Plenair Van Rooijen bij Voortzetting Algemene financiële beschouwingen



Verslag van de vergadering van 22 november 2016 (2016/2017 nr. 8)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 15.16 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Van Rooijen i (50PLUS):

Mevrouw de voorzitter. Het kan verkeren. Kortingen op de pensioenen dreigen al maandenlang en laten miljoenen werkenden en gepensioneerden in grote onzekerheid. Bij de Algemene Politieke Beschouwingen op 1 november hebben CDA en 50PLUS de minister-president gevraagd om duidelijkheid over kortingen te geven. Die wilde hij niet geven.

Op vrijdagmorgen 18 november, vorige week, diende het Tweede Kamerlid van 50PLUS, Henk Krol, een initiatiefwetsontwerp in om die duidelijkheid wel te scheppen. Op diezelfde middag kwam mevrouw Klijnsma met een langverwachte brief, met daarin de kabinetsreactie op de kwartaalrapportage van de Nederlandsche Bank. Mevrouw Klijnsma schuift het probleem van de kortingen voorlopig een jaar vooruit.

Het is natuurlijk allesbehalve toevallig dat dit enige maanden voor de verkiezingen gebeurt. Eerst maar eens de verkiezingen, met zo weinig mogelijk of geen kortingen, en dan pakken we na de verkiezingen maar door. De regels worden niet veranderd. Als korten echt onvermijdelijk is, wordt de verkiezingsknoop doorgehakt. We verlengen de hersteltermijn met één of twee jaar. Dan tillen we het probleem over de verkiezingen heen en na ons de zondvloed.

Wat wel op enige sympathie kan rekenen, is het parallelle voorstel om de premies te verhogen. Het feit dat de premies al jaren niet kostendekkend zijn en dat elk jaar weer vele miljarden, 10 miljard per jaar, uit de potten van gepensioneerden en slapers worden gehaald om de tekorten van de actieven aan te vullen, schijnt nu eindelijk tot het kabinet te zijn doorgedrongen. Maar het spijt me voor staatssecretaris Klijnsma: een verhoging met 6% is te weinig. Bij een gemiddelde rekenrente van 1% hoort een premie die ook rekent met 1%. Als dat zou worden doorgevoerd, dan moeten de premies met vele tientallen procenten omhoog. Dat toont nog eens aan hoe absurd het nieuwe ftk uitwerkt. Ik kom daar nog op terug.

De heer Postema i (PvdA):

Wat bedoelt de heer Van Rooijen met "de tekorten van de actieven"?

De heer Van Rooijen (50PLUS):

We hebben een berekening gekregen van het ministerie van Sociale Zaken, van 26 oktober vorig jaar — de tabel ligt voor me; die kan de heer Postema krijgen — waaruit blijkt dat er 10 miljard te weinig pensioenpremie wordt betaald omdat men bij de pensioenpremies mag rekenen met een verwacht rendement van 4 tot 5%. Die premies moeten worden betaald voor de opbouw van de nieuwe verplichtingen van dat jaar, waarbij wordt gewerkt met een rekenrente van 1%. Het gat van 3% tot 4% is 10 miljard per jaar. De komende zes, zeven jaar zal dat oplopen tot 70 miljard. Dat zijn cijfers van het ministerie van Sociale Zaken. Die komen niet uit mijn zak.

De heer Postema (PvdA):

Wat is het oordeel over dat tekort?

De heer Van Rooijen (50PLUS):

Dat is heel eenvoudig. Er zijn twee oplossingen. Het gaat om de consistentie. Als voor de premies het verwachte rendement van 4% tot 5% wordt gebruikt, dan gebruik je dat ook voor de verplichtingen. Dan dalen die enorm en dan schiet de dekkingsgraad omhoog. Dan zijn kortingen overbodig en dan kan er worden geïndexeerd. Dan vinden wij elkaar heel snel. Dan de andere kant. Als je de verplichtingen voor de nieuwe opbouw en de reeds opgebouwde verplichtingen moet berekenen en blijven berekenen op 1%, de risicovrije rente, dan moet je dat uiteraard ook doen voor de premies. Het is ons bekend dat de Nederlandsche Bank daar ook vurig voor heeft gepleit. Het saillante is, en dat komt niet zo vaak voor, dat het kabinet dat dringende advies van DNB op dat punt naast zich heeft neergelegd. Ik kom daar nog op terug.

De heer Postema (PvdA):

Het is erg moeilijk te volgen, helemaal vanwege de wisselende loyaliteit van de heer Van Rooijen en zijn partij als het gaat om wat door DNB naar voren wordt gebracht op dit dossier. Vindt hij nu dat er sprake is van een tekort bij de actieven, of laat hij dat aan anderen over?

De heer Van Rooijen (50PLUS):

De heer Postema heeft niet goed naar mij geluisterd. Dat hij het niet begrijpt, ligt niet aan mij. Ik citeer slechts cijfers van Sociale Zaken, namelijk dat er 10 miljard premie te weinig wordt betaald. Sociale Zaken zegt dat dit komt omdat er voor de berekening van de premies met een andere, een veel hogere, rente wordt gerekend dan voor de verplichtingen. Dat is het enige dat ik zei. Wat ook niet van mij is — dat komt van DNB en het staat in de stukken — is dat DNB mordicus tegen deze weeffout was.

Ik ga verder. Henk Krol heeft daarom een initiatiefwetsontwerp op Kamerstuk 34606 ingediend, aardig om te onthouden vanaf nu, dat het probleem van de kortingen structureel aanpakt door een bodem te introduceren zolang de ECB zijn monetaire verruimingsbeleid voert. Doel van het initiatief is een eind te maken aan de onzekerheid over de dreigende kortingen in de pensioenen en zo bij te dragen aan het broodnodige herstel van vertrouwen in ons prachtige pensioenstelsel, het beste van de wereld. Maar doel is ook het beleid van pensioenfondsen met een horizon van 60 jaar los te koppelen van het ECB-beleid gericht op het redden van de euro. Het voorstel van 50PLUS wil voor de pensioensector in de komende jaren, dus niet alleen volgend jaar, de negatieve effecten van het verruimingsbeleid van de ECB voorkomen door een bescheiden bodem van 2% te leggen in de disconteringsvoet voor de verplichtingen. Het gaat er daarbij vooral om dat kortingen op pensioenaanspraken, van de werkenden, en uitkeringen worden vermeden en dat indexatie wellicht mogelijk is.

Anders dan het eventuele voorstel van het kabinet om de hersteltermijn met een of twee jaar te verlengen voor 2017, wil het voorstel van 50PLUS de komende jaren kortingen voorkomen die zouden worden veroorzaakt door incidenteel beleid van de ECB. Dit is met name ook nodig voor het jaar 2021. Dat is het jaar waarin eventueel, onverhoopt, een grote en onvoorwaardelijke korting moet worden toegepast als de dekkingsgraad van een pensioenfonds vijf jaar beneden de 105% ligt in 2020. Dat staat in de wet. Dat is de automatische kortingspiloot van het financieel toetsingskader. Vorig jaar noemde ik dat ftk al: financiële toekomst kapot.

Ik wijs erop dat een rendement van 1,5% voldoende is om aan alle pensioenverplichtingen te voldoen. Dat blijkt uit berekeningen van Stichting Hoogovens Pensioenfonds en Stichting Pensioenfonds Zorg en Welzijn. Voor het ABP geldt ongeveer hetzelfde percentage. De grote fondsen maken de laatste vijf jaar, zo is net duidelijk geworden, gemiddeld 8% tot 10%, inclusief het slechte jaar 2015. Dit jaar is het rendement over de eerste negen maanden al gemiddeld 9%, en vandaag al weer hoger. Waar gaat dit debat over dreigende kortingen in hemelsnaam over? Dat kan men zich met mij afvragen. Even terug naar de eventuele rampjaren 2020 en 2021, als de rente laag zou blijven. Als de dekkingsgraad in 2020 bijvoorbeeld 90% zou zijn, dan moet het verschil tussen 90% en 105% ineens worden gekort, onvoorwaardelijk, al mag de korting van 15% worden uitgesmeerd over tien jaar. Je krijgt dus een klap op je hoofd, maar je krijgt er pleisters bij voor tien jaar. Dan ben je de gehele 15% van je pensioen definitief kwijt. Dus dat weten de gepensioneerden en werkenden alvast.

Waarom spreek ik over dreigende pensioenkortingen? In de kranten stond dat Donald Trump wel eens de Nederlandse pensioenen zou kunnen gaan redden. Dat geeft gelijk aan hoe bizar ons stelsel in elkaar zit. Trump als de anti-Draghi, want de rente schiet omhoog. Als iemand in Amerika wat roept, niet de eerste de beste overigens, dan staan onze pensioenfondsen er ineens zogenaamd veel beter voor. Dat is natuurlijk grote onzin. We moeten zelf in ons eigen land de problemen oplossen. En dat doen we door duidelijk een grens te stellen aan de reikwijdte van het huidige beleid. Vandaar het voorstel van SOPLUS, als eerste stap. Als tweede stap moeten we naar de gevolgen voor de beleggingen kijken van het huidige kabinetsbeleid. Het is te gek voor woorden dat door de regels van mevrouw Klijnsma pensioenbeleggers niet eens meer durven te beleggen. Zie het artikel in Het Financieele Dagblad van 14 november, waarin directeur René van de Kieft van MN, een van de grootste pensioenbeleggers in Nederland, aangeeft zijn geld maar in cash te gaan aanhouden. Want echt beleggen mag hij niet en obligaties, voorgeschreven door DNB, vindt hij veel te risicovol. In mijn ogen is dat terecht. Volgens mij raakt dit aan de pensioenbelangen van miljoenen mensen, waar iedereen van wegkijkt. Over een kloof tussen politiek en burgers gesproken.

Ik kom nu op de 10 miljard te weinig betaalde pensioenpremie en het verschil van 15 miljard tussen de bruto en netto premieopbrengst van de AOW. Eerst de pensioenpremies. Volgens cijfers van het ministerie van SZW van 26 oktober 2015 wordt er 10 miljard te weinig pensioenpremie betaald vanaf 2015, vanaf het ftk. De oorzaak hiervan is de inconsistentie tussen de berekening van de pensioenpremies voor de verplichtingen, waarbij op basis van het verwachte rendement van nu 4% tot 5% wordt gerekend, en de berekening van de verplichtingen, waarbij — ik zei het al — moet worden gerekend met een risicovrije rente van nu 1%. Het is niet verplicht, maar de meeste fondsen maken uiteraard gebruik van het verwachte rendement, want dat leidt tot lagere premies. Kan de minister uitleggen waarom en hoe deze inconsistentie in de wet is gekomen?

Ik vraag de minister met nadruk of hij wellicht degene was die uiteindelijk niet wilde dat ook voor de pensioenpremies de lagere marktrente zou worden gehanteerd. Dat zou namelijk tot een enorme premiestijging hebben geleid, ook voor het ABP. U snapt de link: de Staat is hier niet wetgever maar werkgever. Kan de minister uitleggen waarom er niet is gekozen voor verwacht rendement bij zowel de berekening van de premies als bij die van de verplichtingen? Dan is de consistentie er wel.

De gevolgen van de gedempte premie zijn enorm. Dat is trouwens een heel rare term, maar zo staat het er. Elk jaar wordt er 10 miljard te weinig betaald door de werkenden: 25 miljard in plaats van 35 miljard. Dat is 30% te weinig premie. Voor de periode van 2015 tot 2021 gaat het volgens het overzicht van Sociale Zaken dan om 65 miljard te weinig premie. Die te lage pensioenpremie van 65 miljard in de komende zes jaar wordt niet belegd, want ze is er niet, maar ze zou over 45 jaar en 60 jaar een rendement opleveren van nog eens tweemaal 40%. Dat is de beroemde pensioenwijsheid, en ook werkelijkheid, dat een pensioenpremie tot een uitgekeerd pensioen leidt volgens de 20/40/40-regel. Dit is wel genoeg over de pensioenen, lijkt me.

Ik stap over naar een geheel ander chapiter: de financiering van de AOW.

De heer De Grave i (VVD):

Dit was zeer doorwrocht. Ik weet niet of ik het met alles eens ben, maar de heer Van Rooijen heeft in ieder geval zijn huiswerk bijzonder goed gedaan en zijn punt gemaakt. Dat voldoet ook aan mijn oproep om discussies op basis van feiten te voeren. Eén punt heeft de heer Van Rooijen niet genoemd, namelijk het punt van de leeftijd, het feit dat mensen ouder worden. Daar zijn ook feiten over. Het is ook een belangrijk onderdeel van dit debat. Daar zijn wat opmerkingen over gemaakt door een collega van de heer Van Rooijen van 50PLUS. Ik wil graag weten wat hij daarvan vindt en of hij vindt dat die uitspraken dat de cijfers niet kloppen, hebben bijgedragen aan een goed, zorgvuldig debat.

De heer Van Rooijen (50PLUS):

Ik denk dat de heer De Grave en ik het helemaal eens zijn over wat hij en ik tot dusver hebben gezegd. Mijn antwoord is kortgezegd het volgende. Ik heb dit uiteraard ook gevolgd en ik heb begrepen dat mevrouw Van Brenk heeft gezegd dat het laatste cijfer aangeeft dat de levensverwachting iets gedaald is. Daar zou ik het bij willen laten. Ik denk dat het verder algemeen bekend is dat de levensverwachting gestegen is, maar ik wil er wel op wijzen — dan gaan we weer terug naar de feiten — dat ik nog steeds geïntrigeerd ben door rapporten van de OECD. Ik weet nu niet precies van wanneer ze zijn, maar er zijn heel recente ramingen van de OECD waarin wordt gesteld dat een zekere extrapolatie van verdere stijging van de levensverwachting wel met enige terughoudendheid moet worden bekeken, omdat er aanwijzingen zijn dat de snelle groei van de levensverwachting de laatste jaren weleens minder zou kunnen worden. Dat kan ertoe leiden dat ramingen voor de langere termijn misschien toch zouden moeten worden bijgesteld. Maar dat is uiteraard iets om dieper in te duiken.

De heer De Grave (VVD):

Met al deze nuances kan ik prima leven.

De heer Van Rooijen (50PLUS):

De 50PLUS-fractie heeft schriftelijke vragen gesteld over de financiering van de AOW. De minister heeft daar uitvoerig op geantwoord en daar ben ik hem erkentelijk voor. Ik vat zijn antwoorden samen. De AOW-premieopbrengst is 24 miljard. Bij een AOW-uitgave van 38 miljard is er een tekort van 14 miljard, dat door de minister van Financiën — heel pikant — wordt bijgepast via de rijksbijdrage en nog een storting. De bruto-AOW-premieopbrengst is 41 miljard; die is dus 17-15-17. Door de systematiek van de fiscale heffingskortingen is de netto-opbrengst echter 26 miljard, zo zegt de minister. Dat is dus 15 miljard lager. Dezelfde premieopbrengsten voor de AOW zouden kunnen worden bereikt met een AOW-premiepercentage van 11,4 in plaats van met het huidige percentage van 18. Het effectieve AOW-percentage voor werkende alleenstaanden is volgens het overzicht van de minister als volgt. Bij een inkomen tot €20.000 is de effectieve AOW-premie 5% en bij €30.000 is die 10%.

Uit het antwoord op onze vragen over de hoogte van de werkelijke premie bij het ABP blijkt er dus een verschil te zijn van 15 miljard tussen bruto- en netto-AOW-opbrengst, omdat sedert 2001 de AOW-premie wordt berekend over het inkomen onder aftrek van alle fiscale heffingskortingen, die overigens sedertdien de pan uit gerezen zijn. De heer Ester wees ook nog op de verhoging van de arbeidskorting, die is verdrievoudigd. De Algemene Rekenkamer — altijd bij de les; ik denk dat we daar samen ook blij mee kunnen zijn, mijnheer De Grave — heeft een aantal jaren geleden in een rapport al gewezen op de grote gevolgen van de aftrek van de heffingskortingen voor de bepaling van de hoogte van de AOW-premie. Het is cynisch om te moeten constateren dat juist na 2010 — toen kwam het rapport uit, denk ik — het vliegwiel van de stijgende heffingskortingen is gaan draaien.

Mijn vraag aan de minister is of er een impliciete, verborgen, geheime — what's in a name? — beleidsafspraak of beleidsaanpak is die behelst dat kortingen, met name de arbeidskorting en de IACK, steeds worden verhoogd voor de werkenden. Daardoor betalen zij niet alleen veel minder belasting maar ontstaat er ook een steeds groter verschil tussen de bruto- en nettopremie. Voor alle duidelijkheid: wij vinden niet dat de werkenden nu meer AOW-premie moeten gaan betalen. Maar het gevolg van de nettopremiesystematiek is wel dat die 15 miljard uit de belastingen moest komen en moet blijven komen.

Dat bewuste pro-werkendenbeleid wordt door dit kabinet onverdroten voortgezet. Het wordt gedicteerd door het blinde en allesbepalende argument van de werkgelegenheid en het spitsuur voor de werkenden. "Spitsuur", dat is het toverwoord van de directeur van het Centraal Planbureau. Ik noem het omdat ik het wel een mooie uitbeelding vind. Het kabinet neemt deze mantra graag over en de staatssecretaris is er helemaal dol op. Hij heeft ook een eigen mantra: de inkomstenbelasting moet meer een levensloopbelasting worden; werkenden moeten minder, nog minder, belasting gaan betalen, want zij hebben immers hogere kosten en ouderen kunnen meer belasting gaan betalen, omdat zij minder kosten hebben. Zouden hebben, zeg ik dan. Tot dusver is hij met dit beleid van fiscale leeftijdsdiscriminatie met glans geslaagd. Maar waar staat in de wet dat wij een belasting op arbeid hebben? Dat staat niet in de wet. In de wet staat dat er een inkomstenbelasting is op inkomsten uit arbeid en vroegere arbeid. Dat staat in één zin. Er wordt dus geen onderscheid gemaakt. Er is hier eigenlijk sprake van een politiek verzinsel, namelijk dat er een belasting op arbeid zou zijn. Die kun je dan wel verlagen, maar de belasting op vroegere arbeid niet.

Zoals gezegd wordt tegelijkertijd door de netto-AOW-premie van 5% of maximaal 12% een steeds groter deel van de AOW-uitgaven betaald uit de belastingen, waardoor ook de AOW'ers, de gepensioneerden, meebetalen aan hun eigen AOW. Dit is de zogenoemde indirecte fiscalisering van de AOW, die al jarenlang sluipend aan de gang is. Kan de minister reageren op mijn bewering dat de indirecte fiscalisering van de AOW een welkome en fraaie bijvangst is van de netto-AOW-premiesystematiek, waardoor ook de ouderen moeten opdraaien voor hun eigen AOW en dus de klos zijn? Vooral de arbeidskortingen en de IACK zijn de twee draaischijven, de knoppen waar naar willekeur aan gedraaid kan worden en ook gedraaid wordt.

Ik wijs erop dat de ouderen slechts — en nou komt het — een halve arbeidskorting en een halve zelfstandigenaftrek ontvangen, uiteraard ook als zij nog werken, wat toch iedereen wil. Ik heb daarvan nog nooit een goede onderbouwing gezien. Ouderen krijgen ook maar een halve algemene heffingskorting. Ouderen zijn dus tweederangsburgers met halve fiscale rechten. Ze hebben wel volle fiscale verplichtingen bij lastenverhogingen zoals de btw-verhoging en de discriminerende Wul-heffing van 4% in 2013.

Dan is er nog de nivellerende afbouw van de kortingen. De Tweede Kamer, met dank aan mevrouw Schouten van de ChristenUnie, heeft op dit onderwerp uitstekend werk geleverd door een lastenverzwaring van 6 miljard ten koste van de middengroepen boven water te tillen. Er is een fiscale herverdeling ontstaan waarin niemand door de bomen het bos nog kan zien, met een secundaire marginale druk door de afbouw en het vervallen van heffingskortingen en een tertiaire marginale druk door de afbouw en het vervallen van zorg- en huurtoeslagen.

Nog erger is dat de noodzakelijke eerste stap tot hervorming van onder andere de inkomstenbelasting is gesneefd. De inkomstenbelasting is doodziek en verworden tot een uitdelende kerstboom die volledig bezwijkt aan onder andere de nivellering, maar ook aan het sinterklaascircus van de tax expenditures van bijna 20 miljard, wat 2,5%van het bruto nationaal product is.

In de periode van 2000 tot 2015 is volgens het CBS — ik houd me weer aan de feiten — de koopkracht van werkenden met 30% gestegen en die van gepensioneerden gelijk gebleven. Uit die cijfers blijkt verder dat de koopkracht van gepensioneerden vanaf 2009 met 8% is gedaald. Hij is dus eerst wat gestegen, maar is daarna teruggevallen naar het oude niveau.

Ik kom op het fiscale beleid. Ik begin met het amendement-Krol over het in één klap afbouwen van de ouderenkorting van €1.292 naar €71. Boven een inkomen van €36.057 daalt de korting ineens met €1.221. De dekking van het amendement werd gevonden door de arbeidskorting niet met €120 te verhogen, maar met €81. Het doel van het amendement was de krankzinnige gevolgen van het ontbreken van een geleidelijke afbouw te voorkomen. Iemand met een inkomen van één euro boven de €36.057, gaat er dus ruim €1.200 op achteruit. Dat leidt tot beschamend hoge marginale percentages. Deze marginale percentages zijn voor mensen met een klein inkomen boven dat bedrag, tot €5.000, als volgt: 160% als je €1.000 meer hebt dan die grens en 64% als je €5.000 meer hebt dan die grens. Dit zijn tarieven voor het Guinness Book of Records. Ik ben benieuwd wat de staatssecretaris daarvan vindt. De Tweede Kamer heeft het amendement verworpen en de staatssecretaris had het ontraden.

Ik kom dan op de koopkrachtreparatie van 1 miljard voor de ouderen in 2017, het alles dominerende verkiezingsjaar. Wat opvalt — de heer Ester zei het ook al — is dat de 5 miljardoperatie 35.000 banen zou opleveren, overigens vooral door de IACK, maar dat nu door de 1 miljard aan koopkrachtreparatie 23.000 banen verloren gaan. Kan de minister uitleggen wat de logica van dit zwalkende beleid is? Ouderen zijn op hun hoede bij koopkrachtreparaties. Zij weten ook dat de partijen die hen voor de verkiezingen negeerden, dat na de verkiezingen weer kunnen doen.

De daadkracht van het kabinet kende vorige week geen grenzen. Eerst was er de intrekking van het wetsontwerp over herziening van de rechtsprekende colleges en de monumenten en scholingsaftrek en nu gaat ook de Wet DBA op de helling voor 1 miljoen zzp'ers. VNO-NCW trok vrijdagmorgen de stekker uit de DBA en het kabinet deed enkele uren later hetzelfde. "Goed getelefoneerd" heet dat in wielertermen. Eerder die week eiste de FNV hetzelfde.

Dan kom ik op het ftk. Is het kabinet bereid het ftk in te trekken of in elk geval buiten werking te stellen in het belang van 10 miljoen deelnemers? En is het kabinet bereid tot een evaluatie van het ftk nu het twee jaar in werking is? Evaluatie van wetten is immers bijna standaardprocedure geworden. Mijn klemmende vraag is waarom het kabinet nu niet met een voorstel komt om de hersteltermijn te verlengen in 2017. Dat zou aan 3 miljoen ouderen ook de zekerheid geven die nu aan 1 miljoen zzp'ers wordt gegeven. Uiteraard gunnen wij de zzp'ers deze rust en duidelijkheid. Wij hopen althans dat die er komen. Nu moet die zekerheid er nog komen voor 3 miljoen ouderen, en wel voor de kerst. Bij het geringste verzet trekt het kabinet immers tal van andere voorstellen en zelfs wetten in. Het is zelden eerder vertoond.

Ik rond af. Ik geef een compliment aan de minister voor zijn voorzitterschap van de eurogroep in deze vier zware jaren, ook voor hem persoonlijk. Voor de staatssecretaris wil ik herhalen — ik heb het in commissieverband weleens gezegd — dat hij grote lof verdient voor zijn leiderschap tijdens het Nederlandse voorzitterschap op een van de lastigste fiscale dossiers. We weten dat Nederland daar goed beveiligd was.

We hebben echter ook nog een premier: Rutte. We zullen op 15 maart niet vergeten hoe met name premier Rutte de ouderen financieel heeft getroffen en uitgekleed. Het klopt dat Rutte niet met zichzelf bezig is. Hij is vooral met de ouderen bezig, om te bekijken of ze nog verder aangepakt kunnen worden.

We zien uit naar de beantwoording door de beide bewindslieden.