Debat over de Wet op de jeugdverblijven



De Eerste Kamer heeft dinsdag 2 februari met minister Asscher (Sociale Zaken en Werkgelegenheid) gedebatteerd over de Wet op de jeugdverblijven. Dit voorstel introduceert een vorm van wettelijk toezicht op volledig privaat gefinancierde internaten waar kinderen verblijven. Deze internaten krijgen met het voorstel onder andere een meldplicht jegens het college van burgemeester en wethouders van de desbetreffende gemeente. Ook dienen zij een kwaliteitskader met voorgeschreven onderwerpen vast te stellen en een onafhankelijke vertrouwenspersoon aan te stellen. Verder dient de houder en alle bij het jeugdverblijf betrokkenen die met minderjarigen in aanraking komen te beschikken over een verklaring omtrent het gedrag. Op dinsdag 9 februari wordt over het wetsvoorstel gestemd.

Ingrijpen van overheidswege

Senator Rombouts (CDA) hield in het debat zijn maidenspeech. Hij betoogde dat een stad die investeert in onderwijs, sport en cultuur uiteindelijk ook een economisch succesvolle stad zal zijn. Wat voor steden geldt, geldt volgens Rombouts ook voor landen. De senator gaf aan dat zijn fractie het doel van het wetsvoorstel om de controleerbaarheid en de transparantie van de situatie in de jeugdverblijven te vergroten onderschrijft. Toch riep hij de minister op om nog eens goed uit te leggen waarom volgens de regering toezicht van overheidswege nodig is. Ook vroeg hij de minister om te onderbouwen waarom het ingrijpen van overheidswege gerechtvaardigd is,  ondanks het feit dat de internaten zich vrijwillig hebben onderworpen aan nadere zelfregulering. Tot slot vroeg Rombouts de minister om expliciet uit te spreken dat er alleen sprake zal zijn van onaangekondigd binnentreden in de jeugdverblijven als daar dringende en acute redenen voor zijn.

Goede samenwerking

Senator Jorritsma (VVD) merkte op dat zij het betreurt dat er ouders zijn die ervoor kiezen om hun kind te laten opvoeden in een internaat, terwijl zij er zelf ook toe in staat zijn. Dat neemt niet weg dat er ook gevallen zijn waarbij het niet anders kan. Grote ouderbetrokkenheid bij internaten is volgens Jorritsma essentieel. De senator complimenteerde Educatieve Centra Nederland (ECN) met het "voortreffelijke werk dat zij hebben verricht" bij het opzetten van een vrijwillig kwaliteitskader. Er is nu een risico dat de energie die daaruit ontstaan is, wegloopt als nu alles bij wet geregeld is. Jorritsma vroeg of de minister bereid is om met gemeenten en jeugdverblijven om tafel te zitten om te kijken hoe de goede samenwerking behouden kan worden. Het binnentreden van een instelling mag volgens Jorritsma alleen in het uiterste geval plaatsvinden. Zij pleitte ervoor dat er risico-gericht toezicht wordt gehouden.  

Evenwicht in de rolverdeling

Senator Nooren (PvdA) betoogde dat de meeste Turks-Nederlandse internaten zich houden aan het in 2013 vastgestelde vrijwilligerskader. Om te zorgen dat er een goed evenwicht is tussen de rol van ouders, jeugdverblijven en de overheid is er desalniettemin wetgeving nodig. Het wetsvoorstel gaat volgens Nooren terecht uit van minimale waarborgen voor de sociale veiligheid en ontwikkeling van het kind en het gebruik van kwaliteitsvoorschriften waar ouders nadrukkelijk een rol hebben. Nooren juichte toe dat het wetsvoorstel niet alleen ziet op Turks-Nederlandse internaten en vroeg de minister of schippersinternaten er ook onder vallen. De senator stelde een aantal vragen over de handhaafbaarheid en uitvoerbaarheid van het voorstel: hoe houden gemeenten het hele jaar door toezicht op de ontwikkeling van kinderen in jeugdverblijven? Hoe zorgt de gemeente dat zij alle private jeugdverblijven in beeld zijn? En hoever reikt de verantwoordelijkheid van de GGD om te voorkomen dat kinderen in handen van loverboys vallen?

Toezicht is hard nodig

Senator Don (SP) benadrukte dat toezicht op internaten hard nodig is, aangezien het leven van de kinderen zich continu binnen de muren van de instelling afspeelt en zij dus tot op zekere hoogte afhankelijk zijn. Don merkte op dat zijn fractie het doel van het wetsvoorstel (om de veiligheid en ongestoorde ontwikkeling van kinderen te waarborgen) volledig onderschrijft. Wel vroeg hij de minister om het begrip 'burgerschap' te verduidelijken. Ook vroeg de senator waarom er voor een wettelijke regeling is gekozen, hoe gemeentes zicht op alle jeugdverblijven houden en hoe het wetsvoorstel zich verhoudt tot het vrijwillige kwaliteitskader van ECN.  

Beschermen van veiligheid en ontwikkeling

Senator Lintmeijer (GroenLinks) betoogde dat het beschermen van veiligheid en ontwikkeling van jongeren een overheidstaak is die proportioneel en met zekere afstand moet worden uitgevoerd. De religieuze en levensbeschouwelijke vrijheid van opvoeders mag niet worden aangetast. De senator vroeg de minister om te bevestigen dat deze wet niet gemaakt is om specifieke groepen te controleren. Juist omdat de direct betrokken branche bereidheid toont om mee te werken, blijft proportioneel optreden de norm. Lintmeijer vroeg de minister om te bevestigen dat de wet eerder een stok achter de deur, dan een breekijzer is.

Diepere problematiek

Senator Kok (PVV) noemde het wetsvoorstel een stap in de goede richting, maar vroeg zich af of het adequaat en handhaafbaar is. De minister lijkt volgens senator Kok onvoldoende doordrongen van de wezenlijke diepere problematiek van niet-integratie en paralellisering van de samenleving. Volgens Kok komen kinderen in Turks-Nederlandse internaten onvoldoende in aanraking met de Nederlandse samenleving. De senator haalde aan dat volgens de Raad van State een diepere analyse van deze problematiek ontbreekt. Hij vroeg de minister om te reageren op de gevoelige problematiek van de integratie (zoals recentelijk door Omroep West werd aangehaald) en om aan te geven hoe de omvang van de doelgroep wordt gemeten. Verder merkte senator Kok op dat het wetsvoorstel de suggestie van vrijblijvendheid wekt, terwijl de overheid de plicht heeft om kinderen te beschermen tegen aantasting van hun lichamelijke en geestelijke integriteit. Ook drong Kok er op aan dat er een algemene maatregel van bestuur komt, die de gemeente richtlijnen geeft voor het toezicht houden op het kwaliteitskader. Gemeenten moeten volgens de senator hiervoor ook een sanctiemogelijkheid krijgen.    

Risico-gericht toezicht

Senator Rinnooy Kan (D66) vroeg of er een plicht rust op gemeenten om op zoek te gaan naar private jeugdverblijven en welke taak de centrale overheid hierin heeft. Rinnooy Kan vroeg waarom er niet gekozen is voor een registratiesysteem. Verder merkte hij op dat het aanstellen van een vertrouwenspersoon niet is opgenomen in het ontwerpbesluit op de jeugdverblijven. De senator vroeg of het vrijwillig tot stand gekomen kwaliteitskader onvoldoende functioneert en of dit door het wetsvoorstel onder druk komt te staan. Administratieve lastenverzwaring voor gemeenten moet volgens Rinnooy Kan zoveel mogelijk worden vermeden. Er kan volgens de senator beter worden ingezet op risico-gericht toezicht.  

Toezicht versus vrijheid

Minister Asscher (Sociale Zaken en Werkgelegenheid) benadrukte dat er een balans gezocht is in het voorkomen van misstanden en het bewaken van de vrijheid van onderwijs. Het toezicht is volgens de minister proportioneel omdat ouders nog steeds de vrije keus hebben om hun kinderen al dan niet naar een internaat te sturen. De rechtvaardiging voor het toezicht is de wens om kinderen gezond te laten opgroeien. Een wettelijke regeling is nodig om te garanderen dat alle jeugdinstellingen onder toezicht komen te staan. Ook instellingen die meewerken aan het vrijwillig kader profiteren hiervan. De toezichtsrelatie moet worden opgebouwd door één keer per jaar een controle uit te voeren, daarna zal het toezicht risico-gestuurd zijn. Als er bij de jaarlijkse controle een vermoeden van misstanden rijst, kunnen er extra (onaangekondigde) controles plaatsvinden.  

Er wordt volgens de minister veel gedaan om integratie te bevorderen. Met het begrip 'burgerschapsvorming' wordt volgens Asscher bedoeld: basishouding, kennis en vaardigheden die nodig zijn om goed in de Nederlandse samenleving te functioneren.  Samen met de ECN wordt dit begrip nader ingevuld.  Ook worden docenten getraind in het omgaan met mogelijke radicalisering en ouders begeleid om hiermee om te gaan. De minister bevestigde dat het verontrustend is dat kinderen van 9 jaar al bloot worden gesteld aan extremistische opvattingen.

Het wetsvoorstel is bewust breed geformuleerd en ziet op alle private jeugdverblijven. Ook voor schippersinternaten zijn er regelingen opgesteld. Met het wetsvoorstel komt er een helder, uniform kwaliteitskader. Het is aan de instellingen zelf om aan dit kader invulling te geven. De minister gaf aan dat er nooit om politieke redenen voor mag worden gekozen om bij een instelling binnen te treden. Dit mag alleen als er concrete signalen van misstanden zijn.  


Deel dit item: