T03423

Toezegging Uitkomsten van enquête naar ervaringen uitvoeringspraktijk met inwerkingtreding Omgevingswet (33.118/34.986)



De minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen van de leden Fiers (PvdA) en Nicolaï (PvdD), toe de Kamer in een voortgangsrapportage te informeren over de uitkomsten van de enquête naar de ervaringen van de uitvoeringspraktijk met de invoering van de Omgevingswet per 1 januari 2023.


Kerngegevens

Nummer T03423
Status afgevoerd
Datum toezegging 21 juni 2022
Deadline 1 november 2022
Verantwoordelijke(n) Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening
Kamerleden drs. M.C.T. Fiers (GroenLinks-PvdA)
Commissie commissie voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving (IWO)
commissie voor Economische Zaken en Klimaat / Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (EZK/LNV)
Soort activiteit Mondeling overleg
Categorie brief/nota
Onderwerpen bevoegd gezag
implementatieopgave
invoeringsdatum
Omgevingswet
Kamerstukken Invoeringswet Omgevingswet (34.986)
Omgevingsrecht (33.118)


Uit de stukken

Kamerstukken I 2021-2022, nr. XXX, item XXX, blz. 16-17

De heer Nicolaï (PvdD):

Dank u wel, voorzitter. De Eerste Kamer moet met name goed kijken naar de uitvoerbaarheid van wetgeving. Daar ligt onze primaire functie; dat begrijpt de minister ook wel. Het gaat er nu niet over of de Omgevingswet er wel of niet is, want die is er gewoon. Het gaat om de invoeringsdatum en de uitvoerbaarheid. Daar hebben we toch echt wel in meerderheid van gezegd dat we er niet aan toekomen -- de heer Van der Linden heeft dat nog een keer herhaald -- om er voor de zomer akkoord mee te gaan dat het KB in het Staatsblad komt. We zitten met te veel vragen. Die vragen hebben ermee te maken of de mensen die het moeten uitvoeren, er klaar voor zijn. Ik heb mevrouw Moonen en mevrouw Kluit hele goede voorbeelden horen noemen van gegevens die uit het veld komen, waaruit blijkt dat men niet klaar is. Mevrouw Klip vroeg of die gegevens wel kloppen. Zij zegt heel andere dingen te horen van de omgevingsdiensten. Ik denk dat een groot probleem erin zit dat als je naar de bestuurders gaat kijken, naar de VNG, het IPO enzovoort, dit niet de mensen zijn die het gaan uitvoeren. Als je een directeur van een omgevingsdienst benadert, is dat niet de persoon die het echt gaat uitvoeren.

Ik denk dat mevrouw Moonen, mevrouw Kluit en ikzelf heel veel signalen krijgen van mensen die het moeten gaan uitvoeren. Met mevrouw Kluit heb ik gekeken hoeveel meldingen we bij mekaar hebben. Dat zijn meldingen van mensen die onder druk zijn gezet, maar ook van mensen die zeggen "het is zo anders dan het wordt voorgesteld", "we lopen helemaal vast", "het wordt een ramp", "het ziekteverzuim neemt toe", "er is capaciteitsgebrek" enzovoort. Ik geloof dat we bij mekaar meer dan 40 van dat soort meldingen gekregen hebben. Daarom is mijn vraag aan de minister: waarom wordt er nou niet eens een enquête gehouden onder de ambtenaren van de omgevingsdiensten en ambtenaren van de gemeenten om eens te kijken hoe het er in het veld werkelijk voor staat en waarom wordt er de hele tijd verwezen naar brieven van de VNG en het IPO enzovoort? Dat zou mijn eerste vraag zijn.

(…)

Dus ik zie ook daar het probleem niet. Mijn vraag is: geef ons de ruimte en geef ons de tijd als Eerste Kamer om de resultaten van een aantal onderzoeken, een enquête, een nieuw ICT-advies af te wachten. Dan kunnen we gewoon ergens in oktober of november het groene licht geven, hopen we.

Dank u wel.

Kamerstukken I 2021-2022, nr. XXX, item XXX, blz. 19

Mevrouw Fiers (PvdA):

Oké, sorry. De vraag is even: waar komen de feiten vandaan? Ik heb best veel mensen gesproken die in de praktijk bezig zijn. Zij maken zich grote zorgen of er wel voldoende en kwalitatief goed personeel is bij de gemeenten. Op alle vragen die erover gesteld zijn, antwoordt de minister: de VNG zegt dat het kan. Maar dat vind ik te kort door de bocht. We willen niet dat iedereen straks in de rij staat voor zijn plannen en zijn vergunningen, net zoals op Schiphol, en dat we dan met elkaar zeggen: ja, maar dat hadden we in scenario's moeten voorzien. Graag krijg ik wat meer info van de minister over hoe hij kijkt naar de uitvoerbaarheid als het gaat om de fte's bij de gemeentes.

Kamerstukken I 2021-2022, nr. XXX, item XXX, blz. 29-30

Minister De Jonge:

(…)

De heer Nicolaï vraagt: zou je nou niet ook aan de mensen in de uitvoering vragen of invoeren per 1 januari eigenlijk wel verantwoord is? Dat doen we. We hebben een continue enquête in de richting van medewerkers zelf. Daar horen we gewoon de gebruikelijke knelpunten én daar horen we de roep om helderheid. Uit die enquêtes komt dus juist die roep om helderheid per 1 januari naar voren. We blijven die enquêtes ook doen, omdat ik die belangrijk vind. Overigens wil ik het idee dat wij alleen met koepels om de tafel zitten, graag ontkrachten. Via alle contacten die er zijn, of dat nou gaat om de helpdesk, de regionale implementatiecoaches, alle opleiders of ons directe contact met de softwareleveranciers, houden we echt op alle mogelijke manieren de vinger aan de pols. Overigens wil ik de koepelorganisaties niet tekortdoen. Die luisteren zelf ook heel goed naar wat ze in eigen huis horen. Die gaan ons echt niet naar de mond zitten praten, helemaal niet. Die hebben juist zorgen zoals ze die ook alle keren dat u ernaar vroeg, aan u hebben gegeven.

Mevrouw Fiers vraagt dat eigenlijk ook: waarop baseer je nou eigenlijk de feiten over de uitvoerbaarheid bij gemeenten? Dat is een terechte vraag. Dat gaat ook om een bestuurlijk gesprek. Ik heb zeer regelmatig contact met de koepels. Het besluit tot het aanvankelijke uitstel van een halfjaar heb ik ook in overleg met hen genomen. We kunnen het ons nu misschien niet meer voorstellen, maar toen ik aantrad, was echt het idee dat we het per 1 juli zouden invoeren. Gelukkig hebben we dat niet gedaan, want op dat moment zou het niet klaar zijn geweest. Dus gelukkig hebben we voor dat uitstel naar 1 januari gekozen; dat heb ik natuurlijk samen met de koepels gedaan.

Nogmaals, de enquête is heel belangrijk. Door al ons contact, via de opleiders, via de helpdesk en via de softwareleveranciers, houden we de vinger aan de pols ten aanzien van de uitvoering. Het is niet dat koepelorganisaties zeggen: niks aan de hand, mensen, gewoon doorlopen, het gaat helemaal als een zonnetje. Dat zeggen ze juist niet. Nee, ze zeggen: hou er nou maar rekening mee dat als je zo'n groot project implementeert -- het gaat niet alleen over ICT; het gaat ook over alle werkprocessen bij ons op het stadhuis -- het niet anders kan dan dat er dingen misgaan; dat is onvermijdelijk. Niettemin, zeggen gemeenten, moet je wel vasthouden aan 1 januari en moet je ook snel duidelijkheid geven. Als we het zo goed mogelijk willen kunnen doen, zeggen ze, hebben we op tijd duidelijkheid nodig. Dat is het standpunt van de gemeenten, dat ik graag onderstreep.

Kamerstukken I 2021-2022, nr. XXX, item XXX, blz. 31-32

Minister De Jonge:

(…)

Dan hebben we natuurlijk een eigen voortgangsrapportage die we kunnen maken, gewoon op basis van datgene wat wijzelf uit de eigen organisatie halen, ten aanzien van het aansluiten op het DSO en ten aanzien van de resultaten van het Indringend Ketentesten. Ik kan u dus zelf ook voorzien van een voortgangsrapportage. De suggestie van de heer Nicolaï sluit aan bij de gebruikelijke manier van werken. Het is ook prima om daar een enquête onder het werkveld aan toe te voegen. Dat doen we al, maar ik kan ook prima na 1 juli die enquête nog een keer doen. Dan kan ik die elementen bundelen tot een voortgangsrapportage in oktober.

(…

Minister De Jonge:

Voorzitter, deze korte onderbreking leverde voor mij een correctie op op enkele zinnen die ik zojuist heb uitgesproken, namelijk: in de tweede testronde zijn enkele belemmerende bevindingen gevonden die zijn opgelost en opnieuw worden getest. Dat had ik toe moeten voegen aan datgene wat ik zojuist zei over de eerste testronde.

Dan een aantal andere vragen. Ik heb zojuist gezegd: AcICT in oktober nog een keer. Dat kan. Deloitte: dat wordt eind juli afgerond. Ik kan een voortgangsrapportage maken waarin ik de eigen organisatie bevraag, de aansluiting op het DSO aan u kenbaar maak, de uitkomsten van het Indringend Ketentesten aan u kenbaar maak én de uitkomsten van een enquête aan u kenbaar maak. Dat maakt dat we een hele complete voortgangsrapportage zouden kunnen hebben in oktober.

Kamerstukken I 2021-2022, nr. XXX, item XXX, blz. 40

Mevrouw Fiers (PvdA):

(…)

En ik zou de minister willen vragen om eens te reflecteren op de enquête die hij gaat doen, waarin hij de uitvoeringspraktijk gaat vragen wat zij ervan vinden. Is het een idee om dat wat breder uit te zetten, bijvoorbeeld met een online-enquête die iedereen verder kan invullen? Want ik krijg echt heel veel signalen uit de uitvoeringspraktijk over grote zorgen. Dat komt niet zozeer naar voren in de huidige methodiek. Ik zoek dus even naar een manier om dat breder te maken, zodat al die geluiden gehoord worden.

Kamerstukken I 2021-2022, nr. XXX, item XXX, blz. 48

Mevrouw Fiers (PvdA):

Een suggestie aan de minister was nog om te kijken hoe de enquête die hij heeft toegezegd breed kan worden uitgezet, zodat de signalen die we uit de praktijk krijgen echt naar boven komen. Kan hij daar in zijn brief ook op ingaan?

Minister De Jonge:

Zo'n enquête is natuurlijk geen nationale klaagmuur, dus ik wil er wel echt naar zoeken dat we de mensen bereiken die met de Omgevingswet aan de slag moeten. Dat doen we ook. Het idee van "klaagmaarraak.nl" lijkt me geen goede manier om een enquête uit te zetten. We doen het gewoon op een verantwoorde manier.



Historie