Rappelabele toezeggingen Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur (Rappel toezeggingen september 2025)



Dit is het rappel tot 02-07-25.

 




Toezegging Bij monitoring aandacht besteden aan het onderwerp ‘natuur’ (34.985) (T02999)

De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van de leden Kluit (GroenLinks), Rietkerk (CDA), Huizinga-Heringa (ChristenUnie), toe dat bij de monitoring van de Omgevingswet het onderwerp ‘natuur’ betrokken zal worden.


Kerngegevens

Nummer T02999
Status openstaand
Datum toezegging 30 juni 2020
Deadline 1 juli 2025
Voormalige Verantwoordelijke(n) Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening
Minister voor Natuur en Stikstof
Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Huidige Verantwoordelijke(n) Minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur
Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening
Kamerleden J.C. Huizinga-Heringa (ChristenUnie)
drs. S.M. Kluit (GroenLinks-PvdA)
drs. Th.W. Rietkerk (CDA)
Commissie commissie voor Infrastructuur en Waterstaat / Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (I&W/VRO)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie evaluatie
Onderwerpen Aanvullingswet natuur Omgevingswet
monitoring
natuur
Omgevingswet
Kamerstukken Aanvullingswet natuur Omgevingswet (34.985)


Uit de stukken

Handelingen I 2019-2020, nr. 34, item 4, blz. 3

Mevrouw Kluit (GroenLinks):

(…)

Tot slot komen we bij de evaluatie van de wet. Ik ben blij dat beide ministers er zijn. Hier lijkt wat verwarring te zijn ontstaan. De huidige Wet natuurbescherming is eigenlijk nog maar net op stoom wanneer deze vervangen wordt door de Aanvullingswet natuur. De minister geeft in de beantwoording van de vragen aan dat de regering pas vijf jaar na de start van de Omgevingswet de Wet natuurbescherming en de Aanvullingswet natuur zal evalueren. Dat zou in de praktijk neerkomen op het jaar 2027. Dat is meer dan tien jaar na de invoering van de Wet natuurbescherming. Dat lijkt ons niet de bedoeling. Het is een heel gevoelig dossier. We moeten hier echt bovenop zitten om te voorkomen dat wij over één, twee of drie jaar een derde stikstofcrisis om de oren krijgen. Wij vragen de minister of zij bereid is om in 2020/2021 een analyse te doen van de leerpunten die uit de Wet natuurbescherming naar voren komen.

Handelingen I 2019-2020, nr. 34, item 12, blz. 9-19

De heer Rietkerk (CDA):

Dan monitoring en toezicht, voorzitter. Ik ben bij mijn op een na laatste blokje. Het monitoren van Natura 2000 — andere fracties hebben daar al eerder over gevraagd — vraagt ook aandacht als het gaat om de kwaliteiten van Natura 2000-gebieden. Op welke wijze heeft de monitoring tot nu toe plaatsgevonden? Op welke wijze worden de kwalitatieve ontwikkelingen en de investeringskosten maatschappelijk afgewogen? En betrekt de minister de uitkomsten ook bij het strategisch lokaliseren? En het monitoren is een rijksverantwoordelijkheid als het gaat om Natura 2000. Dan zijn de provincies verantwoordelijk voor het nationaal natuurnetwerk. Hoe monitoren de provincies aansluitend op de monitoring van het Rijk, zodat wij een integraal overzicht hebben van het nationaal natuurnetwerk? En dan hebben we ook nog het Netwerk Ecologische Monitoring. Wie houdt daar toezicht op? Dan gaat het over het terreinbeheer en de organisaties, zoals Staatsbosbeheer en Natuurmonumenten. Hoe is dat de laatste vijf jaar gegaan? En hoe houdt de minister van LNV beide Kamers hiervan op de hoogte?

(…)

Mevrouw Huizinga-Heringa (ChristenUnie):

(…)

In de beantwoording lees ik dat de Omgevingswet binnen vijf jaar zal worden geëvalueerd. Dat is een gebruikelijke termijn, maar ook wel een behoorlijk lange tijd. Mevrouw Kluit wees er ook al op: als we de termijn van de WMB daarbij optellen, dan spreken we over een hele lange tijd. Wil de minister ingaan op de vraag hoe zij de monitoring en evaluatie van deze wet voor zich ziet? Zal de evaluatie door een onafhankelijke commissie plaatsvinden?

(…)

Mijn fractie kan beide gedachtegangen volgen. Op dit punt geven wij het wetsvoorstel het voordeel van de twijfel, maar wij dringen erop aan dat bij de monitoring en bij de evaluatie, waar ik al eerder naar verwees, expliciet naar dit punt gekeken wordt. Wordt het natuurbelang voldoende meegenomen? Wordt de natuur voldoende beschermd?

(…)

Minister Ollongren:

(…)

Dat in het algemeen. Ik wilde daar nog wat specifieks aan toevoegen, maar ik zie de heer Rietkerk naar de interruptiemicrofoon lopen. O, hij wacht mijn toevoeging af. We spreken hier over de Aanvullingswet natuur, dus we hebben al in beeld over welke onderwerpen die monitoring zou moeten gaan. Dat zijn tal van onderwerpen. Het kan gaan over het participatieproces, de rechtsbescherming en het DSO. Maar we hebben goed geluisterd vandaag en het lijkt ons heel goed dat die monitoring ook specifiek ziet op natuur en dat de evaluatiecommissie daar aan de voorkant aandacht voor vraagt.

(…)

Minister Ollongren:

(…)

Ik zei net al dat dat we bij de monitoring ook zorgvuldig zullen kijken naar het onderwerp natuur. Dat betekent dat als er tussentijds aanleiding is, we dat zullen aanpakken.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Eén jaar na inwerkingtreding provincies vragen naar ervaringen omzetting stelsel en daarbij aandacht besteden aan de omzetting van de natuurvisie in de omgevingsvisie (34.985) (T03002)

De minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van de leden Kluit (GroenLinks), Rietkerk (CDA) en Huizinga-Heringa (ChristenUnie), toe één jaar na inwerkingtreding van de Omgevingswet met de provincies de ervaringen die zij hebben met de omzetting van het stelsel wat betreft natuur, te bespreken. Het expliciete punt van de omzetting van de natuurvisie in de omgevingsvisie wordt daarin meegenomen, ook met betrekking tot de vormvereisten.


Kerngegevens

Nummer T03002
Status openstaand
Datum toezegging 30 juni 2020
Deadline 1 juli 2026
Voormalige Verantwoordelijke(n) Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening
Minister voor Natuur en Stikstof
Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Huidige Verantwoordelijke(n) Minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur
Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening
Kamerleden J.C. Huizinga-Heringa (ChristenUnie)
drs. S.M. Kluit (GroenLinks-PvdA)
drs. Th.W. Rietkerk (CDA)
Commissie commissie voor Infrastructuur en Waterstaat / Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (I&W/VRO)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie evaluatie
Onderwerpen Aanvullingswet natuur Omgevingswet
natuur
natuurvisie
omgevingsvisie
Omgevingswet
Kamerstukken Aanvullingswet natuur Omgevingswet (34.985)


Uit de stukken

Handelingen I 2019-2020, nr. 34, item 4, blz. 2

Mevrouw Kluit (GroenLinks):

(…)

Dan de uitvoerbaarheid. Wij maken ons zorgen over een dreigende inhoudelijke verwatering van het thema natuur in de omgevingsvisies. Ik noem allereerst de vormvereisten voor de natuurvisie die zijn vervangen door zelfbindende en vormvrije regels voor omgevingsvisies. In het rapport Decentraal natuurbeleid onder de Wet natuurbescherming blijkt bij meerdere provincies sprake van een sterke verwatering van het natuurthema wanneer de natuurvisie daadwerkelijk wordt omgezet in een omgevingsvisie. Wij horen graag een reactie van de minister op dit rapport. Hoe wil de minister hierop reageren richting de praktijk?

Koppelt men deze informatie aan eerdere informatie van bijvoorbeeld de commissie voor de m.e.r. over de gebrekkige toepassing van de MER bij het ontwikkelen van omgevingsvisies of leest men het rapport van Arcadis over de ontbrekende informatie over natuur- en milieukwaliteiten in de MER's die worden voorgelegd aan de commissie voor de m.e.r., dan ontstaat een beetje het beeld dat belangrijke sturende informatie op decentraal niveau letterlijk buiten beeld aan het raken is. In de wet Natuurbescherming is dit nu goed en gedetailleerd geregeld. Onze vraag aan de minister is dan ook: is zij bereid, gezien al deze signalen, om alsnog inhoudsvereisten voor natuurvisie om te zetten naar de aanvullingswet natuur? Graag een antwoord op deze vraag.

Handelingen I 2019-2020, nr. 34, item 12, blz. 9-44

De heer Rietkerk (CDA):

Dan monitoring en toezicht, voorzitter. Ik ben bij mijn op een na laatste blokje. Het monitoren van Natura 2000 — andere fracties hebben daar al eerder over gevraagd — vraagt ook aandacht als het gaat om de kwaliteiten van Natura 2000-gebieden. Op welke wijze heeft de monitoring tot nu toe plaatsgevonden? Op welke wijze worden de kwalitatieve ontwikkelingen en de investeringskosten maatschappelijk afgewogen? En betrekt de minister de uitkomsten ook bij het strategisch lokaliseren? En het monitoren is een rijksverantwoordelijkheid als het gaat om Natura 2000. Dan zijn de provincies verantwoordelijk voor het nationaal natuurnetwerk. Hoe monitoren de provincies aansluitend op de monitoring van het Rijk, zodat wij een integraal overzicht hebben van het nationaal natuurnetwerk? En dan hebben we ook nog het Netwerk Ecologische Monitoring. Wie houdt daar toezicht op? Dan gaat het over het terreinbeheer en de organisaties, zoals Staatsbosbeheer en Natuurmonumenten. Hoe is dat de laatste vijf jaar gegaan? En hoe houdt de minister van LNV beide Kamers hiervan op de hoogte?

(…)

Mevrouw Huizinga-Heringa (ChristenUnie):

(…)

Voorzitter. De regels die betrekking hebben op de bescherming van de natuur, komen op diverse plaatsen in de Omgevingswet terecht. Dat heeft tot gevolg dat de verschillende afspraken en regels met betrekking tot de natuurbescherming, niet duidelijk en in samenhang met elkaar in de wet bekeken kunnen worden. Je zou kunnen concluderen dat door deze versnippering het belang van natuurbescherming niet meer helder in de wet verankerd is en dat, bij de afweging van belangen, het natuurbelang over het hoofd gezien kan worden. Een andere zienswijze is dat, doordat op meerdere plaatsen in de wet het belang van natuurbescherming naar voren komt, de natuur juist beter in de wet geïntegreerd is en een duidelijker rol zal spelen in de integrale afweging. Dezelfde twee zienswijzen zijn ook mogelijk bij de natuurvisie die opgaat in de omgevingsvisie. Is dat een versterking of een verzwakking van het aandeel van de natuur?

Mijn fractie kan beide gedachtegangen volgen. Op dit punt geven wij het wetsvoorstel het voordeel van de twijfel, maar wij dringen erop aan dat bij de monitoring en bij de evaluatie, waar ik al eerder naar verwees, expliciet naar dit punt gekeken wordt. Wordt het natuurbelang voldoende meegenomen? Wordt de natuur voldoende beschermd?

(…)

Minister Schouten:

(…)

Mevrouw Kluit vraagt naar de natuurvisie in relatie tot de omgevingsvisie. Zij is bang dat het omzetten van de natuurvisie in de omgevingsvisie tot een soort verwatering van de positie van de natuur leidt; zo heb ik haar woorden maar geïnterpreteerd. De natuurvisie wordt onderdeel van de omgevingsvisie. Daarmee borg je het integrale onderdeel in het stelsel voor de leefomgeving. De Omgevingswet regelt expliciet de doorwerking van de algemene milieubeginselen in de natuurvisie, zoals het voorzorgsbeginsel, het beginsel van preventief handelen, het beginsel dat milieuaantastingen bij voorrang aan de bron moeten worden bestreden en het beginsel dat de vervuiler betaalt. Dit zijn heel belangrijke beginselen om de kwaliteit en instandhouding van de natuur te borgen. Het is belangrijk dat dit goed gebeurt, omdat wij met elkaar de staat van instandhouding moeten verbeteren waar deze nog niet op orde is.

Ik proef bij mevrouw Kluit dat zij daar niet helemaal zeker van is. Ik kan een toezegging doen. Net noemde collega Ollongren ook al het punt over de monitoring in opmaat naar de evaluatie. Zij gaf aan dat zij de onafhankelijke evaluatiecommissie expliciet zal vragen om op het onderdeel natuur na te denken over hoe zij de monitoring kan vormgeven in opmaat naar de evaluatie. Ik wil hier nog wat aan toevoegen. Wij monitoren al periodiek de staat van de natuur. Maar ik zal ook een jaar na inwerkingtreding van het wetsvoorstel een rondje langs de provincies maken om te horen wat hun ervaringen zijn met de omzetting van het stelsel. Dan kunnen de provincies zelf aangeven wat werkt en wat niet werkt. Misschien zien ze nu zelf al zaken waar het in de praktijk niet helemaal goed loopt. Ik zal ze dan ook expliciet vragen om te reflecteren op het omzetten van de natuurvisie in de omgevingsvisie. Dan kan ik de Kamer rapporteren of de natuur in de provincies de plek in de omgevingsvisie krijgt die die hoort te krijgen. Dat hebben we ook expliciet benoemd. Deze vraag kwam van diverse leden. Mevrouw Kluit had er een vraag over. De heer Rietkerk stelde een expliciete vraag over de monitoring en de borging. Ik zeg toe dat ikzelf, of mijn opvolger, dat rondje langs de velden zal maken om de ervaringen op te halen, los van alle monitoring met betrekking tot de staat van de natuur, die de Kamer toch al krijgt. Het expliciete punt van de omzetting van de natuurvisie in de omgevingsvisie neem ik daarin mee.

(…)

Mevrouw Kluit (GroenLinks):

(…)

Ik wil de minister graag om de bevestiging vragen dat er ook expliciete aandacht kan zijn voor de vormvereiste: hoe werkt dat door? Dan kunnen we dat later ook koppelen, bijvoorbeeld aan wat er gebeurt in de natuurwaarden in die gebieden. Zijn er provincies die dat wat globaler doen? Wellicht is er ook wat te zien in wat daar wordt gerealiseerd aan natuurkwaliteit. Ik vraag dit specifiek omdat deze minister dit ongetwijfeld heel goed gaat doen, maar er komen verkiezingen aan. Het is dus goed om dat even vast te leggen.

(…)

Minister Schouten:

(…)

Ik heb een aantal specifieke vragen gekregen. Mevrouw Kluit vraagt of ik ook naar de vormvereisten kan kijken op het punt waar de natuurvisie in de omgevingsvisie wordt omgezet. Ik zal daar aandacht aan besteden. Er moet natuurlijk ook een zekere duidelijkheid zijn over hoe je de resultaten die in de rapportages staan precies toepast. Ik zal kijken hoe dit in de praktijk werkt. We hebben overigens ook BIJ12. Dit bureau van de provincies kan ook hier een faciliterende rol in vervullen. Maar ik zeg toe dat ik aandacht zal besteden aan dit punt als wij het rondje langs de velden gaan maken.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Informeren over actief vergunningenbeheer (35.600) (T03109)

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Janssen (SP), toe de Kamer voor het einde van dit jaar te informeren over stand van zaken ten aanzien van actief vergunningenbeheer.


Kerngegevens

Nummer T03109
Status deels voldaan
Datum toezegging 2 maart 2021
Deadline 1 januari 2025
Voormalige Verantwoordelijke(n) Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
Minister voor Natuur en Stikstof
Huidige Verantwoordelijke(n) Minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur
Kamerleden mr. R.A. Janssen (SP)
Commissie commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen programmatische aanpak stikstof
stikstofproblematiek
Kamerstukken Stikstofreductie en natuurverbetering (35.600)


Uit de stukken

Handelingen I , 2020-2021, nr. 27, item 3, blz. 7-8.

De heer Janssen (SP):

(…)

Voorzitter. Ik maak me ook grote zorgen over de uitvoeringscapaciteit, de kwaliteit van uitvoering en de uniformiteit daarvan bij de overheden in z'n algemeenheid, terwijl dit toch ook cruciaal is voor het slagen van het stikstofbeleid. Veel overheden zijn gericht op beleid, maar niet meer op uitvoering. Ik wijs daarbij bijvoorbeeld op het beheren van vergunningen. Te vaak zien we dat, als een vergunning eenmaal door het bevoegd gezag is verleend, er daarna niks meer mee gebeurt, en dat is een gemiste kans. Want een actief vergunningenbeheer kan bijdragen aan een oplossing van de stikstofproblematiek. Kan de minister ons aangeven, in hoeverre zij zicht heeft, in hoeverre bevoegde gezagen, dus Rijk, gemeenten, provincies en waterschappen, inzicht hebben in het actueel zijn van hun vergunningen? Want mijn indruk is dat daar nog veel te verbeteren valt. Ik vraag ook aandacht voor de kwaliteit en de capaciteit van de omgevingsdiensten, maar ook van de NVWA. Als er bij omgevingsdiensten en NVWA meer mensen nodig zijn om toezicht en handhaving adequaat te kunnen invullen, dan moeten er meer mensen komen. Risicogestuurd toezicht mag niet belemmerd worden door capaciteitsgebrek bij de toezichthouder. Deelt de minister deze mening? Wat gaat zij doen om te zorgen dat de vergunningen bij de bevoegde gezagen ook daadwerkelijk actueel zijn, zodat we weten waar we het over hebben en dat met gebruik van bevoegdheden via actief vergunningenbeheer invloed uitgeoefend wordt waar dat kan?

Handelingen I , 2020-2021, nr. 27, item 10, blz. 43.

Minister Schouten:

(…)

De heer Janssen had het ook over het actief vergunningenbeheer. Hij maakte daar een punt van en dat snap ik ook heel goed. Hebben we nou echt wel zicht op alle vergunningen die zijn uitgegeven? Nu hebben we de Wet natuurbescherming. De vergunningen die daarin zijn afgegeven, zijn natuurlijk ook vastgelegd. Het is ook een taak voor degene die de vergunning afgeeft om dat bij te houden. Ik ben het overigens ook met de heer Janssen eens dat capaciteitsgebrek daar geen argument voor kan zijn. Ik ben nu met de bevoegde gezagen diverse opties aan het bekijken voor de aanpassing van het systeem van toestemmingverlening. Daarbij kijk ik ook naar de bestaande vergunningen, want we moeten toch meer zicht krijgen op wat daar allemaal precies speelt. Ik verwacht de Tweede Kamer later dit jaar meer te kunnen vertellen over hoever we daar dan mee zijn en hoe die verkenning precies verloopt. Dit is een punt dat de heer Janssen terecht aanstipt. We zijn er al mee bezig, maar ik hoop hier later in dit jaar meer informatie over te kunnen geven.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Voorleggen van ontwerp-AmvB inzake renovatielease aan de Kamer (35.949) (T03393)

De minister van LNV zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen van de leden Kluit (GroenLinks) en Pijlman (D66), toe het ontwerp van de algemene maatregel van bestuur inzake renovatielease aan de Eerste Kamer voor te leggen.


Kerngegevens

Nummer T03393
Status afgevoerd
Datum toezegging 22 februari 2022
Deadline 1 januari 2025
Voormalige Verantwoordelijke(n) Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
Huidige Verantwoordelijke(n) Minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur
Kamerleden drs. S.M. Kluit (GroenLinks-PvdA)
Drs. H.J. Pijlman (D66)
Commissie commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen fosfaatrechten
renovatielease
Kamerstukken Wijzigingen fosfaatrechtenstelsel (35.949)


Uit de stukken

Handelingen I, 2021-2022, nr. 19, item 3, blz. 3.

Mevrouw Kluit (GroenLinks):

(…)

Tot slot onze vraag waarom er gekozen is voor de vorm van een AMvB. Waarom is deze optie niet goed en gedetailleerd uitgewerkt in het wetsvoorstel? Waarom is er niet voor gekozen om met een aanvullend wetsvoorstel te komen en iets meer tijd te nemen voor de uitwerking? Graag een antwoord.

Handelingen I, 2021-2022, nr. 19, item 3, blz. 10.

De heer Pijlman (D66):

(…)

Het derde voorstel, de renovatielease, kan het nieuwe kabinet helpen zijn ambities zoals geformuleerd in het regeerakkoord, te verwezenlijken. Immers, verplaatsen van boerderijen zal de komende jaren een instrument zijn om natuurbehoud te realiseren, naast een forse vermindering van de veestapel. Om te bepalen of de uitwerking uitvoerbaar is, is een AMvB nodig. Daarin moet ook de handhaafbaarheid worden geregeld. Kan de minister toezeggen dat de AMvB ook aan deze Kamer wordt voorgelegd?

Handelingen I, 2021-2022, nr. 19, item 20, blz. 8-9.

Minister Staghouwer:

Er was een vraag van GroenLinks en de Partij van de Arbeid. Waarom is er nog geen algemene maatregel van bestuur en wanneer komt die? De inhoud van de maatregel waarmee de renovatielease mogelijk kan worden gemaakt, is nog niet bekend, omdat het proces nog niet is gestart. Ik beoog wel op korte termijn daarmee te starten.

Waarom is gekozen voor de vorm van een AMvB en niet voor een aanvullend wetsvoorstel? Dat is om op korte termijn tegemoet te kunnen komen aan de wens voor renovatielease en omdat er voorzien is in een geclausuleerde delegatiegrondslag in het wetsvoorstel die de mogelijkheid biedt de optie bij de AMvB uit te werken. Het instrument van de AMvB sluit daarnaast beter aan bij het naar verwachting gedetailleerde karakter van de uitwerking van deze maatregel.

(…)

Uitstellen van de inwerkingstreding. Met het onderdeel van de renovatielease wordt een wettelijke basis gelegd voor het kunnen opstellen van een algemene maatregel van bestuur. Met de inwerkingtreding van dit onderdeel zou alleen de grondslag voor die AMvB in werking treden en niet de maatregel zelf. De inwerkingtreding van deze grondslag kan worden uitgesteld totdat de AMvB gereed is. En ik zei u: de inhoud is nog niet bekend, omdat het proces nog moet worden opgestart. Kan de minister toezeggen dat het aan de Eerste Kamer wordt voorgelegd? Ja, dat kan ik uw Kamer toezeggen. Een opmerking hierbij is wel dat er niet in een voorhangprocedure is voorzien. Ik zal de reguliere procedure volgen en kijken wat het geschikte moment is om u het ontwerpbesluit voor te leggen.

Handelingen I, 2021-2022, nr. 19, item 20, - blz. 12.

Mevrouw Kluit (GroenLinks):

(…)

Dan de renovatielease. Ik begreep niet helemaal hoe dat nu met de AMvB gaat lopen. Het wordt geen formele voorhang, maar we worden wel geïnformeerd. Welke zeggenschap hebben wij dan als Eerste Kamer? Het is belangrijk dat wij, wanneer wij stemmen over een wet, weten waarover wij nou precies stemmen en wat de gevolgen daarvan zijn. In dit geval is dat niet zo. Dit is juist een onderdeel waar we relatief enthousiast over kunnen zijn, dus we zouden ons daar graag over willen buigen.

Handelingen I, 2021-2022, nr. 19, item 20, - blz. 14.

De heer Pijlman (D66):

(…)

Dank voor de toezegging dat de AMvB op enige wijze zal worden voorgelegd aan deze Kamer.

Handelingen I, 2021-2022, nr. 19, item 20, - blz. 16.

Minister Staghouwer:

(…)

Dan naar GroenLinks: de vraag over de zeggenschap van de Eerste Kamer over de AMvB over de renovatielease. Het wetsvoorstel kent voor deze AMvB geen voorhangprocedure. Wat ik heb toegezegd, is dat het ontwerp van de AMvB aan deze Kamer wordt toegezonden. Dat kan ik doen op het moment dat het ontwerp in internetconsultatie gaat. In het kader van de internetconsultatie kan eenieder op het ontwerp reageren. De reacties worden bij de verdere voorbereiding van de AMvB betrokken. Het staat uw Kamer vrij om deze brief te agenderen. Er is dus alle ruimte voor schriftelijke of mondelinge inbreng. Daar gaat u zelf over.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Stoppen met het gebruik van glyfosaat (36.410 XIV) (T03841)

De minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen van het lid Kluit (GroenLinks-PvdA) en van het lid Van Aelst-den Uijl (SP), toe dat wanneer wetenschappelijk wordt aangetoond dat er een causaal verband bestaat tussen glyfosaat en neurodegeneratie, direct wordt gestopt met het gebruik van glyfosaat.


Kerngegevens

Nummer T03841
Status deels voldaan
Datum toezegging 12 maart 2024
Deadline 1 januari 2025
Voormalige Verantwoordelijke(n) Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
Huidige Verantwoordelijke(n) Minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur
Kamerleden R. van Aelst-den Uijl MA (SP)
drs. S.M. Kluit (GroenLinks-PvdA)
Commissie commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen glyfosaat
Kamerstukken Begrotingsstaten Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en Diergezondheidsfonds 2024 (36.410 XIV)


Uit de stukken

Handelingen I 2023-2024,  nr. 23, item 8

Mevrouw Van Aelst-den Uijl (SP):

“We vragen de minister om in te zetten op biologische bestrijding in plaats van landbouwgif te gebruiken en daarmee dus het gebruik van andere landbouwgiffen tegen te gaan.”

Minister Adema:

“Dan nog even over het stoppen met glyfosaat. Natuurlijk moeten wij meer naar biologische bestrijdingsmiddelen gaan. Onze inzet is om glyfosaat echt te beperken. Ik heb daar in de eerste termijn ook een aantal voorbeelden van genoemd. Ook de wetenschappers zelf — ik noemde al de heer Bas Bloem — geven aan dat echt meer onderzoek moet worden gedaan naar neurodegeneratie, voordat we zeker weten of en hoe glyfosaat uitwerkt op neurodegeneratie. Daarom doen we juist onderzoek en voegen we het toe aan het toetsingskader.“

Mevrouw Kluit (GroenLinks-PvdA):

“Het voorzorgprincipe is natuurlijk juist voor deze situatie uitgevonden. Waarom heeft de minister niet gekozen voor het voorzorgprincipe? Het voorzorgprincipe is juist van toepassing op plekken waarvan je weet dat er iets aan de hand zou kunnen zijn. We weten het dan nog niet zeker, maar het zou ernstig kunnen zijn. Je handelt dan niet — je laat het dus niet opnieuw toe — tot je zeker weet dat het goed gaat.”

Minister Adema:

“We doen nu onderzoek op dit specifieke terrein naar de relatie tussen glyfosaat en parkinson. Dat is ook met de wetenschap afgesproken. Op het moment dat wetenschappelijk wordt aangetoond dat er een causaal verband is tussen glyfosaat en neurodegeneratie, bijvoorbeeld parkinson in dit geval, dan wordt ook direct gestopt met het gebruik van glyfosaat, heb ik gezegd.”

“Nogmaals, als ik kijk naar de casussen die zijn aangedragen, dan is het causaal verband niet aangetoond. Er moet echt nog vervolgonderzoek zijn. En nogmaals, op het moment dat uit het vervolgonderzoek blijkt dat dat causaal verband er wel is, dan wordt er onmiddellijk gestopt met het gebruik van glyfosaat, direct, in Nederland en in Europa.”


Brondocumenten


Historie







Toezegging Nadere invulling art. 1.6 Besluit houders van dieren (36.410 XIV) (T03843)

De minister voor Natuur en Stikstof zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Visseren-Hamakers (PvdD), toe voor de zomer dit jaar met de Kamer te delen op welke wijze wordt beoogd nadere invulling te geven aan de open norm voor het houden van dieren (artikel 1.6 van het Besluit houders van dieren), meer in het bijzonder over de bescherming van vee dat buiten worden gehouden.


Kerngegevens

Nummer T03843
Status voldaan
Datum toezegging 12 maart 2024
Deadline 1 januari 2025
Voormalige Verantwoordelijke(n) Minister voor Natuur en Stikstof
Huidige Verantwoordelijke(n) Minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur
Kamerleden prof. dr. I.J. Visseren-Hamakers (Fractie-Visseren-Hamakers)
Commissie commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen bescherming
besluit houders van dieren
dieren
normering
Kamerstukken Begrotingsstaten Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en Diergezondheidsfonds 2024 (36.410 XIV)


Uit de stukken

Handelingen I 2023-2024, nr. 23, item 3

Mevrouw Visseren-Hamakers (PvdD):

Is de minister bereid om op korte termijn en uiterlijk voor deze zomer met regels te komen voor de bescherming van schapen en andere dieren die buiten worden gehouden, ter uitwerking van artikel 1.6 van het Besluit houders van dieren, en om tot handhaving over te gaan?

Handelingen I 2023-2024, nr. 23, item 8

Minister Van der Wal:

“Zoals u weet, is de norm van artikel 1.6. van het Besluit houders van dieren een open norm. Hierdoor is het voor zowel de houder als de toezichthouder simpelweg onduidelijk welke bescherming als afdoende kan worden beschouwd. Daarom wordt hard gewerkt aan de invulling van die norm. (…) Ik doe er alles aan om voor de zomer die helderheid over de invulling van de norm te hebben. Dus ik durf wel toe te zeggen dat ik die invulling van de norm voor de zomer kan delen. Maar afhankelijk van de juridische inbedding die we kiezen, weet ik niet of die gerealiseerd is voor de zomer. Die kan natuurlijk een iets langere doorlooptijd hebben, maar dan heeft u wel de helderheid over de juridische inbedding voor de zomer.”


Brondocumenten


Historie







Toezegging Afschrift uitvoering moties Vestering en De Groot en Grinwis (36.618) (T03945)

De minister van Landbouw, Visserij, Voedselkwaliteit en Natuur zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Visseren-Hamakers (PvdD), toe dat een afschrift naar de Eerste Kamer zal worden gestuurd, wanneer de Tweede Kamer geïnformeerd wordt over de uitvoering van de moties Vestering en De Groot en Grinwis.


Kerngegevens

Nummer T03945
Status voldaan
Datum toezegging 12 november 2024
Deadline 1 juli 2025
Verantwoordelijke(n) Minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur
Kamerleden prof. dr. I.J. Visseren-Hamakers (Fractie-Visseren-Hamakers)
Commissie commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen Kalfsector
langeafstandstransport
mestproductie
Kamerstukken Wet wijziging Meststoffenwet in verband met de maximale mestproductie (36.618)


Uit de stukken

Handelingen I 2024-2025, nr. 7, item 5 - blz. 4

Mevrouw Visseren-Hamakers (PvdD):

(…)

“Voorzitter. De antwoorden in het schriftelijk overleg laten zien dat de sector van geïmporteerde vleeskalveren — weer zo'n woord, maar ik gebruik het maar even voor de helderheid van het debat — een groot deel van de fosfaat- en stikstofuitscheiding voor zijn rekening neemt. Is de minister bereid om deze import aan banden te leggen, in lijn met twee door de Tweede Kamer aangenomen moties? Ik vraag dit vooral ook omdat het kabinet zich in het regeerprogramma kritisch uitspreekt over het vervoer van dieren over langere afstanden. De minister kan dus door het aanpakken van de import van vleeskalveren zowel iets doen aan de implementatie van de Meststoffenwet als aan haar ambitie om langeafstandstransporten tegen te gaan. Graag een reactie van de minister.”

Handelingen I 2024-2025, nr. 7, item 7 - blz. 16

Minister Wiersma:

(…)

“Mevrouw Visseren van de Partij voor de Dieren had een vraag over de import van vleeskalveren. Ik begrijp uw zorg over de import van kalveren. Het is zo dat de huidige Transportverordening de langeafstandstransporten expliciet wel toestaat. We hebben in zowel het hoofdlijnenakkoord als het regeerprogramma afgesproken dat we bezien hoe we ervoor kunnen zorgen dat die langeafstandstransporten beëindigd kunnen worden. Dat is ook de inzet die wij plegen als het gaat om de herziening van de Transportverordening, die op dit moment gaande is in de Europese Unie. Uiteindelijk is het zo dat de huidige Transportverordening dit soort transporten toestaat. Daarnaast zijn we gehouden aan de Europese regels rondom vrij verkeer van goederen. De enige manier om dit echt goed te regelen is dus in Europees verband. Daar zal ik me voor inzetten bij de onderhandelingen over de herziening van de Transportverordening.”

Handelingen I 2024-2025, nr. 7, item 7 - blz. 18

Mevrouw Visseren-Hamakers (PvdD):

“Dank voor het antwoord op de vraag die ik stelde over de langeafstandstransporten. Het is fijn dat de minister zich in Europees verband inzet om die langeafstandstransporten aan te pakken. Mijn vraag daarbij is wat de inzet van de minister is. Welke wijzigingen beoogt de minister?

Maar ik stelde de vraag iets breder. Ik legde het verband met de rol van de kalversector in de uitstoot van fosfaat en stikstof. In de sector overig neemt die een groot aandeel van de fosfaat- en stikstofuitstoot voor zijn rekening. Er zijn in de Tweede Kamer twee moties aangenomen die het kabinet vragen om daar wat aan te doen. Die moties waren van het lid Vestering en de leden De Groot en Grinwis. Die zijn allebei aangenomen. Het betreft dus eigenlijk de relatie tussen het langeafstandstransport, het feit dat de kalversector veel uitstoot bewerkstelligt en dat er twee moties zijn aangenomen in de Tweede Kamer die het kabinet vragen daar wat aan te doen. Mijn vraag aan de minister is dus om op dat pakket aan vragen te reageren. Wat doet de minister aan de kalversector, gezien het feit dat kalveren vaak over lange afstanden worden geïmporteerd en het feit dat de Tweede Kamer daarover twee keer een uitspraak heeft gedaan?”

Minister Wiersma:

“Het is volgens mij helder dat de inzet op de Transportverordening erop gericht is om langeafstandstransporten te voorkomen. Dat moet in Europees verband, zoals ik zojuist ook aangaf. Dat is ook mijn inzet bij de herziening van de Transportverordening. Er is op dit moment geen beleid gericht op bepaalde sectoren in Nederland. Voor de categorie overig gelden nog geen sturingsmechanismes, maar we volgen de ontwikkeling in die categorie natuurlijk ook. De Tweede Kamer heeft gevraagd om te kijken of er een borging kan zijn wat betreft de bijdrage van die categorie aan de productie. We hebben bijvoorbeeld ook een Lbv voor kleine sectoren opengesteld, waar deze bedrijfstypes aan mee kunnen doen. Maar een bepaalde sector stopzetten, verbieden of begrenzen is op dit moment niet aan de orde. Dat is los van het feit dat het kabinet die langeafstandstransporten ook wil beëindigen.”

Mevrouw Visseren-Hamakers (PvdD):

“Dan ben ik heel benieuwd wat de minister concreet wil doen om die langeafstandstransporten te veranderen. Wat is dan het nieuwe maximumaantal kilometers dat de minister beoogt?

Ik zou de minister toch ook willen vragen om te reageren op die moties die in de Tweede Kamer zijn aangenomen. Misschien kan dat in de tweede termijn. De minister wordt namelijk echt gevraagd om wat te doen aan de kalversector. Er ligt dus gewoon een opdracht van de Tweede Kamer aan de minister. Ik ben benieuwd wat zij daarmee van plan is te doen.”

Minister Wiersma:

“Ik stel voor dat ik daarop terugkom in de tweede termijn. Ik ben hier met het wetsvoorstel onder de arm gekomen. Op de stand van zaken van die moties kom ik dus in de tweede termijn terug.”

Handelingen I 2024-2025, nr. 7, item 7 - blz. 30

Mevrouw Visseren-Hamakers (PvdD):

“Heel kort, ja. Ik heb geen antwoord gehoord op mijn vraag over de kalfjes, de moties in de Tweede Kamer en wat de minister op dat punt wil doen, ook gezien het feit dat de kalversector een groot aandeel in de vervuiling heeft en de minister het met de Partij voor de Dieren eens is dat langeafstandstransporten moeten worden aangepakt. Dus dit is een uitgelezen kans om via de kalversector aan al die problemen wat te doen.”

Minister Wiersma:

“Ik heb in grote lijnen zojuist ook de inzet op de Transportverordening gedeeld. Wat de moties betreft hebben we op dit moment geen specifiek beeld, maar daar zal ik de Kamer ergens dit jaar nog over informeren.”

Mevrouw Visseren-Hamakers (PvdD):

“Welke Kamer?”

Minister Wiersma:

“De motie waar u aan refereerde, was van de Tweede Kamer, dus dat is dan ook de Tweede Kamer.”

De voorzitter:

“Tot slot, mevrouw Visseren.”

Mevrouw Visseren-Hamakers (PvdD):

“Zou u dan een afschrift naar onze Kamer willen sturen als u de Kamer daarover informeert?”

Minister Wiersma:

“Dat zal ik doen, ja.”


Brondocumenten


Historie







Toezegging Bij het verleasen van rechten niet meer afromen dan strikt noodzakelijk is en dit meenemen in het weegmoment (36.618) (T03946)

De minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Jaspers (BBB), toe dat in het weegmoment wordt meegenomen dat bij het verleasen van rechten niet meer afgeroomd wordt dan strikt noodzakelijk is.


Kerngegevens

Nummer T03946
Status openstaand
Datum toezegging 12 november 2024
Deadline 1 juli 2025
Verantwoordelijke(n) Minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur
Kamerleden W.C.P.H. Jaspers (BBB)
Commissie commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen afromingsvrije lease
Leasen
stikstof
Kamerstukken Wet wijziging Meststoffenwet in verband met de maximale mestproductie (36.618)


Uit de stukken

Handelingen I 2024-2025, nr. 7, item 5 - blz. 11

De heer Jaspers:

(…)

“Kan de minister, ook naar aanleiding van de schriftelijke vragen die wij hebben gesteld, de toezegging doen dat er bij het verleasen van rechten niet meer wordt afgeroomd dan strikt noodzakelijk en dat dit bij het eerste weegmoment wordt meegenomen? De BBB-fractie overweegt een motie in te dienen als hierop geen toezegging komt.”

Handelingen I 2024-2025, nr. 7, item 7 - blz. 15

Minister Wiersma:

(…)

“De BBB vraagt of we in het weegmoment willen meenemen dat bij het verleasen van rechten niet meer afgeroomd wordt dan strikt noodzakelijk is. In dit wetsvoorstel is een inschatting gemaakt van wat het strikt noodzakelijke afromingspercentage is. Ik wil ook niet verder gaan dan strikt noodzakelijk om aan de afspraak te voldoen. Ik erken dat het ingrijpend is, maar ik erken ook dat het nakomen van afspraken met de Europese Commissie, waar we voor dit regeerprogramma nog heel wat handel mee te voeren hebben, bij wijze van spreken, ook van groot belang is. Wat strikt noodzakelijk is geldt dus voor alle vormen van overdracht, ook voor de lease. Ik zeg toe dat ik in de weegmechanismen zo goed mogelijk zal inschatten of die percentages nog passend zijn en dat bij het verleasen van rechten niet meer dan strikt noodzakelijk zal worden afgeroomd. Dat zal ik meenemen in de weegmomenten. Die toezegging heeft u dus.”


Brondocumenten


Historie







Toezegging Jonge boeren als categorie expliciet gemonitord bij weegmoment (36.618) (T03948)

De minister van Landbouw, Visserij, Voedselkwaliteit en Natuur zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Kluit (GroenLinks-PvdA), toe dat jonge boeren in het beleid als categorie expliciet zal worden gemonitord in het weegmoment.


Kerngegevens

Nummer T03948
Status openstaand
Datum toezegging 12 november 2024
Deadline 1 juli 2025
Verantwoordelijke(n) Minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur
Kamerleden drs. S.M. Kluit (GroenLinks-PvdA)
Commissie commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen Jonge boeren
mestproductie
Kamerstukken Wet wijziging Meststoffenwet in verband met de maximale mestproductie (36.618)


Uit de stukken

Handelingen I 2024-2025, nr. 7, item 7 – blz. 19

Mevrouw Kluit:

(…)

“De minister heeft gelukkig een grote liefde voor de jonge boeren, die wij ook voelen. Ze is met ze in gesprek. Dat is goed, maar wij zouden ook heel graag willen weten hoe de jonge boeren in het beleid passen, zeker op het moment dat er heel hard ingegrepen moet worden. Hoe kunnen duurzame boeren en jonge boeren daarin een beschermde positie krijgen? Ik wil de minister vragen om, als zij op een rijtje heeft wat er met de jonge boeren en de duurzame boeren gaat gebeuren, ons in het eerste kwartaal een brief te sturen over hoe de toekomst voor deze categorieën boeren er nu uitziet en hoe wij ze moeten beschermen op het moment dat het misgaat met de Nitraatrichtlijn of het achtste pakket of omdat wij niet voldoen aan de normen. Zoals ik bij bijna al mijn collega's hoorde, is deze Kamer zeer gemotiveerd om onze jonge boeren en onze duurzame boeren daar niet onder te laten lijden.”

Handelingen I 2024-2025, nr. 7, item 7 - blz. 26

Minister Wiersma:

(…)

“Er was nog een vraag van mevrouw Kluit. Die ging over de jonge boeren in het beleid, ook in het kader van dit voorstel. Ik zal deze categorie expliciet monitoren in het weegmoment. Een aparte brief daarover ga ik niet sturen, maar de impact op jonge boeren wordt in het bijzonder meegenomen, ook in het kader van het voorliggende wetsvoorstel. Dat zal inzichtelijk gemaakt worden in het weegmoment.”


Brondocumenten


Historie







Toezegging Brief over handhaving uitgewerkte norm ex art. 1.6 Besluit houders van dieren (36.600 XIV) (T03984)

De staatssecretaris van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur zegt naar aanleiding van een vraag van het lid Visseren-Hamakers (PvdD) toe, een brief aan de Kamer te sturen met betrekking tot de handhaving van de uitgewerkte norm ex art. 1.6 Besluit houders van dieren wanneer het tijdpad bekend is.


Kerngegevens

Nummer T03984
Status openstaand
Datum toezegging 18 februari 2025
Deadline 1 juli 2026
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur
Kamerleden prof. dr. I.J. Visseren-Hamakers (Fractie-Visseren-Hamakers)
Commissie commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen besluit houders van dieren
handhaving
veehouderijen
Kamerstukken Begrotingsstaten Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur en Diergezondheidsfonds 2025 (36.600 XIV)


Uit de stukken

Handelingen I 2024-2025, nr. 19, item 7 - blz. XXX

Mevrouw Visseren-Hamakers (PvdD):

“Er staat nog één vraag open als ik mijn wiskunde goed heb bijgehouden. Naar aanleiding van artikel 1.6 van het Besluit houders van dieren heb ik gevraagd wanneer de minister of de staatssecretaris — ik geloof dat de staatssecretaris deze vraag zou beantwoorden — verwacht dat kan worden gestart met de handhaving van de uitgewerkte norm.”

Staatssecretaris Rummenie:

“Als de norm is ingevuld natuurlijk.”

Mevrouw Visseren-Hamakers (PvdD):

“Ik kreeg een niet echt concreet antwoord op de vraag wat de stand van zaken is van de verdere uitwerking van de norm. Er is geen tijdpad bij genoemd. Er is alleen gezegd dat men druk bezig is. Dat stel ik op prijs. Wanneer denkt de minister — ik zal haar er niet op vastpinnen — dat ze de uitgewerkte norm kan gaan handhaven?”

Staatssecretaris Rummenie:

“Als we zover zijn, sturen we uiteraard een brief naar de Tweede Kamer.”

Mevrouw Visseren-Hamakers (PvdD):

“Is dat in een halfjaar? Is dat in drie maanden? Is dat volgende maand? Is dat over 5 jaar?”

De voorzitter:

“Ik hoor dat u daar in een brief op terugkomt?”

Staatssecretaris Rummenie:

“Ja, precies.”

De voorzitter:

“Dat is een toezegging voor een brief aan deze Kamer.

De beraadslaging wordt gesloten.”



Historie







Toezegging Het verbod op couperen van staarten in AMvB (36.600 XIV) (T03985)

De minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur zegt naar aanleiding van een vraag van het lid Visseren-Hamakers (PvdD) toe, van plan te zijn het verbod op het couperen van varkensstaartjes op te nemen in de AMvB.


Kerngegevens

Nummer T03985
Status openstaand
Datum toezegging 18 februari 2025
Deadline 1 juli 2026
Verantwoordelijke(n) Minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur
Kamerleden prof. dr. I.J. Visseren-Hamakers (Fractie-Visseren-Hamakers)
Commissie commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen couperen
varkenshouderijen
varkensrechten
Kamerstukken Begrotingsstaten Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur en Diergezondheidsfonds 2025 (36.600 XIV)


Uit de stukken

Handelingen I 2024-2025, nr. 19, item 7 - blz. XXX

Mevrouw Visseren-Hamakers (PvdD):

(…)

“Mijn concrete vraag aan de minister was: kan zij toezeggen dat het verbod op het couperen van varkensstaartjes en andere ingrepen bij dieren in de veehouderij wordt opgenomen in de AMvB?”

Handelingen I 2024-2025, nr. 19, item 7 - blz. XXX

Minister Wiersma:

“Mevrouw Visseren had een vraag over de open norm en het couperen van staarten. Ze vroeg of dat in de AMvB wordt opgenomen. Ja, dat ben ik van plan.”



Historie