Kritiek in Eerste Kamer op Wet onderwijsuren



De Eerste Kamer heeft in haar plenaire vergadering van dinsdag 19 juni gedebatteerd over het wetsvoorstel Wijziging Wet op het voortgezet onderwijs inzake onderwijskwaliteit, onderwijstijd en vakanties (32.640).

Dit wetsvoorstel bevat een nieuwe regeling voor de onderwijstijd in het voortgezet onderwijs en in het praktijkonderwijs. In hoofdzaak gaat het om het volgende:

  • er wordt een bredere definitie van «onderwijstijd» ingevoerd;
  • de ouder- en leerlinggeleding van de medezeggenschapsraad krijgen instemmingsrecht op de kwantitatieve en kwalitatieve invulling van de onderwijstijd en op de vaststelling of wijziging van de data van de (maximaal negen) dagen waarop geen onderwijs behoeft te worden verzorgd;
  • de rol van de Inspectie van het Onderwijs wordt veranderd: de Inspectie houdt toezicht op de kwantitatieve naleving van de urennorm en controleert of de voorwaarden voor inspraak en verantwoording in orde zijn.

Het wetsvoorstel werd tijdens de plenaire behandeling in de Eerste Kamer kritisch bejegend. Zeer kritisch zijn met name de fracties van PvdA, SP, D66, GroenLinks en ChristenUnie. De fracties van CDA en PVV spraken steun uit voor het voorstel. De VVD-fractie beraadt zich of zij het voorstel alsnog kan steunen. Op verzoek van D66 wordt volgende week hoofdelijk over het wetsvoorstel gestemd. Dan komt ook een motie in stemming van D66-senator Backer, die door minister Van Bijsterveldt van OCW aan het slot van het debat werd ontraden.

De motie, mede ondertekend door senatoren van GroenLinks, ChristenUnie en PvdA, vraagt de regering om de praktijk van het bestaande beleid voor te zetten en verwijst daarbij naar de 1000 urennorm uit een rapport van de commissie Cornielje, dat is opgesteld in overleg met vertegenwoordigers van het onderwijs.

De minister ontraadde de motie, omdat zij het wetsvoorstel dat in de Tweede Kamer met steun van CDA, PVV, VVD en SGP is aangenomen, een kans wil geven. Zij betreurde het dat zij de oppositiepartijen nog niet over de streep had weten te trekken.

VVD-woordvoerder Dupuis had in eerste termijn gelijksoortige kritiek op het wetsvoorstel als de oppositiepartijen. In tweede termijn zei mevrouw Dupuis dat de minister de VVD-fractie op onderdelen als de roostervrije dagen had weten te overtuigen. Bovendien had de minister een wetswijziging aangekondigd, die zij nog voor het reces wil indienen bij de Tweede Kamer over de rol van de Medezeggenschapsraad. Senator Dupuis had dit onderdeel van de wet in eerste termijn 'onaanvaardbaar' genoemd, omdat het er op leek dat ouders en leerlingen invloed zouden krijgen op de inhoud van het onderwijs. "Een regelrechte uitholling van de professionaliteit van de leraar", had mevrouw Dupuis betoogd.

Medezeggenschapsraad

Regeringspartij CDA en voormalige gedoogpartner PVV hadden ook kritiek op dit onderdeel van de wet, waarin ouders en leerlingen instemmingsrecht krijgen in de Medezeggenschapsraad op de kwantitatieve en kwalitatieve invulling van de onderwijstijd en op de vaststelling of wijziging van de data waarop de maximaal negen dagen waarop geen onderwijs behoeft te worden verzorgd. CDA en PVV kregen de toezegging van minister Van Bijsterveldt dat zij preciezer in de wet gaat formuleren dat ouders en leerlingen geen invloed kunnen hebben op de inhoud van het onderwijs. Ook de VVD-fractie was content met deze toezegging die zal leiden tot een wetswijziging.

Bij de oppositiepartijen was een steen des aanstoots het vastleggen van de 1040 urennorm voor de eerste twee jaar (onderbouw) ingevolge het amendement van het PVV-Tweede Kamer Beertema door de Tweede Kamer. Ook het inkorten van de zomervakantie tot zes weken in ruil voor 12 roostervrije dagen, waarvan negen dagen leerlingen en leraren wel op school moeten zijn, stuitte op onbegrip bij de oppositie.

Leraar centraal

In aansluiting bij de woordvoerders van de oppositiepartijen nam VVD-senator mevrouw Dupuis het op voor de leraar in het voortgezet onderwijs. "De minister wekt niet de indruk dat de werkomstandigheden en de positie van leraren haar zeer ter harte gaan", zei mevrouw Dupuis. "Diens arbeidsvoorwaarden en werkomstandigheden, ja zelfs diens professionaliteit worden door dit wetsvoorstel geraakt", oordeelde de VVD-senator. Het wetsvoorstel vertoont volgens de VVD-fractie in de senaat te weinig respect voor de leraar en diens vaak zeer zware taken, het gaat in tegen cao-afspraken die met de bonden zijn gemaakt, het regelt in detail zaken die helemaal niet door de overheid of bij wet zouden moeten worden geregeld en het zet de leraar in een zwakkere positie tegenover ouders en leerlingen. Mevrouw Dupuis vond het begrijpelijk dat leraren woedend zijn.

Nadat de minister uitvoerig bij het moeilijke vak van leraar had stilgestaan, concludeerde senator Dupuis in tweede termijn dat de VVD 'iets minder negatief was'. Maar ideaal vond zij het wetsvoorstel niet.

'Propaganda'

PVV-woordvoerder Sörensen en CDA-senator Lokin-Sassen vonden dat de voorstellen van de minister ten onrechte de woede van de leraren hebben gewekt. "Wij hebben begrip voor degenen die verontrust zijn geworden naar aanleiding van alle propaganda die tegen dit wetsvoorstel is gevoerd," zei zij. De CDA-senator prees het engelengeduld waarmee de minister was omgegaan met de felle kritiek 'vanuit het veld'. Deze kritiek had de minister volgens de CDA-fractie in grote lijnen overtuigend weerlegd. Er is volgens senator Lokin sprake geweest van 'onjuiste beeldvorming die is ontstaan tijdens en rondom de acties als zou dit wetsvoorstel een ramp voor onderwijsland zijn'. De CDA-senator becijferde dat het handhaven van de 1040-urennorm voor de onderbouw in plaats van een verlaging tot 1000 uren (zoals voorgesteld door de commissie Cornielje) neerkomt op een kwartier langer lesgeven per dag. "Waar hebben we het over", vroeg mevrouw Lokin zich af. Zij vroeg de minister wel om extra lestijd gefaseerd in te voeren, bijvoorbeeld door 20 uur extra in het eerste jaar en 20 jaar in het volgende. De minister zegde dit toe.

Arbeidsvoorwaarden

Senator Linthorst (PvdA) zei verbaasd te zijn dat scholen die wel kwaliteit leveren, maar niet precies de urennorm halen, een boete zullen krijgen. De PvdA-senator zei dat haar fractie er geen moeite mee heeft dat iedereen harder en langer moet werken, dus ook leraren. Maar het zint de PvdA niet dat het wetsvoorstel de onderhandelingsvrijheid van vakbonden lijkt aan te tasten. De omzetting van een vakantieweek in roostervrije dagen is volgens de PvdA een inbreuk op de arbeidsvoorwaarden van leraren.

Senator Linthorst herinnerde eraan dat het wetsvoorstel is opgesteld naar aanleiding van kritiek op de 'ophokuren'- dit zijn uren waarin de leerlingen wel op school moeten zijn, maar geen les (kunnen) krijgen. De grote vraag is volgens senator Linthorst wat de oorzaak van deze ophokuren is geweest: schieten scholen tekort in hun planning of stellen wij als politiek te hoge eisen aan scholen? Ook sneed de PvdA-senator de extra bezuiniging van 45 miljoen euro op het voortgezet onderwijs (VO) aan zoals afgesproken in het Kunduzakkoord. Volgens de voorzitter van de VO-raad zouden als gevolg daarvan het aantal minimumuren niet gerealiseerd kunnen worden. De minister dacht dat het zo'n vaart niet zal lopen.

Kwaliteit

D66-senator Backer betoogde dat de kwaliteit van het onderwijs centraal moet staan en niet lijstjes met uren die gemaakt moeten worden. "De primaire taak is onderwijs geven dat mensen tot ontplooiing van hun talent brengt", zei senator Backer.

Senator Smaling (SP) zei dat het een grote beoordelingsfout van de minister is geweest om aan het amendement Beertema over der 1040-urennorm toe te geven en niet vast houden aan de 1000-urennorm van Cornielje.

De minister betoogde dat zij 90% van wat de commissie Cornielje heeft voorgesteld heeft overgenomen, zoals de zestig taakuren die binnen de 1040 uren vallen. Deze taakuren zijn bedoeld om extra aandacht te besteden aan leerlingen met een achterstand of juist excellente leerlingen. Ook andere niet lesgebonden onderwijsactiviteiten als bijvoorbeeld bijscholing of teambuilding vallen er onder.

Detailniveau

GroenLinks-senator Ganzevoort betoogde dat in dit wetsvoorstel veel te veel op detailniveau wordt geregeld, terwijl de fundamentele vraag blijft staan hoe nu eigenlijk goed onderwijs wordt gegeven. "De Inspectie krijgt de opdracht om met een rekenmachientje te checken of de school, als je alle onderwijsvormen optelt, de 1040 uren van Beertema haalt. En dat heet dan kwaliteit", zei senator Ganzevoort. De GroenLinks-senator vond het beter om van scholen te vragen voldoende kwaliteit te leveren en daarover transparant te communiceren naar leerlingen en ouders en dan pas naar het aantal uren te kijken als daar aanleiding voor is omdat de kwaliteit te kort schiet. Senator Kuiper van de ChristenUnie sloot zich bij deze opvatting aan. "Het gaat om onderwijskwaliteit. De kern van het protest destijds was dat onderwijsuren kwalitatief goed bestede uren moesten zijn. De docent moest weer voor de klas staan. Het kernprobleem is of het onderwijsproces zelf voldoende op orde is", betoogde senator Kuiper.


Deel dit item: