Plenair Hermans bij Algemene politieke beschouwingen



Verslag van de vergadering van 13 oktober 2015 (2015/2016 nr. 4)

Status: gerectificeerd

Aanvang: 11.02 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Hermans i (VVD):

Voorzitter. Om maar gelijk met de deur in huis te vallen: het vluchtelingenvraagstuk houdt ons allemaal zeer bezig. In de ene gemeente verloopt de opvang zonder noemenswaardige problemen, maar in andere gemeenten gaat dit gepaard met agressie en geweld. Veel Nederlanders maken zich zorgen over de veiligheid en de leefbaarheid in hun straat, buurt, stad of dorp. Dat dit kan escaleren, zoals afgelopen weekend in Woerden, markeert een dieptepunt in deze situatie. Uiteraard hebben mijn fractie en ik begrip voor de terechte zorgen die er leven, maar geweld en agressie zijn ontoelaatbaar. Hetzelfde geldt voor het bekladden van huizen en voor het bedreigen van politici. Dat kan simpelweg nu niet; dat kan nooit. Dat Nederland moeite heeft met het onderbrengen van de grote toestroom van vluchtelingen, is evident. Dat dit voor spanningen zorgt, is ook evident, of we nu kijken naar Oranje of naar Purmerend. Ook die zorgen zijn evident. Het benoemen van de problemen is echter geen enkele kunst. De taak van de overheid ligt bij het oplossen van de problemen. Een maatschappelijk vraagstuk van deze grootte en complexiteit vraagt een eensgezinde aanpak. Daarom is het goed en logisch dat politieke partijen met concrete voorstellen komen. Het kabinet is deze plannen aan het bekijken, wegen en verwerken bij te nemen besluiten.

Mevrouw Strik i (GroenLinks):

Het benoemen van de problemen is natuurlijk heel goed, maar wat vindt u van het verkeerd weergeven van de problemen? Ik doel op de framing door uw partijgenoot Zijlstra, alsof vluchtelingen hierheen komen vanwege een ooglidcorrectie. U bent goed bekend met het COA en met de COA-regeling verstrekkingen asielzoekers. Zijlstra zou toch beter moeten weten? Wat vindt u ervan dat het draagvlak op een dergelijke manier wordt ondermijnd door de problemen op een onjuiste manier neer te zetten, alsof asielzoekers hier om heel andere redenen komen dan om bescherming?

De heer Hermans (VVD):

Het feit dat er een ongelukkig voorbeeld werd gegeven, doet niets af aan het feit dat het goed is dat er voorstellen gaan komen. Als daar een keer een fout bij wordt gemaakt, kan dat best. U kunt de VVD absoluut niet verwijten dat wij aan stemmingmakerij doen; daar kom ik straks uitgebreid op terug in mijn betoog. Als u mij mijn betoog laat afmaken, kunt u dat horen.

Mevrouw Strik (GroenLinks):

Ik heb toch nog een vraag. U zei dat dat een foutje is dat er ertussen sluipt. Dat vraag ik mij werkelijk af. Hoe heeft de afstemming dan plaatsgevonden tussen u, de heer Zijlstra en premier Rutte? Zoiets is toch geen slip of the tongue? Dat is toch een zeer bewuste framing door de VVD-fractie in de Tweede Kamer, die op die manier het beeld beïnvloedt dat mensen van vluchtelingen hebben?

De heer Hermans (VVD):

Deze manier van discussiëren over een vraagstuk draagt op geen enkele manier bij aan welke oplossing dan ook. Op deze manier wordt alleen geprobeerd om kleine elementjes eruit te pakken, die elementjes op te blazen tot grote ballonnen en dan te zeggen: kijk eens hoe fout dat allemaal is. Laten we kijken naar de oplossingen die er liggen. Laten we bekijken wat er de afgelopen dagen op dat punt is gebeurd en laten we daar met elkaar over spreken.

De voorzitter:

Tot slot, mevrouw Strik.

Mevrouw Strik (GroenLinks):

Met die laatste oproep ben ik het van harte eens, maar ik zou willen dat u er ook zelf, binnen de VVD, verantwoordelijkheid voor neemt dat politici zich verantwoordelijk weten voor wat zij uitstralen naar de samenleving en dat zij de mensen correct informeren en niet op het verkeerde been zetten.

De heer Hermans (VVD):

Het is goed dat het kabinet ongewone maatregelen neemt in een ongewone tijd. Daarmee wordt recht gedaan aan de ernst van deze situatie. De overeenstemming tussen de partijen, zoals die gisteren naar buiten kwam, stemt hoopvol: statushouders die geen voorrang meer krijgen bij het toewijzen van huisvesting, containerwoningen of leegstaande kantoren die beschikbaar worden gesteld als woonruimte, bijstand in natura toewijzen voor een woning en medische zorg in plaats van toeslagen. Daarnaast maakte het kabinet afgelopen vrijdag afspraken met gemeenten om de komende zes maanden voor ongeveer 10.000 asielzoekers met een tijdelijke verblijfsstatus een sobere opvanglocatie te vinden. Dat zijn oplossingen die nodig en welkom zijn. Mijn fractie en ik kijken uit naar verdere mogelijkheden om meerdere oplossingen dichterbij te brengen. Het denken staat niet stil; het doen evenmin.

De heer De Graaf i (D66):

Ik vraag mij af of de heer Hermans het ook tijdige oplossingen vindt. Ik doel vooral op de oplossingen op de woningmarkt. Meende staatssecretaris Teeven van de VVD niet al vorig jaar dat er in 2015 ongeveer 65.000 asielzoekers naar Nederland zouden komen? Dan hadden we misschien toch kunnen anticiperen in plaats van op het laatste moment deze noodmaatregelen te moeten nemen, nog los van de vraag wat je van al die noodmaatregelen vindt.

De heer Hermans (VVD):

Het is interessant dat allerlei partijen op dit moment over elkaar heen duikelen met opmerkingen over wat er allemaal tijdig en eerder had moeten gebeuren, maar dat zij zelf tot nu toe nauwelijks of niet met voorstellen zijn gekomen. Het is goed om dat nog even te constateren. Ook dat zal ik straks in mijn verhaal nog even aanhalen. Ik weet zelfs dat uw partijgenoot in de Tweede Kamer de heer Sjoerdsma in een uitzending van Wakker Nederland zei dat het probleem onoplosbaar was en dat we daar dus niet heel veel aan zouden kunnen doen. Het is dus goed dat er oplossingen zijn; die komen op dit moment op tafel. Dan kun je zeggen dat het nog een maand eerder had gekund. Ja, achteraf kun je voor een dubbeltje de wereld rond.

De heer De Graaf (D66):

Vindt u dus met mij dat het, als de toenmalige staatssecretaris vorig jaar al zei dat er 65.000 asielzoekers aankwamen, heel erg laat is om op het laatste moment, nu, allerlei maatregelen te nemen? Natuurlijk kun je nooit vooruitkijken en een voorspelling doen, maar als de inschatting toen al veel hoger lag dan het aantal asielzoekers dat nu feitelijk binnenkomt, zou het u sieren als u met mij zou zeggen dat het allemaal inderdaad iets eerder had gekund.

De heer Hermans (VVD):

Als het eerder kan, graag, natuurlijk. Ik vind het echter erg gemakkelijk als politieke partijen dat nu roepen terwijl zij er zelf in die tijd absoluut geen enkel voorstel voor hebben gedaan en daar helemaal niet op zijn ingegaan.

De oplossingen moeten uiteraard niet beperkt blijven tot het nationale niveau. Het lijkt mijn fractie onvermijdelijk dat Nederland een gezamenlijke en strenge lijn moet trekken met onze Europese partners. Die noodzaak was er een jaar geleden al, nog voordat al die hartverscheurende beelden van wanhopige vluchtelingen tot ons kwamen. De VVD-fractie gaf dit voorjaar al een voorzet, het plan-Azmani, met als kern opvang in de eigen regio voor echte vluchtelingen om de toestroom naar Europa te beperken. In de regio moet een veilige plek worden geboden. Op deze wijze krijgen vluchtelingen een veilig onderkomen en wordt de toestroom naar Europa ingedamd.

Mevrouw Faber-van de Klashorst i (PVV):

De VVD-fractie in de Tweede Kamer kwam met dat plan-Azmani. Een paar maanden later werd dat in dit huis getorpedeerd. In hoeverre is er dan samenspraak in uw partij en in hoeverre staan de neuzen dezelfde kant op? U zegt dat we moeten komen met oplossingen; u hebt het daarbij ook over containerwoningen. Daar wordt overigens geen huur voor betaald, want ze krijgen geen bijstand meer. Ik weet niet hoe de PvdA daarin zit, maar volgens mij vindt die dat ook helemaal niet leuk. Ik vraag mij dus ook af hoe u dat allemaal voor elkaar gaat krijgen. U kunt met allerlei zaken komen over die containerwoningen, integratie enzovoorts, maar er is maar één oplossing: gewoon de grenzen dicht, de buitengrenzen en de binnengrenzen. Daar hoor ik u echter niet over. De collega van het CDA begint dan over allerlei vluchtelingenverdragen en dergelijke. Dat gaat jaren duren en intussen worden wij hier overlopen door al die asielzoekers.

De voorzitter:

Kunt u tot een vraag komen?

Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):

Hoe staat de VVD tegenover grenzen dicht, buitengrenzen dicht en binnengrenzen dicht, zoals de heer Azmani dat in de Tweede Kamer heeft gezegd?

De heer Hermans (VVD):

Er is een plan van de VVD'er Azmani. Dat plan is overgenomen door het kabinet. Sterker nog, het plan is in hoofdlijnen ook overgenomen in Europa. Dit betekent dus dat daar waar aanvankelijk heel cynisch werd gesproken over dit plan en iedereen het neersabelde, het inmiddels Nederlands en Europees beleid is geworden. Dat is punt één.

Punt twee: de grenzen van Nederland dicht. Als je dat zou willen doen en je bekijkt niet hoe de toestroom kan worden verminderd, moet je een slotgracht van een paar meter diep aanleggen van Delfzijl tot Terneuzen. Of heeft mevrouw Faber misschien liever een soort nieuwe Berlijnse muur?

Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):

Ik heb geen antwoord gekregen op de vraag of de VVD voor het sluiten van de grenzen is, van zowel de buitengrenzen als de binnengrenzen. Ik vraag gewoon een ja of nee.

De heer Hermans (VVD):

In het plan-Azmani wordt gekozen voor de aanpak in Europees verband van de buitengrenzen van Europa. Daar gaat het over en dat is hetgeen wij gaan doen: veilige havens creëren in de gebieden waar de onrust is of vlak daartegenaan. Daar de opvang regelen, dat is de aanpak die de VVD graag zou zien. Die aanpak is niet alleen nationaal beleid geworden nadat aanvankelijk alles werd neergesabeld. Alle politieke partijen roepen dat wij eerder hadden moeten komen, maar kijk eens wat er ligt. Dat lag er al in het voorjaar.

Daarnaast zie je dat dit inmiddels ook Europees beleid is. Merkel en Hollande hebben in het Europees Parlement diezelfde lijn gekozen. Het is duidelijk wat de VVD wil. Wat betreft de Nederlandse grenzen, dat is echt een idee-fixe. Ik verwijs naar het verhaaltje over het kleine Gallische dorpje dat zich wist staande te houden tegen de Romeinen. Wij hebben geen toverdrank en dat is dus echt een idee-fixe van de PVV.

De voorzitter:

Tot slot, kort, mevrouw Faber.

Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):

Wij hebben geen toverdrank, maar het is nog veel erger: wij hebben ook geen leiders.

De heer Hermans (VVD):

Om iemand die niet doet wat je wilt, geen leider te noemen, laat ik aan mevrouw Faber over.

Ik heb al gezegd dat half Nederland over de VVD heen viel toen dit plan werd uitgebracht. Het plan was cynisch en onuitvoerbaar en nu is het Europees beleid. D66 zegt dat het onoplosbaar is en de PVV zegt dat het allemaal te soft is. Nederland verdient beter dan een gesprek voor de eigen parochie van uitersten. Een hek om Nederland, dichte grenzen en het einde van het vrij verkeer van personen in Europa zijn naar de mening van de VVD geen opties.

De heer De Graaf (D66):

Als ik mij goed herinner, was het plan van de VVD erop gericht om aan de Europese buitengrenzen dusdanige maatregelen te nemen dat er geen vluchtelingen meer naar Nederland zouden komen. Wij hebben toen gezegd dat dit niet reëel is. Er zullen altijd vreemdelingen komen en als zij uit oorlogsgebied komen, moeten wij daar humaan mee omgaan. De heer Hermans zegt iets te gemakkelijk dat Nederland dit plan heeft overgenomen en dat Europa het heeft overgenomen. Niemand in Nederland — behalve de fractie van de heer Hermans en die van de PVV — heeft gelukkig de gedachte dat er geen vluchtelingen meer naar Nederland zullen komen. Dat zal blijven gebeuren zolang er wereldbrandhaarden zijn. Wij moeten proberen om gezamenlijk het maximaal mogelijke in Europa te doen, maar wij moeten ook accepteren dat er vluchtelingen naar Nederland zullen komen, met of zonder het plan van de heer Azmani.

De voorzitter:

Aansluitend, mijnheer Kuiper?

De heer Kuiper i (ChristenUnie):

Ja, voorzitter. Er moet gezegd worden dat de heer Hermans dit vorig jaar ook al zei tijdens de Algemene Politieke Beschouwingen. Wij hebben toen een debat gevoerd over de buitengrenzen van Europa. In de nieuwe plannen komt hierbij dat vluchtelingen worden toegelaten via bepaalde plekken, hotspots, aan de zuidoostgrens van Europa. Zij worden daar voor het eerst aangemeld en kunnen vervolgens doorreizen binnen Europa. Wat betekent dit bijvoorbeeld voor de visie van de VVD op het Dublinakkoord? Dit zal er immers toe leiden dat wij mensen over Europa gaan verdelen.

De heer Hermans (VVD):

Eerst een reactie op de woorden van de heer De Graaf. Het is jammer dat hij zo veel woorden nodig heeft terwijl hij het plan niet goed kent. De VVD en de heer Azmani hebben nooit gezegd dat er in Nederland geen vluchtelingen zullen komen, maar het beperken van de toestroom is essentieel. Wij weten immers dat de crisis in het Midden-Oosten en de grote brandhaarden aan de grenzen van Europa de komende jaren niet voorbij zullen zijn. Er zullen vluchtelingen blijven komen. De vraag is alleen of wij de toestroom zo beperkt mogelijk kunnen houden om de ontwikkeling van Europa in de hand te kunnen houden. Dat staat in het plan-Azmani.

Het was een lange interruptie en er waren veel verwijten, maar als de heer De Graaf het plan goed leest, zal hij zien dat dit erin staat. De VVD heeft nooit gezegd dat er geen vluchtelingen meer naar Nederland zullen komen. Die zullen altijd blijven komen, maar de vraag is hoe wij hen kunnen opvangen en hoe wij dat kunnen realiseren.

De heer Kuiper sprak over het Dublinakkoord. Daarin wordt gesteld dat het eerste land waar een asielzoeker zich meldt, die asielzoeker moet opnemen. Het is toch gek dat het eerste land waar mensen uit het Midden-Oosten binnenkomen, Nederland is. Dit betekent dat wij ons moeten afvragen of het Dublinakkoord nog steeds werkt zoals het zou moeten werken. In Europa zijn op dit moment discussies gaande over de verdeling van vluchtelingen over Europa. De kern van de VVD-aanpak en van de Europese aanpak blijft echter, te voorkomen dat de toestroom van vluchtelingen zo groot wordt dat die onbeheersbaar wordt.

De heer Kuiper (ChristenUnie):

Dit is een interessant punt, ook voor het debat. Na en tijdens de crisis die wij nu meemaken, moeten wij anders naar het Dublinakkoord gaan kijken en er wellicht andere consequenties aan verbinden. Wat betekent het voor de heer Hermans dat de vluchtelingen binnenkomen in een bepaald land? Laat hij dat los? Wil hij een permanent verdelingsmechanisme via Dublin in het leven roepen? Dat is een interessante discussie.

De heer Hermans (VVD):

Wij moeten het in eerste instantie met elkaar eens worden over het plan-Azmani en de lijn die daarin is uitgezet om de vluchtelingen in de regio op te vangen en de asielprocedure daar te voeren. Als dat de eerste insteek is, hebben wij al een duidelijke stap gezet naar verbetering van het Dublinakkoord.

De heer Kox i (SP):

De fractievoorzitter van de VVD zet hoog in en hij mag daar dus ook op bevraagd worden. Hij zegt met nogal wat overtuiging dat het plan-Azmani dat eerst werd weggelachen, nu is overgenomen door de regering en zelfs door Europa. Je mag alles naar jezelf toe redeneren, daar is niets mis mee in de politiek, maar meent de heer Hermans nu werkelijk dat zijn plan waarvan de Partij van de Arbeid steeds heeft gezegd dat het niet alleen in strijd is met internationale verdragen maar ook met de morele plicht van een land, door het kabinet tot beleid is gepromoveerd en dat de Europese Commissie vervolgens heeft gezegd: dat is een goed plan van die Azmani, dat gaan wij ook doen? Dat gelooft de heer Hermans toch zelf niet? Zo erg is het toch nog niet?

De heer Hermans (VVD):

Het plan-Azmani is door het kabinet overgenomen. Het kabinet heeft het plan-Azmani tot uitgangspunt van zijn beleid gemaakt. Dat plan, dat beleid, heeft de heer Rutte in Brussel bepleit. Daar is steun voor gekomen. Ik verwijs naar de speeches van Merkel en Hollande in het Europees Parlement. De heer Kox kan dan lezen dat daarin dezelfde lijnen worden getrokken. Daar zullen ongetwijfeld nuances op komen, maar de kern van het betoog: opvang in de regio en daar asiel aanvragen, die lijn zit er nadrukkelijk in.

De heer Kox (SP):

Ieder mag het zijne denken, maar het gaat om de feiten. Het plan van de partijgenoot van de heer Hermans, de heer Azmani, is in de Tweede Kamer door de coalitiegenoot steeds niet alleen in strijd met de internationale verdragen genoemd, maar ook met onze morele plicht. Als de heer Hermans nu beweert dat die partij kennelijk helemaal aan zijn kant is gaan staan en dat de regering het plan heeft overgenomen, kan hij daar dan een bron voor geven? Ik heb dit nog nergens gelezen en ik heb al helemaal niet gelezen dat mevrouw Merkel heeft gevraagd: mijnheer Hermans, hoe zit het nu precies met die Azmani, want dat vinden wij een goed plan. Duitsland ontvangt dit jaar misschien een miljoen vluchtelingen. Ik denk niet dat Azmani zal zeggen: dat is zo'n beetje wat ik had gedacht.

De heer Hermans (VVD):

Het is van belang om duidelijk te maken dat de kern van de politieke aanpak die in het plan wordt voorgesteld, door het kabinet en Europa is overgenomen. Dat is de lijn waar ik het steeds over heb. Ik noem het het plan-Azmani, omdat het zo opvallend is dat het in de parlementaire besprekingen hier en aan de overkant werd neergesabeld en dat het nu inmiddels in grote lijnen is overgenomen door Europa en de Nederlandse regering. Dat is naar mijn mening een belangrijk feit.

De heer Koffeman i (PvdD):

De heer Hermans is erg enthousiast over het plan-Azmani dat ervan uitgaat dat vluchtelingen meer in de regio zullen worden opgevangen. Wat gebeurt er met de inzet van dit plan om meer geld naar de regio te brengen om die opvang daar mogelijk te maken? Ik hoor van ngo's dat het geld uit de regio wordt weggetrokken, omdat het wordt besteed aan de opvang van asielzoekers in Nederland. Dit betekent de facto dat er in de regio minder geld is voor de opvang. Wat is het de heer Hermans waard om de opvang in de regio mogelijk te maken?

De heer Hermans (VVD):

Als wij praten over opvang in de regio, dan betekent dit dat er ook geld naartoe moet. Dat staat ook in het plan-Azmani en het zit ook in de Europese aanpak. Europa heeft daarvoor inmiddels miljarden beschikbaar gesteld. Die lijn zit er gewoon in. Dat zul je ergens uit moeten financieren. Als de mensen daar niet meer zitten, maar hiernaartoe komen dan wel naar die gebieden toe gaan, dan moet je het geld daar ook naartoe brengen. Je moet het geld brengen naar de plaatsen waar het op dat moment het meest noodzakelijk is. Dat is de aanpak die ook in Europa geldt.

De heer Koffeman (PvdD):

Dat is mij duidelijk, maar dat is niet mijn vraag. Mijn vraag is: waarom wordt er geld uit de regio weggehaald; waarom wordt er ontwikkelingsbudget besteed aan de opvang van vluchtelingen in Nederland?

De heer Hermans (VVD):

Als ik mij niet vergis, hebben we daar zelfs in het regeerakkoord afspraken over gemaakt. Als mensen weggaan uit hun land en die komen hier, dan zijn ze niet meer daar ter plaatse. Dan kun je dat geld beter hier gebruiken voor de opvang dan dat je het inzet op de plek waar mensen niet meer zijn. Dat lijkt me een heel logische redenering.

De voorzitter:

Tot slot, mijnheer Koffeman.

De heer Koffeman (PvdD):

Samenvattend en tot slot, betekent dit dat het geld niet meer besteed wordt aan opvang in de regio als de mensen daar weggaan, maar dat het in Nederland wordt besteed aan de mensen die hiernaartoe zijn gekomen. Dan heeft de VVD dus geen oplossing voor opvang in de regio, maar dan is het opvang in Oranje.

De heer Hermans (VVD):

Dit zijn nu van die redeneringen waar ik geen touw aan vast kan knopen. Dat heb ik namelijk helemaal niet gezegd.

Mevrouw Strik (GroenLinks):

Opvang in de regio is het uitgangspunt, zegt de heer Hermans. Dat is natuurlijk allang de realiteit. 90% van de vluchtelingen wordt in regio opgevangen. De heer Hermans wil de 10% die het waagt naar andere landen af te reizen, terugsturen naar de regio. Wat is precies de rechtvaardiging van het uitgangspunt dat die buurlanden, de fragiele landen, maar op moeten draaien voor 100% van de opvang van de vluchtelingen?

De heer Hermans (VVD):

Op dit moment vinden er besprekingen plaats tussen Turkije en de Europese Unie over de opvang in de regio, waarbij Turkije een belangrijke rol zou kunnen spelen. Alle landen zien dat het uiteindelijk het allerbeste is dat vluchtelingen teruggaan naar hun eigen gebied, naar hun eigen regio. Vluchtelingen die hier helemaal naartoe komen — ik zal er straks verder op ingaan — met gammele bootjes, die hun leven wagen in de hoop in Europa ergens asiel te zullen krijgen; dat is één van de kernpunten die ook in het plan-Azmani staan. Dat moeten we zien te voorkomen. Als je dat kunt voorkomen, kun je een heleboel dingen tegelijkertijd realiseren. Dat is de kern van de aanpak in de regio's.

De voorzitter:

Mevrouw Strik, kort nog.

Mevrouw Strik (GroenLinks):

De heer Hermans zegt dat de mensen beter af zijn in de buurlanden. Ik begrijp niet zo goed waarom. Daar speelt natuurlijk ook dat punt van het draagvlak: 1,5 miljoen vluchtelingen in Libanon, een landje met 4 miljoen inwoners. Wij piepen hier al als het gaat om 30.000 vluchtelingen. Ik vind het vrij makkelijk om te zeggen: laat ze het daar maar doen. Vindt de heer Hermans ook niet dat wij op z'n minst meer vluchtelingen zouden moeten uitnodigen uit de regio, zodat ze hier veilig naartoe kunnen en wij de druk daar verlichten?

De heer Hermans (VVD):

Kern van de zaak is dat we kijken of het echte vluchtelingen zijn of dat het economische vluchtelingen zijn. Dat is de kern. Dat moet in de regio kunnen plaatsvinden. Daar moet de opvang plaatsvinden. Dat is de lijn. Als er dan sprake is van mensen die echt vluchteling zijn, is er altijd plaats voor die mensen in Nederland.

De voorzitter:

Mijnheer Hermans, ik geef u de gelegenheid om uw betoog te vervolgen.

De heer Hermans (VVD):

Dat is heel prettig, voorzitter.

Nederland verdient beter dan gepraat alleen voor eigen parochie en voor uitersten. Een hek om Nederland, dichte grenzen en het einde van het vrije verkeer van personen in Europa zijn geen opties. Het is niet waar te maken en het draait onze verzorgingsstaat de nek om. Maar de poorten openzetten en hopen op een goede afloop, is evenmin een serieuze optie. Dat leidt alleen tot meer spanning in Nederland en zet mensen nog steeds aan om in gammele bootjes hun leven te wagen. Het lijkt nu alsof je moet kiezen tussen beschaving en racisme, zei Halbe Zijlstra terecht in de Tweede Kamer. We moeten die valse tegenstelling eens achter ons laten. Veel Nederlanders zijn diep bezorgd, maar noch provocerende teksten noch politieke correctheid helpen hen vooruit; wel politici die het probleem aanpakken en proberen op te lossen.

Geen beschaafd mens kan de beelden van verdronken kinderen accepteren. Geen beschaafd mens kan accepteren dat gewetenloze mensensmokkelaars vluchtelingen de dood indrijven. De politiek is nu aan zet. Laten we de handen ineenslaan, want we kunnen wel degelijk grip krijgen op deze volksverhuizing.

De voorzitter:

Mevrouw Faber, een heel korte interruptie. Ik wil graag dat de heer Hermans zijn betoog vervolgt. Eén vraag.

Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):

Ik begrijp het, mevrouw de voorzitter. Ik heb de volgende vraag aan de heer Hermans. Er zijn vluchtelingen — en dat is het gros — die hoppen. Die zitten eerst een poosje in Turkije. Dan gaan ze naar Griekenland en vervolgens komen ze naar Duitsland of Nederland. Ziet de heer Hermans die als economische vluchtelingen of als politieke vluchtelingen? Zegt u: het maakt mij niet uit; ze zijn allemaal welkom?

De heer Hermans (VVD):

Dat weet ik niet. Dan moet ik weten wat precies de achtergrond is waarom ze gevlucht zijn. Dat betekent ook dat als ze alsnog naar Europa komen en we hebben goede opvang in de regio's, met de toets of het daadwerkelijk vluchtelingen zijn, en of dat betekent dat ze onderdak in Europa kunnen vinden, dat dan het moment is om te kijken wat precies de reden van hun vlucht is en om te kijken waar ze naartoe zouden kunnen: terug naar de regio-opvang of opvang hier in Nederland of in andere landen van Europa.

De voorzitter:

Werkelijk heel kort, mevrouw Faber!

Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):

U zegt dat u de achtergrond niet kent. Het gaat mij erom dat ze van diverse landen, waar ze veilig zijn, doorgegaan zijn naar bijvoorbeeld Nederland. Ziet u die mensen als economische vluchtelingen of als politieke vluchtelingen? Dat is een simpele vraag.

De heer Hermans (VVD):

Dat is een simpele vraag, zeker als die ook simpel te beantwoorden zou zijn. Ik ken de situatie van die mensen niet. Mensen hebben dat gedaan. Dat is een van de redenen waarom we vinden dat de opvang in de regio komt. Degenen die toch hier komen, die de opvang in de regio gemeden hebben, zou je weer terug moeten sturen en daar de toets laten plaatsvinden. Dat is de insteek voor ons beleid.

We zijn het ook verplicht aan de Nederlanders om de vluchtelingenproblematiek aan te pakken. Artikel 2 van de Grondwet stelt kraakhelder: de wet regelt wie Nederlander is, wie naar binnen mag, wie hier mag blijven of hier niet mag blijven. Dit is niet voor niets het tweede artikel van onze Grondwet. Het is namelijk een fundamenteel recht en het heeft een fundamentele betekenis. Als iedereen die hier aanklopt ook zomaar hier mag blijven, dan verliest het Nederlanderschap zijn betekenis en zijn waarde. Het moet ook duidelijk zijn dat wie misbruik maakt van onze gastvrijheid, het recht verspeelt op asiel in Nederland. In ons land gelden onze normen en waarden en onze wetten. Daar moeten zij die hiernaartoe vluchten zich aan houden. Bovendien, als we geen duidelijke voorwaarden stellen aan het aantal mensen dat hier binnenkomt, dragen we ook onze sociale verzorgingsstaat ten grave. Niet alleen in financieel opzicht, maar nog veel meer met het oog op de solidariteit waarop deze is gebaseerd, want ongebreidelde immigratie en uitgebreide sociale voorzieningen gaan domweg niet samen. Onze ruimhartige en beschaafde sociale voorzieningen, onze fatsoenlijke en compacte overheid zijn ook voor liberalen heel belangrijk. De herziening van de verzorgingsstaat door dit kabinet was zeer noodzakelijk om het te kunnen behouden en klaar te maken voor de toekomst.

Van de opvangcentra via de eilanden van Griekenland tot de grenzen van Hongarije en Duitsland, het wordt steeds duidelijker dat Europa het roer moest omgooien en dat is uiteindelijk ook gebeurd. De veilige opvang in de regio zal nu daadkrachtig ter hand worden genomen. In de tussentijd staan we voor een forse taak, namelijk de taak om de vluchtelingen die hier zijn op te vangen, zowel op de korte als op de lange termijn. Het is van groot belang dat we degenen die hier zullen blijven, al dan niet tijdelijk, een plekje in onze samenleving kunnen bieden. We mogen niet de fout van de afgelopen 30 jaar herhalen, de fout waarvoor Bolkestein in de jaren negentig al waarschuwde. De fout om mensen te pamperen en er niets voor terug te verlangen. Geen werk, geen deelname aan de samenleving, geen acceptatie van onze fundamentele waarden en normen. Wat we wel moeten doen, is zorgen dat statushouders zo snel mogelijk hun eigen broek kunnen ophouden en zo snel mogelijk Nederlanders leren, zodat ze iets aan dit mooie land kunnen bijdragen. Juist daarom komt het idee van VNO-NCW-topman Hans de Boer mij sympathiek voor: kijk meteen wanneer mensen binnenkomen, waarbij bezien wordt of zij een status kunnen krijgen, welke kwalificaties die mensen hebben. Bekeken kan worden of er vraag is naar enige omscholing en vervolgens kan die nieuwkomer met status in contact gebracht worden met een bedrijf dat de expertise goed kan gebruiken. Ik zeg er meteen bij — en dat heb ik de minister van Sociale Zaken ook horen zeggen — dat we er daarbij goed voor moeten oppassen dat de nieuwkomers de werkzoekenden op de arbeidsmarkt niet verdringen. Kan het kabinet aangeven op welke wijze het echt concreet inspeelt op die plannen van VNO-NCW?

Het aan het werk helpen en houden van nieuwkomers met status in ons land is een dure plicht waar ook de liberalen, ook de VVD, voorstander van zijn. Het is nodig om een herhaling van decennia lang aan integratiefouten te voorkomen. Het is nodig om onze economie sterk en onze welvaart groot te houden, want onze samenleving en onze economie zijn volop in verandering.

Dat brengt mij tot de arbeidsmarkt en de economie. Oudere werknemers zijn nog steeds zo goed beschermd dat een werkloze oudere bijna niet meer aan de bak kan komen. Allerlei verplichtingen maken het voor een werkgever lastig en die maken het ook lastig voor ouderen om een baan te krijgen. Er is weliswaar meer werk, maar het vaste contract is vaak zo duur en voor een werkgever zo riskant dat er slechts mondjesmaat vaste banen bijkomen. De balans tussen rechten van de werknemer en de kosten voor de werkgever lijkt zoek te zijn. Wij moeten dat echt anders gaan regelen. We moeten kritisch durven kijken naar allerlei werkgeversbijdragen. Er is wat gedaan aan de loondoorbetaling bij ziekte, maar voor een klein bedrijf met twee of drie medewerkers blijft het een probleem. Als daarvan een medewerker ziek wordt, moet je die dan een jaar lang door blijven betalen? Dan is er vaak geen financiële ruimte om de vacature te vervullen. Wij moeten ook kijken naar cao's die banen vernietigen. Wij moeten jongeren, herintreders, werklozen, ouderen en alle anderen die nu nog achter het net vissen, weer perspectief en zekerheden bieden. Daarvoor is een sterke economie nodig. Daarvoor is nodig dat de economie groeit, maar daarvoor is het ook van groot belang dat het kabinet inspeelt op nieuwe ontwikkelingen.

De VVD-fractie is tevreden dat het kabinet zzp'ers de ruimte blijft geven. Wij onderschrijven de constatering van het kabinet dat zelfstandigen zonder personeel zorgen voor concurrentie, flexibiliteit en dynamiek in de economie. De opkomst van het zzp-schap is logisch omdat de kosten verbonden aan een arbeidscontract erg hoog zijn. Het aantal Nederlanders dat voor eigen risico en rekening aan de slag gaat, nadert inmiddels het miljoen. De technologische vooruitgang gaat razendsnel en robots lijken zelfs vicepremiers bang te maken. De grote economische kansen ontstaan juist op die plekken waar wij dat een aantal jaren niet hadden verwacht: in de creatieve industrie, in de gamesector, in de ontwikkeling van Apple, maar ook in de logistiek, in de duurzame hoek en in de techniek. De technische maakindustrie, nog niet zo gek lang geleden dood verklaard in Nederland, is bezig aan een tweede jeugd. Dat vraag om twee dingen van de politiek. Om onderwijs dat hierop inspeelt en om een slim innovatiebeleid. Wij moeten onze kinderen en kleinkinderen geen robotfobie of 3D-printerangst aanpraten, maar hen zelf robots, 3D-printers en quantumcomputers leren maken. Dat is een grote uitdaging voor het onderwijs in al zijn geledingen van het vmbo tot universitair onderwijs. Er zijn kansen te over. Nederlanders pakken eigenlijk die kansen altijd en met resultaat.

Twee weken geleden publiceerde het World Economic Forum een ranglijst van de meest concurrerende economieën ter wereld. Nederland steeg van plaats acht naar plaats vijf, de absolute wereldtop. Wij hebben die koppositie te danken aan ons onderwijs, goede wegen en een betrouwbare overheid. Wij worden geprezen voor onze zorg en voor ons macro-economisch beleid, en voor onze onverwoestbare drang om steeds maar weer te blijven vernieuwen. Toen wij een paar jaar geleden zakten van plaats vijf naar plaats acht stonden alle partijen klaar om te roepen dat dit kwam door het kabinetsbeleid dat de economie kapot maakte. Het zal nu ongetwijfeld door die partijen worden toegeschreven aan de economische wereldhandel.

Iedereen heeft een talent. Het benutten daarvan is van levensbelang voor jezelf, de zelfontplooiing, maar ook voor de samenleving. Het zijn de 17 miljoen welwillende, ondernemende, hardwerkende en van hun talent gebruikmakende Nederlanders die ons land sterk en welvarend maken. De sleutel ligt bij het onderwijs dat het beste uit onze jongeren moet halen of het nu gaat om specifieke vaardigheden en kennis of om burgerschap. Dat geldt niet alleen voor jongeren. In onze snel veranderende wereld moet de overheid het zo makkelijk mogelijk maken om een levenlang te blijven leren. Ons onderwijs moet daarbij helpen. Door veel meer aan te sluiten bij wat op de arbeidsmarkt en in het bedrijfsleven wordt gevraagd, kan het onderwijs daar een goede rol in spelen. In de relatie onderwijs-bedrijfsleven — jarenlang een grote discussie — zie je nu steeds meer dat ook het bedrijfsleven meedoet via het leveren van docenten. Dat is van groot belang, zeker in het beroepsonderwijs.

In het onderwijs moet meer werk worden gemaakt van het aanleren van ondernemersvaardigheden. Ons land is, zo blijkt uit cijfers van het World Economic Forum, een van de beste plekken op aarde om te ondernemen. Wij willen ook dat het het beste land ter wereld wordt om te innoveren. Wij hebben tal van instrumenten om innovaties te stimuleren: de WBSO, de RDA, de Innovatiebox, de innovatietoeslag voor het mkb, de Topconsortia Kennisinnovatie (TKI's) en de Topsectoren. Uit eigen ervaring kan ik vertellen dat de Topsectoren internationaal steeds meer worden geprezen, juist vanwege de samenwerking tussen overheid, bedrijfsleven en wetenschap. Men weet dat ik actief ben in de tuin- en landbouwmaterialensector. Waar je ook komt ter wereld, overal is men zeer geïnteresseerd in onze technologie. Hoe zijn wij als zo'n klein landje in staat om zo'n enorm krachtige landbouw te realiseren? Landen vragen ons om hun problemen op dat terrein mede te helpen oplossen. We kunnen dat niet technisch, maar ook duurzaam. Alle factoren die daarvoor nodig zijn, zijn in Nederland aanwezig.

De heer Kox (SP):

Ik hoor altijd graag een optimistisch politicus. De fractievoorzitter van de VVD schetst wat er allemaal voor moois kan gebeuren. We kunnen het ons toch niet permitteren dat zovelen aan de kant staan en niet aan de bak komen. Dat is niet alleen voor hen een drama, maar ook voor ons land. Dat zei de heer Hermans vorig jaar, zoals hij zeker nog wel zal weten. Hij had het toen over de werkloosheid. Sindsdien is er veel gebeurd op het gebied van robots, 3D-Printers en ranglijstjes, maar de werkloosheid neemt eigenlijk niet of nauwelijks af. Als hij zijn woorden van vorig jaar serieus neemt, hebben wij behalve die vergezichten nog steeds het actuele drama van honderdduizenden mensen die al heel lang niet aan de bak komen. Kan de heer Hermans daarop reflecteren?

De heer Hermans (VVD):

Ik heb aangegeven dat de Nederlandse economie geherstructureerd moet worden. De afgelopen periode is dat voor een groot deel gebeurd. Vervolgens zien wij de internationale handel toenemen. Daarna zie je de bedrijfsinvesteringen toenemen. Als laatste wagonnetje van de trein moet dan de werkgelegenheid toenemen. Dat gebeurt echter onvoldoende. Ik heb aangegeven dat een deel van het probleem is dat wij cao's hebben en zeer veel werkgeverslasten. Daardoor is het krijgen van een vaste baan een heel groot probleem. Daar moeten wij opnieuw naar kijken. Daar zijn wij nog niet mee klaar. Ook op dat punt zijn er aanpassingen nodig. De omslag naar een ander type economie zal in het onderwijs en in de innovatie vorm moeten krijgen: een levenlang leren. Het onderwijs moet verder aangepast worden. Wij moeten zorgen dat er opleidingen komen voor die banen waarvan wij nog niet eens weten dat die er zullen komen, maar waarvan wel zeker is dat die in andere sectoren liggen dan tot nu toe.

De heer Kox (SP):

Er is zeker een rol voor de fracties in deze Kamer om het lichtend baken te zijn waar collega Brinkman het over had, zodat de regering weet welke kant het op moet, althans onder omstandigheden. U was vorig jaar een lichtend baken. U zei dat het een drama was, niet alleen voor de mensen persoonlijk, maar ook voor ons land. Wij zijn nu een jaar verder en het is nog steeds een drama. Nu zegt u: we moeten dit en dat gaan doen. Dat klinkt allemaal heel verstandig, of niet, maar het is richtinggevend voor het kabinet. Zegt u nu ook tegen dit kabinet: u hebt niet gedaan wat ik u vroeg, u hebt het drama laten voortbestaan, u bent daarin tekortgeschoten en ik eis nu dat u dingen gaat doen? Dat mag u toch ook doen?

De heer Hermans (VVD):

Ik heb dit vorig jaar aangegeven en dit jaar weer. Enige inconsistentie kunt u mij niet verwijten. Ik ben inderdaad optimistisch over de economie. Als wij de economie niet hadden hervormd, zouden wij verder achteruit zijn gesukkeld. Ik heb ook aangegeven dat het onderwijs steeds meer moet inspelen op nieuwe ontwikkelingen. Feit blijft dat het economisch beleid nog niet heeft geleid tot het herstel van de werkgelegenheid dat wij graag zouden willen. Wat moet je daaraan doen? Geen banen creëren. We hebben al die jaren gezien dat dat tot een ramp leidt. Dat moet je niet doen. Je moet ervoor zorgen dat de economie zodanig sterk wordt dat mensen de ruimte krijgen en daarvan daadwerkelijk gebruik kunnen maken. Dan kunnen mensen een vaste baan krijgen. Ondernemers die met al die lasten te maken hebben, weigeren nu ook mensen in dienst te nemen. Daardoor worden problemen op de arbeidsmarkt veroorzaakt en dat moet veranderen.

De heer Kox (SP):

Collega Hermans zegt dat hij consistent is, maar hij blijft gewoon zeggen wat hij vorig jaar zei. Je moet ook consequenties aan je woorden verbinden. Vorig jaar noemde hij het een drama en gaf hij het kabinet impliciet opdracht om daar iets aan te doen. Er is niets gebeurd. Bij alle vooruitgang die hij ziet, is het probleem van de werkloosheid niet aangepakt.

De heer Hermans (VVD):

Ik ben optimistisch. Het is belangrijk om te kijken naar wat heel goed gaat. Ik ben het volstrekt met u eens: de werkloosheid is nog steeds veel te hoog. Ik hoef dat niet te zeggen, want dat ziet het kabinet ook. Het kabinet is aan het kijken hoe het daar wat aan kan doen. De arbeidsmarkt moet worden verbeterd. Daar zit een van de knelpunten voor verder opvoeren van de werkgelegenheid. Het volgende punt is innovatie. De ontwikkeling van nieuwe bedrijven is een tweede belangrijk element. Daar is het kabinet ook volop mee bezig. Was het maar zo dat je met een knip van de vinger in staat bent om binnen de kortste keren een paar honderdduizend banen te creëren. Zo werkt het helaas niet. Nederland, het kabinet is goed bezig om op het terrein van onderwijs, innovatie en aanpakken van de arbeidsrelaties ervoor te zorgen dat wij maximaal kunnen profiteren van de economische ontwikkeling. Dat is wat er gebeurt, maar wij zijn er nog lang niet. Wij zijn nog lang niet tevreden. Wij zullen de komende periode door moeten gaan. Als ik hier volgend jaar weer hier sta, zal ik opnieuw diezelfde punten langslopen en dan zal blijken dat ik opnieuw consequent ben en optimistisch blijf.

Ik zei dat ik optimistisch blijf. We zijn op de goede weg, maar wij moeten de lat steeds hoger blijven leggen. Wij moeten steeds proberen om private partijen te stimuleren tot grote investeringen in nieuwe technologieën, in baanbrekende productiemethoden en innovatieve producten en diensten. Door de overheid vaker als launching customer op te laten treden en de pioniers zo een kans te geven. Door goede ideeën van onze Europese partners eens af te kijken.

Kijk bijvoorbeeld eens naar een land als Frankrijk. In Nederland wordt er wel heel strak naar alle regeltjes gekeken wat Brussel betreft. Ik dacht dat de heer Brinkman daar ook op doelde. Frankrijk is zeer effectief in de Europese lobby. Vaak krijgt men hierdoor toestemming voor vormen van steun voor innovatie die tegen de randen van de Europese wetgeving aanschuren. Ik vind dat wij die randen ook moeten durven opzoeken. Tegelijkertijd moeten wij ervoor zorgen — ik kijk naar de minister van Economische Zaken — dat het mkb vaker de weg naar de topsectoren weet te vinden. Dat gebeurt steeds meer. Wij hebben net een nieuw innovatiecontract ondertekend. Steeds meer mkb-bedrijven beginnen aan te haken. Moeten wij, nu wij financieel wat ruimer in onze jas zitten, zo langzamerhand niet gaan denken aan hogere innovatiebudgetten? Zeker als het gaat om cofinanciering vanuit Europa lijkt mij dat een verstandige zaak. Elke Nederlandse euro levert een Europese of een Brusselse euro op. Die investeringen renderen.

De sleutel van de toekomstige welvaart van ons land is en blijft in handen van het onderwijs en het onderzoek en van het innoverende bedrijfsleven. De welvaart van ons land bestaat bij de gratie van een overheid die het land en de burgers veilig houdt, binnen de landsgrenzen maar ook daarbuiten. Geen welvaart zonder veiligheid en voldoende publieke en private middelen voor onderzoek. Als er de komende jaren meer ruimte komt, is het goed om naast de door het kabinet aangegeven prioriteit van defensie ook veiligheid en onderzoek als prioriteit op te nemen. De veiligheidsdiensten krijgen er ruim 100 miljoen bij en dat is maar goed ook! Het Defensiebudget wordt structureel met een kleine 400 miljoen euro verhoogd. Wat de VVD betreft is dat slechts een begin. Het veilig houden van ons land is een kerntaak van de overheid. Wij hebben te lang gedacht dat het met die veiligheid wel een onsje minder kon. Van die illusie zijn wij nu hopelijk — kijk naar de brandhaarden om ons heen — wel voorgoed af.

De VVD-fractie is dankbaar voor het werk dat onze vrouwen en mannen in uniform, onze soldaten en agenten, dag in, dag uit verzetten. Nederland is dankzij hen wat veiliger geworden. De misdaadcijfers dalen: een kwart minder overvallen en een vijfde minder straatroven en woninginbraken. Slachtoffers krijgen spreekrecht. Er zijn tal van maatregelen genomen om jihadi's en ronselaars keihard aan te pakken. Binnenkort komen wij in dit huis te spreken over het ontnemen van ons hoogste goed aan hen die terroristische misdrijven begaan, namelijk het verlies van het Nederlanderschap.

De dreiging van aanslagen blijft.

De heer Kuiper (ChristenUnie):

Ik gun collega Hermans zijn rooskleurige visie op de veiligheid in ons land. De cijfers laten inderdaad zien dat zaken verbeteren. Dan gaat het om woninginbraak. Tegelijkertijd zijn er forse problemen met veiligheid. Denk eens even aan wat de regio Noord-Brabant meemaakt met een criminaliteit die bovengronds komt. Burgemeesters daar weten niet meer wat zij ermee aan moeten. Burgers komen in actie vanwege straatintimidatie. In Amsterdam zijn discussies over de opvang van asielzoekers in een omgeving waar ook Joodse mensen wonen. Het is echt niet zo rooskleurig als de heer Hermans denkt. Wij hebben dus nog een forse inspanning te verrichten, en dan heb ik het nog niet eens over zaken die hier zijn genoemd met betrekking tot de rechtbanken en de toegang tot het rechtssysteem. Ik zou graag willen dat de heer Hermans daar ook eens rekening mee hield. Kan hij hierop eens reageren?

De heer Hermans (VVD):

Dat is het vervolg mijn betoog.

De voorzitter:

Kunt u de vraag beantwoorden door uw betoog te vervolgen?

De heer Hermans (VVD):

Ik vervolg mijn betoog en dan komt het antwoord op de vraag die de heer Kuiper heeft gesteld.

De voorzitter:

Kunt u daar genoegen mee nemen, mijnheer Kuiper? Ik zie u instemmend knikken.

De heer Hermans (VVD):

De dreiging van aanslagen blijft, maar het getuigt van de kwaliteit van onze mensen in de veiligheidsdiensten dat dramatische aanslagen vooralsnog aan ons land voorbij zijn gegaan. Maar wij moeten ook eerlijk durven zijn. Tenzij wij ons land in een politiestaat transformeren, kunnen wij aanslagen nooit voor de volle honderd procent uitsluiten, en zelfs dan zal het nog niet lukken. Dat stemt ons somber, maar wij mogen die somberheid nooit de overhand laten krijgen over ons optimisme en onze liefde voor de vrijheid.

Criminaliteit zal zich in al haar facetten iedere dag opnieuw weer openbaren, in allerlei vormen. Dit blijft een punt van aanhoudende zorg van de overheid. Het zal ook aan de orde komen bij de behandeling van de begroting van Veiligheid en Justitie. Dit is een punt waarbij ook de VVD-fractie in deze Kamer de nodige kanttekeningen plaatst.

De heer Kuiper (ChristenUnie):

Dit lijkt me dan te berustend. Ik had het over een te rooskleurig beeld. Wij hebben de discussie over de politie en over de vraag of het toereikend is. Wij hebben trouwens ook nog een discussie over de cao van de politie en over de rechtbanken en de vraag of men het daar aan kan. Vinden wij de VVD aan de zijde van de oppositie in deze Kamer die zegt dat er extra inspanningen nodig zijn?

De heer Hermans (VVD):

Wederom: zie het vervolg mijn tekst. Ik zal er geen doekjes om winden, ook de VVD-fractie in de Eerste Kamer vindt de begroting van Veiligheid en Justitie voor een stevige verbetering vatbaar. De vraag is echter of de begroting van Veiligheid en Justitie de maatschappelijke uitdagingen ook echt aankan. Er zal zeker nog het een en ander aan de begroting moeten worden aangepast voordat het kabinet hiervoor de handen op elkaar krijgt in de Eerste Kamer, inclusief de VVD-fractie. Er liggen in dit huis immers nog een aantal wetten waarvoor geen meerderheid te vinden is. Wanneer denkt het kabinet meer duidelijkheid te kunnen geven? Wij zullen de behandeling van de begroting van Veiligheid en Justitie niet alleen in deze Kamer maar ook in de Kamer aan de overkant met meer dan grote interesse blijven volgen om te zien op welke wijze het kabinet de problemen zal aanpakken.

De heer Brinkman i (CDA):

Vanmorgen onder het scheren hoorde ik dat de nationale reservepolitie wordt opgeroepen of zichzelf aanbiedt om te helpen. Moeten wij daarop zo lang wachten? Waarom kunnen wij met elkaar bij deze gelegenheid geen extra steun voor de Justitiebegroting regelen, zeker nu u ook de oversteek maakt? Vanuit de hele justitieketen worden wij belaagd door verzoeken. Het gaat wel om onderbouwde verzoeken. De samenleving wacht erop, waarom moet het zo lang duren?

De heer Hermans (VVD):

Ik heb begrepen dat het kabinet bezig is om naar aanleiding van de Algemene Politieke Beschouwingen aan de overkant te bekijken op welke wijze het de begroting van Justitie zo kan aanpassen dat die zowel daar als hier op een meerderheid kan rekenen. Daarmee worden de problemen dus aangepakt.

De heer Brinkman (CDA):

Aan de overkant is bij mijn weten een motie of een amendement van het CDA, gesteund door andere fracties, verworpen. Nu er duidelijk ruime steun is voor het versterken van de Justitiebegroting, wordt het tijd om operationele delen van de justitiële keten hom of kuit te bieden. Hom, zou ik zeggen, want dat vind ik lekkerder. Dat is toch veel behulpzamer dan te wachten tot vlak voor kerst, wanneer de begroting langskomt?

De heer Hermans (VVD):

Het kabinet heeft aangegeven met voorstellen te komen. Het lijkt mij juist, zeker voor de Eerste Kamer, om die voorstellen af te wachten. Ik geef wel duidelijk aan dat ook de VVD-fractie van mening is dat op dat punt verbeteringen van de begroting van Justitie noodzakelijk zullen zijn.

De heer Kox (SP):

Het is altijd een beetje vechten wat de hoofdtaak van deze Kamer is: het goede stichten of het slechte voorkomen. Wij moeten volgens de wijsgeren uit de negentiende eeuw vooral het slechte voorkomen. In dit geval ben ik het echter eens met collega Brinkman dat wij misschien een beetje moeten helpen om het goede te stichten. Het haalt immers niet zo veel uit dat wij wachten tot de behandeling van de begroting van Veiligheid en Justitie op een dag in december, wanneer wij niet veel tijd zullen hebben, om te zeggen: sorry, maar deze begroting gaat niet door. Dat is echt met een kanon schieten. Is de collega van de VVD bereid om een oproep van dit huis aan het kabinet te steunen om op een aantal punten waarop deze Kamer zich al druk heeft gemaakt de begroting een handje te helpen? Dat maakt namelijk erg veel uit. Ik vind het al heel goed als mijn naam eronder staat, maar als uw naam eronder staat, mijnheer Hermans, wordt het echt heel goed.

De heer Hermans (VVD):

Dat moet u eens vaker zeggen! Ik heb aangegeven dat ook wij vinden dat de begroting van Justitie verbetering behoeft en dat er zaken liggen waarvan wij ons afvragen of de huidige aanpak voldoende is om de maatschappelijke problemen aan te kunnen pakken. Het kabinet heeft in de Tweede Kamer aangegeven voor de behandeling van de begroting van Justitie in de Tweede Kamer te komen met een aantal aanpassingen. Dat is van groot belang. Het lijkt mij volstrekt helder dat het kabinet op basis van de signalen daar en de signalen hier aan de slag gaat en ervoor zorgt dat de begroting beide Kamers kan passeren omdat zij haalbaar is.

Voorzitter. De afgelopen twee Algemene Politieke Beschouwingen heb ik veel energie gestoken in de steun voor een onderzoek naar de werking van ons parlementaire stelsel. Ik heb het aangegeven: snel wisselende kiezersvoorkeuren, een snelle opeenvolging van kabinetten en verkiezingen, een korte levensduur van kabinetten, een toenemende rol van Europa, decentralisaties. Het lijkt mij dat er na 200 jaar genoeg stof is tot nadenken. Over een paar weken komen wij hierover uitgebreid te spreken, maar ik wil nog een extra opmerking maken. Dat heeft mij de afgelopen jaren nog eens extra overtuigd van het feit dat wij blijven ontkennen dat zich in onze samenleving iets afspeelt wat we niet automatisch kunnen laten voortbestaan volgens de oude stramienen. Toen ik in 1977 in de Tweede Kamer werd gekozen, was het nog heel gewoon dat je als burger één keer in de vier jaar je stem uitbracht en dat je tussentijds eigenlijk niets werd gevraagd. De samenleving is in die 40 jaar echter onherkenbaar veranderd. Nederlanders zijn mondiger geworden, zelfbewuster, assertiever. Die mondigheid blijft niet langer beperkt tot de keukentafel of de toog. Dankzij de sociale media heeft elke burger een platform om zijn mening te uiten en gelijkgestemden te mobiliseren, niet eens per vier jaar, maar continu, 24 uur per dag. We kunnen niet doen alsof de wereld nog zo is als in 1977. We zien hoe een kleine club, laten we zeggen, jonge honden in een korte tijd bijna een half miljoen Nederlanders onder een referendum wist te mobiliseren. Hoe je het ook keert of draait, dat is een topprestatie, los van de argumentatie waar ik veel op aan te merken heb. Het is echter ook een teken aan de wand wat er aan het gebeuren is. Als je praat over een participatiemaatschappij, dan moet je er rekening mee houden dat de burger daar ook echt gebruik van gaat maken en dus ook invloed wil hebben op besluitvorming. Alleen maar zeggen dat we nu eenmaal dit systeem hebben en dat we dat dus maar in stand houden, is volgens mij iets te gemakkelijk. Times are changing, en het is aan ons om de tekens des tijds te verstaan. We komen daar op 3 november verder over te spreken.

Nederland is klaar voor de toekomst. Het is steeds wendbaarder en in staat om met continue veranderingen om te gaan. De VVD wil dat dat in de toekomst zo blijft. Ik wil dat mijn kinderen blijven leven in een land met een overheid die bescherming biedt en hen helpt om de kansen die de toekomst biedt, te kunnen omarmen. Die overheid zal dan wel snel en flexibel moeten handelen en kordaat besluiten moeten nemen. Dat zijn zaken die essentieel zijn. Dat vereist ook een aanpassing van ons als politiek. Juist om te houden wat we hebben, zullen we bereid moeten zijn om te veranderen. Vorig jaar heb ik mijn betoog daarmee afgesloten. Toen heb ik ook gezegd: het is zoals Tancredi tegen Don Fabrizio zei: alles moet veranderen als we willen dat het hetzelfde blijft.

Vandaag is een extra zware dag voor de nabestaanden van de slachtoffers van MH17. Het is goed om daar nog eens bij stil te staan in de forse politieke discussies, ook in dit huis, over het vluchtelingenvraagstuk.