Rappelabele toezeggingen minister voor Rechtsbescherming (2017-2024) (Rappel maart 2024)



Dit is het rappel tot 02-01-24.

 




Toezegging De uitkomst van het overleg met de minister van BZK inzake ketensamenwerking en nazorg delen met de Eerste Kamer (35.122) (T03095)

De minister voor Rechtsbescherming zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Bikker, toe dat hij de uitkomst van het overleg met de minister van BZK in het kader van ketensamenwerking en nazorg, en dan met name de problematiek van het gebrek aan geschikte woonruimte, zal delen met de Eerste Kamer.


Kerngegevens

Nummer T03095
Status deels voldaan
Datum toezegging 16 juni 2020
Deadline 1 juli 2024
Verantwoordelijke(n) Minister voor Rechtsbescherming
Kamerleden Mr. M.H. Bikker (ChristenUnie)
Commissie commissie voor Justitie en Veiligheid (J&V)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie overig
Onderwerpen ex-gedetineerden
ketensamenwerking
Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
nazorg
Kamerstukken Wet straffen en beschermen (35.122)


Opmerking

Zie ook het nader memorie van antwoord, p. 11-12.

Uit de stukken

Handelingen I 2019-2020, nr. 32, item 2, blz. 18-19

De heer Rietkerk (CDA):

Kan de minister bij die voortgangsrapportage juist op dit element ingaan, dus de financiering van de keten, niet alleen omdat de programma's toch anders zijn. Dus de Dienst Justitiële Inrichtingen en de reclassering, maar ook gemeenten en woningbouwcorporaties, omdat die ook in een bepaalde financiële situatie zitten, anders dan toen het bestuursakkoord werd ondertekend. En kan de minister ook in het voortgangsbericht op de inverdieneffecten ingaan?

Minister Dekker:

Dat zal ik doen. Ik zal kijken tot op welk niveau. Er zitten heel veel raakvlakken, de wereld is inderdaad veranderd en ik ken de ingewikkelde financiële situatie van gemeenten. Daar staat natuurlijk wel tegenover dat we ook als kabinet extra hebben geïnvesteerd in schuldenproblematiek en dat we onlangs nog extra hebben geïnvesteerd in huisvesting, juist ook voor kwetsbare groepen, voor dak- en thuislozen. In principe ben je dat als je uit de gevangenis komt en je geen dak boven je hoofd hebt. Dus ik zal daarop ingaan, maar dan trek ik het even breder naar wat we, ook los van justitie, op verschillende terreinen doen, waar we juist een impuls hebben gegeven op dit soort zaken.

Mevrouw Bikker (ChristenUnie):

Dank aan de minister voor zijn uitleg ten aanzien van het bestuurlijk akkoord. De minister had schriftelijk al de toezegging gedaan om in overleg te treden met de minister van Binnenlandse Zaken en Wonen. Ik had de minister ook gevraagd om de uitkomst van dat overleg ook met deze Kamer te delen. Dat zou ik op prijs stellen omdat dat juist heel erg raakt aan wat de heer Rietkerk net zei en wat ik met hem deel.

Minister Dekker:

Dat zal ik doen. Voor een deel is dat de minister van BZK, maar ook de staatssecretaris van VWS, die natuurlijk vanuit de kwetsbare groepen betrokken is.

(…)


Brondocumenten


Historie







Toezegging Pilots afleidingsstelsel gezagssituatie (34.605) (T03377)

De minister voor Rechtsbescherming zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Recourt (PvdA), toe om door middel van pilots van zes maanden te bezien hoe het afleidingsstelsel van de gezagssituatie in de praktijk werkt. Hij zal de Kamer over deze uitkomsten informeren.


Kerngegevens

Nummer T03377
Status voldaan
Datum toezegging 15 maart 2022
Deadline 1 januari 2024
Verantwoordelijke(n) Minister voor Rechtsbescherming
Kamerleden mr. J. Recourt (GroenLinks-PvdA)
Commissie commissie voor Justitie en Veiligheid (J&V)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen gezag door erkenning
pilots
Kamerstukken Initiatiefvoorstel-Van Ginneken en Van Wijngaarden over het van rechtswege ontstaan van gezamenlijk gezag door erkenning (34.605)


Uit de stukken

Handelingen I 2021-2022, nr. 21, item 11 - blz. 2

De heer Recourt (PvdA):

(…)

Aan de minister heb ik ook een vraag over het gezagsregister. Dit register wordt bijvoorbeeld geraadpleegd door artsen en therapeuten om te zien wie toestemming moet geven voor medische behandelingen. Ook wordt het geraadpleegd door de Koninklijke Marechaussee bij een alleenreizende ouder met kind. Het gezagsregister moet snel en duidelijk uitsluitsel geven over de vraag wie met het gezag over een kind is of zijn belast. Het raadplegen van het gezagsregister is heel eenvoudig, maar het trekken van een conclusie daaruit over het gezag is geen sinecure. Dit is ook onder de huidige wet al het geval. In het register wordt namelijk niet het gezag zoals dat van rechtswege geldt genoteerd, maar alleen gezagsbeslissingen. Zijn de ouders gehuwd en is er geen aantekening in het gezagsregister, dan is er gezamenlijk gezag. Zijn de ouders ongehuwd en is er geen aantekening, dan is er juist geen gezamenlijk gezag. Waar nu al kennis van het familierecht nodig is om het gezagsregister te kunnen lezen, wordt dat straks nog ingewikkelder. Bij een kind dat is geboren uit ongehuwde ouders voor de datum van inwerkingtreding van de wet betekent het ontbreken van een aantekening dat moeder alleen het gezag heeft. Maar is het kind geboren na inwerkingtreding, dan betekent geen aantekening juist wel gezamenlijk gezag. Tenminste, meestal, want het is weer anders als de moeder bijvoorbeeld minderjarig was. Dan is er juist weer geen gezamenlijk gezag, tenzij zij beschikte over een meerderjarigheidsverklaring, want dan is juist weer wel sprake van gezamenlijk gezag.

Dit is een juridische puzzel die voor de meeste artsen en therapeuten niet te doorgronden zal zijn, en ik zou zeggen voor de meeste juristen ook niet meer. Denk bijvoorbeeld aan de kindertherapeut die wil weten of ze met een noodzakelijke behandeling van een kind mag instemmen als de vader er niet mee instemt. Je kunt je ook afvragen of de marechaussee hiermee uit de voeten kan. Hier moet echt een oplossing voor worden gevonden. Graag vernemen wij van de minister of hij dit probleem onderkent en hoe hij ervoor gaat zorgen dat raadpleging van het gezagsregister daadwerkelijk snel duidelijkheid geeft over de vraag wie het gezag over een kind heeft. Ik zeg er nu alvast bij dat dit ook in een latere brief mag, maar dan wel graag binnen een gegeven termijn.

Handelingen I 2021-2022, nr. 21, item 11 - blz. 21

Minister Weerwind:

Meneer de voorzitter. Met de heer Recourt onderken en onderschrijf ik het belang van het goed kunnen afleiden van de gezagssituatie. Ik ben dan ook gestart met een project verbeteren ontsluiten gezagsinformatie. Daarin wordt verkend hoe het afleiden van het gezag kan worden verbeterd. We hebben op dit moment ook een paar pilots lopen. Als uw Kamer een positief besluit neemt over dit wetsvoorstel, zijn we voornemens die uit te gaan voeren. En anders ga ik dat bij zorg en veiligheid meten. Dan ga ik kijken hoe dat systeem van dat afleidingsstelsel in de praktijk werkt en of het functioneert. Dan ga ik niet vijf jaar wachten. Dan wil ik na een periode van zes maanden — want zolang wil ik de pilot laten lopen — weten of het werkt en of het functioneert, ja of nee, of dat er aanpassingen benodigd zijn. Dat is een kort tijdsbestek, maar ik verwacht dat ik dan genoeg praktijkinformatie heb opgedaan. Mijn verzoek is dus: geef mij de ruimte om die praktijktoets te kunnen verrichten.

De heer Recourt:

Goed om te horen dat dit al onder de aandacht is en dat die pilot gaat lopen. Kan de minister ons informeren over de afloop van de pilot, met name over zijn conclusie?

Minister Weerwind:

Uiteraard zal ik dat doen, met graagte.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Brief rechtsbijstand (34.605) (T03378)

De minister voor Rechtsbescherming zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Dittrich (D66), toe om voor het zomerreces een brief te sturen waarin wordt uitgelegd hoe het probleem omtrent de onevenwichtigheid in de positie van ouders bij rechtsbijstand wordt aangepakt vanuit de praktijk.


Kerngegevens

Nummer T03378
Status voldaan
Datum toezegging 15 maart 2022
Deadline 1 januari 2024
Verantwoordelijke(n) Minister voor Rechtsbescherming
Kamerleden mr. B.O. Dittrich (D66)
Commissie commissie voor Justitie en Veiligheid (J&V)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen gezag door erkenning
rechtsbijstand
Kamerstukken Initiatiefvoorstel-Van Ginneken en Van Wijngaarden over het van rechtswege ontstaan van gezamenlijk gezag door erkenning (34.605)


Uit de stukken

Handelingen I 2021-2022, nr. 21, item 11 - blz. 3

De heer Dittrich (D66):

Dan een hartenkreet van mijn fractie over de rechtsbijstand. In de afgelopen decennia, mag ik wel zeggen, hebben we gezien dat er steeds verder bezuinigd is op de sociale advocatuur. De vorige minister voor Rechtsbescherming had zelfs aangekondigd dat er bijvoorbeeld bij echtscheidingen en familiezaken niet méér, maar minder financiële ruimte voor de sociale advocatuur geboden zou worden. Mijn vraag aan de minister is: kan hij ons toezeggen dat er weer meer ruimte komt voor de sociale advocatuur in familierechtelijke zaken?

(…)

Handelingen I 2021-2022, nr. 21, item 11 - blz. 22

Minister Weerwind:

(…)

De laatste vraag is mij gesteld door senator Dittrich en ging over de onevenwichtigheid in de positie van ouders bij rechtsbijstand. U raakt een thematiek aan die veel breder ligt dan alleen dit onderwerp en de “equality of arms”-discussie, zou ik bijna stellen. De rechtspraak, de advocatuur en het ministerie waar ik actief mag zijn, zetten zich via het programma Scheiden zonder schade in voor het voorkomen van vechtscheidingen en onnodige procedures. Hoe doen we dat? Door vroegtijdige hulpverlening voordat ligt dan alleen dit onderwerp en de "equality of arms"-discussie, zou ik bijna stellen. De rechtspraak, de advocatuur en het ministerie waar ik actief mag zijn, zetten zich via het programma Scheiden zonder schade in voor het voorkomen van vechtscheidingen en onnodige procedures. Hoe doen we dat? Door vroegtijdige hulpverlening voordat conflicten uit de hand lopen. Natuurlijk komen rechtzoekenden alleen op grond van inkomens- en vermogenseisen in aanmerking voor gesubsidieerde rechtsbijstand. Dat is u bekend; de Wet op de rechtsbijstand speelt hier een rol in. Ik kan niet ontkennen dat er ongelijkheid kan ontstaan. Dat is een brede discussie die mijn aandacht heeft, om puur te kijken: hoe ga ik daarmee om? Daar heb ik nu niet een volmondig antwoord op.

De heer Dittrich (D66):

Ik dank de minister voor zijn antwoord. Mijn enige vraag is dan: wat is het perspectief? Kunnen de Eerste en Tweede Kamer een brief of een appreciatie van de minister verwachten van hoe we dit probleem vanuit de praktijk gaan oplossen?

Minister Weerwind:

Ik heb het probleem al breder getrokken. Het is voor mij een punt van aandacht. Hoe ik hiermee om moet gaan, is voor mij ook een zorg. Ik zou graag de Eerste Kamer, en natuurlijk ook de Tweede Kamer, hierin meenemen. Dus u kunt op termijn zeker een brief van mij verwachten over waar mijn gedachten naar uitgaan, om juist de toegang tot het recht voor iedereen breder te laten zijn.

De heer Dittrich (D66):

Dat is een heel mooi antwoord van de minister. Heeft u enige tijdsindicatie? Het hangt natuurlijk niet op een maand. Kunnen we dat voor de zomer of dit kalenderjaar verwachten?

Minister Weerwind:

Meneer Dittrich geeft mij heel veel ruimte, maar ik ga mijn uiterste best doen om voor het zomerreces een indicatie te geven van hoe ik hiernaar kijk.

De heer Dittrich (D66):

Dank u wel.

(…)


Brondocumenten


Historie