Drie moties in debat melkveehouderij en fosfaatrechtenstelsel



De Eerste Kamer heeft dinsdag 16 mei met staatssecretaris Van Dam (Economische zaken) gedebatteerd over twee wetsvoorstellen die het fosfaatoverschot in de melkveehouderij moeten reduceren zodat Nederland kan blijven voldoen aan afspraken die hierover met de Europese Commissie zijn gemaakt. Het wetsvoorstel Wet grondgebonden groei melkveehouderij (34.295) beoogt de groei van het fosfaatoverschot bij melkveehouders te beperken door koeien meer op eigen grond te houden. Hiervoor geldt thans sinds 1 januari 2016 tijdelijk de AmvB grondgebonden groei melkveehouderij (EK, O / TK, 76) Het wetsvoorstel

Invoering stelsel van fosfaatrechten (34.532) voert vanaf 1 januari 2018 voor de Nederlandse melkveehouderij een stelsel van fosfaatrechten in om ervoor te zorgen dat de fosfaatproductie onder het nationale fosfaatplafond blijft. Dan is het verboden fosfaat met melkvee te produceren zonder over voldoende fosfaatrechten te beschikken.

De Eerste Kamer diende in het debat drie moties in. De motie van senator Vos (GroenLinks) (EK, J) vraagt de regering om een regeling die biologische melkveebedrijven ontziet. De motie van senator Meijer (SP) (EK, K) vraagt de regering de mogelijkheid van een publieke fosfaatbank met niet-verhandelbare rechten te onderzoeken. De motie van senator Koffeman (Partij voor de Dieren) (EK, L) vraagt om een plan van aanpak dat naast fosfaatreductie ook weidegang en een maximale wettelijke melkproductie voor koeien als uitgangspunt kent. Staatssecretaris Van Dam ontried alle drie moties. De Eerste Kamer stemt dinsdag 23 mei over de beide wetsvoorstellen en de moties.

Achtergrond

De melkveehouderij is vooruitlopend op het afschaffen van het door de Europese Unie vastgestelde melkquotum op 1 april 2015 flink gegroeid. Deze groei heeft geleid tot een toename van de hoeveelheid mest en productie van fosfaat. Volgens een prognose van januari 2016 zou in Nederland in 2015 in totaal 176,3 miljoen kilo fosfaat worden geproduceerd. Dat is boven het door de Europese Commissie in haar derogatiebesluit vastgestelde nationale fosfaatplafond van 172,9 miljoen kilogram. Hierdoor bestaat het risico dat de vrijstelling (derogatie) die Nederland heeft en op basis waarvan in de periode van 2014 tot en met 2017 meer dierlijke mest per hectare gebruikt mag worden, wordt ingetrokken. Om te voorkomen dat de derogatie wordt ingetrokken, voorziet het wetsvoorstel in de invoering van een stelsel van fosfaatrechten. Het fosfaatrechtenstelsel houdt in dat een melkveehouder niet meer fosfaat mag produceren dan overeenkomt met de aan het bedrijf toegekende fosfaatrechten .

"Derogatie staat op het spel, duidelijkheid hard nodig"

Senator Atsma (CDA) achtte het van groot belang dat er snel duidelijkheid komt voor de melkveesector. Dat knelt des te meer door de recente uitspraak van de Haagse voorzieningenrechter ten gunste van 52 melkveehouders, ook al heeft de staatssecretaris beroep ingesteld tegen de uitspraak. De derogatie in Nederland staat op het spel, duidelijkheid is hard nodig, aldus Atsma.

Hij vroeg de staatssecretaris aandacht - net als de Tweede Kamer eerder had gedaan - voor knelgevallen: melkveehouders die onevenredig zwaar geraakt worden door de beperkende maatregelen. Hij toonde zich blij dat de staatssecretaris een adviescommissie heeft ingesteld die hier naar gaat kijken. De senator gaf aan dat maatwerk hierbij heel belangrijk is en hij zag daarmee spanning met de opvatting van de staatssecretaris. De commissie zou volgens Atsma bindend moeten kunnen adviseren, dat zou veel problemen op voorhand van tafel halen, zo stelde hij. Atsma wilde ook weten of de fosfaatreducerende maatregelen strijdig zijn met geldende onteigeningsregelingen en hoe het fiscaal hiermee zit. Senator Atsma toonde zich ook beducht voor een waterbedeffect van de aanpak, dat bepaalde groepen dan kunnen worden ontzien en anderen de last daarvan moeten dragen. Linksom of rechtsom moet ruimte worden gecreëerd om aan de uitspraken van de rechter te voldoen, zo stelde Atsma ten slotte, anders is heel Nederland straks een knelgeval. Nederland moeten onder dat Europese plafond uitkomen, aldus Atsma.

Senator Schnabel (D66) constateerde dat de hernieuwde toekenning van derogatie door de Europese Commissie ernstig gevaar loopt als Nederland niet tot een forse fosfaatreductie komt middels het imkrimpen van de veestapel. Nederland produceert nu 173 miljoen kilo fosfaat per jaar en we stevenen af op 180 miljoen kilo, er zijn 160.000 koeien teveel, en anders 300.000 of meer, 20% van onze veestapel, aldus Schnabel.

Het afnemen van aantal koeien zullen we moeten aanvaarden, hoe pijnlijk dat ook is voor individuele melkveehouders die door de eerdere afschaffing van melkquota hun onderneming juist hebben uitgebreid. Hij vroeg de staatssecretaris ook of er een garantie is dat de derogatie doorgaat als Nederland doet wat het van Brussel moet doen. In feite hebben we een plan-B nodig: wat gaat er gebeuren als Nederland niet binnen de grenzen van de derogatie blijft? Schnabel stelde dat de reductie op korte termijn extra bemoeilijk kan worden door de uitspraak van de rechter en dat de lasten afgewenteld dreigen te worden. Anderen moeten de last dragen en dat leidt ongetwijfeld tot nieuwe knelgevallen, aldus Schnabel, die de commissie die de knelpunten onderzoekt drie maanden meer tijd wilde geven dan tot 1 juli.

"Knelgevallenregeling te beperkt"

Senator Schalk (SGP) stelde dat na het loslaten van de melkquota op 1 april 2015 was te voorzien dat de melkproductie zou groeien. Het invoeren van een plafond aan fosfaatrechten op 2 juli 2015 was voor heel veel boeren een klap, aldus Schalk, die erkende dat fosfaat in het water nog een groot probleem is maar dat productieplafonds in het kader van de derogatie daarvoor niet de oplossing zijn. Hij stelde dat het probleem bij de bron aangepakt moet worden, namelijk door een meer gebiedsgerichte aanpak van nitraat met behulp van actieprogramma's.

De senator constateerde dat de knelgevallenregeling te beperkt is. Hij vroeg zich af of er voldoende geld is om vooruitstrevende boeren die verder willen met hun bedrijf en die onomkeerbare financiële verplichtingen hebben die nu als een molensteen om hun nek hangen, overeind gehouden of gecompenseerd kunnen worden. Hij hield de staatssecretaris voor om naar meer fosfaatruimte te zoeken, bijvoorbeeld door te schuiven tussen sectoren in Nederland. Hij noemde het 'een graat in de keel' dat bedrijven bij verkoop buiten de familiekring 10% extra korting krijgen op de fosfaatrechten, dat riekt naar regulering van eigendom waar de Raad van State eerder ook al kritiek op had, aldus Schalk.

Senator Schaap (VVD) stelde dat zijn fractie het wetsvoorstel grondgebonden groei volledig steunt, ook al omdat het de trend terugbuigt om gewichtige zaken in uitvoeringsregels te regelen in plaats van in formele wetgeving. De VVD kan ook instemmen met invoering van

een stelsel van fosfaatrechten dat het aantal melkkoeien beperkt, maar de dynamiek voor de sector behoudt. Dat is voor dit moment de enig hanteerbare route om evenwicht te scheppen in het gebruik van mest in deze sector, aldus Schaap, die stelde dat hoe dan ook de derogatie moet worden veiliggesteld.

Het aantal dieren zal verder teruglopen: de kwaliteit van het grondwater moet verbeterd worden en de melkveesector moet daaraan bijdragen, stelde Schaap. Hij stelde dat het correctievermogen in de sector gelukkig groot blijkt te zijn. De senator waarschuwde voor het wegvallen van centrale regie en het ontstaan van chaos aan het eind van dit jaar.

Hij stelde vast dat veel melkveehouders zich hebben ingeschreven voor de eerste tranche voor het opkopen van rechten. Veehouders zien gebrek aan perspectief, dat is sinds de Tweede Wereldoorlog niet anders geweest. Rendement vraagt nu eenmaal een bepaalde schaalgrootte en twee van de drie bedrijven heeft geen autonome bedrijfsopvolger. De kleinschaligheid is volgens Schaap een absoluut doodlopende steeg, megastallen zijn een positieve ontwikkeling: heel goed voor de koeien, wat je vroeger meemaakte is met geen pen te beschrijven, aldus Schaap. Hij suggereerde de staatssecretaris een fonds in het leven te roepen door Rijk en/of de sector dat uittreden uit de sector bevordert zodat er ruimte komt voor anderen, voor innovatie en schaalvergroting.

"Pleidooi voor biologische melkveehouderij"

Senator Vos (GroenLinks) bekroop het gevoel van een theaterstuk, of een drama met vele bedrijven: van begin af aan kon je zien dat het fout zou gaan. Er was tijd genoeg om te voorkomen dat zaken gierend uit de hand zouden lopen, maar er was geen oplossing voor de mest terwijl bedrijven alsmaar uitbreidden. Zij verweet de overheid en de sector dollartekens voor ogen te hebben gehad in plaats van een gezonde ontwikkeling. De senator miste een heldere visie op de toekomst van de melkveehouderij in Nederland en pleitte voor duurzame landbouw.

De senator toonde zich bezorgd over het systeem van verhandelbare fosfaatrechten. Dat leidt te gemakkelijk tot uitbreiding van grotere bedrijven, biologische melkveebedrijven hebben er het geld niet voor. Kiezen we voor duurzame melkveehouderij of laten we de markt de keuze maken?, zo vroeg zij zich af. Senator Vos stelde dat haar partij voorstander is van een systeem dat stuurt op duurzaamheid: simpel, duidelijk en controleerbaar, dat leidt tot veehouderij die van oudsher bij Nederland hoort.

Senator Vos brak een lans voor de positie van met name biologische melkveehouders. Die dragen niet bij aan het fosfaatoverschot, werken binnen de Europese nitraatnorm van 170 kg per hectare, maar worden toch gedupeerd. Zij vroeg de staatssecretaris de biologische bedrijven te ontzien en niet de dupe te laten worden van een probleem waar zij geen bijdrage aan hebben geleverd. Vos toonde zich concluderend buitengewoon kritisch over de beide wetsvoorstellen.

Volgens senator Meijer (SP) verdient het gevolgde traject geen schoonheidsprijs. Eén van de consequenties is het slachten van 160.000 gezonde koeien, waarvan er nu al 90.000 geslacht zijn. Vriend en vijand zagen volgens haar aankomen dat het aantal te houden koeien zou exploderen: deze zelfregulering is dramatisch uitgepakt. Zij vroeg zich af of we wel voldoen aan de doelen die we ons stellen bijvoorbeeld in het toewerken naar een duurzame veehouderij op basis van grondgebondenheid.

De generieke (algemene) korting op de fosfaatrechten werkt hierop nadelig uit. Ze geeft geen duwtje in de rug voor kleinschalige en biologische bedrijven. Die worden gestraft, terwijl het fosfaatoverschot juist wordt veroorzaakt door bedrijven met meer vee dan ze aan mest kunnen verwerken. Goed gedrag wordt in haar ogen zo gestraft en zij vroeg de staatssecretaris dit nog eens uit te leggen. Senator Meijer stelde voor om boeren de mogelijkheid te geven om 2,5 koe per hectare te houden zonder dat fosfaatrechten nodig zijn, daarboven natuurlijk wel. Het vrij verhandelen van fosfaatrechten is volgens de senator het slechtste wat je kunt doen.

Meijer vroeg de staatssecretaris of hij bereid was een stelsel van niet-verhandelbare fosfaatrechten via een publieke fosfaatbank uit te werken, waarbij die rechten vervolgens gaan naar boeren die duurzame veehouderij dichterbij brengen, om zo biologische en grondgebonden veehouders het gewenste duwtje in de rug geven.

"Leveren fosfaatrechten wel een structurele bijdrage aan milieueisen"

Senator Verheijen (PvdA) wees erop dat Nederland na de Tweede Wereldoorlog geprobeerd heeft de voedselvoorziening veilig te stellen. Daar is nu de keerzijde zichtbaar van geworden. Voor menselijk mest is het probleem oplosbaar: rioolwater wordt gezuiverd in grote installaties en daar betalen we allemaal voor, maar dierlijke mest wordt daarentegen over het land verspreid en in sommige regio's is er meer dan 60% aan overschot. Dit leidt ook tot fraude, 30 tot 40% soms, zo stelde Verheijen. Die moet geminimaliseerd worden.

De bestaande aanpak van het mestprobleem loopt volgens Verheijen tegen z'n grenzen aan, daarbij verwijzend naar conclusies van het Planbureau voor de Leefomgeving. Hij vroeg de staatssecretaris naar diens mening over de voorspelling van het PBL dat Nederland in 2027 nog steeds niet voldoet aan de gestelde milieueisen. Hij vroeg zich af fosfaatrechten er wel een structurele bijdrage aan leveren.

Volgens Verheijen is het zaak het systeem nu te accorderen maar vervolgens wel een meer duurzame visie op de sector te ontwikkelen. Het stelsel van fosfaatrechten kan een basis leggen om te voldoen aan de Europese richtlijnen, en op zich goed werken, ook in het bereiken eventueel van de duurzaamheidsdoeleinden, maar het blijft ingewikkeld, aldus Verheijen. Hij benadrukte dat er grote behoefte is aan een langjarig toekomstperspectief voor de sector dat rekening houdt diverse belangen. Dat vereist een uitgebreidere analyse van de voor- en nadelen van de derogatie.

Senator Dercksen (PVV) gaf aan dat mega-investeringen alleen maar verder bijdragen aan de verzuring van de bodem. Anderzijds worden veehouders vaak eenzijdig verantwoordelijk gehouden voor gebrekkige waterkwaliteit. Hij wees er daarbij op dat de waterkwaliteit in de Randstad slechter is dan in de gebieden waar veel mest geproduceerd wordt. Ideologie wordt gepresenteerd als ecologie, aldus Dercksen. Hij zag de fosfaatwet als uitvloeisel van Brusselse bemoeienis en aantasting van onze nationale bevoegdheid waar zijn partij zich niet bij wenst neer te leggen.

De uitspraak van de Haagse voorzieningenrechter noemde Dercksen een bom onder het wetsvoorstel. Wie een uitspraak van 2017 niet kan uitvoeren kan dat in 2018 ook niet, aldus de senator. Als straks veel meer melkveehouders de beperkingen juridisch gaan aanvechten en grote groepen buiten de regeling geplaatst moeten worden, stort volgens Dercksen het hele kaartenhuis in elkaar.

Dercksen vroeg zich af hoe akkoord kan worden gegaan met deze wet als zoveel bedrijven erdoor ernstig benadeeld worden of failliet gaan. De belastingbetaler mag middels de opkoopregeling meebetalen aan de gevolgen van dit beleid. Dercksen stelden voor beter te gaan bekijken hoe de schade van agrariërs zich verhoudt tot die door andere bronnen en een eventuele boete uit Brussel ondertussen gewoon af te wachten.

"Voorstellen pleister op een stinkende wond"

Senator Koffeman (Partij voor de Dieren) stelde ook dat de huidige problemen te voorzien waren en het gevolg zijn van ultra-kortetermijndenken. De belangenorganisatie LTO beloofde koeien met gouden hoorns, een 'bevrijdingsdag', maar veel bevrijding is er niet van gekomen, aldus Koffeman. De schaalvergroting leidde tot kwetsbare bedrijven, de sector heeft zichzelf in de problemen gebracht, zo stelde hij. De huidige voorstellen zijn volgens hem een pleister op een stinkende wond.

Volgens Koffeman heeft de PvdD heeft gewaarschuwd voor de desastreuze gevolgen, maar door de uitbreidingen is de melkprijs gekelderd en ligt er 3 miljard kilo aan melk in de vorm van melkpoeder en kaas opgeslagen in de Europese koelhuizen Hij wees er daarbij op dat de burger ondertussen opdraait voor de maatschappelijke kosten hiervan, zo'n 20 tot 70 cent per liter geproduceerde melk.

De senator betwijfelde of de nieuwe wettelijke regels soelaas bieden. Reductie moet volgens de senator komen uit drie bronnen: door het voer, door een  stoppersregeling en door het opkopen van fosfaatrechten. Als we de sanering nu niet zelf ter hand nemen en fosfaatreductie koppelen aan zaken als verplichte weidegang, bevorderen kleinschaligheid en beperking van de melkgift, dan doet de markt het straks. En  dan blijven alleen de grote bedrijven over; die zijn voor de geldverstrekkers to big to fail, aldus Koffeman. Koffeman vroeg de staatssecretaris ook of die bereid was meer menskracht in te zetten tegen mestfraude

Senator Ten Hoeve (OSF) meende dat de politiek heeft gezwalkt en dat hierdoor geen duidelijk perspectief is op duurzame en grondgebonden melkveehouderij. Er wordt veel gepraat over grondgebondenheid, zo stelde Ten Hoeve, maar in het beleid kiezen wij voor productie en dat levert natuurlijk problemen op. Het kan rampzalig zijn voor iedereen die net geïnvesteerd heeft en het voelt onrechtvaardig voor biologische boeren. Ten Hoeve wees ook op de naar zijn mening onrechtvaardige ingreep in het eigendomsrecht die volgt uit het wetsvoorstel.

De senator kenschetste de wetsvoorstellen als een noodgreep om een acuut probleem op te lossen, geen echt beleid waarmee verder wordt gekeken. Hij haalde de provincie Friesland als voorbeeld aan dat het anders kan. Die maakt een keuze voor een grotendeels grondgebonden landbouw in 2025. Dat geeft duidelijkheid en dit zou ook landelijk weleens de enige maatschappelijke acceptabele optie kunnen zijn, zo stelde Ten Hoeve.

De nu voorliggende maatregelen voldoen niet voor de noodzakelijke aanpassingen voor de langere termijn, zo stelde Ten Hoeve.

Senator Kuiper (CU) stelde dat ons landbouwbeleid ingewikkeld is geworden met een woud aan eisen en een berg aan regels. Het is een stelsel van afhankelijkheden, maar we moeten toe moeten naar een stelsel van evenwicht. Daarbij is ook een gezond perspectief nodig voor veel familiebedrijven, aldus Kuiper. De senator vroeg met name aandacht voor een toekomstperspectief voor jonge, startende boeren.

Volgens Kuiper was het zonneklaar dat in 2015 moest worden ingegrepen, de derogatie stond op het spel. Maar gaan we erin slagen onder het plafond te komen? En welk effect hebben de rechterlijke uitspraken?, zo vroeg hij de staatssecretaris. Kuiper wilde ook weten hoeveel ruimte de commissie krijgt die knelgevallen gaat onderzoeken krijgt van de staatssecretaris?

Kuiper vroeg zich ook af of de maatregelen wel in de goede richting werken. Welke kant willen we nu eigenlijk op in Nederland: op korte en middellange termijn romen we af, maar welk perspectief resteert er voor boeren die een bedrijf willen overnemen, voor jonge ondernemers, zo vroeg Kuiper zich af. Hij wilde weten of de fosfaatbanken juist ook voor jonge boeren een rol kunnen spelen.

Staatssecretaris Van Dam : fosfaatreductie gaat de goede kant op

Staatssecretaris Van Dam (Economische Zaken) stelde in zijn reactie dat Nederland zich heeft  gecommitteerd aan maximum aan mestproductie, maar dat plafond nu voor het derde achtereenvolgende jaar meer overschrijdt. Het kabinet heeft steeds gewaarschuwd dat na het vervallen van de melkquota met andere grenzen rekening moest worden gehouden, namelijk die van mest, zo stelde hij. De groei was echter veel te fors: de sector moet zelf de veestapel inkrimpen in 2017 als ze de derogatie wil behouden.

Van Dam stelde dat eind 2017, voordat het stelsel ingaat, duidelijk moet zijn of de derogatie in stand blijft. Het kabinet zal dan een afweging moeten maken of er daadwerkelijk zicht is op de nieuwe derogatie en het nieuwe fosfaatrechtenstelsel ook echt kan ingaan. Het productieplafond borgen met een stelsel van fosfaatrechten is nu essentieel, ook voor de gesprekken met de Europese Commissie, aldus Van Dam.

De staatssecretaris gaf aan dat er één plafond is, de opgave om de totale fosfaatproductie in Nederland terug te dringen tot het niveau dat we met Europa zijn overeengekomen. Daarbinnen zijn voor sectoren zoals de melkveehouderij afzonderlijke plafonds afgesproken, daar wilde hij niet aan tornen.

De knelpuntencommissie kijkt naar categorieën bedrijven, niet naar individuele bedrijven, zo stelde Van Dam. Het advies is niet bindend, maar het is zijn intentie het advies over te nemen. De staatssecretaris waarschuwde dat er in totaal niet meer ruimte komt: alles wat beschikbaar komt voor één categorie bedrijven gaat ten koste van andere bedrijven.

Nederland moet, om onder het plafond te komen, dit jaar 6,6 miljoen kilo fosfaat reduceren, maar de doelstelling is nog iets steviger: 8,2 miljoen kilo. Op basis van voorlopige opgaves is nu al 4,5 miljoen kilo gerealiseerd, zo hield de staatssecretaris de Kamer voor. Het gaat de goede kant op, aldus Van Dam, die zich optimistisch toonde dat de opgave zal worden gehaald.

De staatssecretaris was niet bereid een generieke uitzondering te maken in het nieuwe stelsel voor biologische melkveehouders. Vrijwel alle biologische bedrijven zijn vrijgesteld van de korting van een korting van 4 procent, maar een generieke uitzondering alleen voor deze groep op bepaalde gronden zou leiden tot het ongewenste effect dat je ook een aantal zeer intensieve bedrijven zou moeten uitzonderen, zo hield Van Dam de Kamer voor.

Drie moties in tweede termijn Kamer

In de tweede termijn van de Kamer toonde senator Atsma zich in doorsnee tevreden met wat de staatssecretaris naar voren had gebracht. Nederland ligt op koers met betrekking tot de fosfaatreductie, waardoor de derogatie dichterbij komt, aldus Atsma. Zijn collega Schnabel vond de staatssecretaris te optimistisch, het is helemaal nog niet zeker dat de derogatie er ook komt. Hij sprak van een catch 22 voor de politiek: wij nemen verantwoordelijkheid voor een groot risico met een groot nadeel voor de boeren als we ja zeggen, maar er is geen garantie dat dat risico weg is als de wet wordt aangenomen. Senator Schalk sprak de hoop uit dat er meer duidelijkheid komt voor knelgevallen maar gaf aan dat de SGP grote vraagtekens blijft hebben bij deze wetten. Senator Schaap constateerde dat de staatssecretaris voldoende regie heeft op het proces en toonde zich optimistisch, ook al omdat de staatssecretaris de problemen vooral samen met de sector wil oplossen.

Senator Vos hield vast aan extra aandacht voor biologische bedrijven die jaar in jaar uit een goede milieuprestatie leveren en diende een motie in waardoor deze bedrijven vanwege hun bijzondere prestaties extra fosfaatrechten kunnen aanvragen. Senator Meijer diende een motie in om naast de door de regering voorgestelde mogelijkheid van een fosfaatbank waarin rechten vrij tussen melkveehouders verhandeld kunnen worden de mogelijkheid te onderzoeken van een publieke fosfaatbank waarbij dat niet het geval is en publieke doelen gediend moeten worden. Zij zal haar fractie adviseren tegen de wetsvoorstellen te stemmen.

Senator Koffeman diende een motie in voor een plan van aanpak dat de fosfaatreductie koppelt aan de zogenoemde weidegang (tijd dat een koe daadwerkelijk in de wei staat) en een wettelijk vastgelegd maximum aan de melkproductie van koeien.

Senator Verheijen bleef bezorgd over de gevolgen voor biologische melkveehouders en zeldzame rassen. Hij zei ook het jammer te vinden dat actieve sturing vanuit de overheid op een meer grondgebonden veehouderij achterwege blijft. Mede gelet ook op de zorgen hierover vanuit de wetenschap wil hij daarover een hoorzitting in de Eerste Kamer. Senator Dercksen stelde in de Kamer weinig empathie te hebben ontmoet voor ondernemers die zich ten einde raad tot de rechter hebben gewend omdat hen het mes hen op de keel wordt gezet. Senator Ten Hoeve waarschuwde voor overmatig optimisme en sprak van een lastige afweging of de maatregelen die nu worden genomen een volgend kabinet niet voor de voeten lopen.

Senator Kuiper vroeg aandacht voor de mogelijk hoge prijs van fosfaatrechten straks: dure fosfaatrechten zijn goed voor melkveehouders die stoppen, maar slecht voor startende en vooral jonge boeren.


Deel dit item: