Plenair Huijbregts-Schiedon bij behandeling Elektriciteits- en gaswet



Verslag van de vergadering van 22 december 2015 (2015/2016 nr. 15)

Status: gerectificeerd

Aanvang: 10.16 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

Mevrouw Huijbregts-Schiedon i (VVD):

Voorzitter. Voorafgaand aan het uitspreken van de bijdrage van de VVD-fractie wil ik u volgens de opvatting van mijn fractie over de aanbevelingen van de commissie-GRECO het volgende melden. In mijn cv staat dat ik voorzitter van de raad van commissarissen van Intergas Holding B.V. ben. Het netwerkbedrijf Intergas Energie is in 2011 verkocht. Intergas Holding is tot de liquidatie belast met de afwikkeling van eventuele risico's en is derhalve geen operationeel bedrijf meer en dus ook geen partij bij dit wetsvoorstel.

De VVD-fractie ziet voorliggend voorstel tot de Elektriciteits- en gaswet — ook wel aangeduid met de "Wet STROOM" — voornamelijk als technisch van aard en van belang om nieuwe innovatieve ontwikkelingen op het gebied van energieopwekking en -toepassing te stimuleren en te faciliteren en daarbij een betere balans tot stand te brengen tussen productie en gebruik. Dat is een van de meest uitdagende opgaven voor de komende tijd.

De doelstellingen in het energieakkoord zijn ambitieus, vooral in tijd gemeten. Daarom steunt de VVD het streven van de minister om deze wet per 1 januari in te laten gaan. Zij plaatst echter wel wat kanttekeningen bij de souplesse — of liever het af en toe ontbreken daaraan — bij de overgangstermijn die bedrijven wordt gegund om een aantal van hun activiteiten af te bouwen of om te zetten. Dat is bijvoorbeeld het geval bij de kwestie van de laadpalen. Alle beetjes helpen om de enorme opgave die is overeengekomen in het klimaatakkoord van vorige week te realiseren. Kan de minister aangeven welke consequenties dat akkoord zal hebben voor onze nationale energietransitie?

Mevrouw Meijer i (SP):

In mijn bijdrage zei ik al dat Eneco en DELTA zich behoorlijk mengen in de markt van duurzaamheid. Ik heb betoogd dat we deze bedrijven om zeep gaan helpen en dat hierdoor grote buitenlandse bedrijven zich waarschijnlijk niet op onze Nederlandse markt zullen bewegen op het gebied van duurzaamheid ...

Mevrouw Huijbregts-Schiedon (VVD):

Dat heb ik allemaal gehoord.

Mevrouw Meijer (SP):

… maar meer in grote projecten. Misschien kunt u daarop ingaan, vooral omdat u zo'n belang hecht aan duurzaamheid.

Mevrouw Huijbregts-Schiedon (VVD):

Ik zie dat mevrouw Meijer en ik een overeenkomst hebben en dat is ongeduld. Ik ben net begonnen aan mijn betoog en ik vraag haar om nog even geduld te betrachten. Ik kan haar heel goed bedienen, al zal dat niet helemaal naar haar eigen wensen zijn.

In het algemeen loopt de wetgever altijd een paar passen achter vernieuwing aan en zijn de snelheid van maatschappij, wetenschap, ondernemerschap en hun innovatief vermogen vaak fors hoger dan de wetgever kan bijhouden. Dat geldt zeker voor de energietransitie, waarin traditionele instituties en patronen steeds meer moeten plaatsmaken voor onconventionele businesses en netwerken om naast en met elkaar voor de consument een breed aanbod te kunnen ontwikkelen en een bijdrage te leveren aan de doelstellingen van de energietransitie.

Tien jaar geleden leek het vooruitzicht ondenkbaar dat wij thuis met de zonnecollectoren op ons dak zelfvoorzienend zouden zijn en deel zouden uitmaken van een lokaal netwerk of — voor mijzelf gesproken — dat ik zelf in een hybride auto zou rijden. Ook leek het ondenkbaar — op grotere schaal — dat het leveringsbedrijf van energie niet meer dan een handelskantoor met slimme ICT'ers zou zijn en zou moeten concurreren op efficiency, service, duurzaamheid en prijs. Tien jaar geleden was de klant nog een aansluiting, of een klager, nu moet worden gedacht en gehandeld vanuit het comfort van de klant, die kritisch is geworden door de nieuwe keuzemogelijkheden en het groeiend duurzaamheidbesef.

Kortom, nieuwe ontwikkelingen moeten ook in regelgeving gefaciliteerd worden en niet worden beperkt. De notie dat we de techniek van over tien jaar nu nog niet kennen, vraagt ook ruimte en durfkracht om die de kans te geven. Maar dat vereist wel een helder frame van het speelveld, zoals het opnieuw vaststellen van spelregels en het afbakenen van rollen van de spelers in het transitieproces.

Sinds de invoering van de Wet onafhankelijk netbeheer zijn de grenzen van de daarin vastgelegde regels, zoals het groepsverbod, opgezocht en heeft zich rondom het zogenaamde "vrije domein" een grijs gebied ontwikkeld. Het is daarom goed om deze in het voorliggende voorstel weer eens op te frissen en vooral de "o" van de Won, de onafhankelijkheid, nader te preciseren. Zoals ik al zei mag dat in een overgangsfase niet leiden tot het abrupt moeten beëindigen van succesvolle, vernieuwende initiatieven, die zich nog niet helemaal hebben kunnen bewijzen. Hieraan moet overigens wel een grens gesteld worden. Het abrupt beëindigen vinden ook wij een niet-verstandige gedachte. De strijd om het zogenaamde "vrije domein" is echter een lastige om te beslechten wanneer vernieuwing en verduurzaming vooropstaan. Daar blijft altijd een spanning op staan. De vrije markt is terughoudend wanneer het investeringen en kosten vereist waarvan niet duidelijk is of deze ooit worden terugverdiend. Netwerkbedrijven zeggen dat ze het doen vanuit hun maatschappelijke functie. De financiering daarvan gebeurt met maatschappelijke geld, geld van de klanten. De netwerkbedrijven zijn niet alleen overheidsbedrijven, maar dienen ook hun tarieven ten behoeve van de niet-vrije klanten zo laag mogelijk te houden. Denkt de minister met de experimenteerruimte die spanning enigszins op te heffen? Hoe denkt hij marktpartijen te stimuleren om die rol van de netwerkbedrijven over te nemen?

Een belangrijk onderdeel van het wetsvoorstel is — ik zeg het maar huiselijk — de organisatie van de infrastructuur ten behoeve van windenergie op zee. Bij de behandeling van wetsvoorstel 34058, de Wet windenergie op zee, is door meerdere fracties verwezen naar de behandeling van de wet STROOM in de veronderstelling dat hierin een principiële keuze voor windenergie op zee zou worden gemaakt. Inmiddels is wel duidelijk geworden dat die besluitvorming stapsgewijs vorm heeft gekregen en zijn finale beslag krijgt via het ruimtelijke spoor in het Nationaal Waterplan. Klopt het dat we het stadium "of" al lang en breed zijn gepasseerd, dat we in de wet STROOM het "hoe" verder bepalen en dat vervolgens nog slechts de vraag "waar" voor komt te liggen?

De vragen die wij hadden zijn uitvoerig en naar tevredenheid beantwoord.

Hiermee zou ik de VVD-bijdrage aan dit debat kunnen beëindigen. Het moge duidelijk zijn dat — op enkele verhelderende vragen na — mijn fractie instemt met het voorstel.

De heer Dercksen i (PVV):

Ik had met mevrouw Huijbregts tijdens het debat over wind op zee een interruptiedebatje over de vraag in hoeverre de VVD een fan is van al die windmolens. Ik meen dat zij aan de minister heeft gevraagd of dit een definitieve keuze is voor windmolens. Wij zijn intussen een halfjaar verder. TenneT heeft de bodem van de Westerschelde inmiddels verkend om er kabels neer te leggen. Misschien moeten wij tot de conclusie komen dat de windmolens er gaan komen en dat dit beleid VVD-beleid is. De windmolens die volgens haar aanvoerder op subsidie draaien, staan in het hele land en straks ook nog voor de kust. De VVD is daar de grote initiator van. Hoe verhoudt dit zich ooit met de oorspronkelijke inzet van de VVD?

Mevrouw Huijbregts-Schiedon (VVD):

Ik heb geen idee waar de heer Dercksen het over heeft.

De voorzitter:

Mijnheer Dercksen, u kunt nog een poging doen.

De heer Dercksen (PVV):

Dat verklaart misschien ook een hoop.

Mevrouw Huijbregts-Schiedon (VVD):

Over u of over mij, dat laten wij maar even in het midden.

De heer Dercksen (PVV):

Laten wij dat maar doen.

Mevrouw Huijbregts-Schiedon (VVD):

Het is het einde van het jaar, dus.

De heer Dercksen (PVV):

Laat ik het eenvoudig houden. De minister-president heeft ooit eens gezegd dat windmolens op subsidie draaien en niet op wind. Dat is stap één. De volgende stap …

Mevrouw Huijbregts-Schiedon (VVD):

Ik ben blij dat u mij helpt.

De voorzitter:

Wel graag via de voorzitter.

Mevrouw Huijbregts-Schiedon (VVD):

Sorry, voorzitter, ik ben blij dat de heer Dercksen mij helpt.

De heer Dercksen (PVV):

Laten we het met getallen doen. Bij de Wet windenergie op zee hebben we 12 tot 18 miljard gereserveerd aan subsidie voor wind op zee. Voor het Gemini Windpark en een windmolenpark elders op zee is 4,5 miljard beschikbaar en verder nog 15 miljard voor wind op land. Dit is alles bij elkaar zo'n 40 miljard subsidie, allemaal geïnitieerd door dit kabinet en uitgevoerd door een kabinet waarin een VVD-minister een belangrijke rol speelt. Bent u toe aan de vaststelling dat de VVD eigenlijk de grootste vriend is van alle windmolens die op land en in zee staan?

Mevrouw Huijbregts-Schiedon (VVD):

Dat is een erg suggestieve vraag, waar ik geen ja of nee op kan zeggen. Ik vind het wel belangrijk om te weten waar we aan toe zijn bij de besluitvorming over wind op zee en de plaatsing van windmolens in zee. Dat is ook de vraag die ik aan de minister heb gesteld.

De voorzitter:

Een hele korte nabrander nog, mijnheer Dercksen.

De heer Dercksen (PVV):

Ik krijg nooit antwoorden in dit huis.

Mevrouw Huijbregts-Schiedon (VVD):

Misschien stelt u wel de verkeerde vragen?

De heer Dercksen (PVV):

Ik ben ervoor ingehuurd om de verkeerde vragen voor u te stellen. Dat doe ik dan ook graag. U reageert niet op het feit dat de VVD de windmolenpartij van dit land is. U zult best trots zijn als u door dit land rijdt en overal die windmolens ziet. U geeft geen antwoord, maar er is geen andere constatering mogelijk dan dat de VVD dit beleid uitvoert en mogelijk maakt.

Mevrouw Huijbregts-Schiedon (VVD):

De vraagstelling van de heer Dercksen nodigt niet uit tot een antwoord. Hij constateert iets.

Mevrouw Meijer (SP):

Ik heb nu heel geduldig zitten wachten, maar …

Mevrouw Huijbregts-Schiedon (VVD):

Knap hoor! Wij zijn er nog niet.

Mevrouw Meijer (SP):

U bent er nog niet? Ik heb nog een andere vraag in relatie tot uw uitspraak over de "o" uit de Wet onafhankelijk netbeheer. Volgens mij zijn de dingen die wij daarmee willen regelen, al geregeld. Het bedrijf moet op papier gesplitst zijn. Je mag niet zomaar je net gebruiken om op de commerciële poot avonturen aan te gaan. Het gaat om dat soort dingen. Welk probleem denkt u op te lossen met het doorzetten van die splitsing?

Mevrouw Huijbregts-Schiedon (VVD):

Het gaat om de handhaving van de onafhankelijkheid van het netbeheer.

Mevrouw Meijer (SP):

Daarvoor hebben wij toch de ACM?

Mevrouw Huijbregts-Schiedon (VVD):

Die moet dan wel een wet handhaven, mevrouw Meijer! Het moet dus wel in de wet geregeld zijn.

De voorzitter:

Tot slot, mevrouw Meijer?

Mevrouw Meijer (SP):

Maar dat hebben we toch allang geregeld via andere regels en wetten? Het is verboden om commerciële avonturen aan te gaan met je netten als onderpand. Dat is allemaal al geregeld. Er zijn twee gescheiden boekhoudingen. Je kunt niet zomaar het ene inzetten voor het andere. Mijn vraag blijft staan: welk probleem denkt u op te lossen? De handhaving door de ACM is natuurlijk iets totaal anders.

Mevrouw Huijbregts-Schiedon (VVD):

Misschien moeten we er nog een keer samen naar kijken. In mijn beleving is die onafhankelijkheid er en zijn die regels allemaal vastgelegd in de Wet onafhankelijk netbeheer.

Dan kom ik toch bij wat mevrouw Meijer bedoelt. Met enige verbazing heeft mijn fractie geconstateerd dat de schriftelijke voorbereiding van dit voorstel bleek te leiden naar een plenaire behandeling van een geheel ander wetsvoorstel dan deze Electriciteits- en gaswet, namelijk het voorstel tot intrekking van de Wet onafhankelijk netbeheer of het groepsverbod. Ik wil daar toch even bij stilstaan. Deze wet, die in 2006 in de Eerste Kamer is aangenomen met alleen de tegenstem van de SP, dus met een overgrote meerderheid, staat naar de mening van de VVD niet ter discussie. Sterker nog: voorliggend wetsvoorstel, als onderdeel van de transitieagenda, is gebaseerd op bestaande wetgeving, waaronder de Wet onafhankelijk netbeheer. Een onafhankelijke systeembeheerder, zoals het nu gaat heten, is naar de mening van de VVD zelfs de voorwaarde voor vernieuwing. Deze kan nieuwkomers een faire kans bieden en de doelstellingen van het energieakkoord en de energietransitie realiseren. Met die wet is in het afgelopen decennium de basis gelegd voor een efficiënte, betrouwbare en duurzame energievoorziening tegen zo laag mogelijke kosten. Zo luidde de doelstelling in 2005. Het einddoel was om door deze systeemkeuze de gesplitste bedrijven marktconform te laten opereren en daarmee de kosten voor de klant omlaag te brengen en klantgerichter te worden. Uit onderzoek was gebleken dat bij de traditionele bedrijven te veel vet op de botten zat, wat zich vooral manifesteerde in staffuncties en indirecte functies. Energiebedrijven die hun bedrijfsactiviteiten opsplitsten in zelfstandig opererende delen, de zogenaamde first movers, reduceerden hun kosten, met name voor personeel, tot soms wel de helft. Niet het splitsen op zich stond daarbij centraal, maar het stroomlijnen en het transparant en efficiënt maken van de onderscheiden bedrijfsprocessen. Het doel daarvan was om minder kosten en lagere tarieven te krijgen. Dat heeft toen bij een aantal bedrijven veel banen gekost. Dat was logisch. Met de winst van de netwerkbedrijven werden de verlieslijdende bedrijfsonderdelen gefinancierd. Door het wegvallen van die financieringsstroom was een aantal activiteiten niet meer rendabel en moest er ingrijpend worden gereorganiseerd of afgestoten. Een aantal bedrijven heeft zich om hun moverende redenen verzet tegen het opvolgen van de Wet onafhankelijk netbeheer. Deze bedrijven zijn niet gesplitst. Na het arrest van de Hoge Raad op 26 juni jongstleden staat voor Eneco en Delta alleen nog een beroep op artikel 1 van het eerste protocol EVRM open. Het instellen van zo'n beroep heeft echter geen opschortende werking, zodat zij zullen moeten voldoen aan de bepalingen van de Wet onafhankelijk netbeheer.

De samenloop in tijd van deze uitspraak, het oordeel van de ACM en de behandeling van het wetsvoorstel Wijziging Elektriciteits- en Gaswet in de Tweede Kamer, was puur toeval. Daardoor is echter de inhoudelijke en politieke discussie over dit wetsvoorstel gefocust op de rechtmatigheid van de Won. Sinds een amendement van die strekking door de Tweede Kamer is verworpen, zijn alle ogen gericht op deze Kamer. Dat blijkt uit alle e-mails die wij ontvingen. De verwachtingen zijn echter gebaseerd op onvolledige en onjuiste informatie. Het zijn verwachtingen die de Eerste Kamer niet kan waarmaken. Daar moeten we helder over zijn. In dat verband wil ik alvast iets zeggen over de motie die is ingediend.

Ik moet vooraf zeggen dat het mij een wat naar gevoel geeft dat aan het begin van het debat al een motie van deze strekking is ingediend. Het is een goed gebruik in deze Kamer om gezamenlijk het debat open te voeren. De basis van het debat is dat we openstaan voor elkaars overtuigingen. We proberen elkaar te overtuigen met argumenten. We moeten vooral openstaan voor de argumenten van anderen. Dat heeft bij dit debat, blijkens deze motie, geen zin, omdat de ondertekenaars al voor het debat hun oordeel hebben gegeven. De toelichting van mevrouw Meijer die bij de indiening zei dat het gaat om een meerderheid waarover geen discussie meer mogelijk is, slaat naar mijn gevoel het debat helemaal dood.

De heer Dercksen (PVV):

Zou het ermee te maken kunnen hebben dat de minister de nodige druk heeft uitgevoerd op sommige partijen die wellicht wat gemengd in dit debat zitten? Misschien is het niet helemaal voor niets dat de motie al in eerste termijn is ingediend. Zou dat er iets mee te maken kunnen hebben?

Mevrouw Huijbregts-Schiedon (VVD):

Ik heb geen idee. De heer Dercksen vraagt naar iets waar ik geen kennis van heb. Hij vraagt wat de minister zou kunnen denken. Ik ken hem goed, maar ik kan niet in zijn hoofd kijken.

De heer Dercksen (PVV):

Ik kan ook niet in zijn hoofd kijken, maar ik luister wel naar wat er in de wandelgangen wordt gezegd en wie er op allerlei avonden en middagen worden gebeld. Ik trek de conclusie dat de motie niet is bedoeld om het debat dood te slaan, maar dat er goede redenen voor zijn om deze in eerste termijn in te dienen. Ik denk namelijk dat de nodige druk is uitgeoefend door de minister. Mijn naam staat weliswaar niet boven de motie maar eronder, maar dat breng ik graag naar voren.

Mevrouw Huijbregts-Schiedon (VVD):

Het heeft misschien te maken met de tijd die ik al in de Kamer heb doorgebracht, maar het is een novum dat op deze manier een motie wordt ingediend, met een toelichting waarin politieke overwegingen als feit worden neergelegd. Het verzoek in de motie om een novelle zie ik ook als een novum. Het gaat in facto om het intrekken van een groepsverbod, wat een bepaling is uit een wet die nu niet voorligt. Ik zie mevrouw Meijer haar hoofd schudden, maar ik kan het niet anders interpreteren. In tweede termijn zullen we hier verder over discussiëren. Hiermee wordt het arrest van de Hoge Raad van afgelopen juni als het ware teruggedraaid.

De heer Flierman i (CDA):

Ik bestrijd dat het gaat om een wet die niet voorligt. In de wet die wij nu bespreken is artikel 4.6 opgenomen, waarin het groepsverbod opnieuw in wetgeving wordt omgezet. Door middel van de motie vragen wij de minister of hij dat artikel niet wil invoeren.

Mevrouw Huijbregts-Schiedon (VVD):

En ik zeg waar de motie op neerkomt.

De voorzitter:

Mijnheer Dercksen, kort graag. Ik vraag u om niet voortdurend uw vraag in tweede en derde instantie te herhalen.

De heer Dercksen (PVV):

Ik zal mijn vraag kort formuleren. Waar heeft mevrouw Huijbregts gelezen dat er in de motie om een novelle wordt gevraagd?

Mevrouw Huijbregts-Schiedon (VVD):

Ik heb nog geen tijd gehad om de motie te lezen. Ik ga af op de toelichting die mevrouw Meijer en de heer Flierman hebben gegeven.

De heer Dercksen (PVV):

Mevrouw Huijbregts is boos over een motie die ze nog niet heeft gelezen. En dan zegt ze dat wij voorbarig zijn.

Mevrouw Huijbregts-Schiedon (VVD):

Luister, als het gaat ...

De voorzitter:

Hoho, we spreken niet door elkaar en alleen via de voorzitter. Als het zo gaat, krijgen we chaos en dat wil ik niet. Mevrouw Huijbregts krijgt de gelegenheid om antwoord te geven. Daarna is het woord aan de heer Flierman.

Mevrouw Huijbregts-Schiedon (VVD):

Als er gevraagd wordt om een bepaling uit de wet te schrappen, kan dat alleen via een novelle.

De heer Flierman (CDA):

Ik heb in mijn betoog twee wegen geschetst om mijn doel te bereiken. De eerste weg is via een novelle. De afgelopen weken hebben we in dit huis echter vastgesteld dat het initiatief tot een novelle van de minister moet komen. Dat staat dus niet in de motie. De andere weg is die van het buiten werking laten van een aantal bepalingen, op grond van een van de slotbepalingen in de wet, artikel 12, lid 36. Dat is waar in de motie om gevraagd wordt. Er wordt niet gevraagd om een novelle. In de motie wordt de minister verzocht om iets te doen. Naar mijn beste weten mag dat in dit huis.

Mevrouw Huijbregts-Schiedon (VVD):

De facto komt dat op hetzelfde neer: het buiten werking stellen van een aantal bepalingen die in een andere wet zijn opgenomen. Mag ik verder?

De voorzitter:

Ja, maar denkt u wel aan de tijd.

Mevrouw Huijbregts-Schiedon (VVD):

Maar ik word wel heel vaak onderbroken.

De voorzitter:

Ja, maar dan stop ik de tijdwaarneming.

Mevrouw Huijbregts-Schiedon (VVD):

Echt waar? Ik ben bijna klaar.

Ik zei al dat wij de verwachtingen niet kunnen waarmaken als we ons werk serieus nemen. Dat zelfs de aandeelhouders van Eneco spreken over het voorliggend wetsvoorstel als de nieuwe Splitsingswet, geeft te denken.

Samengevat: door dit wetsvoorstel wordt niets gewijzigd aan de werking van de Wet onafhankelijk netbeheer. Het groepsverbod blijft intact en dat onderschrijft mijn fractie. Sterker nog: het wetsvoorstel vindt zijn basis in de Won. Ik kan er niet onderuit om tegen mevrouw Vos te zeggen dat ik het helemaal met haar eens ben dat wetten op goede gronden gewijzigd moeten kunnen worden. Ik vraag of zij straks wil reageren op mijn vraag of zij deze motie een goede grond vindt om een wet te wijzigen.

Mevrouw Vos i (GroenLinks):

Ik zal daar zo meteen in mijn bijdrage op ingaan, want het is natuurlijk een kernpunt in dit debat. Ik heb een vraag aan mevrouw Huijbregts. In de Won wordt volgens mij vooral bepaald hoe de splitsing moet worden geregeld. Het is in feite een uitvoeringswet. Mevrouw Huijbregts zegt nu echter dat de Won hoe dan ook blijft bestaan.

Mevrouw Huijbregts-Schiedon (VVD):

De splitsingswet blijft bestaan.

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Als het groepsverbod, dat nu in deze wet STROOM en in de huidige Elektriciteitswet wordt geregeld, tijdelijk buiten werking wordt gesteld, wordt opgeschort of wat dan ook, heeft dat echter ook effect op de splitsingswet. Die voert in feite gewoon uit wat in de Elektriciteitswet wordt geregeld. Wat in de wet STROOM of in de Elektriciteitswet staat, zal toch leidend zijn.

Mevrouw Huijbregts-Schiedon (VVD):

Zeker. Maar als belangrijk onderdeel van andere wetgeving wil mevrouw Vos een bepaling uit die andere wetgeving schrappen.

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Ik ga er zo op in. Het gaat nu echter vooral om artikel 4.6, lid 6, waarin het groepsverbod wordt geregeld. Volgens mij kunnen we hier prima in dit debat over spreken.

Mevrouw Huijbregts-Schiedon (VVD):

Dat doen we ook. Dat wil echter niet zeggen dat we elkaars mening hierover delen.

Mevrouw Meijer (SP):

Ik wil het toch even preciseren. Mevrouw Huijbregts zegt dat wij een bepaling willen schrappen. Dat is echter niet zo. Wij zeggen dat wij die bepaling nog niet in werking laten treden. Dat is iets totaal anders dan een novelle. Dat moet wel duidelijk en helder zijn.

Mevrouw Huijbregts-Schiedon (VVD):

Ja, dat is helder. Maar het groepsverbod bestaat. Punt. Het is in werking.

De voorzitter:

Mevrouw Jorritsma, u moet stil zijn. Mevrouw Meijer, u krijgt nog één keer het woord.

Mevrouw Meijer (SP):

Het groepsverbod zit in de Elektriciteitswet en de Gaswet. Deze twee wetten worden nu samengevoegd in de wet STROOM. In deze Kamer kunnen wij dus zeggen dat we deze bepaling voorlopig niet in werking laten treden.

Mevrouw Huijbregts-Schiedon (VVD):

Het is in werking. Het zit in de Gaswet en de Elektriciteitswet. Het is in werking. Het heeft ook gewerkt. Het werkt ook.

De voorzitter:

Mevrouw Meijer, ik denk dat u het daarmee moet doen. Komt u er maar op terug in de tweede termijn. Mijnheer Flierman, u krijgt nog heel kort het woord.

De heer Flierman (CDA):

Ik neem het stokje even over. Het klopt dat in de huidige Elektriciteits- en Gaswet een groepsverbod zit dat in werking treedt. Het enige punt is dat die oude twee wetten worden ingetrokken als de nieuwe wet in werking treedt. Als je die twee oude wetten intrekt en het groepsverbod in de nieuwe wet niet in werking laat treden, heb je de situatie die we nu bespreken.

Mevrouw Huijbregts-Schiedon (VVD):

Er is een samenhang tussen een groot aantal wetsbepalingen en wetten. Die regelen de onafhankelijkheid in de infrastructuur van onze energievoorziening en die zijn nauw met elkaar verbonden. Het gaat om de Wet onafhankelijk netbeheer, om de zogenaamde splitsingswet en om het groepsverbod. Het groepsverbod is een middel om de onafhankelijkheid van het net te waarborgen. Wij zijn het hier blijkbaar niet over eens. De werking van het groepsverbod is in ieder geval voor de VVD een belangrijke voorwaarde om de doelstellingen die in deze wet en in de energietransitie moeten worden gerealiseerd, te handhaven.

De voorzitter:

Tot slot, mijnheer Flierman. U mag nog een keer en dan is het klaar.

De heer Flierman (CDA):

Ik wil alleen constateren dat wij het nu niet meer hebben over de vraag of wat in de motie staat, technisch kan. We hebben het nu over de vraag of wat in de motie staat, wenselijk is. Dat vind ik een volstrekt legitiem debat in dit huis.

Mevrouw Huijbregts-Schiedon (VVD):

En we hebben het over de vraag of het zuiver is.

DELTA en zijn medewerkers hebben ongetwijfeld gelijk als zij zeggen dat een opsplitsing van de bedrijfsonderdelen gepaard zal gaan met een verlies aan werkgelegenheid. Zoals gezegd leert de ervaring bij andere bedrijven dat de stroomlijning van de afzonderlijke bedrijfsprocessen niet alleen meer efficiency oplevert, maar ook dat het gecombineerde werknemersbestand op den duur afneemt. Ten opzichte van 2007 zijn de omstandigheden inmiddels drastisch veranderd. Dat is jammer, vooral voor Zeeland, waar een aantal negatieve ontwikkelingen elkaar lijken te versterken. Daarom is het goed dat de provincie en het ministerie aan een commissie onder leiding van de voormalige minister-president Balkenende hebben gevraagd zich over de toekomstige werkgelegenheid in Zeeland te buigen. Daarbij wil ik echter opmerken dat het instellen van een dergelijke commissie verplichtingen met zich meebrengt voor de minister van Economische Zaken ten aanzien van de uitkomst.