Eerste Kamer debatteert over aanpak gedwongen prostitutie en mensenhandel



De Eerste Kamer heeft vandaag gedebatteerd over een initiatiefwetsvoorstel van de Tweede Kamer tegen gedwongen prostitutie en mensenhandel. Het wetsvoorstel stelt klanten van prostituees strafbaar indien zij weten of redelijkerwijs moeten vermoeden dat iemand tot prostitutie gedwongen is en daarmee slachtoffer van mensenhandel is. Die klanten kunnen een gevangenisstraf van ten hoogste vier jaar of een geldboete van de vierde categorie krijgen.

Het debat maandag spitste zich toe op de praktische toepasbaarheid en daarmee de effectiviteit van het wetsvoorstel, alsmede op een aantal juridische aspecten. Het wetsvoorstel werd verdedigd door de Tweede Kamerleden Segers (ChristenUnie), Kuiken (PvdA), Van Nispen (SP) en Kuik (CDA). Ook minister Dekker (Rechtsbescherming) nam deel aan het debat. De Eerste Kamer stemt dinsdag 30 maart over het wetsvoorstel en een motie.

De motie van senator Van Dijk (SGP) vraagt de regering om de kennis over de toenemende prostitutie via internet breed te ontsluiten voor onder meer opsporingsdiensten en daarnaast nader gericht onderzoek te doen naar prostitutie via internet. Daarbij nam hij in overweging dat 82 procent van de onderzochte slachtoffers van uitbuiting klanten digitaal worden benaderd.

Brede steun voor doelstelling wetsvoorstel

In het debat werd de doelstelling van het wetsvoorstel – het aanpakken van mensenhandel – breed onderschreven. Mensenhandel werd alom omschreven als een verschrikkelijk fenomeen. 62 procent van de slachtoffers van mensenhandel in Nederland is werkzaam in de prostitutie. Het gaat om (minimaal) drieduizend slachtoffers per jaar. Het wetsvoorstel stelt, anders dan nu het geval is, klanten van prostituées in bepaalde situaties strafbaar.

Betere bescherming sekswerkers

Fracties als onder meer de Fractie-Nanninga, CDA, SP, SGP en CU toonden zich positief over het wetsvoorstel. Zij gaven aan dat het wetsvoorstel een waardevolle aanvulling is op de reeds bestaande wetgeving, ook omdat het nu expliciet de verantwoordelijkheid legt bij niet de aanbodkant, maar de vraagkant: klanten van prostituees. Van het wetsvoorstel gaat volgens hen bovendien een normerende en preventieve werking uit. Dit leidt daarmee ook tot een betere bescherming van sekswerkers. De noodzaak hiervoor is volgens de voorstanders alleen maar groter worden door de toegenomen (gedwongen) prostitutie via internet die mede het gevolg is van de beperkingen voor seksbedrijven die nu als gevolg van het coronabeleid van het kabinet gesloten zijn.

Twijfels over uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid

Andere fracties, onder meer de fracties van VVD, GroenLinks, PvdA, D66, PVV en 50PLUS, stelden kritische vragen over de juridische houdbaarheid, de handhaafbaarheid en de uitvoerbaarheid van het wetsvoorstel. Met name het aandragen van bewijslast om tot succesvolle vervolging te komen, werd door senatoren uit die fracties als problematisch ervaren. Wanneer is bijvoorbeeld sprake van de voor strafbaarheid noodzakelijke evidente signalen van gedwongen prostitutie? Ook waren er vragen of dit wetsvoorstel wel het juiste middel is voor de overigens noodzakelijke aanpak van deze problematiek. Ook werd de vrees geuit dat het wetsvoorstel niet zal leiden tot meer aangiftes en in de praktijk moeilijk te handhaven zal zijn.

Wachten op wetsvoorstel kabinet?

Daarnaast werd vanuit de Eerste Kamer door senatoren de vraag opgeworpen of de bestrijding van mensenhandel niet beter af is met een wetsvoorstel van het kabinet met een vergunningensysteem voor sekswerkers en seksbedrijven en een mogelijk keurmerk. Dit wetsvoorstel is door de Tweede Kamer overigens controversieel verklaard, wat betekent dat het pas met een nieuw kabinet besproken zal worden. Andere senatoren gaven aan dat de ernst van de uitbuiting zodanig is dat hierop niet gewacht kan worden en dat de beide wetsvoorstellen te zijner tijd overigens ook goed op elkaar afgestemd kunnen worden.

Geen opmaat naar hernieuwd verbod prostitutie

De initiatiefnemers gaven aan de reikwijdte van het wetsvoorstel beperkt is, maar wel degelijk een - weliswaar bescheiden - stap in een betere bestrijding van mensenhandel is in relatie tot de prostitutie. Het komt ook voort uit Europese regelgeving. Zij noemden het wetsvoorstel, mede door de ontwikkelingen op internet, meer dan ooit van belang. Wachten met de afhandeling van dit wetsvoorstel tot de behandeling van het overkoepelende wetsvoorstel van het kabinet voor een vergunningensysteem voor sekswerkers vonden zij geen goed idee; dit zou tot onnodig uitstel leiden. In antwoord op vragen vanuit de Eerste Kamer gaf initiatiefnemer Segers aan dat het wetsvoorstel niet gezien moet worden als een opmaat naar een compleet verbod op prostitutie, zoals in Zweden het geval is.



Deel dit item: