ook tot innovatieve oplossingen, wat tot hogere tevredenheid leidt bij de klant. Het vraagt ook om sterk opdrachtgeverschap, bijvoorbeeld bij het opstellen van een programma van eisen bij de aanbesteding van openbaar vervoer-diensten. Verder lost het voorstel volgens Meijer problemen als arbeidsmarktkrapte en hogere brandstofkosten niet op. Het voorstel is wat hem betreft dan ook een niet-proportionele reparatie van een bestaande wet.

SP: 'Kleine stap in goede richting'

Senator Van Aelst heeft complimenten voor het initiatiefvoorstel. Ze gelooft niet in de marktwerking in het openbaar vervoer als verdienmodel. Het openbaar vervoer is er veel minder fijnmazig door geworden en vaak geen optie meer voor het platteland. Bij asfalt wordt nooit gevraagd of het rendabel is, waarom bij buslijnen dan wel? Het gevolg is dat steeds meer mensen in de auto stappen bij minder openbaar vervoer-mogelijkheden. Het voorstel is een welkom vervolg op de mogelijkheid die vier grote steden al hebben. Het is een kleine stap in goede richting. De meest onrendabele lijnen worden kunnen nu in handen van de overheid worden gelegd. Zij vraagt zich echter af waarom niet ook de winstgevende lijnen teruggaan in handen van de overheid? En als een eigen lijn is opgezet en deze rendabel blijkt, gaat deze dan weer terug naar de markt? Wat Van Aelst-betreft niet, omdat in het verleden aanbesteding van openbaar vervoer-diensten leidden tot chaos voor medewerkers en reizigers, waarbij ook boeteclausules niet bleken te werken, hoe bont aanbieders het ook maken. Vandaar dat ze vooral benieuwd is of het wetsvoorstel een tussenstap is naar een beter ov of het einddoel zelf.

BBB: 'Vervoersarmoede in de regio tegengaan'

Senator Van Langen-Visbeek spreekt van een fundamentele keuze: voor de reiziger van het platteland of buigen voor de commerciële partijen en Haagse rekenmeesters. Vervoersarmoede is volgens haar een keiharde realiteit voor honderdduizenden Nederlanders: ouderen, praktisch geschoolden die geen auto of rijbewijs hebben. Buiten de steden is er te weinig inkomen om van openbaar vervoer gebruik te maken. Het openbaar vervoer in de regio is jarenlang uitgekleed, doordat er 1.500 bushaltes verdwenen. Ze pleit voor het opnemen van een afstandsverplichting: hoeveel afstand moet je afleggen voordat je bij de dichtstbijzijnde halte bent? Daarnaast pleit ze voor meer waardering voor vrijwilligers. Hoewel ze inziet dat het zelf organiseren van openbaar vervoer complex en daarmee duurder kan uitvallen en langer kan duren, is ze blij met de mogelijkheid voor provincies om zelf de regie hierin te nemen. Dit versterkt volgens haar de onderhandelingspositie van provincies, zeker als ze daarbij meer gaan samenwerken. Om de vervoersarmoede verder tegen te gaan pleit ze voor een NL-ticket, waarbij mensen voor een vast maandbedrag onbeperkt het openbaar vervoer kunnen gebruiken.

Fractie-Walenkamp: 'Nogal wat twijfels'

Senator Walenkamp vroeg zich af of dit wetsvoorstel het beste idee is. Doen wij wel het goede hier in Nederland, kunnen we wat leren van landen om ons heen? Hij dankte de initiatiefnemers dat privatisering, die volgens hem ook veel goeds heeft gebracht, niet wordt teruggedrongen. De rekening wordt nu betaald door de overheid. Is dat voldoende ingeperkt, wilde Walenkamp weten. Over de onrendabele lijnen vroeg hij hoe die betaald worden als ze niet meer worden opgeheven. Hoe wordt dat georganiseerd? Worden risico's niet te veel bij de provincies gelegd? Moet de landelijke overheid niet te veel bijspringen? Hij wilde verder weten of de initiatiefnemers hebben nagedacht over grensoverschrijdend busvervoer bij provinciegrenzen. Walenkamp concludeerde dat hij nogal wat twijfels bij het voorstel heeft.

FVD: 'Klimaat is olifant in de Kamer'

Waarom werkt het huidige concessiesysteem niet, vroeg senator Dessing. Hij miste nog één punt in het debat waarom het niet lukt. Volgens hem is de olifant in de Kamer dat er steeds meer klimaateisen worden gesteld, zoals laadpalen en elektrische bussen. Het programma van eisen bij een aanbesteding wordt daardoor complex en onbetaalbaar. De winsten gaan naar de bedrijven en de verliezen gaan naar de overheid die het moet oplossen. Door die klimaateisen schrijven alleen nog de grote partijen zich in op aanbestedingen. Dessing vroeg zich af of inbesteding dan wel de goede oplossing is. Het wordt de provincies wel heel moeilijk gemaakt door de landelijke klimaateisen, zei hij. Hij wees ook op het spanningsveld tussen meer autonomie voor de provincies en de betuttelende overheid.

D66: 'Positieve grondhouding'

Senator Croll wilde aan de punten die de voorgaande sprekers hadden voorgelegd alleen nog zijn eigen ervaring met de buslijn Deventer-Ruurlo toevoegen. Hij heeft daarbij ervaren welke commotie dat in een kleine plattelandsgemeente teweeg kan brengen. Volgens Croll liggen de meeste van de 1.500 haltes die zijn opgeheven niet in de grote steden maar in de regio. De D66-fractie is positief over het wetsvoorstel, aldus Croll.

PVV: 'Klimaatobsessie is grootste bedreiging'

Volgens senator Van Kesteren is de intentie van het voorstel goed. Hij denkt dat de bereikbaarheid en betaalbaarheid kunnen verbeteren. Hij ziet ook financiële risico's, zowel voor de provincies als voor de reizigers. Maar, zo zei Van Kesteren, de klimaatobsessie vormt de grootste bedreiging. Niet het van A naar B brengen van de reiziger staat centraal, maar het klimaat.

Beantwoording initiatiefnemers

Tweede Kamerlid De Hoop zei dat het maatschappelijk belang nooit ondergeschikt mag zijn aan efficiëntie. In het wetsvoorstel is geen bindende evaluatiebepaling opgenomen. Hij zei dat hij geen noodzaak ziet, omdat de evaluatie op basis van het subsidiariteitsbeginsel bij de provincies zelf ligt. Ook wanneer geen gebruik wordt gemaakt van de mogelijkheid tot inbesteding, is er geen sprake van extra regelgeving, volgens De Hoop. In antwoord op de vragen of deze generieke maatregel ook kan zorgen voor maatwerk en of de wet ook past bij andere regio's naast dunbevolkte regio's, zei De Hoop: 'Ja, het wetsvoorstel is er niet alleen voor dunbevolkte regio's. De markt is niet heilig, op het moment dat de markt faalt moeten we durven om de regie terug te leggen bij de overheid.'

Volgens Tweede Kamerlid Van Dijk is het wetsvoorstel een aanvulling op wat er al bestaat. De complexiteit van het openbaar vervoer in provincies is toegenomen, nadat dat twintig jaar geleden al het geval was in de grote steden. Het is daarom niet meer dan logisch om met dit wetsvoorstel het verschil tussen de steden en de provincies op te heffen, zei Van Dijk. Het wetsvoorstel is een startpunt om regie bij provincies te leggen in het geval dat de markt faalt, en de juiste verantwoordelijkheid daar leggen waar die nodig is. In antwoord op de vraag of provincies geïnteresseerd zijn, zei hij dat het ministerie dit in 2026 met de provincies gaat bespreken. Twee provincies hebben al interesse getoond. 'Alles staat of valt met een zorgvuldige invoering, waarbij het belangrijk is om te organiseren en stimuleren dat er kennisuitwisseling tussen de provincies is,' besloot Van Dijk.

Beantwoording regering

Staatssecretaris Aartsen van Infrastructuur en Waterstaat benadrukte dat hij voor het wetsvoorstel een adviserende rol heeft, uiteindelijk ligt de afweging bij de Kamer. Hij zei dat het stelsel zoals we dat hebben functioneert, maar dat er altijd aandachtspunten zijn waar goed naar moeten worden gekeken. Te denken valt aan bijvoorbeeld tariefstijging en verminderde dienstverlening. Problemen zullen blijven bestaan, of er nu sprake is van aan- of inbesteding, zei Aartsen. 'Laten we niet zozeer een ideologische strijd voeren tussen de stromingen voor overheid en voor de markt. We moeten wel kijken wat er verbeterd kan worden. Ik denk dan aan verscherpte regie vanuit de overheid,' besloot de staatssecretaris.