Plenair debat in Eerste Kamer over nationale politie



Tijdens een tweedaags debat op 2 en 3 juli met minister Opstelten van Veiligheid en Justitie hebben diverse woordvoerders in de Eerste Kamer steun uitgesproken voor invoering van een nationale politie. De minister wil per 1 januari 2013 van start gaan, maar een deel van de Eerste Kamer vindt dat gewacht moet worden op een reeks van elf wijzigingsvoorstellen die de minister al heeft aangekondigd. Een ordevoorstel van D66-senator Thom de Graaf om na de eerste termijn van de minister het debat te schorsen werd echter verworpen. De fracties van VVD, CDA, PVV, SGP en CU stemden tegen het voorstel De Graaf.

Met de aankondiging van een twaalfde wijzigingsvoorstel kwam de minister tegemoet aan een voorstel van D66 en PvdA om de burgemeester instemmingsrecht te geven bij de benoeming van de plaatselijke politiechef.

Het debat werd tegen de zin van de fracties van PvdA, SP, D66, GroenLinks en OSF dinsdag 3 juli afgerond. De stemming over de wetsvoorstellen is op dinsdag 10 juli. De minister kondigde aan dat hij daarna met spoed aan wijzigingsvoorstellen zal werken. De beoogde ingangsdatum van de nationale politie blijft 1 januari 2013, maar de minister hoopt dat ook per die datum de wijzigingen al zouden kunnen ingaan. Maar zekerheid had hij daar niet over.

Dinsdag 10 juli komen ook vier moties in stemming: twee van PvdA-senator Koole, een van D66-senator Thom de Graaf en een van CDA-senator Hoekstra. Alleen de laatste motie werd door minister Opstelten welwillend bejegend. De motie gaat over de werkgelegenheid en de bereikbaarheid van politie na de vorming van een grote regio Oost, bestaande uit Overijssel en Gelderland.

De motie vraagt of het mogelijk en wenselijk is om zowel in Overijssel als Gelderland een meldkamer te vestigen. Ook vraagt de motie het politiedienstencentrum of relevante onderdelen daarvan in Overijssel te vestigen en het HRM servicecentrum van de politie te koppelen aan het HRM servicecentrum van het ministerie van Defensie dat zich in Enschede bevindt. "Ik ben bereid er naar te kijken", zei de minister. Hij ontraadde de moties van PvdA-senator Koole. De ene motie vraagt om instemmingsrecht van de regioburgemeester bij bijstandsverzoeken van de nationale korpschef. De andere motie vraagt om een aanpassing van de wet, zodat de regioburgemeester instemmingsrecht krijgt bij de benoeming van de regionale politiechef. De minister zei dat in beide gevallen het gevraagde instemmingsrecht ten koste zou kunnen gaan van de slagkracht van de nationale politie of van het personeelsbeleid.

De motie De Graaf (D66) wijst een aparte rechtspersoon voor de nationale politie af, omdat deze kan ressorteren onder het departement van de met het beheer belaste minister. De minister wil wel rechtstreekse zeggenschap over de nationale politie, maar hij wil er niet een departementale dienst van maken. Wel wil hij met een wijzigingsvoorstel vastleggen dat de rechtspersoon nationale politie afhankelijk is van de minister van Veiligheid en Justitie, die de beheerder wordt. Aan de minister moet de nationale korpschef verantwoording gaan afleggen en de minister gaat de financiële stukken goedkeuren. VVD-senator Knip had hierover opgemerkt in het debat: "Koste wat het kost moet worden voorkomen dat de landelijke korpschef als de beheerder wordt gezien".

Reparatiewet

Door het vormen van één eenheid wordt de politie efficiënter en effectiever en krijgt de politie meer tijd voor uitvoerende taken, verwacht de regering. Het ene nationale politiekorps wordt opgesplitst in tien regionale eenheden en enkele landelijke eenheden, zoals de nationale recherche.

In het debat werd veel aandacht besteed aan de aankondiging van minister Opstelten dat hij door middel van een reparatiewet wil tegemoetkomen aan een aantal bezwaren die in de Eerste Kamer leven tegen het huidige wetsvoorstel. De aanpassingen betreffen volgens PvdA-senator Koole essentiële onderdelen, zoals de positie van de nationale korpschef en de aparte rechtspersoon die voor de nationale politie wordt opgericht in relatie tot de politieke verantwoordelijkheid van de ene politieminister. Ook zijn er wijzigingen in de maak inzake de positie en legitimatie van de regioburgemeester en de betrokkenheid van het parlement en de gemeenteraden bij de (nationale) politie.

Senator Koole pleitte er herhaaldelijk voor in zijn bijdrage en in interrupties om op het aangepaste wetsvoorstel te wachten en niet nu in te stemmen met een 'onvoldragen' wetsvoorstel. Eerste zou er een novelle door de Tweede Kamer moeten zijn aangenomen, alvorens de Eerste Kamer zijn eindoordeel kan geven, betoogde senator Koole.

Zorgvuldigheid

De PvdA-senator kreeg steun van D66-senator De Graaf en van senator Strik (GroenLinks). Senator De Graaf zei dat de snelheid die minister Opstelten betracht met de invoering van de nationale politie wel eens ten koste van de zorgvuldigheid kan gaan. "Een grote organieke wet met vergaande consequenties voor nationaal en lokaal bestuur, voor openbaar ministerie en gemeenten en voor meer dan 50.000 politiemensen, mag niet in een vloek en een zucht er door heen worden gejaagd. Daar begint het nu wel op te lijken", zei senator De Graaf. Volgens de D66-senator is het wetstechnisch en staatsrechtelijk 'opmerkelijk' dat de minister enerzijds fundamentele wijzigingen aankondigt van de wet, maar ook wil dat de senaat nu instemt met een 'in zijn ogen. onvoldragen en onvolledig wetsvoorstel'.

15-minutentermijn

CDA-senator Hoekstra schetste het dilemma waarmee de senaat worstelt door te verwijzen naar de Tweede Wereldoorlog toen de bezetter de versnipperde politie ook heeft gereorganiseerd. Deze vergelijking werd door SP-senator Ruers 'ongepast' genoemd. Senator Hoekstra zei evenwel dat hij hiermee duidelijk wilde maken dat de nationale politie duurzaam georganiseerd moet worden en met voldoende juridische waarborgen moet worden omkleed. Tegelijk zette hij vraagtekens bij de haalbaarheid van de 15-minutentermijn op het platteland. De opzet is dat de politie na elke melding binnen 15 minuten ter plaatse is. "Maar wat als er in een dorp twee meldingen vlak na elkaar worden gedaan?", vroeg senator Hoekstra. Vooral in de regio Oost (Overijssel en Gelderland samen) zou het voor de politie moeilijk zijn om overal snel te zijn. Overigens vond de CDA-senator het huidige wetsvoorstel in grote lijnen aanvaardbaar. De grootste zorg voor het CDA is dat nu vaak grote criminelen de politie te snel af zijn. De onderwereld dringt naar de smaak van het CDA te veel door in de bovenwereld 'met extreme bedragen. zoals in de Amsterdamse binnenstad'.

Gezag en beheer

VVD-senator Knip die instemde met het wetsvoorstel ging in op het onderwerp 'gezag en beheer'. Volgens de VVD-senator was de controverse over gezag en beheer na de invoering van de Politiewet 1993 in feite nog verdiept. De 25 korpsbeheerders, de burgemeesters van de grootste gemeenten in de regio's, hadden vrij spel ('democratisch gat') en als het erop aankwam had zelfs de minister geen vat op hen. Daarom wil de VVD-fractie nu dat onomstotelijk vaststaat dat de minister verantwoordelijk is voor het beheer van de politie en dat het gezag voor de openbare orde bij de burgemeesters blijft en de strafrechtelijke aanpak bij de officier van Justitie.

Volgens de VVD-senator is de minister met de aangekondigde reparatiewet voldoende tegemoet gekomen aan de bezwaren uit de senaat. De korpschef van de nationale politie is verantwoording schuldig aan de ministers en de minister stelt de financiële stukken vast van de rechtspersoon nationale politie. "De minister is in feite zelf de korpsbeheerder geworden", oordeelde senator Knip.

SP-fractiewoordvoerder Ruers zei dat het wetsvoorstel niet behandeld had moeten worden nu de minister zelf al elf wijzigingen heeft voorgesteld. De SP-senator verwees naar een advies van de Raad van State, waarin staat dat de centrale doelen van het wetsvoorstel onvoldoende worden gerealiseerd. Noch de versterking van de slagvaardigheid van de politie, noch betere democratische inbedding op lokaal en landelijk niveau zullen volgens de Raad van State worden gerealiseerd.

Tegen senatoren die betogen dat de trein nu niet meer gestopt kan worden zei senator Ruers: "Dat doet mij er een beetje aan denken hoe het indertijd ging bij de aanleg van de Betuweroute. Ik vind dit geen chique vorm van argumenteren bij zo'n ingrijpende maatregel". De SP-senator maakte zich zorgen over het overhevelen van politietaken naar bijzondere opsporingsambtenaren van de gemeenten. "Kan de burgemeester nog wel bepalen welke taken de politie wel of niet doet?", vroeg de SP-senator.

Beperkte rol

PVV-senator Reynaers zei dat zijn fractie blij is dat er nu eindelijk een nationale politie komt, maar over de manier waarop is de PVV niet onverdeeld gelukkig. Hij wees op de beperkte rol van de Eerste Kamer: wetsvoorstellen aannemen of verwerpen zoals ze door de Tweede Kamer zijn aangenomen. Voor het huidige wetsvoorstel geldt dat het de unanieme steun heeft gekregen van de Tweede Kamer. Volgens de PVV-senator kan de minister hooguit met een novelle komen om alsnog tot aanpassingen van het voorstel te komen. "Maar op de valreep nog even elf wijzigingen aankondigen past niet", oordeelde senator Reynaers. Overigens stond invoering van de nationale politie in het verkiezingsprogramma 2010 van de PVV, zei senator Reynaers. "De samenleving stelt terecht hoge eisen aan de overheid als het op veiligheid aankomt", zei de PVV-senator. Eigenlijk zijn er volgens de PVV extra agenten nodig, maar door invoering van de nationale politie kan er efficiënter en effectiever worden omgegaan met de bestaande capaciteit. En ook de burgemeester moet van de PVV 'te alle tijde zijn rol als gezagdrager waar kunnen maken door politie in te zetten'.

Mega regio Oost

Net als andere senatoren besteedde CU-senator Ester aandacht aan de mega-regio Oost. "Daar zitten straks 81 burgervaders aantafel, met 81 veiligheidsplannen, die door 81 verschillende gemeenteraden zijn vastgesteld. Om tot een regionaal beleidsplan te komen is volgens de CU-senator een omvangrijk overlegcircuit nodig. Het leek de CU-senator geen goed idee dat de minister ingrijpt als de regio er niet uitkomt, omdat dit ten koste van de lokale verankering zou gaan. Senator Ester hekelde de evaluatiedrift van minister Opstelten. De rechtspersoonlijkheid, de positie van de korpschef en de positie van de regioburgemeester worden nu net als de regio Oost onderdeel van een bijzondere evaluatie over drie jaar, vooruitlopend op de algemene evaluatie over vijf jaar. "Dat wordt wel wat gortig. Evalueren is goed, maar te veel evalueren roept vragen op", betoogde senator Ester.

Regionalisering

Senator Holdijk (SGP) herinnerde er in een historische terugblik aan dat de Politiewet 1993 een einde heeft gemaakt aan het onderscheid tussen rijks- en gemeentepolitie. Het ging toen ook om vergroting van de effectiviteit en efficiency door schaalvergroting en samenwerking. Daarnaast speelde de inbedding van het beheer in het openbaar bestuur. Beheer moest dienstbaar zijn aan het gezag. Echter de regionalisering van de politie in 25 korpsen was bedoeld als voorloper van de nieuwe bestuurlijke organisatie in 25 gewesten, maar dit is niet doorgegaan. "De politieorganisatie kwam daardoor in een merkwaardig bestuurlijk en politiek vacuüm terecht", zei senator Holdijk. Het wetsvoorstel is in zijn ogen "het beste dat op dit moment kan worden bereikt".

GroenLinks-senator Strik zei dat haar fractie positief is over het vierjarige integrale veiligheidsplan dat de gemeenteraad moet vaststellen. Maar twijfels heeft de GroenLinksfractie bij de doorwerking van de nationale en regionale veiligheidsplannen. Het kan haast niet anders dat landelijke beleidsprioriteiten hun effect hebben op lokale prioriteiten en dat gemeenteraden zich dan gedwongen zien om hun eigen prioriteiten bij te stellen. Vraagtekens had de GroenLinks-senator bij het instemmingsrecht van de burgemeester bij de benoeming van een korpschef. De positie van de regioburgemeester wordt eerder verzwakt dan versterkt, oordeelde senator Strik. Voorts pleitte de GroenLinks senator ervoor om het handelen van de politie te onderwerpen aan een onafhankelijk orgaan. "Ik denk aan een commissie van toezicht zoals die bij de AIVD rapporteert aan de minister en de Kamer". De minister zegde toe dat jaarlijks een rapport van een onafhankelijke toezichthouder naar de Kamers van de Staten-Generaal zal worden gestuurd.


Deel dit item: