Debat over versterking bestuurskracht onderwijsinstellingen



De Eerste Kamer heeft dinsdag 7 juni 2016 gedebatteerd met minister Bussemaker (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap) over een wetsvoorstel voor de versterking van de bestuurskracht van onderwijsinstellingen. Het wetsvoorstel introduceert enkele voorschriften die de positie van bestuurders van onderwijsinstellingen raken. Verder versterkt het wetsvoorstel op een aantal punten de positie van de medezeggenschapsraad van scholen die vallen onder de Wet medezeggenschap op scholen. Op 14 juni wordt over het wetsvoorstel gestemd.

Bekwame bestuurders

Senator Martens (CDA) betoogde in het debat dat sommige bestuurders zich in het verleden meer bezig hebben gehouden met vastgoedprojecten en financiële producten dan met goed onderwijs. De senator stelde dat dergelijke misstanden te maken hebben met verantwoordelijkheidsbesef en zich dus lastig laten vangen in regelgeving. Martens gaf aan dat het goed is dat de meldplicht voor de interne toezichthouder aan de Inspectie van het onderwijs bij een redelijk vermoeden van wanbeheer is komen te vervallen. Zij juichte het versterken van de medezeggenschap toe, maar vroeg hoe kan worden gezorgd dat dit geen zwaardere bureaucratie met zich brengt. Martens vroeg ook hoe de minister de waarde van medezeggenschap van studenten beoordeelt, gezien de afnemende belangstelling hiervoor bij deze groep. Verder haalde zij aan dat het organiseren van tegenspraak niet duidt op een breed vertrouwen in het onderwijs. Volgens Martens is er in overgrote mate sprake van bekwame, bevlogen en betrokken onderwijsbestuurders. Ook vroeg de senator onder meer naar de verschillende data van inwerkingtreding van het wetsvoorstel.

Balans tussen protest en participatie

Senator Rinnooy Kan (D66) noemde de inrichting van medezeggenschap een metafoor voor de inrichting van Nederlandse onderwijsinstellingen, die stuk voor stuk lange voorgeschiedenissen hebben en al vele bestuur regimes hebben zien gaan en komen. Rinnooy Kan betoogde dat bestuurskracht nooit een op zichzelf staande ambitie van onderwijsinstellingen is geweest. Hij roemde de Nederlandse ondernemingsraadtraditie, waarbij betrokkenheid niet ten koste gaat van slagkracht. Rinnooy Kan betoogde dat de gewenste rol van studenten binnen een onderwijsgemeenschap niet die van permanente oppositie is, maar die van toevallig passeren en passieve consumenten van kennis. Er zou volgens de senator een groter accent op horizontale verantwoording moeten worden gelegd en een minder grote nadruk op prestatieafspraken als verticaal verantwoordingsinstrument.Tot slot merkte de senator op dat een aantal instellingen heeft aangegeven dat zij grote problemen voorzien bij inwerkintreding op 1 augustus.

Verdiend vertrouwen

Senator Bruijn (VVD) vroeg of het wijzigen van het evenwicht in de governance voldoende aandacht geeft aan bestuurlijke slagkracht op basis van verdiend vertrouwen. Bruijn vroeg of de bestuurder moet vertrouwen dat de bestuurde niet te snel grijpt naar zijn vetorecht. Bruijn stelde dat de essentiële vraag voor zijn fractie is of het gelukkig en evenwichtig is dat naast de medezeggenschapsraden ook opleidingscommissies instemmingsrecht krijgen. Verder vroeg de senator of de minister vóór de evaluatie in 2020 kan ingrijpen als studenten gaan meebeslissen over eindtermen. Hij vroeg ook of de minister meer kan zeggen over de invulling van de Algemene Maatregel van Bestuur. Bruijn betoogde dat verschillende beroepsgroepen in het onderwijs hun eigen kwaliteitsnormen expliciteren en vroeg of dit niet ook voor bestuurders en toezichthouders zou moeten gelden. Hierin zouden dan de borging van de peer review en nascholing opgenomen kunnen worden. Tot slot betoogde senator Bruijn dat de regeldruk en opeenvolgende wetswijzingen in het hoger onderwijs de afgelopen tien jaar sterk is toegenomen.               

Onderwijs van en voor studenten

Senator Nooren (PvdA) betoogde dat het Nederlandse onderwijsstelsel er over het algemeen goed voorstaat. De senator gaf aan dat haar fractie steun heeft voor de benadering die bestuurskracht beschouwt als het samenspel en evenwicht van verschillende onderwijspartijen. Leerlingen en studenten zullen hierdoor ervaren dat het onderwijs niet alleen vóór hen is, maar ook ván hen. Nooren stelde wel enkele vragen over de uitvoerbaarheid van het wetsvoorstel. Zo vroeg zij of de minister maatregelen gaat nemen als de gewenste cultuurverandering niet optreedt en welke rol de regering heeft in het werven van belangstelling voor medezeggenschap bij studenten. Ook vroeg de senator naar de invulling van het instemmingsrecht op de "hoofdlijnen van de begroting" en hoe wordt voorkomen dat instelling meer letten op het zetten van de goede stappen dan op het inhoudelijke gesprek over de kwaliteit van onderwijs. Verder vroeg de senator of de minister bij de evaluatie van het wetsvoorstel aandacht wil besteden aan de gevolgen van de oprekking van de geldigheidsduur van tentamens voor de status van de diploma van studenten die hier gebruik van maken. Tot slot vroeg Nooren naar het toezien op het functioneren van toezichthouders.  

Studierendement

Senator Gerkens (SP) betoogde dat de druk op studenten om zo snel mogelijk af te studeren is toegenomen. Het is nog maar de vraag welk rendement dit oplevert. Er is immers minder tijd voor buitenschoolse activiteiten. Inspraak en tegenspraak van studenten is volgens de senator zeer nuttig om te bepalen wat zij aan het eind van hun opleiding meenemen. De senator juichte toe dat er meer openheid komt in de benoeming van onderwijsbestuurders. De senator bekritiseerde wel dat de medezeggenschapsraad geen instemmingsrecht heeft over de benoeming van bestuurders en de hoogte van hun salariëring. De keuze om de positie van de medezeggenschapsraad niet verder te versterken getuigt volgens de senator van angst. Goed onderwijs is volgens Gerkens een samenspel waar de bestuurder slechts een regierol zou moeten hebben.

Open cultuur

Senator Ganzevoort (GroenLinks) stelde dat medezeggenschap een essentieel onderdeel is in de besluitvorming over het functioneren van de onderwijsinstelling. Daarbij blijft het altijd een zoektocht naar een goede verhouding van checks and balances tussen bestuurders, managers, docenten en studenten. Dit wetsvoorstel verlegt de balans wat meer naar medezeggenschap, zonder dat dat ontaardt in anarchistisch zelfbestuur. De grootste kwetsbaarheid ligt volgens Ganzevoort in de (al dan niet open) cultuur binnen de school of universiteit. De senator betoogde dat er een paradox is in de roep om meer inspraak van studenten enerzijds en het gebrek aan belangstelling hiervoor bij diezelfde studenten anderzijds. Hij vroeg de minister dan ook om na te denken over nieuwe, moderne vormen van medezeggenschap.                    

Breder perspectief

Senator Schalk (SGP) betoogde dat zijn fractie de gezagsverhoudingen in het onderwijs in een breder levensbeschouwelijk perspectief ziet. Daarin heeft God alle gezag en bekleedt Hij mensen met gezag. In deze wet lopen volgens Schalk de rolverdeling tussen raad van toezicht, college van bestuur en medezeggenschapsraad door elkaar heen. De senator betoogde dat de nieuwe governance- structuur tijd nodig heeft om zich te zetten en dat de medezeggenschapsraad niet in een positie mag worden gemanoeuvreerd waartoe zij niet is uitgerust. De versterking van de positie van de medezeggenschapsraad brengt bovendien met zich dat deze als zondebok kan worden aangewezen als ze haar taak als tegenkracht niet goed heeft gebruikt. De senator stelde ook da het benoemen en ontslaan van bestuurders maar op één plaats in de organisatie mag berusten.

Old boys network

Senator Kops (PVV) betoogde dat de bedoeling van het wetsvoorstel is dat er goede onderwijsbestuurders worden benoemd. De oplossing voor het doorbreken van het old boys network is dat profielschetsen vooraf openbaar worden gemaakt. De senator vroeg op welke basis bestuurders worden benoemd, als deskundigheid en diversiteit geen rol spelen. Kops: "Wat bindt degenen die deel uitmaken van het old boys network ?" De senator haalde een voorbeeld aan waarbij het schoolbestuur volgens zijn mening "islam-gerelateerde problemen" onder het tapijt heeft geveegd. Volgens Kops moeten schoolbestuurders hoofdelijk aansprakelijkheid kunnen worden gesteld voor bestuurlijk falen.

Goede kwaliteit

Senator Bikker (ChristenUnie) betoogde dat bestuurskracht tot doel moet hebben dat het onderwijs van goede kwaliteit is, dat leerlingen en studenten tot bloei komen en dat docenten vooral bezig zijn met het doorgeven van vakkennis en het vormen van hun leerlingen. Bikker juichte toe dat de bestuurskracht wordt versterkt door horizontale verantwoording aan ouders, leerlingen en docenten. Dit moet echter niet in de weg staan aan het toezicht van de Onderwijsinspectie. Bikker vroeg aandacht voor het verschil in omvang van verschillende onderwijsinstellingen en het feit dat het wetsvoorstel toch met één regime werkt. Ook vroeg zij aandacht voor de positie van studenten die fulltime bestuurder zijn en toch onderwijs willen volgen.

Goed onderwijs

Minister Bussemaker (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap) stelde dat het wetsvoorstel niet (alleen) een reactie is op recente incidenten, maar in een lange traditie staat van medezeggenschap en evenwicht in het onderwijsbestuur. Het onderwijs heeft volgens de minister te maken met grote veranderingen. Zo wordt het steeds minder plaats- en tijdsgebonden.  Bestuurskracht is volgens Bussemaker niet een op zichzelf staande ambitie, maar is wel van belang om goed onderwijs te garanderen. De medezeggenschap door studenten mag bestaan uit tegenspraak, maar is niet bedoeld als oppositievoeren. Dat zou verlammend werken. Wat dat betreft is de duiding "tegenkracht" meer op zijn plaats.

De minister stelde dat verantwoording van bestuurders vooral intern moet plaatsvinden: tussen studenten, docenten, leerlingen, ouders en bestuurders. Beleid moet "met elkaar" worden gemaakt en niet eenzijdig opgelegd. De minister zegde toe om de studentenorganisaties, de hogescholen en de universiteiten op te roepen om met elkaar in gesprek te gaan over de invulling van de hoofdlijnen van de begroting. De AMvB over de hoofdlijnen van de begroting voor het mbo zal zij voorleggen aan de Eerste Kamer. De minister zal apart in gesprek gaan met partijen uit het MBO-onderwijs over de invulling van het begrip 'hoofdlijnen van de begroting'.  Bij de invulling van dat begrip moet ruimte voor maatwerk zijn.

Over de geldigheidsduur van tentamenresultaten merkte de minister op dat tentamens alleen bij verouderde kennis mogen vervallen. Als het wetsvoorstel wordt aangenomen mogen onderwijsinstellingen de geldigheidsduur voortaan niet meer inzetten om het tempo van studeren te bevorderen. Dit zal niet tot structurele toename van regeldruk leiden. 

De minister zegde toe dat zij zal kijken naar manieren om studenten te stimuleren om interesse te tonen voor medezeggenschap en dat zij zal kijken naar nieuwe manieren om medezeggenschap vorm te geven. Uit de huidige medezeggenschapmonitoren blijkt volgens de minister dat er nog veel ruimte  voor verbetering is. De minister zal hier eind 2016 over rapporteren. Ook zegde de minister toe om te kijken of het register voldoende aandacht heeft voor kwaliteit van bestuurders.  De minister zegde ook toe om te bekijken hoe het publiekrechtelijke karakter tot uitdrukking komt bij de kwaliteitsborging en benoeming van toezichthouders. Het is belangrijk dat er variatie is in leeftijd, sekse en achtergrond.



Deel dit item: