Plenair Sent bij behandeling pakket Belastingplan 2016 en Wet Common Reporting Standard



Verslag van de vergadering van 14 december 2015 (2015/2016 nr. 12)

Status: gerectificeerd

Aanvang: 22.37 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

Mevrouw Sent i (PvdA):

Voorzitter. Graag feliciteer ik de collega's Van Rij en Köhler met hun maidenspeech. Ik spreek de hoop uit dat dit een begin is van een vruchtbare samenwerking.

Vanavond bespreken wij het pakket Belastingplan 2016, bestaande uit vijf individuele wetsvoorstellen, waarvan het Belastingplan 2016 zelf er één is. Daarnaast betrekken wij de Wet uitvoering Common Reporting Standard bij de plenaire behandeling en maken wij graag reeds gebruik van de gelegenheid om de staatssecretaris enkele vragen over de aangekondigde novelle te stellen.

Zoals elk jaar zijn wij de staatssecretaris en zijn ambtenaren zeer dankbaar voor het vele werk dat de afgelopen weken is verzet om de vragen van de leden van de Eerste Kamer van zorgvuldige antwoorden te voorzien. Zo ervaren wij de technische briefing altijd als zeer waardevolle dienstverlening vanuit het ministerie, waarvoor dank.

Terug naar het pakket Belastingplan 2016. Dit is omvangrijker dan afgelopen jaren. Het bevat een lastenverlichting van 5 miljard euro, een herziening van box 3, maatregelen tegen belastingontwijking, wetgeving voor internationale uitwisseling van gegevens, de loonkostensubsidie voor lage inkomens, een oplossing voor de slepende kwestie omtrent Artikel 2-fonds uitkeringen aan oorlogsslachtoffers en vele andere wijzigingen. Het verheugt de PvdA dat het pakket zorgt voor meer banen en flink meer koopkracht.

Het inkomensbeleid is dit jaar gericht op het verlagen van de lasten op arbeid en mijn fractie steunt dit. Tegelijkertijd zou zonder ingrijpen de koopkracht van mensen die inactief zijn, en dan met name gepensioneerden, er flink op achteruitgaan. Dit is gerepareerd. Het totale pakket aan lastenverlichting beslaat 5 miljard euro, waarvan 900 miljoen euro aan koopkrachtreparatie voor inactieven. Het pakket moet 35.000 banen opleveren. Daarnaast wordt veel verwacht van het LIV, dat mensen aan de onderkant van arbeidsmarkt aan het werk moet helpen.

Allereerst vraagt mijn fractie graag in het algemeen aandacht voor de wijze waarop gedragseffecten meegenomen worden bij voorgenomen belastingmaatregelen. Daarbij baart het ons zorgen dat bij de ramingen van opbrengsten van lastenverzwaringen en verplichtingen de directe gedragseffecten vaak buiten beeld blijven. Dat wil zeggen, via de macro-economische doorrekening van het Centraal Planbureau worden de gevolgen van alle voorgestelde maatregelen voor de belasting- en premieontvangsten berekend, inclusief de gedragseffecten van al deze maatregelen samen. Bij de directe gedragseffecten van fiscale maatregelen is dat echter niet het geval.

Zoals Edward Elferink en Ruud van Schijndel, twee onderzoekers verbonden aan de Algemene Rekenkamer, op persoonlijke titel schrijven: "Het is op dit moment van belang dat een transparante, heldere en realistische onderbouwing van het bedrag dat met de maatregel opgehaald moet worden beschikbaar is om de discussie over het nut, noodzaak en het effect op de maatschappij van de maatregel goed te kunnen voeren." Is de staatssecretaris het met de onderzoekers en mijn fractie eens dat in de verschillende fases van het politieke besluitvormingsproces informatie over directe gedragseffecten van belastingmaatregelen een belangrijke rol zou kunnen en moeten spelen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke consequenties verbindt hij daaraan?

Dan vraag ik graag aandacht voor het belasten van vermogenswinsten. Op dit moment wordt vermogen in box 3 belast tegen 30% op een verondersteld rendement van 4%. Dit wordt breed in de samenleving als onrechtvaardig beschouwd, met name omdat de rente op spaarrekeningen op dit moment veel lager is. Er lijkt dan ook brede politieke consensus over dat box 3 moet worden herzien. Zelfs over de manier waarop: idealiter moet je naar een systeem waarin werkelijke rendementen belast worden.

Helaas is een systeem waarin reële rendementen worden belast op dit moment niet uitvoerbaar voor de Belastingdienst. Daarom staat er in dit Belastingplan een tussenvorm: een stelsel gebaseerd op de langjarige ervaring dat hoe hoger het vermogen is, hoe meer rendement daarop wordt behaald. Op basis hiervan is een stelsel tot stand gekomen dat vermogens de facto meer progressief belast.

De PvdA juicht die progressiviteit toe. Immers, de vermogensongelijkheid in Nederland ligt hoger dan gemiddeld: hoger dan in de meeste Europese landen, hoger dan in het Verenigd Koninkrijk en op een even hoog niveau als in de Verenigde Staten. Daarbij zijn er aanwijzingen dat er de laatste jaren juist een verdere stijging van de vermogensongelijkheid is. Tegelijkertijd is door een veelheid aan ingrepen de belasting op vermogen in Nederland in de afgelopen periode steeds verder verlaagd. Daarmee ligt deze onder het gemiddelde van de OECD-landen.

Mijn fractie steunt het gewenste eindbeeld van de staatssecretaris om op termijn ook in box 2 de werkelijke inkomsten te belasten. Dan worden zowel in box 2 als in box 3 de werkelijke inkomsten belast. Het belasten van de werkelijke individuele rendementen in box 3 is echter op dit moment nog niet mogelijk, aldus de staatssecretaris. Hij onderzoekt de mogelijkheden daartoe en zal daarover volgend jaar bij het Belastingplan 2017 rapporteren.

De heer Van Strien i (PVV):

Ik hoor mevrouw Sent zeggen dat de werkelijke inkomsten in box 2 moeten worden belast. Die worden gewoon belast, dus dat is volgens mij helemaal niet aan de orde. Die worden belast met vpb. Ik heb in de Quote 500 van dit jaar geturfd en van de eerste 100 zitten er 97 aantoonbaar in box 2 met hun totale vermogen. Van drie was het niet direct zichtbaar in welke box ze zaten. Box 3 speelt daar dus helemaal geen rol. Dit gaat over een totaal andere categorie. Ik vraag me af waar mevrouw Sent het over heeft.

Mevrouw Sent (PvdA):

Het is een misverstand dat ik de indruk zou willen wekken dat in box 2 niet-werkelijke inkomsten worden belast. Juist met de beweging richting het belasten van werkelijke inkomsten in box 3 komt er meer gelijkheid in de behandeling van box 2 en box 3. Dat steunen wij en die beweging willen wij de staatssecretaris graag zien maken. Voorsorterend daarop zal ik dadelijk de staatssecretaris daar een aantal vragen over stellen.

De heer Van de Ven i (VVD):

Ik denk dat er sprake is van een klein misverstand tussen partijen. De heer Van Strien heeft het over de bv die regulier belast wordt in box 2 en mevrouw Sent heeft het over de vrijgestelde beleggingsinstellingen in box 2. Daarop is in de tweede nota van wijziging ingegaan.

Mevrouw Sent (PvdA):

Hartelijk dank, collega. De staatssecretaris onderzoekt mogelijkheden om werkelijke rendementen in box 3 te belasten en zal daarover volgend jaar bij het Belastingplan 2017 rapporteren. Dat acht mijn fractie te laat om meegenomen te worden bij het volgende pakket. Daarom vragen wij de staatssecretaris om deze Kamer de uitkomsten van dit onderzoek reeds voor het zomerreces te doen toekomen. Mijn fractie is blij met het aangenomen amendement-Groot dat bedoeld is om uitwijking van beleggers in box 3 naar vrijgestelde beleggingsinstellingen te ontmoedigen. Collega Van de Ven had het daar al over. Met de staatssecretaris achten wij het van belang om voor de hoogte van het forfaitaire voordeel in box 2 de ontwikkeling van de forfaitaire rendementen in box 3 in zekere mate te blijven volgen. De staatssecretaris besteedt het komende jaar specifiek aandacht aan de ontwijkingsmogelijkheden voor box 3, waarbij eventuele maatregelen daartegen onderdeel zullen zijn van het Belastingplan 2017. Ook hier vragen wij de staatssecretaris of het mogelijk is deze Kamer de uitkomsten van dit onderzoek reeds voor het zomerreces te doen toekomen.

Vervolgens vraagt mijn fractie graag aandacht voor het voorliggende voornemen van de staatssecretaris om het huidige RDA-voordeel via de loonheffing te verrekenen in plaats van via de winstbelasting om daarmee de effectiviteit van de RDA te verbeteren. De integratie van de S&O-afdrachtvermindering en de RDA heeft tot gevolg dat er per 2016 een fiscale regeling minder is en dat de S&O-afdrachtvermindering bestaat uit een grondslag voor alle S&O-kosten. Hierbij maakt mijn fractie zich samen met een aantal andere fracties — als ik dat goed heb begrepen vanavond — zorgen over de verzilveringsproblematiek bij mkb'ers met weinig personeel. Voorts vrezen wij dat grote multinationals onevenredig gebruik zullen maken van de regeling. Zo worden grote bedrijven voor het verminderde nettovoordeel gecompenseerd door het wegvallen van het plafond in de Wbso. Kleinere bedrijven worden gecompenseerd doordat hun R&D-uitgaven binnen de eerste schijf vallen. Het gevolg zou kunnen zijn dat de middelgrote bedrijven de rekening van de integratie betalen. Dit acht mijn fractie onwenselijk. Is de staatssecretaris dit met ons eens?

De minister van Economische Zaken heeft toegezegd het effect van de integratie nauwlettend te volgen. Graag vernemen wij wanneer de resultaten hiervan met deze Kamer gedeeld zullen worden. De staatssecretaris heeft toegezegd dat indien er door het niet opnemen van een plafond sprake is van grote overschrijdingen ten gunste van grote bedrijven ten opzichte van de huidige raming, de compensatie gezocht zal worden bij deze bedrijven zelf. Graag vernemen wij wanneer de evaluatie en gevolgen hiervan met deze Kamer gedeeld zullen worden.

Voorkomen is evenwel beter dan genezen, zo zou de staatssecretaris met ons eens moeten zijn. Dat kan door in de nieuwe Wbso-regeling het tarief van de tweede schijf te verhogen van 16% naar 18% en een derde schijf in te voeren met vanaf minimaal 25 miljoen euro een lager, dus degressief tarief van bijvoorbeeld 12%. Dit houdt rekening met de bezwaren van de regering tegen een plafond, verloopt vrijwel budgettair neutraal en compenseert de middelgrote bedrijven voor de nadelige gevolgen van de compensatie zonder dat de positie van kleinere bedrijven en multinationals verslechtert ten opzichte van de huidige situatie. Is de staatssecretaris bereid om deze wijziging door te voeren? Zo niet, waarom niet?

Tijdens de schriftelijke behandeling van het voorliggende pakket heeft mijn fractie voorts aandacht gevraagd voor mogelijkheden voor het inzetten van de fiscaliteit ten behoeve van start-ups en start-up-gerelateerd mkb. In het bijzonder hebben wij aandacht gevraagd voor de gebruikelijkloonregeling, werknemersparticipatie en belasting van durfkapitaal vanuit het perspectief van Nederland als start-up-land. In het Belastingplan 2016 zijn nog geen specifieke maatregelen opgenomen om de start en groei van start-ups te bevorderen, maar wel heeft de regering voor het stimuleren van start-ups en het mkb in de begroting per 2017 50 miljoen vrijgemaakt. Het komende jaar wordt onderzocht hoe dit budget het best kan worden ingezet. Daarbij wordt ook aandacht besteed aan de randvoorwaarden uitvoerbaarheid, handhaafbaarheid en Europeesrechtelijke houdbaarheid. Graag vragen wij de staatssecretaris om deze Kamer de uitkomsten van dit onderzoek reeds voor het zomerreces te doen toekomen.

Dan vraag ik namens mijn fractie nog graag aandacht voor een aantal onderwerpen die onze blijvende aandacht behoeven. Het eerste betreft de arbeidsparticipatie van vrouwen. In het verlengde van de inbreng van onze fractievoorzitter tijdens de Algemene Politieke Beschouwingen, acht mijn fractie het wenselijk om wet- en regelgeving aan te passen teneinde het voor vrouwen lonend te maken aan het werk te gaan. Uit onderzoek van het Centraal Planbureau blijkt dat potentiële tweeverdieners relatief gevoelig zijn voor financiële prikkels. Graag verneemt de PvdA van de staatssecretaris welke consequenties hij hieraan verbindt. Onderzoek van het Centraal Planbureau wijst tevens uit dat het verlagen van de tarieven veel minder effect heeft dan in het verleden, omdat de arbeidsparticipatie minder gevoelig is geworden voor financiële prikkels.

De heer Schalk i (SGP):

Ik heb vanavond een vraag gesteld aan collega Backer van D66 over de problematiek van de een- en de tweeverdieners. Mevrouw Sent heeft het nu ook over tweeverdieners en zij heeft zich met name gericht op vrouwen. Ik heb gerefereerd aan een onderzoek, waaruit blijkt dat 125.000 vrouwen eenverdiener zijn. Zij hebben ook te maken met die enorme kloof. Zou mevrouw Sent bereid zijn om het komende jaar mee te denken of daar wat aan te doen is?

Mevrouw Sent (PvdA):

De kloof tussen mannen en vrouwen baart ons grote zorgen. Die bestaat er bijvoorbeeld uit dat het aandeel van vrouwen met werk blijft steken op 64%, terwijl dit bij mannen 81% is. Vrouwen verdienen in het bedrijfsleven 80% van wat mannen verdienen en bij de overheid 90%. Slechts 53% van de vrouwen is economisch zelfstandig. Wij vinden het uitermate belangrijk dat deze kloof gedicht zal worden.

De heer Schalk (SGP):

Dat is een andere kloof dan die ik bedoelde, maar dat had mevrouw Sent vermoedelijk al begrepen! Om die reden refereer ik nogmaals aan een groep vrouwen die dus wel werkt — 125.000 — maar die eenverdiener is. Die heeft te maken met een heel andere kloof. Ze worstelen niet om aan de bak te komen ten opzichte van mannen, maar bijvoorbeeld omdat hun echtgenoot vanwege een handicap niet kan werken of omdat hij voor kinderen zorgt. Deze vrouwen hebben te maken met de kloof tussen de een- en de tweeverdiener, wat kan oplopen tot soms vijf keer zo veel belasting. Dat is een ander kloofje dan mevrouw Sent bedoelde.

Mevrouw Sent (PvdA):

De heer Schalk vroeg aandacht voor vrouwen die alleenstaande ouder zijn. Uit de cijfers van het Belastingplan blijkt dat alleenstaande ouders met een minimumloon in koopkracht 3,6% erop vooruitgaan als gevolg van het Belastingplan. Die groep heeft dus wel degelijk de aandacht van het kabinet en wij steunen dat.

De voorzitter:

Mijnheer Schalk.

De heer Schalk (SGP):

De laatste keer, voorzitter. De derde keer is de laatste, dus ik probeer het nog één keer. Mevrouw Sent noemt de groep alleenstaanden, maar ik bedoel de groep eenverdieners met een huishouden en een partner. Daarvan zijn er 125.000. Dat is een andere groep dan mevrouw Sent bedoelt. Die groep komt er juist bekaaid van af. Uit mijn hoofd gaan zij er maar 1,4% op vooruit, terwijl tweeverdieners er 3,6% op vooruitgaan.

Mevrouw Sent (PvdA):

Als wij het weer vanuit de vrouwen aanvliegen: ook hier komt die groep er bekaaid van af, omdat maar 53% van de vrouwen economisch zelfstandig is. Wetend dat heel veel huwelijken stranden, hoe spijtig dat ook is, vinden wij het belangrijk om economische zelfstandigheid van vrouwen en participatie op de arbeidsmarkt te stimuleren. Wij vinden het fijn dat daaraan een bijdrage wordt geleverd.

De voorzitter:

Mijnheer Schalk, voor deze ene keer mag u het nog één keer proberen.

De heer Schalk (SGP):

Het wordt wel ingewikkeld, want wij spreken telkens over een andere groep. Het gaat mij echt om de eenverdiener die nog niet gescheiden is ...

De voorzitter:

U bedoelt een vrouw die kostwinner is.

De heer Schalk (SGP):

Dank u wel, mevrouw de voorzitter. Ik bedoel dus een vrouw die de kostwinner is, die nog niet gescheiden is en die nog niet al die andere dingen is, maar die gewoon een gezin heeft. Maar zij heeft één probleem: haar man kan niet werken om de een of andere reden. 75% van die groep kan gewoon niet aan het werk, maar die vrouwen werken wel en hebben te maken met die eenverdienerskloof, waarin zij vijf keer zo veel belasting betalen. Zij zouden economisch veel zelfstandiger zijn, als wij dat wat normaler aan de vork zouden steken. Mijn vraag is heel simpel. Zou mevrouw Sent daarover willen nadenken in het komende jaar, zodat wij in 2017 wellicht een geringe reparatie kunnen starten?

Mevrouw Sent (PvdA):

Dan blijf ik toch bij het perspectief van waaruit wij het beoordelen. Dat verschilt dan. Ik denk dat dan de conclusie dezelfde is als in het kleine debatje dat de heer Schalk had met de heer Backer, namelijk dat wij andere kloven zien die wij belangrijk vinden om te herstellen.

Ik was bij de arbeidsparticipatie van vrouwen. Het verlagen van tarieven heeft veel minder effect dan in het verleden, omdat de arbeidsparticipatie minder gevoelig geworden is voor financiële prikkels. Graag verneemt mijn fractie van de staatssecretaris welke niet-financiële maatregelen wij van de regering mogen verwachten ter stimulering van de arbeidsparticipatie van vrouwen.

Het volgende punt betreft mogelijkheden tot verdere vergroening. Het moge duidelijk zijn dat mijn fractie de maatregelen voor verdere vergroening van het belastingstelsel in het Belastingplan steunt. Ook zijn wij blij met de maatregelen op het terrein van de fiscale vergroening die voortvloeien uit de nota van wijziging van 13 november 2015. De verwachting is dat fiscale vergroening ook een steeds belangrijkere rol kan en moet spelen bij de tenuitvoerlegging door Nederland van de zojuist in Parijs gesloten klimaatovereenkomst. Welke mogelijkheden ziet de staatssecretaris daartoe? Tijdens de behandeling van het Belastingplan in de Tweede Kamer zijn verschillende mogelijkheden voor verdere fiscale vergroening gewisseld, zo lezen wij in de memorie van antwoord. Graag ontvangt mijn fractie van de staatssecretaris een schriftelijke beoordeling van deze maatregelen. Is hij bereid dit toe te zeggen?

Tegelijkertijd draagt de gedragseconomie andere, goedkopere middelen aan die gedragsveranderingen op het gebied van milieu en duurzaamheid kunnen bewerkstelligen. Dat zal collega Prast goed doen. Met een combinatie van economische en psychologische inzichten kan het natuur- en milieubeleid worden verbeterd, bijvoorbeeld door in te spelen op status quo-effecten, ongeduld, affect, sociale factoren en "nudging". Reeds eerder hebben wij dit onder de aandacht van de staatssecretaris gebracht en nu vernemen wij graag wat de stand van zaken is met betrekking tot het implementeren van de door gedragseconomische inzichten geïnspireerde vergroeningsmaatregelen.

Ten slotte zouden wij de staatssecretaris graag een aantal vragen stellen met betrekking tot de novelle Belastingplan 2016. Deze kent een slechts klein aantal maatregelen en die kunnen op onze steun rekenen. Echter, de late indiening hiervan stuit bij mijn fractie op grote bezwaren. Immers, dit komt de uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid van het Belastingplan 2016 niet ten goede en dat terwijl deze Kamer wetsvoorstellen juist moet toetsen op diezelfde uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid. Daar komt bij dat de uitvoeringskosten ook nog eens toenemen als gevolg van de maatregelen betreffende 2016. Om te citeren uit de bijdrage van mijn fractiegenoot André Postema tijdens de Algemene Financiële Beschouwingen: "De primair toetsende rol van de Eerste Kamer moet meer behelzen dan te toetsen of men in de Tweede Kamer wel zijn zin heeft gekregen." Is de staatssecretaris het hiermee eens? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke consequenties verbindt hij daaraan?

Voorts vraagt mijn fractie graag aandacht voor het aangekondigde voorontwerp van het wetsvoorstel aangaande een verruiming van het gemeentelijk belastinggebied. Hierbij is het opvallend dat er een zeer groot verschil is tussen de perceptie en de werkelijkheid aangaande het aandeel van de diverse overheden in de totale opbrengst belastingen en premies. Zo meent de burger dat het aandeel van gemeenten 22% is, terwijl het werkelijke aandeel 3,4% is. En zo meent de burger dat het aandeel van het Rijk 51% is, terwijl het werkelijke aandeel 95% is. Naar het oordeel van mijn fractie verdient dit serieuze aandacht bij de wijze van heffen van gemeentelijke belastingen. Is de staatssecretaris bereid hier expliciet aandacht aan te schenken bij het aangekondigde voorontwerp? Zo ja, op welke wijze?

Ook meent de PvdA dat een verruiming van het gemeentelijk belastinggebied geen grotere inkomensongelijkheid mag betekenen. Is de staatssecretaris dit met ons eens? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke consequenties verbindt hij daaraan? Daarbij vragen wij bijzondere aandacht voor het feit dat het heffen van ingezetenenbelasting denivellerend werkt. Acht de staatssecretaris dat met ons onwenselijk? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke consequenties verbindt hij daaraan?

Ik rond af. Mijn fractie steunt het dichten van de België-route. Wij zijn blij met de vrijstelling uitkeringen Artikel 2-Fonds. Wij hopen dat met de Wet tegemoetkoming loondomein meer banen komen voor mensen aan de onderkant van de arbeidsmarkt. Wij achten country-by-country reporting een belangrijke stap in de strijd tegen belastingontwijking. Deze steunen wij dan ook van harte. Wij zijn blij met de antimisbruikbepalingen die in heel Europa fiscale lekken moeten dichten. En wij zien de Wet uitvoering Common Reporting Standard als een belangrijke stap in de strijd tegen zwartspaarders en andere belastingontwijkers. Om met John Maynard Keynes te spreken: "The avoidance of taxes is the only intellectual pursuit that still carries any reward." Dat zien wij graag anders. Ter voorkoming van een debat over andere inzichten van deze gerenommeerde econoom heb ik slechts enkele resterende woorden.

Uit het voorliggende pakket vloeien een aantal zorgen voort, zoals benoemd in mijn bijdrage van vanavond. Ik hoop dat de staatssecretaris deze weet weg te nemen en kijk dan ook uit naar zijn beantwoording.

Mevrouw Vos i (GroenLinks):

Ik heb toch een vraag aan de collega van de Partij van de Arbeid. Wij hebben het over een enorme lastenverlichting van 5 miljard die 35.000 banen oplevert. Ik ben benieuwd hoe zij dat beoordeelt. Is zij het met onze fractie eens dat dat relatief weinig is voor dat enorme bedrag? Een deel van die lastenverlichting komt ook bij hogere inkomens terecht. Is dit nu de belastingherziening die de Partij van de Arbeid voor ogen had?

Mevrouw Sent (PvdA):

Wat wij van belang vinden, is dat op dit moment de economie uiterst fragiel is. De hoge werkloosheid baart enorme zorgen. Dat verdient alle aandacht door koopkracht en werkgelegenheid te stimuleren. Het gaat niet alleen maar om extra banen, hoeveel het er ook zullen zijn, het gaat ook om extra koopkracht voor mensen die het de afgelopen jaren heel zwaar hebben gehad.

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Een deel van die koopkrachtwinst belandt natuurlijk niet bij de mensen die het zo heel zwaar hebben. Er vindt een belastingverlaging plaats, ook in de derde schijf, voor inkomens tot ruim €66.000. Eerlijk gezegd denk ik dat die groep nou niet direct de groep is die het zo moeilijk heeft. Wij weten dat mensen die het moeilijk hebben bijvoorbeeld in de thuiszorg werken en hun baan verliezen. Mijn vraag blijft: vindt de PvdA dat er goede keuzes worden gemaakt met dit Belastingplan?

Mevrouw Sent (PvdA):

Ik kijk naar de cijfers. Een alleenstaande met het minimumloon gaat er 3,7% op vooruit, een alleenstaande ouder met het minimumloon gaat er 3,6% op vooruit. Ik bestrijd de gedachte dat de minima er met het Belastingplan niet op vooruit gaan. Integendeel: juist ook met de maatregelen voor de onderkant van de arbeidsmarkt heeft die groep extra aandacht in dit Belastingplan.

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Dan nog blijft het een feit dat er een verlenging van de derde schijf plaatsvindt en een verlaging van het tarief. U kunt toch niet ontkennen dat die groep inkomens dat niet nodig heeft, terwijl wij weten dat er grote maatschappelijke noden zijn in de thuishulp en de sociale werkvoorziening? Daar gaan heel veel banen verloren. Mijn vraagt blijft: worden hier nu goede keuzes gemaakt?

Mevrouw Sent (PvdA):

Naar mijn mening wel. Ik verval in herhaling. De economie is fragiel, de werkgelegenheid moet gestimuleerd worden, de onderkant van de arbeidsmarkt moet zo veel mogelijk worden ontzien. Een alleenverdiener met kinderen en twee keer modaal gaat er relatief minder op vooruit dan andere inkomensgroepen, zoals sociale minima.

De heer Van Rooijen i (50PLUS):

Mevrouw Sent spreekt over koopkrachtontwikkeling. Dat geldt voor iedereen, ook voor de ouderen. Uit de antwoorden van de staatssecretaris blijkt dat de afgelopen vier jaar de koopkracht van de ouderen met 10% tot 12% is gedaald. Vindt zij het vanuit een economische benadering niet wenselijk om daar iets aan te doen voor de toekomst?

Ik heb nog een vraag. Ik had gehoopt dat mevrouw Sent iets over de positie van de ouderen zou zeggen. Dat heeft zij niet gedaan. Zij heeft alleen in het begin gezegd dat er 5 miljard lastenverlichting is, waarvan 900 miljoen voor de koopkrachtreparatie. Kan zij bevestigen dat die 5 miljard structureel is en die koopkrachtreparatie van 900 miljoen slechts eenmalig? Die 900 miljoen is dus geen structureel onderdeel van die 5 miljard. Anders roept zij een beeld op dat totaal niet klopt.

Mevrouw Sent (PvdA):

Ik heb de ouderen welzeker genoemd. Het komt erop neer dat de koopkracht van ouderen en uitkeringsgerechtigden gerepareerd wordt met bijna 900 miljoen in 2016, onder andere via een eenmalige verhoging van de ouderenkorting. Na 2016 is er structureel geld voor de ouderenkorting beschikbaar, te weten 200 miljoen.

De heer Van Rooijen (50PLUS):

Dat is geen antwoord op mijn vraag. Erkent mevrouw Sent dat die 900 miljoen eenmalig is tegenover de 5 miljard die structureel is? Zij zegt dat impliciet wel, maar kan zij bevestigen dat dit zo is en dat er na 2016 door de ouderen niet structureel wordt gedeeld in de 5 miljard die ieder jaar weer gegeven wordt? Duidelijker kan ik het niet vragen.

Mevrouw Sent (PvdA):

We bespreken vandaag het Belastingplan 2016. Ik kijk met belangstelling uit naar de plannen voor 2017 en de maatregelen die deze plannen voor de ouderen behelzen. Ik heb daar maar beperkte invloed op, zo moet ik helaas bekennen.

De heer Van Rooijen (50PLUS):

Is mevrouw Sent bereid daarbij hulpvaardig mee te denken?

Mevrouw Sent (PvdA):

Ik ben bereid om hulpvaardig mee te denken vanuit een breder perspectief. Ik heb ook zorg over werkenden en hoe die het allemaal rond kunnen breien en over hoe minima rond kunnen komen. Ik zou er niet één groep uit willen lichten en die alleen maar tegemoet willen komen.

De voorzitter:

Ik geloof dat wij inmiddels allemaal denkgroepjes in de Kamer hebben ontwikkeld op allerlei vakken. Dat wordt nog interessant. Wenst een van de leden in eerste termijn nog het woord? Dat is niet het geval.

De beraadslaging wordt geschorst.

De voorzitter:

Ik schors de vergadering voor de nachtrust tot morgenochtend 09.15 uur.