Rappelabele toezeggingen minister voor Rechtsbescherming (2017-2024) (Rappel september 2023 (deadline 1 juli 2023))



Dit is het rappel tot 02-07-23.

 




Toezegging Pilots afleidingsstelsel gezagssituatie (34.605) (T03377)

De minister voor Rechtsbescherming zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Recourt (PvdA), toe om door middel van pilots van zes maanden te bezien hoe het afleidingsstelsel van de gezagssituatie in de praktijk werkt. Hij zal de Kamer over deze uitkomsten informeren.


Kerngegevens

Nummer T03377
Status voldaan
Datum toezegging 15 maart 2022
Deadline 1 januari 2024
Verantwoordelijke(n) Minister voor Rechtsbescherming
Kamerleden mr. J. Recourt (GroenLinks-PvdA)
Commissie commissie voor Justitie en Veiligheid (J&V)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen gezag door erkenning
pilots
Kamerstukken Initiatiefvoorstel-Van Ginneken en Van Wijngaarden over het van rechtswege ontstaan van gezamenlijk gezag door erkenning (34.605)


Uit de stukken

Handelingen I 2021-2022, nr. 21, item 11 - blz. 2

De heer Recourt (PvdA):

(…)

Aan de minister heb ik ook een vraag over het gezagsregister. Dit register wordt bijvoorbeeld geraadpleegd door artsen en therapeuten om te zien wie toestemming moet geven voor medische behandelingen. Ook wordt het geraadpleegd door de Koninklijke Marechaussee bij een alleenreizende ouder met kind. Het gezagsregister moet snel en duidelijk uitsluitsel geven over de vraag wie met het gezag over een kind is of zijn belast. Het raadplegen van het gezagsregister is heel eenvoudig, maar het trekken van een conclusie daaruit over het gezag is geen sinecure. Dit is ook onder de huidige wet al het geval. In het register wordt namelijk niet het gezag zoals dat van rechtswege geldt genoteerd, maar alleen gezagsbeslissingen. Zijn de ouders gehuwd en is er geen aantekening in het gezagsregister, dan is er gezamenlijk gezag. Zijn de ouders ongehuwd en is er geen aantekening, dan is er juist geen gezamenlijk gezag. Waar nu al kennis van het familierecht nodig is om het gezagsregister te kunnen lezen, wordt dat straks nog ingewikkelder. Bij een kind dat is geboren uit ongehuwde ouders voor de datum van inwerkingtreding van de wet betekent het ontbreken van een aantekening dat moeder alleen het gezag heeft. Maar is het kind geboren na inwerkingtreding, dan betekent geen aantekening juist wel gezamenlijk gezag. Tenminste, meestal, want het is weer anders als de moeder bijvoorbeeld minderjarig was. Dan is er juist weer geen gezamenlijk gezag, tenzij zij beschikte over een meerderjarigheidsverklaring, want dan is juist weer wel sprake van gezamenlijk gezag.

Dit is een juridische puzzel die voor de meeste artsen en therapeuten niet te doorgronden zal zijn, en ik zou zeggen voor de meeste juristen ook niet meer. Denk bijvoorbeeld aan de kindertherapeut die wil weten of ze met een noodzakelijke behandeling van een kind mag instemmen als de vader er niet mee instemt. Je kunt je ook afvragen of de marechaussee hiermee uit de voeten kan. Hier moet echt een oplossing voor worden gevonden. Graag vernemen wij van de minister of hij dit probleem onderkent en hoe hij ervoor gaat zorgen dat raadpleging van het gezagsregister daadwerkelijk snel duidelijkheid geeft over de vraag wie het gezag over een kind heeft. Ik zeg er nu alvast bij dat dit ook in een latere brief mag, maar dan wel graag binnen een gegeven termijn.

Handelingen I 2021-2022, nr. 21, item 11 - blz. 21

Minister Weerwind:

Meneer de voorzitter. Met de heer Recourt onderken en onderschrijf ik het belang van het goed kunnen afleiden van de gezagssituatie. Ik ben dan ook gestart met een project verbeteren ontsluiten gezagsinformatie. Daarin wordt verkend hoe het afleiden van het gezag kan worden verbeterd. We hebben op dit moment ook een paar pilots lopen. Als uw Kamer een positief besluit neemt over dit wetsvoorstel, zijn we voornemens die uit te gaan voeren. En anders ga ik dat bij zorg en veiligheid meten. Dan ga ik kijken hoe dat systeem van dat afleidingsstelsel in de praktijk werkt en of het functioneert. Dan ga ik niet vijf jaar wachten. Dan wil ik na een periode van zes maanden — want zolang wil ik de pilot laten lopen — weten of het werkt en of het functioneert, ja of nee, of dat er aanpassingen benodigd zijn. Dat is een kort tijdsbestek, maar ik verwacht dat ik dan genoeg praktijkinformatie heb opgedaan. Mijn verzoek is dus: geef mij de ruimte om die praktijktoets te kunnen verrichten.

De heer Recourt:

Goed om te horen dat dit al onder de aandacht is en dat die pilot gaat lopen. Kan de minister ons informeren over de afloop van de pilot, met name over zijn conclusie?

Minister Weerwind:

Uiteraard zal ik dat doen, met graagte.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Evaluatie voorlichtingstraject (34.605) (T03556)

De minister voor Rechtsbescherming zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen van de leden van de fracties GroenLinks en PvdA, toe een onafhankelijke evaluatie te laten doen naar het voorlichtingstraject betreffende de nieuwe regelgeving.


Kerngegevens

Nummer T03556
Status voldaan
Datum toezegging 13 april 2023
Deadline 1 juli 2024
Verantwoordelijke(n) Minister voor Rechtsbescherming
Kamerleden Mr.drs. M.M. de Boer (GroenLinks)
H. Karakus (PvdA)
F. Karimi (GroenLinks-PvdA)
Drs. M.A.J. Krijnen (GroenLinks)
mr. J. Recourt (GroenLinks-PvdA)
mr. G.V.M. Veldhoen (GroenLinks-PvdA)
Commissie commissie voor Justitie en Veiligheid (J&V)
Soort activiteit Schriftelijk overleg
Categorie evaluatie
Onderwerpen erkenning
gezamenlijk gezag
Voorlichtingstraject
Kamerstukken Initiatiefvoorstel-Van Ginneken en Van Wijngaarden over het van rechtswege ontstaan van gezamenlijk gezag door erkenning (34.605)


Opmerking

Aanvullend op T03375

Uit de stukken

Kamerstukken I, 34605, K, p. 2

De leden van de fracties GroenLinks en PvdA:

“In de brief van 16 december 2022 geeft u aan dat voorlichting aan belanghebbenden over de nieuwe regelgeving met betrekking tot gezag van groot belang is. U geeft daarbij aan waaruit die voorlichting bestaat. In de eerste plaats wordt verwezen naar rijksoverheid.nl. Op de betreffende webpagina wordt met name gewezen op het belang van gezamenlijk gezag en op het voordeel dat dat nu niet meer apart hoeft te worden geregeld.6 Naar het oordeel van de leden van de fracties van GroenLinks en PvdA is deze informatie hiermee nogal eenzijdig, er zijn immers ook ouders (met name moeders) die wel willen dat hun kind erkend wordt door de vader of meemoeder, maar niet willen dat deze gezamenlijk gezag krijgt, of vaders of meemoeders die wel willen erkennen maar geen gezag willen. De redenen voor deze wens kunnen verschillend zijn, van verblijf in het buitenland, de keuze voor het zijn van ouder op afstand tot aanwezigheid van psychische problematiek of een verleden van huiselijk geweld. Waarom wordt op de betreffende pagina van rijksoverheid.nl geen informatie gegeven over wat je moet doen als je wel een erkenning wilt, maar geen gezamenlijk gezag? Kunt u toezeggen dat in ieder geval aan de veelgestelde vragen op de pagina de vraag wordt toegevoegd: “Wat moet ik doen als ik wil dat erkenning niet tot gezamenlijk gezag leidt?”.

Is de regering het met de aan het woord zijnde leden eens dat vermelding op rijksoverheid.nl onvoldoende is om alle Nederlanders voor wie de nieuwe regelgeving relevant is te bereiken? Welke andere kanalen zijn en worden hiervoor gebruikt? Welke free publicity is verkregen? Heeft u er zicht op hoe de bekendheid van de gewijzigde wetgeving op dit moment is, zowel onder de doelgroep van ouders als onder relevante professionals zoals advocaten, medewerkers burgerzaken, medewerkers van jeugdbescherming en Veilig Thuis, maatschappelijk werkers en medewerkers van instellingen voor vrouwenopvang?”

Kamerstukken I, 34605, K, p. 4

Minister Weerwind:

(…)

“Het gaat te ver om nu reeds in te gaan op alle kanalen, verkregen publiciteit en de mate van bekendheid onder zowel ouders als de betrokken ketenpartners. Ik interpreteer uw vragen daarom als een verzoek het voorlichtingstraject gedegen te evalueren om daaruit lessen te kunnen trekken voor toekomstige trajecten. Daarom zal ik een onafhankelijke evaluatie laten uitvoeren naar de voorlichting en uw vragen hierin meenemen. Ik streef ernaar uw Kamer de uitkomsten van deze evaluatie voor het zomerreces te doen toekomen. Voor alle duidelijkheid, de evaluatie van het voorlichtingstraject betreft niet de wetsevaluatie die is voorzien in 2027. Zoals eerder toegezegd aan het lid Dittrich zal bij de wetsevaluatie ook worden gekeken naar de uitvoerbaarheid en toegankelijkheid van de wet.”


Brondocumenten


Historie







Toezegging Rapporteren hoe kwetsbare groep ondersteund kan worden voor wie hoogte eigen bijdrage belemmering vormt voor toegang tot het recht (35.348 / 36.123) (T03677)

De minister voor Rechtsbescherming zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid De Boer (GroenLinks), toe dat hij zal terugkoppelen hoe ondersteuning te bieden aan de kwetsbare groep waarbij de eigen bijdrage bij de gefinancierde rechtsbijstand in familiezaken te hoog is.


Kerngegevens

Nummer T03677
Status voldaan
Datum toezegging 21 februari 2023
Deadline 1 juli 2023
Verantwoordelijke(n) Minister voor Rechtsbescherming
Kamerleden Mr.drs. M.M. de Boer (GroenLinks)
Commissie commissie voor Justitie en Veiligheid (J&V)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen huwelijken
huwelijkse gevangenschap
rechtsbijstand
Kamerstukken Novelle Tegengaan huwelijkse gevangenschap en andere onderwerpen (36.123)
Tegengaan huwelijkse gevangenschap en andere onderwerpen (35.348)


Uit de stukken

Handelingen I 2022-2023, nr. 20, item 9 - blz. 2.

Mevrouw De Boer (GroenLinks):

(…)

“Tot slot een vraag over de toegang tot het recht. In familiezaken geldt een hogere eigen bijdrage dan in andere zaken. De laagste eigen bijdrage is €315 en daar komt dan nog griffierecht bovenop. Is ooit onderzocht of deze hoge eigen bijdrage een belemmering vormt voor de toegang tot het recht in familiezaken? Is de minister bereid om een dergelijk onderzoek te laten uitvoeren? Nu we het er toch over hebben: wat is eigenlijk de ratio achter die hogere eigen bijdrage in familierechtelijke zaken? Is het niet eens tijd om daar afstand van te doen?”

Handelingen I 2022-2023, nr. 20, item 9 - blz. 6.

Minister Weerwind:

(…)

“Ik kom bij de gefinancierde rechtsbijstand in familiezaken en de bijdrage die u noemt. U vroeg mij: is die bijdrage een belemmering voor de toegang tot het recht? U zei: zou je daar niet een onderzoek naar laten verrichten? U vroeg verder: wat is de ratio achter deze bijdrage? De Raad voor Rechtsbijstand monitort jaarlijks, onder andere ook de hoge eigen bijdragen die worden opgelegd voor gefinancierde rechtsbijstand in familiezaken. Sinds de invoering van de verhoging is een afname van rechtsbijstand te zien, maar tegelijkertijd zien we een toename van mediation. U vroeg mij naar de ratio van de verhoogde tarieven. De ratio is om rechtszoekenden bewust te maken van de hoge kosten die gemoeid zijn met rechtsbijstand om zo alternatieve geschiloplossingen te stimuleren. Dan de erkenning van echtscheidingen in het buitenland.”

Mevrouw De Boer (GroenLinks):

“Ik begrijp dat in zijn algemeenheid, maar het mag duidelijk zijn dat juist in de situaties waarover we het hier hebben, situaties van huwelijkse gevangenschap, mediation niet direct voor de hand ligt. Mijn vraag is dus de volgende. Dit soort situaties, waarin sprake is van dwang, zijn vaak ook situaties waarin er financiële afhankelijkheid bestaat. Is duidelijk of in dit soort situaties de hogere eigen bijdrage een belemmering vormt? Want het betekent dat je voor een echtscheiding toch minimaal €400 bij elkaar zal moeten zien te krijgen. Dat is mijn vraag. Ik snap dat het inzetten van mediation de voorkeur heeft in situaties waarin geen sprake is van dwang of geweld, maar juist in situaties waarin wél sprake is van dwang of geweld, is dat geen oplossing.”

Minister Weerwind:

“Ik hoor wat u zegt. U kreeg van mij inderdaad een te algemeen antwoord. Dank dat u het zo verzachtend formuleert. Tegelijkertijd wijst u mij op deze kwetsbare groep, die in deze positie zit: hoe kan die wel de toegang tot het recht gegeven worden? Op verschillende dossiers ben ik bezig om te kijken hoe ik de kwetsbare Nederlanders hierin kan ondersteunen, hoe ik voor hen de toegang tot het recht kan versterken en vergroten. Ik heb nu nog geen adequaat operationeel antwoord op uw vraag, maar ik breek me er wel het hoofd over. Dat geldt niet alleen voor deze groep. Ook in bijvoorbeeld de jeugdbeschermingsketen kijk ik hoe ik daar beter invulling aan kan geven. Ook deze groep zal ik nadrukkelijk, expliciet, meenemen. Ik zal naar u terugkoppelen hoe ik daar invulling aan geef; dat zal ik u laten weten. Uiteraard staat het u vrij om hardop mee te denken.”


Brondocumenten


Historie