Rappelabele toezeggingen Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (Vooruitblik voor juli 2018 tot januari 2019)



Dit is het rappel vanaf 02-07-18 tot 02-01-19.

 




Toezegging Gelijkschakeling titulatuur (33.519) (T01763)

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen van de leden Essers (CDA) en Engels (D66), toe over twee studiejaren te bezien of de voorlichting en communicatie over de gelijkschakeling van titulatuur voor hbo en wo helder genoeg zijn. Tevens zegt zij toe over dit onderwerp te praten met andere partijen, waaronder werkgevers, teneinde verwarring te voorkomen.


Kerngegevens

Nummer T01763
Status voldaan
Datum toezegging 9 juli 2013
Deadline 1 juni 2020
Verantwoordelijke(n) Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Kamerleden prof. mr. J.W.M. Engels (D66)
Prof.dr. P.H.J. Essers (CDA)
Commissie commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie evaluatie
Onderwerpen Hoger Beroepsonderwijs
titulatuur
WO
Kamerstukken Wet Kwaliteit in verscheidenheid hoger onderwijs (33.519)


Uit de stukken

Handelingen I 2012-2013, nr. 34, item 3 - blz. 8

De heer Essers (CDA): Ik begin met de gelijkschakeling van de hbo- en wo-titulatuur. Ofschoon de minister het onderscheid tussen hbo en wo, het binaire stelsel, uitdrukkelijk wil handhaven, stelt zij wel voor om de titulatuur voor hbo en wo zowel op bachelor- als op masterniveau gelijk te trekken, althans bij die opleidingen waarvoor de toevoegingen "Arts" dan wel "Science" gebruikelijk zijn. Met dit voorstel wil de minister aansluiten bij de wijze waarop Angelsaksische landen en Duitsland omgaan met de titulatuur. Wel blijft het onderscheid tussen hbo en wo zichtbaar op de getuigschriften en het diplomasupplement. De bedoeling van deze gelijkschakeling is om de last weg te nemen die hbo-afgestudeerden thans kennelijk ondervinden op de internationale arbeidsmarkt. Ofschoon wij dit punt zeker niet willen bagatelliseren, betwijfelen wij ernstig of de gekozen weg van gelijkschakeling van de titulatuur wel de juiste oplossing voor dit probleem is. Die creëert namelijk een ander probleem en dat is dat er nieuwe verwarring zal ontstaan over de wo-titulatuur en dat er mogelijk verwatering optreedt van de academische graden met als gevolg een devaluatie van de wo-titulatuur. Hoe kan het dat de VSNU hiermee akkoord is gegaan? Wij zijn nog steeds van mening dat de opmerking van de minister dat uit de getuigschriften en het diplomasupplement duidelijk wordt of men hbo of wo heeft gedaan, ook kan worden omgedraaid: waarom zou het dan nodig zijn om de titulatuur gelijk te schakelen, als nu ook al uit de getuigschriften en het diplomasupplement duidelijk is of je hbo dan wel wo hebt gedaan? Wordt met het zetten van deze principiële stap niet het internationale prestige van de Nederlandse wo-titulatuur in de waagschaal gezet in ruil voor het in de toekomst voorkomen van vooral praktische problemen om in het buitenland de Nederlandse hbo-titulatuur duidelijk te maken? Daar moeten toch andere oplossingen voor kunnen worden bedacht dan deze drastische stap? Mijn vraag aan de minister is dan ook wat zij kan doen om onze zorgen op dit punt weg te nemen.

(...)

Handelingen I 2012-2013, nr. 35, item 2 - blz. 13

Minister Bussemaker: Ik blijf de binariteit op alle mogelijke manieren benadrukken. Ik vind het van groot belang dat het wo en het hbo laten zien waar zij zelf sterk in zijn ten opzichte van elkaar, en daarvoor een duidelijk profiel maken. Ik kan het volgende toezeggen. Dit weer voor ons uitschuiven, lost niets op. Ik denk echt dat het wenselijk is dat wij het als volgt doen: de wettelijke bescherming van de bachelor- en mastertitel blijft de kwaliteit garanderen; en de toevoeging aan de titel en de diplomasupplementen houden een nadere duiding in van de oriëntatie van de opleiding, waarmee ook duidelijk wordt of het wo of hbo is. Met alles wat ik net heb genoemd, denk ik dat we daarmee voldoende garanties hebben ingebouwd. Overigens stel ik ook vast dat die nieuwe titels voor de nieuwe bachelor- en masteropleidingen niet tot veel maatschappelijke verwarring hebben geleid, ook niet bij werkgevers. Ik denk dus dat wij hier vrij gemakkelijk aan kunnen wennen. Het is misschien wel wenselijk als we over twee studiejaren de balans opmaken en bekijken of de voorlichting en communicatie helder genoeg zijn. Dat wil ik de Kamer wel toezeggen, om de zorg over de titulatuur, die zoals ik heb gezien in deze Kamer toch bestaat, hopelijk te kunnen wegnemen. Zo kunnen we in navolging van alle ons omliggende landen die stap, waarop wij zo lang hebben gewacht en die we zo lang voor ons uit hebben geschoven, ook eens zetten.

(...)

Handelingen I 2012-2013, nr. 35, item 2 - blz. 14

De heer Essers (CDA): Tot slot de titulatuur. Ik heb goed geluisterd naar wat de minister daarover heeft gezegd, maar dat stelde mij nog niet gerust. Wij zijn er nog steeds bezorgd over dat het gelijkstellen van die titulatuur op het terrein van arts en science zal leiden tot verwarring met betrekking tot de wo-titulatuur. Wij begrijpen de redenering erachter, maar bij mij blijft toch de gedachte overheersen dat het vooral gaat om een uitlegproblematiek, dus om een praktische problematiek. Wij hebben met ons binaire stelsel nu eenmaal een heel bijzonder stelsel, maar wij hebben ook een buitengewoon goede reputatie in het buitenland. Als de minister de Nuffic nu een lijst laat opstellen waarin duidelijk wordt gemaakt hoe ons systeem eruitziet, hoe die titulatuur bij de hbo's tot stand komt en wat daarvan de betekenis is, lijkt het mij onwaarschijnlijk dat men die in het buitenland niet zou accepteren. Ik blijf daarom van mening dat dit een heel principiële oplossing is voor een praktisch probleem. Maar ik heb dus goed naar de minister geluisterd. Zij zal haar best doen om dit heel duidelijk te maken in het buitenland, voornamelijk met betrekking tot de wo-titulatuur. Na twee jaar zal de zaak worden geëvalueerd, al ga ik er niet van uit dat we de zaak dan wéér gaan veranderen. Alles van waarde is weerloos. Ik blijf het jammer vinden dat de wo-titulatuur nu gelijk wordt getrokken met de hbo-titulatuur, omdat dit naar mijn mening weer tot vragen zal leiden in gevallen waarin men tegelijkertijd wordt geconfronteerd met sollicitaties van hbo- en wo-afgestudeerden met dezelfde titulatuur. Dan zullen er dus vragen ontstaan. Ik denk dat dit te relateren blijft aan onze heel bijzondere positie, met ons binaire stelsel. Ik bevestig wat de minister zei, namelijk dat het absoluut nodig is om dit zeer goed in het buitenland uit te leggen.

(...)

Handelingen I 2012-2013, nr. 35, item 2 - blz. 16

De heer Engels (D66): Over de titulatuur zou ik nog heel veel willen zeggen. Mijn zorg is niet weggenomen door hetgeen de minister erover heeft gezegd. Ik denk dat de verwarring zal blijven. Ik bemerk in de hbo-wereld, nadrukkelijk niet bij de Vereniging Hogescholen maar bij hbo-instellingen zelf, een vrij structurele onderstroom om toch aan te willen haken bij dat universitaire niveau, om allerlei redenen. Dat zou op een gegeven moment de druk op het wegnemen van het binaire stelsel kunnen vergroten. Die kant moeten wij echter zeer zeker niet op. De aarzelingen die hier zijn geuit, kan ik volmondig hier alleenstaand – er is niemand aanwezig van mijn fractie – bevestigen.

(...)

Handelingen I 2012-2013, nr. 35, item 2 - blz. 18

Minister Bussemaker: Voorzitter. Ik heb goed geluisterd naar de woorden van de heer Essers en de heer Engels over de titulatuur. Ik zeg tot beide heren dat ik het heel belangrijk vind dat deze maatregel over titulatuur er niet toe leidt dat het binaire stelsel onderuit wordt gehaald. Dat hoeft ook niet. Er zijn andere landen die deze titels hebben en ook een duidelijk onderscheid blijven maken tussen hbo en wo. Ik wil per se niet dat er in het hbo te dicht tegen de universiteit aan wordt geschurkt. Ik zie weleens hbo-instellingen die eigenlijk het liefste universiteit willen spelen. Dat zouden we niet moeten willen. We moeten juist willen profiteren van die heel bijzondere beroepspraktijk die het hbo biedt, alsmede van het beroepsonderzoek. Daarvan kan ook het wo soms leren, net zoals het hbo kan leren van het academische onderwijs. Die scherpte moeten we er wel in houden. Ik zie het als een opdracht aan mezelf om daarop toe te zien.

Ik ben graag bereid om met de Kamer een uitgebreider beleidsdebat over het hoger onderwijs te voeren. Dit zijn allemaal thema's om uitgebreid met elkaar te blijven bespreken, maar ook de instellingen zelf moeten er scherp op blijven. Ik let daar heel nauwlettend op in de gesprekken die ik voer met de Vereniging Hogescholen en met de universiteiten. Ik voel me door de Kamer weer aangemoedigd om dit ook in lezingen en publieke debatten naar voren te blijven brengen. Ik hoop dus dat we de verwarring met de titulatuur waarvoor de heer Essers bang is, zo veel mogelijk kunnen terugbrengen. Ik zal daarover praten met andere partijen, zoals de werkgevers, zodat zij ook weten wat er nu aankomt. Ook kunnen we het misschien nog meenemen in de informatie die we aan studenten en ouders geven bij de inschrijving van studenten.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Wetsevaluatie (34.109) (T02200)

De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap zegt de Kamer, naar aanleiding van een motie van het lid Gerkens (SP), toe de wet formeel na vijf jaar te evalueren, maar als er signalen zijn, die signalen er binnen drie jaar uit te lichten om de Kamer er apart over te informeren.


Kerngegevens

Nummer T02200
Status voldaan
Datum toezegging 8 december 2015
Deadline 1 januari 2023
Voormalige Verantwoordelijke(n) Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Huidige Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris Cultuur en Media
Kamerleden A.M.V. Gerkens (SP)
Commissie commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie evaluatie
Onderwerpen erfgoedwet
evaluaties
Kamerstukken Erfgoedwet (34.109)


Uit de stukken

Handelingen I 2015-2016, nr. 11, item 7 - blz. 11

Mevrouw Gerkens (SP): Voorzitter. Ik ben eigenlijk een tikje teleurgesteld in de beantwoording door de minister. Ik had haar gevraagd om mij iets tegemoet te komen wat betreft de zorgpunten die er nog zijn over het goed geborgd zijn in de uitvoering. De minister heeft evenwel met verve staan verdedigen dat deze wet echt een verbetering is en dat het beter is dan het was. Uiteindelijk geldt: the proof of the pudding is in the eating. Misschien moeten we die wet dan maar gaan eten, maar dan moeten we achteraf wel beoordelen of de pudding wel lekker was en of we misschien nog iets aan de receptuur moeten veranderen. Daarom vraag ik de minister om deze wet na drie jaar te evalueren, zodat we kunnen bekijken of er nog aanvullingen nodig zijn op de punten waarover vandaag de woordvoerende drie partijen hun zorgen hebben geuit. Daartoe heb ik hier een handgeschreven motie. Ik hoop dat de voorzitter die kan lezen.

De voorzitter: Door de leden Gerkens, Schnabel, Köhler, Meijer en Atsma wordt de volgende motie voorgesteld:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat er in het omvattende karakter van de Erfgoedwet nog enige zorgpunten zitten;

overwegende dat in de uitvoering pas geconcludeerd kan worden of de wet de gewenste effecten heeft;

verzoekt de regering, na drie jaar de wet te evalueren en daarover aan de Kamer te rapporteren,

en gaat over tot de orde van de dag.

Zij krijgt letter G (34109).

(...)

Handelingen I 2015-2016, nr. 11, item 7 - blz. 12

Minister Bussemaker: Tot slot kom ik bij de motie-Gerkens c.s. op letter G. Daarin wordt de regering verzocht om de wet na drie jaar te evalueren. Aan de ene kant ben ik zeer geneigd om de allerlaatste vragen die mevrouw Gerkens en anderen nog hebben, zo te beantwoorden dat zij met een gerust hart voor deze wet kunnen stemmen, omdat zij weten dat hij goed zal worden uitgevoerd. Aan de andere kant gaat het bij erfgoed vaak over een langere periode in de tijd. Het vraagt namelijk maatschappelijke discussies. Ook kan het om lokale aspecten gaan, waarbij één geval vaak niet genoeg is. Je moet ook verschillende casussen hebben om te kunnen bekijken of een en ander goed functioneert. En gelukkig is vervreemding niet aan de orde van de dag, dus hebben we tijd nodig om te bekijken wat de effecten van bepaalde besluiten zijn. Dan is het dus van belang om de tijd te hebben om het te laten werken, om te bepalen hoe iets functioneert. Daarom ben ik voornemens om de wet na vijf jaar te evalueren. Ik heb wel gezegd dat we op een aantal punten gaan monitoren. Ik hoop dus de Kamer tevreden te stellen als ik zeg dat we de wet formeel na vijf jaar evalueren, maar dat ik, als er signalen zijn, die signalen er in ieder geval binnen drie jaar uit licht om de Kamer er apart over te informeren. Een evaluatie kost namelijk heel veel werk, tijd en geld. Het is een soort risicobenadering: hebben we signalen dat zich bij een bepaald onderdeel van de wet veel zorgen voordoen of er veel aan de hand is, dan bericht ik de Kamer daarover apart. De volledige, uitgebreide evaluatie doe ik echter na vijf jaar. Dat zou ik kunnen toezeggen. De motie zoals zij nu luidt, zou ik dus willen ontraden.

Mevrouw Gerkens (SP): Ik vind de toezegging van de minister fantastisch. Ik ga daar graag mee akkoord. Dat betekent dat ik de motie intrek.


Brondocumenten


Historie







Toezegging toesturen uitkomsten accreditatieonderzoek NVAO inzake de Geneeskundeopleiding (34.035) (T02401)

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen van de leden Bruijn (VVD), Nooren (PvdA) en Gerkens (SP), toe de uitkomsten van het accreditatieonderzoek van de NVAO inzake de Geneeskundeopleidingen en daarbij in het bijzonder naar de positie van coschappen van geneeskundestudenten t.o.v. stages van andere studenten aan de Kamer te sturen.


Kerngegevens

Nummer T02401
Status voldaan
Datum toezegging 17 februari 2017
Deadline 1 januari 2019
Verantwoordelijke(n) Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Kamerleden prof. dr. J.A. Bruijn (VVD)
A.M.V. Gerkens (SP)
Drs. J.E.A.M. Nooren (PvdA)
Prof.dr. A.H.G. Rinnooy Kan (D66)
Commissie commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW)
Soort activiteit Mondeling overleg
Categorie evaluatie
Onderwerpen coschappen
geneeskunde
studenten
Kamerstukken Wet studievoorschot hoger onderwijs (34.035)


Uit de stukken

Verslag mondeling overleg, 34.035, Y, pag. 6

Minister Bussemaker:

(...)

We kunnen ook kijken naar de NVAO (Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie), die de onderwijsleeromgeving beoordeelt. Die kan echt goed bekijken of het echt een onderwijsleeromgeving is, of het onderwijskwaliteit is, of er kwaliteitszorg is en of daarmee het opleidingsgerichte karakter van coschappen goed is geborgd. Ik kan u vertellen dat dit jaar alle geneeskundeopleidingen weer worden gevisiteerd. Als daaruit signalen naar voren komen die duiden op knelpunten in de studeerbaarheid of op het niet goed toepassen van het opleidingsconcept, dan moet dat terugkomen in de rapportage van de NVAO. Ik heb, indachtig deze discussie, ook met de NVAO afgesproken dat ik daar dan van op de hoogte word gebracht.

(...)

Verslag mondeling overleg, 34.035, Y, pag. 6

Minister Bussemaker:

(...)

Ik wil wel bekijken wat er uit de NVAO-rapportage komt, omdat die dit jaar toch de geneeskundeopleidingen gaat visiteren en dan dit punt kan meenemen. Als daaruit blijkt dat er meer geïnspecteerd moet worden of dat er aanleiding is om de uitvoering -- dus niet de uitgangspunten, maar de praktische toepassing daarvan -- te bespreken, dan kan ik altijd op grond daarvan het gesprek met de NFU voeren.

Verslag mondeling overleg, 34.035, Y, pag. 7

Mevrouw Nooren (PvdA): In aanvulling hierop zeg ik nog het volgende. Ik vind het heel fijn dat de NVAO gaat bekijken of eraan wordt voldaan.

Verslag mondeling overleg, 34.035, Y, pag. 7

De heer Bruijn (VVD): Ik ben heel blij met de toezegging dat de NVAO het gaat bekijken en monitoren. Ik hoop dat wij er dan ook bij betrokken blijven als Eerste Kamer.

Verslag mondeling overleg, 34.035, Y, pag. 9

Mevrouw Gerkens (SP): Het werd al even tussen neus en lippen gezegd, maar we krijgen dus de uitkomsten van het onderzoek van de NVAO toegestuurd? Wat kunnen we eventueel nog verwachten?

Minister Bussemaker: Misschien kan een van de medewerkers aangeven wanneer we dat verwachten?

De heer Van der Meer (ondersteunend ambtenaar): Tussen nu en volgend jaar lopen eigenlijk alle accreditaties. Dat zijn er best wel veel. Het gebeurt niet allemaal tegelijkertijd, maar na elkaar. Dus wanneer het precies is … Ik weet het niet zeker. Ik kijk even naar Margo. Volgend jaar?

Mevrouw Van Oosterhout (ondersteunend ambtenaar): Dat durf ik nu nog niet te zeggen.

De heer Van der Meer (ondersteunend ambtenaar): Zullen we dat dan nog even melden?

Minister Bussemaker: Ik zal niet met een lange brief maar wel informeel nog even aangeven wanneer we verwachten dat het naar de Kamer kan. Ik weet niet of er nog een bewerking moet plaatsvinden nadat wij het hebben ontvangen.

zie ook T02062


Brondocumenten


Historie